Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 september 2010, nr. WJZ/235342 (2738), houdende de vaststelling van de bedragen voor de materiële instandhouding van het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur voor het jaar 2011 en de vaststelling van het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen voor de instandhouding van rijdende scholen voor het jaar 2011 (Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband voor het jaar 2011)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 113, vierde lid, en 118, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 111, vierde lid, en 113, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling bedragen programma’s van eisen voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs

De bedragen van de programma’s van eisen voor de basisscholen en de speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 113, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zijn voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2. Vaststelling bedragen programma’s van eisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs

De bedragen van de programma’s van eisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 111, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra zijn voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 3. Vaststelling van de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur

De bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur, bedoeld in artikel 118, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, is voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 4. Vaststelling bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen

Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, is voor het jaar 2011 vastgesteld overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband voor het jaar 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

A. Rouvoet.

BIJLAGE 1 BEDRAGEN PROGRAMMA’S VAN EISEN VOOR BASISSCHOLEN EN SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS VOOR HET JAAR 2011

Totale MI-vergoeding

De totale MI-vergoeding is een lumpsumvergoeding bestaande uit verschillende onderdelen en wordt uitgedrukt in de formule:

Y = Ya + Yb + Yc + Yd

waarbij

Y = rijksvergoeding per school per jaar

Ya = vergoeding groepsafhankelijke programma’s van eisen

Yb = vergoeding leerlingafhankelijke programma’s van eisen

Yc = vergoeding aanvullende programma’s van eisen

Yd = extra vergoedingen.

Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yd geldt een formule, waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag per variabele indicator (leerling, groep of m2).

Hieronder volgt de uitwerking naar de verschillende programma’s van eisen.

A. Groepsafhankelijke programma’s van eisen

Ya = bedrag per school afhankelijk van het aantal te huisvesten groepen leerlingen als bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO

2 groepen

3 groepen

4 groepen

5 groepen

6 groepen

€ 18.073,00

€ 23.253,00

€ 29.945,00

€ 35.773,00

€ 39.658,00

voor elke groep meer:

 

€ 4.533,00

  

Bij meer dan 13 groepen wordt het bedrag eenmalig verhoogd met:

€ 1.727,00

B. Leerlingafhankelijke programma’s van eisen

Vergoedingsformule:

Yb = vast bedrag per school + bedrag per leerling × het aantal leerlingen

   

Vergoedingsbedragen:

  

Vast bedrag per school

=

€ 12.801,09

Bedrag per leerling

=

€ 290,80

C. Aanvullende programma’s van eisen

Nederlands Onderwijs aan AndersTaligen (NOAT)

Vergoedingsformule:

Yc = vast bedrag per school + bedrag per leerling × het aantal NOAT-leerlingen

   

Vergoedingsbedragen:

  

Vast bedrag per school

=

€ 106,06

Bedrag per leerling

=

€ 18,99

D. Extra vergoedingen

  • 1. Voor speciale scholen voor basisonderwijs wordt voor 2% van de leerlingen in het samenwerkingsverband een extra vergoeding van € 213,42 per leerling verstrekt. Indien in het samenwerkingsverband meerdere speciale scholen voor basisonderwijs aanwezig zijn, vindt de verdeling van deze vergoeding plaats overeenkomstig de rekenregel zorgformatie:

    l = p/q × (0,02 × r) × eerdergenoemd bedrag per leerling. De factor (0,02 × r) wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. In deze rekenregel hebben de componenten de volgende inhoud:

    l = extra vergoeding MI voor een speciale school voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband

    p = het aantal leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs, voor zover dat aan het desbetreffende samenwerkingsverband is toe te rekenen

    q = het totale aantal leerlingen van alle speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen

    r = het totale aantal leerlingen van alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen.

  • 2. Voor basisscholen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs wordt voor 2 % van de leerlingen in het samenwerkingsverband een extra vergoeding van € 213,42 per leerling verstrekt.

BIJLAGE 2 BEDRAGEN PROGRAMMA’S VAN EISEN VOOR SCHOLEN VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS VOOR HET JAAR 2011

I. De totale MI-vergoeding

De totale MI-vergoeding is een lumpsumvergoeding bestaande uit verschillende onderdelen en wordt uitgedrukt in de formule: Y = Ya + Yb + Yc

waarbij

Y = rijksvergoeding per school per jaar

Ya = vergoeding groepsafhankelijke programma’s van eisen

Yb = vergoeding leerlingafhankelijke programma’s van eisen

Yc = vergoeding aanvullende programma’s van eisen

Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yc geldt een formule, waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag per variabele indicator (leerling of groep). Onder groep wordt verstaan het aantal te huisvesten groepen als bedoeld in artikel 128 van de WEC. Bovendien wordt in Ya en Yb nog gerekend met vaste bedragen per schooltype.

Hieronder volgen de totale vergoedingsbedragen van de twee hoofdgroepen van de programma’s van eisen, de aanvullende programma’s van eisen en overige vergoedingsbedragen.

A. Vergoedingsbedragen groepsafhankelijke programma’s van eisen

Onderwijssoort

per school

SO-schooltype

VSO-schooltype

  

vast

per groep

vast

per groep

a. Dove kinderen

€ 16.633,35

€ 3.128,00

€ 3.897,29

€ 4.817,16

€ 3.842,00

b. Slechthorende kinderen

€ 7.816,08

€ 3.096,51

€ 5.030,96

€ 5.051,92

€ 3.858,23

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 7.890,29

€ 3.147,89

€ 5.114,44

n.v.t.

n.v.t.

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 14.338,08

€ 7.267,90

€ 6.941,44

€ 6.084,45

€ 5.355,09

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 8.374,12

€ 4.503,17

€ 5.685,67

€ 5.476,33

€ 4.516,74

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 6.588,70

€ 4.295,56

€ 4.999,67

€ 6.385,78

€ 3.565,53

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 7.734,56

€ 4.112,69

€ 5.010,03

€ 5.552,51

€ 4.800,56

k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 6.588,70

€ 4.295,56

€ 4.999,67

€ 6.385,78

€ 3.565,53

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 6.588,70

€ 4.295,56

€ 4.999,67

€ 6.385,78

€ 3.565,53

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

     

a + j (doof en zmlk)

€ 13.073,84

€ 3.521,87

€ 4.342,39

€ 5.111,30

€ 4.225,42

Doof en blind

€ 16.633,35

€ 3.128,00

€ 3.897,29

€ 4.817,16

€ 3.842,00

b + j (sh en zmlk)

€ 7.783,47

€ 3.502,98

€ 5.022,59

€ 5.252,15

€ 4.235,17

f + j (lg en zmlk)

€ 11.991,39

€ 3.097,83

€ 6.260,08

€ 5.426,94

€ 5.426,05

B. Vergoedingsbedragen leerlingafhankelijke programma’s van eisen

Onderwijssoort

per school

SO-schooltype

VSO-schooltype

  

vast

per leerling

vast

per leerling

Alle onderwijssoorten

€ 11.450,50

    

a. Dove kinderen

 

€ 6.409,00

€ 1.023,57

€ 6.878,00

€ 1.129,15

b. Slechthorende kinderen

 

€ 5.593,00

€ 871,05

€ 6.275,00

€ 1.075,32

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

 

€ 4.781,00

€ 726,05

n.v.t.

n.v.t.

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

 

€ 12.214,00

€ 848,65

€ 13.313,00

€ 950,34

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

 

€ 3.738,00

€ 578,00

€ 7.378,00

€ 1.027,05

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

 

€ 3.493,00

€ 572,09

€ 7.356,00

€ 779,42

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

 

€ 5.805,00

€ 586,83

€ 6.893,00

€ 907,63

k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

 

€ 3.493,00

€ 572,09

€ 7.356,00

€ 779,42

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

 

€ 3.493,00

€ 572,09

€ 7.356,00

€ 779,42

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

     

a + j (doof en zmlk)

 

€ 10.182,25

€ 1.405,01

€ 11.358,45

€ 1.719,11

Doof en blind

 

€ 10.574,85

€ 1.688,89

€ 11.348,70

€ 1.863,10

b + j (sh en zmlk)

 

€ 9.366,25

€ 1.252,49

€ 10.755,45

€ 1.665,28

f + j (lg en zmlk)

 

€ 3.789,00

€ 909,29

€ 4.047,00

€ 1.128,41

C. Aanvullende programma’s van eisen

1. Brancardliften

Dit betreft een aanvullende vergoeding voor brancardliften waarin vergoedingscomponenten zijn opgenomen voor installatieonderhoud en elektriciteitsverbruik. De vergoeding per brancardlift is € 5.989,01.

2. Schoolbaden

Dit betreft een aanvullende vergoeding voor ruimten voor watergewenning of bewegingstherapie (hydrotherapie) in gebruik bij en door scholen. De genormeerde vergoeding is afhankelijk van het soort bad en het bedrag per m3 waterinhoud.

Soort bad

Bedrag per bad

Bedrag per m3 waterinhoud

hydrotherapiebad

€ 9.301,38

€ 270,79

watergewenningsbad

€ 20.111,39

€ 157,40

toeslag beweegbare bodem

€ 975,43

€ 73,76

3. Vergoeding dienstreizen leerkrachten voor ambulante begeleiding van teruggeplaatste leerlingen

Dit betreft een aanvullende vergoeding voor dienstreizen ten behoeve van de ambulante begeleiding van leerlingen, die in het direct voorafgaande schooljaar waren toegelaten tot een school, niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en die zonder dat voor hen nog een leerlinggebonden budget beschikbaar is, zijn teruggeplaatst naar een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs (bo) of een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een opleiding, genoemd in artikel 7.2.2, eerste lid onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (vo). De vergoeding wordt berekend op basis van het aantal teruggeplaatste leerlingen op 1 oktober 2010.

Het bedrag per teruggeplaatste leerling is gesplitst naar onderwijssoort en schooltype waarnaar is teruggeplaatst.

onderwijssoort

bo

vo

a. Dove kinderen

€ 1.266,22

€ 579,46

b. Slechthorende kinderen

€ 386,30

€ 193,16

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 386,30

€ 193,16

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 485,01

€ 485,00

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 377,73

€ 252,83

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 464,82

€ 258,82

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 188,85

€ 124,46

k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 464,82

€ 258,82

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 464,82

€ 258,82

a + j (doof en zmlk)

€ 377,73

€ 252,83

Doof en blind

€ 377,73

€ 252,83

b + j (sh en zmlk)

€ 377,73

€ 252,83

f + j (lg en zmlk)

€ 377,73

€ 252,83

II. Overige vergoedingsbedragen

1. Vergoeding dienstreizen leerkrachten voor autistische leerlingen

De regionale expertise centra’s (REC’s) ontvangen de bijzondere bekostiging voor de opvang en het begeleiden van leerlingen met autisme verbonden aan de scholen voor (v)so, zie artikel 38 van de regeling bekostiging personeel primair onderwijs 2010–2011.

De REC’s ontvangen ook de vergoeding voor de dienstreizen van leerkrachten ten behoeve van het begeleiden van leerlingen met autisme. Het vergoedingsbedrag bedraagt voor het gehele jaar 2011 € 1.003,72 per toegekende fte, die voor het schooljaar 2006–2007 is bepaald door omrekening van het aantaltoegekende formatierekeneenheden in het schooljaar 2005–2006. De vergoeding wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover deze bijzondere bekostiging is toegekend en naar rato van het aantal fte’s waarop deze bekostiging is gebaseerd of een gedeelte daarvan.

BIJLAGE 3 BEKOSTIGING VOOR DE MATERIËLE INSTANDHOUDING VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND SAMENHANGEND MET DE INRICHTING VAN DE ZORGSTRUCTUUR

De MI-bekostiging van de centrale dienstwordt uitgedrukt in de formule:

Y= bedrag per leerling × aantal leerlingen op de basisscholen in het samenwerkingsverband

Vergoedingsbedrag:

Bedrag per leerling = € 7,11.

BIJLAGE 4 BEKOSTIGING VAN DE MATERIËLE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE INSTANDHOUDING VAN RIJDENDE SCHOLEN

Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, is voor het jaar 2011 vastgesteld op € 15.753,71.

TOELICHTING

Deze regeling geldt zowel voor het basisonderwijs, het speciaal onderwijs als het voortgezet speciaal onderwijs.

De programma’s van eisen vormen de onderbouwing van de rijksvergoeding voor de materiële instandhouding van de scholen in het basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. De bedragen van de programma’s van eisen voor het jaar 2010 alsmede de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur voor dat jaar en het vaststellen van het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen voor dat jaar zijn met ingang van het jaar 2011 aangepast volgens de methodiek die hieronder is beschreven onder het kopje ‘Prijsbijstelling’.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, tenzij de Tweede Kamer anders bepaalt. De leden van de Tweede Kamer kunnen tijdens de op deze regeling van toepassing verklaarde procedure, de zogeheten voorhangprocedure, gedurende een termijn van 4 weken aangeven dat zij overleg wensen over de voorgestelde inhoud van de regeling. Als dit overleg ook daadwerkelijk resulteert in een wijziging van de regeling, wordt voor 1 januari 2011 de inhoud van de regeling gewijzigd en wordt de regeling opnieuw gepubliceerd.

Prijsbijstelling

De bedragen van de programma’s van eisen voor het jaar 2011 en de bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur voor 2011 en het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen zijn aangepast op basis van de werkelijke prijsontwikkeling in 2009, de geactualiseerde prijsontwikkeling in 2010 en de verwachte prijsontwikkeling in 2011. Dit heeft geresulteerd in een bijstelling van 1,99% om op het prijsniveau voor het bekostigingsjaar 2011 te komen. De afzonderlijke vergoedingsbedragen voor het jaar 2010 zijn overeenkomstig dit percentage aangepast. Deze prijsbijstelling kan door de gehanteerde methodiek, waarin ook een verwachting is meegenomen, afwijken van de inflatiecorrectie die gaat gelden voor het desbetreffende jaar.

Op grond van artikel 113, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs kan de minister bij het vaststellen van deze regeling wijzigingen in de programma’s van eisen aanbrengen indien de toestand van ’s Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen dat noodzakelijk maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. De correctie is beperkt gebleven tot de aangegeven prijsbijstelling op grond van de prijsontwikkelingen.

Wijziging van het bepalen van het aantal groepen voor basisscholen

Per 1 januari 2011 wordt het gewijzigde artikel 14 van het Besluit bekostiging WPO voor het eerst in zijn huidige vorm toegepast. Enerzijds betreft de wijziging een beperkte verhoging van het aantal leerlingen per groep. Daarmee vallen middelen vrij ten behoeve van de uitvoering van het amendement Jan Jacob van Dijk c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31700 VIII, nr. 79). Anderzijds heeft een technische aanpassing van de formule plaatsgevonden, waarmee deze qua presentatie beter past bij de wijze waarop de bekostiging voor personeelskosten wordt berekend. De oude formule, waarin het totaal van A, B, C en D werd gedeeld door 179, was nog afgeleid uit de toekenning van formatierekeneenheden zoals die in de declaratieperiode plaatsvond. Het aangepaste artikel 14 luidt nu als volgt:

Artikel 14 Normatieve vaststelling schoolgrootte basisscholen en getal artikel 134, zesde lid, van de wet

  • 1. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen van basisscholen, bedoeld in artikel 134, vierde lid, onderdeel a, vijfde lid, onderdeel a, en zesde lid, onderdeel a, van de wet, wordt voor het jaar waarvoor de vergoeding voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding strekt, berekend volgens de volgende formule: het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen = (A + B + C + D).

  • 2. De factoren A, B, C en D van de formule, bedoeld in het eerste lid, worden als volgt berekend:

    A = 0,05 × het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar op de datum, bedoeld in het derde lid;

    B = 0,0343 × het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder op de datum, bedoeld in het derde lid;

    C = 1,5642 – (het aantal leerlingen op de datum, bedoeld in het derde lid, × 0,0115), met dien verstande dat C niet kleiner is dan nul;

    D = 0,0179 × het schoolgewicht, bedoeld in artikel 27, waarbij als teldatum wordt aangemerkt de datum, bedoeld in het derde lid.

  • 3. De datum die dient als grondslag voor de vaststelling van het aantal leerlingen bij de berekening van de factoren A, B en C en als grondslag voor de vaststelling van het schoolgewicht bij de berekening van factor D, is:

    • a. indien artikel 134, vierde lid, van de wet van toepassing is: 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt;

    • b. indien artikel 134, vijfde lid, van de wet van toepassing is: 1 oktober in de periode waarover de vergoeding plaatsvindt;

    • c. indien artikel 134, zesde lid, van de wet van toepassing is: 1 maart van het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt, met dien verstande dat bij de berekening van de factoren A en B wordt uitgegaan van de leeftijd van de desbetreffende leerlingen op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar, waarbij de leerlingen die op 1 oktober van dat jaar 3 jaar waren, worden meegeteld bij de berekening van factor A.

  • 4. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het eerste lid voor de hoofdvestiging en elke nevenvestiging afzonderlijk toegepast.

  • 5. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

  • 6. Het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leerlingen, bedoeld in artikel 134, zesde lid, van de wet, is 13.

Voorlichting

Bij deze regeling horen twee digitale voorlichtingsbrochures die te raadplegen zijn via de website van DUO-CFI, www.cfi.nl.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

Naar boven