De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 113, vierde lid, en 118, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 111, vierde lid,
en 113, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO;
Besluit:
Artikel 1. Vaststelling bedragen programma’s van eisen voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs
De bedragen van de programma’s van eisen voor de basisscholen en de speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel
113, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zijn voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij deze
regeling.
Artikel 2. Vaststelling bedragen programma’s van eisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs
De bedragen van de programma’s van eisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 111, vierde lid, van
de Wet op de expertisecentra zijn voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.
Artikel 3. Vaststelling van de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met
de inrichting van de zorgstructuur
De bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur,
bedoeld in artikel 118, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, is voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig
bijlage 3 bij deze regeling.
Artikel 4. Vaststelling bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
van rijdende scholen
Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, is voor het jaar 2011 vastgesteld
overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.
Artikel 6. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging
materiële instandhouding samenwerkingsverband voor het jaar 2011.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
A. Rouvoet.
BIJLAGE 1 BEDRAGEN PROGRAMMA’S VAN EISEN VOOR BASISSCHOLEN EN SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS VOOR HET JAAR 2011
Totale MI-vergoeding
De totale MI-vergoeding is een lumpsumvergoeding bestaande uit verschillende onderdelen en wordt uitgedrukt in de formule:
Y = Ya + Yb + Yc + Yd
waarbij
Y = rijksvergoeding per school per jaar
Ya = vergoeding groepsafhankelijke programma’s van eisen
Yb = vergoeding leerlingafhankelijke programma’s van eisen
Yc = vergoeding aanvullende programma’s van eisen
Yd = extra vergoedingen.
Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yd geldt een formule, waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag
per variabele indicator (leerling, groep of m2).
Hieronder volgt de uitwerking naar de verschillende programma’s van eisen.
A. Groepsafhankelijke programma’s van eisen
Ya = bedrag per school afhankelijk van het aantal te huisvesten groepen leerlingen als bedoeld in artikel 14, eerste en tweede
lid, van het Besluit bekostiging WPO
2 groepen | 3 groepen | 4 groepen | 5 groepen | 6 groepen |
---|
€ 18.073,00 | € 23.253,00 | € 29.945,00 | € 35.773,00 | € 39.658,00 |
voor elke groep meer: | | € 4.533,00 | | |
Bij meer dan 13 groepen wordt het bedrag eenmalig verhoogd met: | € 1.727,00 |
B. Leerlingafhankelijke programma’s van eisen
Vergoedingsformule:
Yb = vast bedrag per school + bedrag per leerling × het aantal leerlingen
| | |
Vergoedingsbedragen: | | |
Vast bedrag per school | = | € 12.801,09 |
Bedrag per leerling | = | € 290,80 |
C. Aanvullende programma’s van eisen
Nederlands Onderwijs aan AndersTaligen (NOAT)
Vergoedingsformule:
Yc = vast bedrag per school + bedrag per leerling × het aantal NOAT-leerlingen
| | |
Vergoedingsbedragen: | | |
Vast bedrag per school | = | € 106,06 |
Bedrag per leerling | = | € 18,99 |
D. Extra vergoedingen
1. Voor speciale scholen voor basisonderwijs wordt voor 2% van de leerlingen in het samenwerkingsverband een extra vergoeding
van € 213,42 per leerling verstrekt. Indien in het samenwerkingsverband meerdere speciale scholen voor basisonderwijs aanwezig
zijn, vindt de verdeling van deze vergoeding plaats overeenkomstig de rekenregel zorgformatie:
l = p/q × (0,02 × r) × eerdergenoemd bedrag per leerling. De factor (0,02 × r) wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
In deze rekenregel hebben de componenten de volgende inhoud:
l = extra vergoeding MI voor een speciale school voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband
p = het aantal leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs, voor zover dat aan het desbetreffende samenwerkingsverband
is toe te rekenen
q = het totale aantal leerlingen van alle speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband,
voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen
r = het totale aantal leerlingen van alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende
samenwerkingsverband, voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen.
2. Voor basisscholen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs wordt voor 2 % van de leerlingen
in het samenwerkingsverband een extra vergoeding van € 213,42 per leerling verstrekt.
BIJLAGE 2 BEDRAGEN PROGRAMMA’S VAN EISEN VOOR SCHOLEN VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS VOOR HET JAAR 2011
I. De totale MI-vergoeding
De totale MI-vergoeding is een lumpsumvergoeding bestaande uit verschillende onderdelen en wordt uitgedrukt in de formule:
Y = Ya + Yb + Yc
waarbij
Y = rijksvergoeding per school per jaar
Ya = vergoeding groepsafhankelijke programma’s van eisen
Yb = vergoeding leerlingafhankelijke programma’s van eisen
Yc = vergoeding aanvullende programma’s van eisen
Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yc geldt een formule, waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag
per variabele indicator (leerling of groep). Onder groep wordt verstaan het aantal te huisvesten groepen als bedoeld in artikel
128 van de WEC. Bovendien wordt in Ya en Yb nog gerekend met vaste bedragen per schooltype.
Hieronder volgen de totale vergoedingsbedragen van de twee hoofdgroepen van de programma’s van eisen, de aanvullende programma’s
van eisen en overige vergoedingsbedragen.
A. Vergoedingsbedragen groepsafhankelijke programma’s van eisen
Onderwijssoort | per school | SO-schooltype | VSO-schooltype |
---|
| | vast | per groep | vast | per groep |
---|
a. Dove kinderen | € 16.633,35 | € 3.128,00 | € 3.897,29 | € 4.817,16 | € 3.842,00 |
b. Slechthorende kinderen | € 7.816,08 | € 3.096,51 | € 5.030,96 | € 5.051,92 | € 3.858,23 |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 7.890,29 | € 3.147,89 | € 5.114,44 | n.v.t. | n.v.t. |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 14.338,08 | € 7.267,90 | € 6.941,44 | € 6.084,45 | € 5.355,09 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 8.374,12 | € 4.503,17 | € 5.685,67 | € 5.476,33 | € 4.516,74 |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 6.588,70 | € 4.295,56 | € 4.999,67 | € 6.385,78 | € 3.565,53 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 7.734,56 | € 4.112,69 | € 5.010,03 | € 5.552,51 | € 4.800,56 |
k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 6.588,70 | € 4.295,56 | € 4.999,67 | € 6.385,78 | € 3.565,53 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 6.588,70 | € 4.295,56 | € 4.999,67 | € 6.385,78 | € 3.565,53 |
n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | | | | | |
a + j (doof en zmlk) | € 13.073,84 | € 3.521,87 | € 4.342,39 | € 5.111,30 | € 4.225,42 |
Doof en blind | € 16.633,35 | € 3.128,00 | € 3.897,29 | € 4.817,16 | € 3.842,00 |
b + j (sh en zmlk) | € 7.783,47 | € 3.502,98 | € 5.022,59 | € 5.252,15 | € 4.235,17 |
f + j (lg en zmlk) | € 11.991,39 | € 3.097,83 | € 6.260,08 | € 5.426,94 | € 5.426,05 |
B. Vergoedingsbedragen leerlingafhankelijke programma’s van eisen
Onderwijssoort | per school | SO-schooltype | VSO-schooltype |
---|
| | vast | per leerling | vast | per leerling |
---|
Alle onderwijssoorten | € 11.450,50 | | | | |
a. Dove kinderen | | € 6.409,00 | € 1.023,57 | € 6.878,00 | € 1.129,15 |
b. Slechthorende kinderen | | € 5.593,00 | € 871,05 | € 6.275,00 | € 1.075,32 |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | | € 4.781,00 | € 726,05 | n.v.t. | n.v.t. |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | | € 12.214,00 | € 848,65 | € 13.313,00 | € 950,34 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap
| | € 3.738,00 | € 578,00 | € 7.378,00 | € 1.027,05 |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap
| | € 3.493,00 | € 572,09 | € 7.356,00 | € 779,42 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | | € 5.805,00 | € 586,83 | € 6.893,00 | € 907,63 |
k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | | € 3.493,00 | € 572,09 | € 7.356,00 | € 779,42 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | | € 3.493,00 | € 572,09 | € 7.356,00 | € 779,42 |
n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | | | | | |
a + j (doof en zmlk) | | € 10.182,25 | € 1.405,01 | € 11.358,45 | € 1.719,11 |
Doof en blind | | € 10.574,85 | € 1.688,89 | € 11.348,70 | € 1.863,10 |
b + j (sh en zmlk) | | € 9.366,25 | € 1.252,49 | € 10.755,45 | € 1.665,28 |
f + j (lg en zmlk) | | € 3.789,00 | € 909,29 | € 4.047,00 | € 1.128,41 |
C. Aanvullende programma’s van eisen
1. Brancardliften
Dit betreft een aanvullende vergoeding voor brancardliften waarin vergoedingscomponenten zijn opgenomen voor installatieonderhoud
en elektriciteitsverbruik. De vergoeding per brancardlift is € 5.989,01.
2. Schoolbaden
Dit betreft een aanvullende vergoeding voor ruimten voor watergewenning of bewegingstherapie (hydrotherapie) in gebruik bij
en door scholen. De genormeerde vergoeding is afhankelijk van het soort bad en het bedrag per m3 waterinhoud.
Soort bad | Bedrag per bad | Bedrag per m3 waterinhoud
|
---|
hydrotherapiebad | € 9.301,38 | € 270,79 |
watergewenningsbad | € 20.111,39 | € 157,40 |
toeslag beweegbare bodem | € 975,43 | € 73,76 |
3. Vergoeding dienstreizen leerkrachten voor ambulante begeleiding van teruggeplaatste leerlingen
Dit betreft een aanvullende vergoeding voor dienstreizen ten behoeve van de ambulante begeleiding van leerlingen, die in het
direct voorafgaande schooljaar waren toegelaten tot een school, niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de expertisecentra, en die zonder dat voor hen nog een leerlinggebonden budget beschikbaar is, zijn teruggeplaatst
naar een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs (bo) of een school als bedoeld in artikel 1 van
de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een opleiding, genoemd in artikel 7.2.2, eerste lid onder a en b, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs (vo). De vergoeding wordt berekend op basis van het aantal teruggeplaatste leerlingen op 1 oktober 2010.
Het bedrag per teruggeplaatste leerling is gesplitst naar onderwijssoort en schooltype waarnaar is teruggeplaatst.
onderwijssoort | bo | vo |
---|
a. Dove kinderen | € 1.266,22 | € 579,46 |
b. Slechthorende kinderen | € 386,30 | € 193,16 |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 386,30 | € 193,16 |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 485,01 | € 485,00 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 377,73 | € 252,83 |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 464,82 | € 258,82 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 188,85 | € 124,46 |
k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 464,82 | € 258,82 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 464,82 | € 258,82 |
a + j (doof en zmlk) | € 377,73 | € 252,83 |
Doof en blind | € 377,73 | € 252,83 |
b + j (sh en zmlk) | € 377,73 | € 252,83 |
f + j (lg en zmlk) | € 377,73 | € 252,83 |
II. Overige vergoedingsbedragen
1. Vergoeding dienstreizen leerkrachten voor autistische leerlingen
De regionale expertise centra’s (REC’s) ontvangen de bijzondere bekostiging voor de opvang en het begeleiden van leerlingen
met autisme verbonden aan de scholen voor (v)so, zie artikel 38 van de regeling bekostiging personeel primair onderwijs 2010–2011.
De REC’s ontvangen ook de vergoeding voor de dienstreizen van leerkrachten ten behoeve van het begeleiden van leerlingen met
autisme. Het vergoedingsbedrag bedraagt voor het gehele jaar 2011 € 1.003,72 per toegekende fte, die voor het schooljaar 2006–2007
is bepaald door omrekening van het aantaltoegekende formatierekeneenheden in het schooljaar 2005–2006. De vergoeding wordt
vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover deze bijzondere bekostiging is toegekend en naar rato van het aantal
fte’s waarop deze bekostiging is gebaseerd of een gedeelte daarvan.
BIJLAGE 3 BEKOSTIGING VOOR DE MATERIËLE INSTANDHOUDING VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND SAMENHANGEND MET DE INRICHTING VAN DE
ZORGSTRUCTUUR
De MI-bekostiging van de centrale dienstwordt uitgedrukt in de formule:
Y= bedrag per leerling × aantal leerlingen op de basisscholen in het samenwerkingsverband
Vergoedingsbedrag:
Bedrag per leerling = € 7,11.
BIJLAGE 4 BEKOSTIGING VAN DE MATERIËLE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE INSTANDHOUDING VAN RIJDENDE SCHOLEN
Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, is voor het jaar 2011 vastgesteld
op € 15.753,71.
TOELICHTING
Deze regeling geldt zowel voor het basisonderwijs, het speciaal onderwijs als het voortgezet speciaal onderwijs.
De programma’s van eisen vormen de onderbouwing van de rijksvergoeding voor de materiële instandhouding van de scholen in
het basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. De bedragen van de programma’s van eisen voor het
jaar 2010 alsmede de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting
van de zorgstructuur voor dat jaar en het vaststellen van het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële
voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen voor dat jaar zijn met ingang van het jaar 2011 aangepast
volgens de methodiek die hieronder is beschreven onder het kopje ‘Prijsbijstelling’.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, tenzij de Tweede Kamer anders bepaalt. De leden van de Tweede
Kamer kunnen tijdens de op deze regeling van toepassing verklaarde procedure, de zogeheten voorhangprocedure, gedurende een
termijn van 4 weken aangeven dat zij overleg wensen over de voorgestelde inhoud van de regeling. Als dit overleg ook daadwerkelijk
resulteert in een wijziging van de regeling, wordt voor 1 januari 2011 de inhoud van de regeling gewijzigd en wordt de regeling
opnieuw gepubliceerd.
Prijsbijstelling
De bedragen van de programma’s van eisen voor het jaar 2011 en de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband
samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur voor 2011 en het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de
materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen zijn aangepast op basis van de werkelijke prijsontwikkeling
in 2009, de geactualiseerde prijsontwikkeling in 2010 en de verwachte prijsontwikkeling in 2011. Dit heeft geresulteerd in
een bijstelling van 1,99% om op het prijsniveau voor het bekostigingsjaar 2011 te komen. De afzonderlijke vergoedingsbedragen
voor het jaar 2010 zijn overeenkomstig dit percentage aangepast. Deze prijsbijstelling kan door de gehanteerde methodiek,
waarin ook een verwachting is meegenomen, afwijken van de inflatiecorrectie die gaat gelden voor het desbetreffende jaar.
Op grond van artikel 113, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs kan de minister bij het vaststellen van deze regeling
wijzigingen in de programma’s van eisen aanbrengen indien de toestand van ’s Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen
dat noodzakelijk maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. De correctie is beperkt gebleven tot de aangegeven
prijsbijstelling op grond van de prijsontwikkelingen.
Wijziging van het bepalen van het aantal groepen voor basisscholen
Per 1 januari 2011 wordt het gewijzigde artikel 14 van het Besluit bekostiging WPO voor het eerst in zijn huidige vorm toegepast.
Enerzijds betreft de wijziging een beperkte verhoging van het aantal leerlingen per groep. Daarmee vallen middelen vrij ten
behoeve van de uitvoering van het amendement Jan Jacob van Dijk c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31700 VIII, nr. 79). Anderzijds heeft een technische aanpassing van de formule plaatsgevonden, waarmee deze qua presentatie beter past bij de
wijze waarop de bekostiging voor personeelskosten wordt berekend. De oude formule, waarin het totaal van A, B, C en D werd
gedeeld door 179, was nog afgeleid uit de toekenning van formatierekeneenheden zoals die in de declaratieperiode plaatsvond.
Het aangepaste artikel 14 luidt nu als volgt:
Artikel 14 Normatieve vaststelling schoolgrootte basisscholen en getal artikel 134, zesde lid, van de wet
1. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen van basisscholen, bedoeld in artikel 134, vierde lid, onderdeel
a, vijfde lid, onderdeel a, en zesde lid, onderdeel a, van de wet, wordt voor het jaar waarvoor de vergoeding voor de materiële
voorzieningen ten behoeve van de instandhouding strekt, berekend volgens de volgende formule: het normatief bepaalde aantal
te huisvesten groepen leerlingen = (A + B + C + D).
2. De factoren A, B, C en D van de formule, bedoeld in het eerste lid, worden als volgt berekend:
A = 0,05 × het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar op de datum, bedoeld in het derde lid;
B = 0,0343 × het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder op de datum, bedoeld in het derde lid;
C = 1,5642 – (het aantal leerlingen op de datum, bedoeld in het derde lid, × 0,0115), met dien verstande dat C niet kleiner
is dan nul;
D = 0,0179 × het schoolgewicht, bedoeld in artikel 27, waarbij als teldatum wordt aangemerkt de datum, bedoeld in het derde
lid.
3. De datum die dient als grondslag voor de vaststelling van het aantal leerlingen bij de berekening van de factoren A, B en
C en als grondslag voor de vaststelling van het schoolgewicht bij de berekening van factor D, is:
a. indien artikel 134, vierde lid, van de wet van toepassing is: 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de
vergoeding plaatsvindt;
b. indien artikel 134, vijfde lid, van de wet van toepassing is: 1 oktober in de periode waarover de vergoeding plaatsvindt;
c. indien artikel 134, zesde lid, van de wet van toepassing is: 1 maart van het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt, met
dien verstande dat bij de berekening van de factoren A en B wordt uitgegaan van de leeftijd van de desbetreffende leerlingen
op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar, waarbij de leerlingen die op 1 oktober van dat jaar 3 jaar waren, worden meegeteld
bij de berekening van factor A.
4. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het eerste lid voor de hoofdvestiging
en elke nevenvestiging afzonderlijk toegepast.
5. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
6. Het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leerlingen, bedoeld in artikel 134, zesde lid, van de wet, is
13.
Voorlichting
Bij deze regeling horen twee digitale voorlichtingsbrochures die te raadplegen zijn via de website van DUO-CFI, www.cfi.nl.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
A. Rouvoet.