Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 september 2010, nr. 2010-0000601106 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Regeling wijziging IBES-lijst BES)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 19 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’

  • 1. wordt na

    Regeling Vakantie en Vrijstelling van dienst Werknemers

    Besluit vakantie en vrijstelling van dienst werknemers BES

    toegevoegd:

    Tijdelijke Regeling vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers

    Tijdelijk besluit vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers BES

  • 2. wordt

    Landsbesluit buitengewone agenten van politie

    Besluit buitengewone agenten van politie BES

    Vervangen door:

    Landsbesluit buitengewone agenten van politie 1966

    Besluit buitengewone agenten van politie 1966 BES

  • 3. wordt na

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 13de maart 1975 ter uitvoering van artikel 40 van de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21)

    Besluit ter uitvoering van artikel 40 Begrafeniswet BES

    toegevoegd:

    BESLUIT van den 17den Juni 1921, ter uitvoering van de artikelen 11, tweede en derde lid, en 13, eerste lid, van de ‘Begrafenisverordening’

    Besluit ter uitvoering van de artikelen 11 en 13 Begrafeniswet BES

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de januari 1959 ter uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no.22)

    Besluit verklaringen van overlijden BES

B

Onder Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder ‘C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’:

  • 1. De volgende regelingen vervallen:

    Loonregeling Arbeiders Bonaire

    Loonregeling Arbeiders Bonaire BES

    Landsbesluit geneeskundig onderzoek overheidsdienaren

    Regeling geneeskundig onderzoek overheidsdienaren BES

    Landsbesluit regels betaling pensioenen overheidsdienaren

    Regeling regels betaling pensioenen overheidsdienaren BES

    Landsbesluit afkoop pensioen overheidsdienaren

    Regeling afkoop pensioen overheidsdienaren BES

    Landsbesluit inkoop pensioentijd overheidsdienaren

    Regeling inkoop pensioentijd overheidsdienaren BES

    Duurtetoeslag gepensioneerden 1943

    Duurtetoeslag gepensioneerden 1943

    Landsbesluit overdracht en

    overname voorziening pensioenverplichtingen

    overheidsdienaren

    Regeling overdracht en

    overname voorziening pensioenverplichtingen

    overheidsdienaren BES

    Landsbesluit cursus bestuursambtenaar

    Regeling cursus bestuursambtenaar BES

    Werkliedenreglement 1944

    Werkliedenreglement 1944 BES

    (Lb ham) Kindertoelageregeling werklieden N.A.

    Kindertoelageregeling werklieden BES

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 20ste januari 1962 tot vaststelling van regelen met betrekking tot de jaarlijkse afrekening met de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden van bijdragen ten behoeve van het Werkliedenpensioenfonds.

    Regeling afrekening Werkliedenpensioenfonds BES

    L.h.a.m. tot vaststelling van een kindertoelageregeling voor de gewezen werklieden en hun weduwen aan wie een pensioen ten laste van het werkliedenpensioenfonds is toegekend

    Regeling kindertoelagereling werkliedenpensioenfonds BES

    L.h.a.m. tot het toekennen van een tijdelijke duurtetoeslag aan de gewezen werklieden en hun weduwen en wezen aan wie een pensioen werd toegekend alsmede aan de weduwen en wezen van de vóór 1 jan. 1970 gepensioneerde doch op 1 jan. 1970 of daarna overleden werkman

    Regeling tijdelijke duurtetoeslag gewezen werklieden en hun weduwen en wezen 1970 BES

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 3de juni 1976 tot het toekennnen van een tijdelijke duurtetoeslag aan de gewezen werklieden, aan wie per 1 juli 1974 of ingaande een latere datum een pensioen ten laste van het Werkliedenpensioenfonds werd toegekend alsmede aan hun weduwen en wezen

    Regeling tijdelijke duurtetoeslag gewezen werklieden 1974 BES

    Landsbesluit van de 18de Mei 1954 no. 18, houdende een instructie betreffende de toewijzing, het gebruik en het toezicht van dienstkleding voor meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster.

    Regeling dienstkleding meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster BES

    Landsbesluit van de 15de Maart 1955, no. 4 houdende vaststelling van de dienstkleding voor de stuurman-motorist van de havenboot op Bonaire

    Regeling dienstkleding voor de stuurman-motorist van de havenboot op Bonaire BES

    Landsbesluit van de 30ste oktober 1958 no. 8, houdende vaststelling van een dienstkleding voor de telegrambestellers, leerling-telegrambestellers, chauffeurs en bode van de Landsradio- en telegraafdienst

    Regeling dienstkleding voor de telegrambestellers, leerling-telegrambestellers, chauffeurs en bode van de Landsradio- en telegraafdienst BES

    Landsbesluit van de 26ste oktober 1963 no. 12, houdende vaststelling van een dienstkleding voor de bode ten kantore van de Gezaghebber van het eilandgebied Bonaire

    Regeling dienstkleding voor de bode ten kantore van de Gezaghebber van het eilandgebied Bonaire BES

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 1ste juli 1985 tot vaststelling van nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan

    Regeling nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan BES

    Landsbesluit, Houdende Algemene Maatregelen, van de 29ste juni 1998, met betrekking tot het verstrekken van dienstkleding, bewapening en overige uitrusting aan ambtenaren der immigratie

    Regeling verstrekken van dienstkleding, bewapening en overige uitrusting aan ambtenaren der immigratie BES

    Ministeriële beschikking van de 29ste juni 1998, ter uitvoering van de artikelen 16 en 35, derde lid, van het Landsbesluit opleidingen ambtenaren der immigratie (P.B. 1998, no. 139)

    Regeling van de 29ste juni 1998, ter uitvoering van de artikelen 16 en 35, derde lid, van het Besluit opleidingen ambtenaren der immigratie BES

    Mandaatbeschikking Kustwacht

    Mandaatregeling Kustwacht BES

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 7de maart 1977 ter uitvoering van artikel 8 lid 6 van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren (P.B. 1969, no. 44)

    Regeling van de 7de maart 1977 ter uitvoering van artikel 8 lid 6 van het besluit Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren BES

    Landsbesluit vergoeding risico kastekorten

    Regeling vergoeding risico kastekorten BES

    Landsbesluit opleiding en examens administratieve

    ambtenaren belastingdienst

    Regeling opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst BES

    Landsbesluit opleiding en examens bestellerspersoneel

    Regeling opleiding en examens bestellerspersoneel BES

    Landsbesluit opleidingen ambtenaren der immigratie

    Regeling opleidingen ambtenaren der immigratie

    Landsbesluit ranglijsten ambtenaren der immigratie

    Regeling ranglijsten immigratieambtenaren BES

    Lb ham controleurscursus (opleiding tot controleur der Belastingen; 1992, 66)

    Regeling opleiding tot controleur der Belastingen BES

    Beschikking tot vaststelling van een korting op de ingevolge de duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 (P.B. 1943, no. 77) toegekende duurtetoeslagen aan gepensioneerden die buiten de Ned. Antillen hun domicilie hebben

    Beschikking tot vaststelling van een korting op de ingevolge de Wet Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 BES toegekende duurtetoeslagen aan gepensioneerden die buiten de Nederlandse Antillen hun domicilie hebben BES.

  • 2. Wordt

    Landsbesluit aanwijzing met wachtgeld gelijkgesteld periodieke uitkeringen

    Regeling aanwijzing met wachtgeld gelijkgesteld periodieke uitkeringen BES

    Vervangen door:

    Landsbesluit aanwijzing met wachtgeld gelijkgesteld periodieke uitkeringen

    Regeling aanwijzing met wachtgeld gelijkgestelde periodieke uitkeringen BES

  • 3. wordt

    Landsbesluit aanwijzing niet-overheidsdienaar

    Regeling aanwijzing niet-overheidsdienaar BES

    Vervangen door:

    Landsbesluit aanwijzing niet-overheidsdienaar

    Regeling aanwijzing niet-werknemer BES

  • 4. wordt:

    Regeling kinder-, kostwinnaar- en detacheringstoelage

    Regeling kinder-, kostwinnaar- en detacheringstoelage BES

    Vervangen door:

    Regeling kinder-, kostwinner- en detacheringstoelage

    Regeling kinder-, kostwinner- en detacheringstoelage BES

  • 5. wordt

    Lb ham vaststelling toelage tbv ambtenaren op de Bovenwindse Eilanden ivm prijsindexcijfer in dat eilandgebied en overige eilandgebieden

    Regeling tot vaststelling toelage tbv ambtenaren op de Bovenwindse Eilanden ivm prijsindexcijfer in dat eilandgebied en overige eilandgebieden

    Vervangen door

    LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 26ste maart 1973 tot vaststelling van een toelage ten behoeve van de ambtenaren in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden verbandhoudende met het verschil tussen het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in dat eilandgebied en in de overige eilandgebieden

    Regeling standplaatstoelage ambtenaren BES

  • 6. vervalt:

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen, van de llfde maart 1960 ter uitvoering van artikel 8 letter a van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B. 1959, no. 126).

    Regeling ter uitvoering van artikel 8, letter a, van het Besluit leeftijdsgrens ambtenaren BES

  • 7. wordt

    Beheersregelen Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden

    Beheersregelen Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden BES

    vervangen door

    Beheersregelen Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden

    Beheersregelen BES fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden BES

C

Onder Minister van Economische Zaken, onder ‘A Regelingen die de status van wet verkrijgen’:

  • 1. wordt

    Handelsregisterverordening

    Handelsregisterwet BES

    Vervangen door

    Handelsregisterverordening 2009

    Handelsregisterwet 2009 BES

  • 2. wordt

    Landsverordening op de telecommunicatie-voorzieningen

    Wet telecommunicatie-voorzieningen BES

    Vervangen door

    Landsverordening op de telecommunicatie-voorzieningen

    Wet telecommunicatievoorzieningen BES

D

In de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Economische Zaken, onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’:

  • 1. wordt

    Handelsregisterbesluit

    Handelsregisterbesluit BES

    Vervangen door

    Handelsregisterbesluit 2009

    Handelsregisterbesluit 2009 BES

  • 2. wordt

    Landsbesluit Randapparatuur

    Besluit Randapparatuur

    Vervangen door

    Landsbesluit randapparatuur

    Besluit randapparatuur BES

  • 3. wordt:

    Landsbesluit radioamateurs

    Besluit radioamateurs

    Vervangen door

    Landsbesluit radioamateurs

    Besluit radioamateurs BES

  • 4. wordt

    Landsbesluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstallaties

    Besluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstallaties BES

    vervangen door:

    Landsbesluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstanties

    Besluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstanties BES

  • 5. wordt

    Landsbesluit geschilbeslechting concessiehouders

    Besluit geschilbeslechting concessiehouders BES’

    vervangen door:

    Landsbesluit geschillenbeslechting concessiehouders

    Besluit geschillenbeslechting concessiehouders BES

E

Onder Minister van Economische Zaken, wordt onder ‘C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’ na

Reglement op de meters voor electrische energie (PB 1963, 172)

Reglement op de meters voor elektrische energie BES

toegevoegd:

POST

Beschikking Registratie koeriersdiensten

Regeling registratie koeriersdiensten BES

Beschikking Brievenbussen

Regeling brievenbussen BES

Beschikking richtlijnen tariefswijziging post

Regeling richtlijnen tariefswijziging post BES

TELECOMMUNICATIE

Beschikking vrijstelling telecommunicatiemachtiging

Regeling vrijstelling telecommunicatiemachtiging BES

Beschikking vergoedingen telecommunicatievoorzieningen

Regeling vergoedingen telecommunicatievoorzieningen BES

Reglement maritieme radiocommunicatie-examens

Regeling maritieme radiocommunicatie-examens BES

Reglement amateurradiozendexamens

Regeling amateurradiozendexamens BES

Nationaal Nummerplan Nederlandse Antillen en Regeling nummerplan BES en tariefrichtlijn voor toegangsnummers en informatiedienstnummers (oktober 2007)

Regeling nummerplan BES en tariefvoorschriften voor toegangsnummers en informatiedienstnummers BES

F

Onder Minister van Financiën, wordt onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’ toegevoegd:

Landsbesluit opleiding en examens administratieve

ambtenaren belastingdienst

Besluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst BES

Lb ham controleurscursus (opleiding tot controleur der Belastingen; 1992, 66)

Besluit opleiding tot controleur der Belastingen BES

G

Onder Minister van Financiën, vervallen onder ‘C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’:

Landsbesluit erkende diploma’s assurantiebemiddelingsbedrijf

Regeling erkende diploma’s assurantiebemiddelingsbedrijf BES

Landsbesluit erkende effectenbeurzen

Regeling erkende effectenbeurzen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 18 december 1995 ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 (P.B. 1995, no. 219)

Regeling uitgezonderde instellingen toezicht bank- en kredietwezen BES

Ministeriële beschikking met algemene werking van de minister van Financiën van 10 februari 1998 ter uitvoering van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (P.B. 1998, no. 19)

Regeling identificatie bij dienstverlening BES

Ministeriële beschikking met algemene werking van de minister van Financiën van 27 maart 2003 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten (P.B. 2003, 39)

Regeling aangiftebiljet grensoverschrijdende geldtransporten BES

Ministeriële beschikking van de minister van Financiën van 13 oktober 1997, houdende vaststelling van een reglement voor het Meldpuntregister, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (P.B. 1997, no. 258)

Reglement register Meldpunt Ongebruikelijke Transacties BES

H

Onder Minister voor Jeugd en Gezin, wordt onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’ toegevoegd:

Landsbesluit gezinsvoogdij-instelling

Besluit gezinsvoogdij-instelling BES

I

Onder Minister van Justitie, onder ‘A Regelingen die de status van wet verkrijgen’, vervalt:

Luchtvaartlandsverordening (deel beveiliging burgerluchtvaart)

Luchtvaartwet BES

J

Onder Minister van Justitie, onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’

  • 1. vervalt:

    Landsbesluit gezinsvoogdij-instelling

    Besluit gezinsvoogdij-instelling BES

  • 2. wordt na

    Besluit proceskosten bestuursrecht (PB 2001, no. 127)

    Besluit proceskosten bestuursrecht BES

    ingevoegd:

    Landsbesluit Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen

    Besluit op de weerkorpsen BES

K

Onder Minister van Justitie, onder ‘C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’:

  • 1. wordt:

    Besluit van den 19den november 1931, ter uitvoering van artikel 4 der «Wapenverorening 1931» (P.B. 1931, no 77)

    Wapenregeling BES

    Beschikking verklaringen omtrent het gedrag

    Regeling verklaringen omtrent het gedrag BES

    Vervangen door:

    Besluit van den 19den november 1931, ter uitvoering van artikel 4 der «Wapenverordening 1931» (P.B. 1931, no. 77)

    Wapenregeling BES

    Beschikking verklaringen omtrent het gedrag

    Regeling justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag BES

  • 2. wordt:

    Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 16, ter uitvoering van de artikelen 12, eerste lid, en 23, eerste lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, no. 249).

    Uitvoeringsregeling Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES

    Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 14, ter uitvoering van artikel 32, tweede lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, 250)

    Uitvoeringsregeling Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES

    Vervangen door:

    Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 16, ter uitvoering van de artikelen 12, eerste lid, en 23, eerste lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, no. 249)

    en

    Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 14, ter uitvoering van artikel 32, tweede lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, 250)

    Uitvoeringsregeling Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES

  • 3. vervalt:

    Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 15, ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van het Landsbesluit toevoeging in strafzaken (P.B. 1997, 248)

    Uitvoeringsregeling Besluit toevoeging in strafzaken BES

L

Onder Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’

  • 1. wordt:

    Landsverordening slacht- en vleeskeuring

    Besluit slacht- en vleeskeuring BES

    Vervangen door:

    Landsverordening slacht- en vleeskeuring

    Besluit slacht- en vleeskeuring Bonaire

  • 2. wordt:

    Verordening voorschriften op slachten en verkopen van vee op Sint Eustatius

    Besluit slachten en verkopen van vee op Sint Eustatius

    Vervangen door:

    Verordening voorschriften op slachten en verkopen van vlees op Sint Eustatius

    Besluit slachten en verkopen van vee op Sint Eustatius

  • 3. wordt

    Landsverordening invoer kleine dieren 1952

    Besluit invoer kleine dieren BES

    Landsverordening in- en doorvoerverbod kleine dieren afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika

    Besluit in- en doorvoerverbod kleine dieren BES

    Vervangen door:

    Landsverordening invoer kleine dieren 1952 en Landsverordening in- en doorvoerverbod kleine dieren afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika

    Besluit invoer kleine dieren BES

M

Onder Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, onder ‘B Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’ wordt:

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 24 september 1974 ter uitvoering van artikel 6, lid 1 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing bestrijdingsmiddelen op basis van Phosdrin als vergunningsplichtig middel)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 12 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing rodenticiden bevattende thallium- of fosfideverbindingen als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 16 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing insecticiden bevattende aldrin, bandaan, chloordaan, dieldrin, isobenzaan of isodrin) als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

Ministeriele beschikking van 6 oktober 1961 ter uitvoering van artikel 4 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende parathion)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

Ministeriele beschikking van 17 september 1987 ter uitvoering van artikel 4 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende kwikoxide, kwikchloride, andere anorganische kwikverbindingen, alkyl-kwikverbindingen, DDT, HCH en hexachloorbenzeen)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

Vervangen door:

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 24 september 1974 ter uitvoering van artikel 6, lid 1 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing bestrijdingsmiddelen op basis van Phosdrin als vergunningsplichtig middel)

en

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 12 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing rodenticiden bevattende thallium- of fosfideverbindingen als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

en

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 16 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing insecticiden bevattende aldrin, bandaan, chloordaan, dieldrin, isobenzaan of isodrin) als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

en

Ministeriele beschikking van 6 oktober 1961 ter uitvoering van artikel 4 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende parathion)

en

Ministeriele beschikking van 17 september 1987 ter uitvoering van artikel 4 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende kwikoxide, kwikchloride, andere anorganische kwikverbindingen, alkyl-kwikverbindingen, DDT, HCH en hexachloorbenzeen)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

N

Onder Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’ toegevoegd:

Landsbesluit scholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. (P.B. 1985, no.155)

Besluit scholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. BES

Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. (P.B. 2008, no.54)

Besluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. BES

Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B.2000, no.142)

Besluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s BES

Landsbesluit bevoegdheidsverklaring leraren (P.B. 2000, no. 144)

Besluit bevoegdheidsverklaring leraren BES

O

Onder Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt onder ‘C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’ toegevoegd:

Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed Bonaire Sint Eustatius en Saba

Regeling meldpunten maritiem archeologisch erfgoed BES

Ministeriële beschikking ter uitvoering van voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 143)

Regeling ter uitvoering van voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s BES

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29).

Regeling vakantiedagen voortgezet onderwijs BES

Regeling vakantiedagen funderend onderwijs (P.B. 2009, no.4)

Regeling vakantiedagen funderend onderwijs BES

Beschikking onderwijskundig rapport funderend onderwijs (P.B.2009, no.5)

Regeling onderwijskundig rapport funderend onderwijs BES

P

Onder Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder ‘A regelingen die de status van wet verkrijgen’:

  • 1. wordt

    Veiligheidslandsverordening 1958. Landsverordening van 3 februari 1958 houdende bepalingen tot beveiliging van de arbeid in ondernemingen

    Arbeidsveiligheidswet BES

    Vervangen door:

    Veiligheidslandsverordening 1958

    Arbeidsveiligheidswet BES

  • 2. wordt

    Stuwadoorslandsverordening 1946. Landsverordening van 14 febr. 1946 houdende eenige bepalingen in het belang van personen, werkzaam bij het laden en lossen van zeeschepen.

    Stuwadoorswet 1946 BES

    Vervangen door

    Stuwadoorslandsverordening 1946

    Stuwadoorswet 1946 BES

  • 3. wordt

    Arbeidsregeling 2000. Landsverordening van de 27ste juli 2000 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake arbeidsduur, arbeidstijden en overwerk

    Arbeidswet 2000 BES

    Vervangen door

    Arbeidsregeling 2000

    Arbeidswet 2000 BES

  • 4. wordt:

    Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst. Landsverordening van 12 mei 1958, houdende regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst

    Wet collectieve arbeidsovereenkomst BES

    Vervangen door

    Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst

    Wet collectieve arbeidsovereenkomst BES

  • 5. wordt

    Landsverordening minimumlonen. Landsverordening van 31 mei 1972 houdende nieuwe regelen inzake minimumlonen.

    Wet minimumlonen BES

    Vervangen door

    Landsverordening minimumlonen

    Wet minimumlonen BES

  • 6. wordt

    Vakantieregeling 1949. Landsverordening van 19 Februari 1949, houdende bepalingen inzake verplichte vakantieregeling

    Vakantiewet 1949 BES

    Vervangen door

    Vakantieregeling 1949

    Vakantiewet 1949 BES

  • 7. wordt

    Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. Landsverordening van 31 mei 1972 houdende bijzondere regelen ten aanzien van de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.

    Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

    Vervangen door

    Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten

    Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

  • 8. wordt

    Arbeidsgeschillenlandsverordening

    Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

    Vervangen door

    Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946

    Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

  • 9. wordt

    Landsverordening ondernemingspensioenfondsen van 30 maart 1985 houdende regelen betreffende ondernemingspensioenfondsen.

    Wet ondernemingspensioenfondsen BES

    Vervangen door

    Landsverordening ondernemingspensioenfondsen

    Pensioenwet BES

  • 10. wordt

    Landsverordening arbeid en vreemdelingen. De landsverordening van de 3de augustus houdende regels met betrekking tot het doen verrichten van arbeid door vreemdelingen

    Wet arbeid vreemdelingen BES

    Vervangen door

    Landsverordening arbeid vreemdelingen

    Wet arbeid vreemdelingen BES

  • 11. wordt

    Landsverordening van (de 4den) 4 juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau

    Wet van 4 juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau BES

    Vervangen door

    Landsverordening van de 4den juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau

    Wet van 4 juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau BES

  • 12. wordt

    Landsverordening van 23 februari 1945 tot inschrijving van arbeidskrachten

    Wet tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES

    Vervangen door

    Landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten 1945

    Wet tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES

  • 13. wordt

    Landsverordening ongevallenverzekering Lv. van 6 januari 1966 regelende het recht van de arbeider diens nagelaten betrekkingen op tegemoetkoming terzake van een ongeval, de arbeider in zijn dienstbetrekking overkomen. Tekst in P.B. 1966, 14

    Wet ongevallenverzekering BES

    Vervangen door

    Landsverordening ongevallenverzekering

    Wet ongevallenverzekering BES

  • 14. wordt

    Landsverordening algemene ouderdomsverzekering. Landsverordening van 14 mei 1960, regelende een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom. Tekst in P.B. 1960, 83 (met verbeterblad)

    Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    Vervangen door

    Landsverordening algemene ouderdomsverzekering

    Wet algemene ouderdomsverzekering BES

  • 15. wordt

    Landsverordening ziekteverzekering Lv van 6 januari 1966 regelende het recht van de werknemer op tegemoetkoming bij ziekte; tekst in P.B. 1966, no. 15 (met verbeterblad)

    Wet ziekteverzekering BES

    Vervangen door

    Landsverordening ziekteverzekering

    Wet ziekteverzekering BES

  • 16. wordt

    Landsverordening algemene weduwen en wezenverzekering. Landsverordening van 21 dec. 1965 regelende een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte weduwen en wezenverzekering

    Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES

    Vervangen door

    Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering

    Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

  • 17. wordt

    Cessantia Landsverordening. Landsverordening. van 19 juli 1983 tot het vaststellen van nieuwe regelen inzake een verplichte eenmalige uitkering aan de werknemer, bij ontslag buiten zijn toedoen, alsmede tot wijziging van het B.W.N.A.

    Cessantiawet BES

    Vervangen door

    Cessantia-landsverordening

    Cessantiawet BES

Q

Onder Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder ‘B regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’:

  • 1. wordt

    Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 1 van de Landsverordening ongevallenverzekering (P.B. 1966, No.14); Landsbesluit beroepsziekten (P.B. 1966, 192)

    Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen, ziektes en letsels Ongevallenwet BES

    Vervangen door

    Landsbesluit Beroepsziekten

    Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen, beroepsziektes en letsels Wet ongevallenwet BES

  • 2. wordt

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de augustus 1993. Lb. h.a.m. van de 6de augustus 1993 houdende toepassing van artikel 8, tweede lid, van de landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110).

    Besluit op basis van artikel 8, tweede lid, van de Wet minimumlonen BES

    Vervangen door

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de augustus 1993 houdende toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110)

    Besluit op basis van artikel 8, tweede lid, van de Wet minimumlonen BES

  • 3. wordt

    Veiligheidsbesluit I. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 4 Oktober 1955 houdende voorschriften t.u.v. art. 2 van de Veiligheidslandsverordening 1942 (P.B. 1942, 162).

    Arbeidsveiligheidsbesluit I BES

    Vervangen door:

    Veiligheidsbesluit I

    Arbeidsveiligheidsbesluit I BES

  • 4. wordt

    Veiligheidsbesluit II. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 27 november 1958 houdende voorschriften t.u.v. art. 2 van de Veiligheidslandsverordening 1958 (P.B. 1958, no. 14)

    Arbeidsveiligheidsbesluit II BES

    Vervangen door

    Veiligheidsbesluit II

    Arbeidsveiligheidsbesluit II BES

  • 5. wordt

    Veiligheidsbesluit III. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 9 september 1963 houdende voorschriften t.u.v. art. 2 van de Veiligheidslandsverordening 1958 (P.B. 1958, 14)

    Arbeidsveiligheidsbesluit III BES

    Vervangen door

    Veiligheidsbesluit III

    Arbeidsveiligheidsbesluit III BES

  • 6. wordt

    Landsbesluit op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 25ste oktober 1996 t.u.v. van artikel 8 van de Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten (P.B. 1989, no. 73).

    Besluit op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES

    Vervangen door

    Landsbesluit op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten

    Besluit op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES

  • 7. wordt

    Arbeidsvredebesluit II. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 8 november 1957 t.u.v. art. 3B van de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 (P.B. 1946, no. 119).

    Arbeidsvredebesluit II BES

    Vervangen door

    Arbeidsvredebesluit II

    Arbeidsvredebesluit II BES

  • 8. wordt

    Stuwadoorsbesluit Besluit van 6 Juni 1946, t.u.v. art. 2 van de «Stuwadoorslandsverordening 1946» (P.B. 1946, no. 28);

    Stuwadoorsbesluit BES

    Vervangen door

    Stuwadoorsbesluit

    Stuwadoorsbesluit BES

R

Onder Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder ‘C regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen’:

  • 1. wordt

    Ministeriele beschikking van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    Vervangen door

    Ministeriële beschikking van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

  • 2. wordt

    Ministeriele beschikking van de 21 ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 21ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    Vervangen door

    Ministeriële beschikking van de 21 ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 21 ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

  • 3. wordt

    Ministeriele beschikking van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2 sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5 leden 3 en 4 van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2 sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5 leden 3 en 4 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    Vervangen door

    Ministeriële beschikking van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2 sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5 leden 3 en 4 van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2 sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

  • 4. wordt

    Ministeriele beschikking van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    Vervangen door

    Ministeriële beschikking van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

  • 5. wordt na

    Ministeriële beschikking van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

    Ministeriële regeling van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

    ingevoegd:

    Landbesluit houdende algemene maatregelen van de 8ste mei 1973 t.u.v. artikel 5, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 6, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194)

    Ministeriële regeling van de 8ste mei 1973 t.u.v. artikel 5, vierde lid, sub c, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en artikel 6, vierde lid, sub c, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering

  • 6. wordt

    Gezamelijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976. M.B. van 21 sept. no. 1978 t.u.v. de artt. 28 en 29 lid 5 van de Lv. Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), artt 31 en 32 lid 5 van de Lv. Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) en art. 22 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)

    Ministeriële regeling AOV/AWW en loonbelasting 1976. M.B. van 21 sept. no. 1978 t.u.v. de artt. 28 en 29 lid 5 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, artt 31 en 32 lid 5 van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES en art. 22 van de Wet op de Loonbelasting 1976 BES

    Vervangen door

    Gezamelijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976

    Ministeriële regeling AOV/AWW en loonbelasting 1976

  • 7. wordt

    Ministeriele beschikking van de 9de mei 1985 t.u.v. art. 4, eerste lid van de landsverordening ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, N°. 44)

    Ministeriële regeling t.u.v. art. 4, eerste lid van de Wet ondernemingspensioenfondsen BES

    Vervangen door

    Ministeriële beschikking van de 9de mei 1985 t.u.v. art. 4, eerste lid van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, N°. 44)

    Regeling Pensioenwet BES

  • 8. wordt

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 13de MAART 1990 t.u.v. artikel 6 van de landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. (P.B. 1972, no. 111)

    Ministeriële regeling t.u.v. artikel 6 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

    Vervangen door

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 13de maart 1990 t.u.v. artikel 6 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. (P.B. 1972, no. 111)

    Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

  • 9. wordt

    Arbeidsvredebesluit I . Besluit van 20 augustus 1946 t.u.v. art. 21 der «Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946». (P.B. 1946, no. 119)

    Ministeriële regeling t.u.v. art. 21 van de Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

    Vervangen door

    Arbeidsvredebesluit I

    Regeling Arbeidsvrede I BES

  • 10. wordt

    Arbeidsvredebesluit III. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 16 augustus 1978 t.u.v. art. 21 der Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 (P.B. 1946, no. 119). Arbeidsvredebesluit III.

    Ministeriële regeling t.u.v. art. 21 der Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

    Vervangen door

    Arbeidsvredebesluit III

    Regeling Arbeidsvrede III BES

  • 11. wordt

    Besluit van den 5DEN april 1946 ter uitvoering van artikel 3, lid 2 en artikel 9, lid 1a, 1d en 1e van de «landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten 1945» (P.B. 1945 no. 106), zooals aangevuld bij de landsverordening van den 12den januari 1946 (P.B. 1946 no. 1)

     

    Vervangen door

    Besluit van den 5DEN april 1946 ter uitvoering van artikel 3, lid 2 en artikel 9, lid 1a, 1d en 1e van de «landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten 1945» (P.B. 1945 no. 106), zooals aangevuld bij de landsverordening van den 12den januari 1946 (P.B. 1946 no. 1)

    Regeling tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES

S

Onder Minister van Verkeer en Waterstaat, onder ‘A regelingen die de status van wet verkrijgen’ wordt:

Landsverordening van de 20ste april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt als volgt gewijzigd

Wet van 20 april 1932, betreffende botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en ontzegging van de rijbevoegdheid BES

Vervangen door

Landsverordening van de 20ste april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen

Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES

T

Onder Minister van Verkeer en Waterstaat, onder ‘B regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’ vervalt:

Landsbesluit ter uitvoering van artikel 4 (PB 1961, 206)

Besluit ter uitvoering van artikel 4 BES

U

Onder Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder ‘A Regelingen die de status van wet verkrijgen’

  • 1. Vervalt:

    Landsverordening voor de volksgezondheid

    Wet voor de volksgezondheid BES

  • 2. wordt na

    Landsverordening zorginstellingen

    Wet zorginstellingen BES

    Toegevoegd:

    Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten

    Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES

    Landsverordening bestrijding besmettelijke ziekten,

    Gezondheidslandsverordening 1952

    en

    Quarantainelandsverordening

    Wet publieke gezondheid BES

V

Onder Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder ‘B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen’

  • 1. wordt na

    Landsverordening regelende de uitoefening van de geneeskunde (P.B. 1958, no. 174)

    Besluit geneeskunde BES

    ingevoegd:

    Verordening regelende de praktijk als vroedvrouw (PB 1934, no 53)

    Besluit bevoegdheid verloskundigen BES

  • 2. wordt

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 23ste april 1964 ter uitvoering van artikel 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 960, no. 65); vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven

    Besluit van 23 april 1964 ter uitvoering van artikel 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumwet 1960 BES; vaststelling vergoeding voor opiumverloven BES

    Vervangen door

    Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 23ste april 1964 ter uitvoering van artikel 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 960, no. 65); vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven

    Besluit vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven BES

  • 3. wordt

    Landsbesluit televisiereclame voor geneesmiddelen 2000

    Besluit televisie en radioreclame voor geneesmiddelen BES

    Vervangen door

    Landsbesluit televisiereclame voor geneesmiddelen 2000

    Besluit televisiereclame voor geneesmiddelen 2000 BES

  • 4. wordt toegevoegd:

    Landsbesluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten

    Besluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten BES

    Landsbesluit zorg

    Besluit zorg BES

    Landsbesluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002

    Besluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002 BES

    Landsbesluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten

    Besluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten BES

    Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ

    Besluit beperking kring verzekerden AVBZ BES

    Landsbesluit vergoeding kosten geneesmiddelen

    Besluit vergoeding kosten geneesmiddelen BES

    Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4, lid 2, van de Landsverordening Ongevallenverzekering

    Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Wet Ongevallenverzekering BES

    Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering

    Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Wet Ongevallenverzekering BES

    Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ziekteverzekering

    Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Wet Ziekteverzekering BES

    Landsbesluit productie en uitvoer producten op basis van melk

    Besluit productie en uitvoer producten op basis van melk BES

W

Onder Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder ‘B Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen, vervalt:

MB uitvoering landsbesluit verpakte geneesmiddelen (P.B. 1961, no. 170)

Regeling uitvoering besluit verpakte geneesmiddelen BES

X

Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, wordt onder ‘A Regelingen die de status van wet verkrijgen’:

Landsverordening Drinkwater

Wet Drinkwater BES

Vervangen door:

Landsverordening Drinkwater

Wet drinkwater BES

ARTIKEL II

Een doorlopende tekst van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is in bijlage 1 bij deze regeling gevoegd.

ARTIKEL III

De doorlopende teksten van de regelingen die ingevolge deze regeling aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn toegevoegd, zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL IV

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling wijziging IBES-lijst BES.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

BIJLAGE 1 BIJ DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN 16 SEPTEMBER 2010, NR. 2010-0000601106 TOT WIJZIGING VAN DE BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, VAN DE INVOERINGSWET OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA, ALS BEDOELD IN ARTIKEL II VAN DEZE REGELING

Bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsverordening openbaarheid van Bestuur

Wet openbaarheid van bestuur BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

AMBTENAREN

 

Pensioenlandsverordening overheidsdienaren

Pensioenwet ambtenaren BES

Werkliedenverordening 1944

Werkliedenwet 1944 BES

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951

Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht

Wet materieel ambtenarenrecht BES

Landsverordeningsociaal statuut verzelfstandiging overheidsdiensten

Wet sociaal statuut verzelfstandiging overheidsdiensten BES

Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden

Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES

Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren

Wet vergoeding behandelings- en verplegingskosten ambtenaren BES

Landsverordening van de 29e december 1965 nopens het in bepaalde gevallen aan ambtenaren buiten diensttijd overkomen ongevallen aanmerken als in diensttijd overkomen ongevallen (P.B. 1966, no. 12)

Wet ongevallen ambtenaren buiten diensttijd BES

DIVERSEN

 

Begrafenisverordening

Begrafeniswet BES

Crematielandsverordening

Crematiewet BES

Landsverordening van de 8ste mei 1961 houdende aanwijzing van ambtenaren door wier tussenkomst personen die niet schrijven kunnen, verzoekschriften kunnen indienen

Wet ambtelijke bijstand verzoekschriften BES

Eilandsverordening basisadministratie persoonsgegevens van het eilandgebied Bonaire

Wet basisadministraties persoonsgegevens BES

Landsverordening Identiteitskaarten

Wet identiteitskaarten BES

Verordening van den 13den September 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de kolonie Curaçao

Wet verklaringen van overlijden BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

POLITIEKE AMBTSDRAGERS

 

Pensioenregeling politieke gezagdragers

Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES

Landsverordening ter uitvoering van artikel 113 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen

Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen tot vaststelling van de bezoldiging, de pensioengrondslag en de vergoeding van representie- en andere kosten van de gezaghebbers

Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES

Landsverordening regelende de aanspraak op vakantie, vakantie-uitkering en tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging van Gedeputeerden en hun gezinsleden

Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES

AMBTENAREN

 

Wachtgeldregeling overheidsdienaren

Wachtgeldbesluit overheidsdienaren BES

Lumpsumregeling overheidsdienaren

Lumpsumbesluit ambtenaren BES

Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren

Besluit leeftijdsgrens ambtenaren BES

Bezoldigingslandsbesluit 1998

Bezoldigingsbesluit 1998 BES

Landsbesluit beoordeling landsdienaren

Besluit beoordeling ambtenaren BES

Werktijdenregeling Landsambtenaren

Werktijdenbesluit ambtenaren BES

Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren

Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES

Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Werknemers

Besluit vakantie en vrijstelling van dienst werknemers BES

Tijdelijke Regeling vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers

Tijdelijk besluit vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers BES

Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen 2000

Besluit rechtspositie korps politie BES

Landsbesluit buitengewone agenten van politie 1966

Besluit buitengewone agenten van politie BES 1966 BES

Dienst- en Werktijdenregeling Brandweerdienst Bonaire

Dienst en werktijdenbesluit brandweerkorps BES

DIVERSEN

 

Uitvoeringsbesluit basisadministratie persoonsgegevens van het eilandgebied Bonaire

Besluit basisadministraties persoonsgegevens BES

Landsbesluit Identiteitskaarten 2002

Besluit identiteitskaarten BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 13de maart 1975 ter uitvoering van artikel 40 van de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21)

Besluit ter uitvoering van artikel 40 Begrafeniswet BES

BESLUIT van den 17den Juni 1921, ter uitvoering van de artikelen 11, tweede en derde lid, en 13, eerste lid, van de ‘Begrafenisverordening’.

Besluit ter uitvoering van de artikelen 11 en 13 van de Begrafeniswet BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de januari 1959 ter uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no.22)

Besluit verklaringen van overlijden BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

AMBTENAREN

 

Regeling vergoeding vervoermiddelen 1950

Regeling vergoeding vervoermiddelen 1950 BES

Landsbesluit criteria en voorwaarden aanwijzing rechtspersoon

Regeling criteria en voorwaarden aanwijzing rechtspersoon BES

Landsbesluit aanwijzing met wachtgeld gelijkgesteld periodieke uitkeringen

Regeling aanwijzing met wachtgeld gelijkgestelde periodieke uitkeringen BES

Landsbesluit aanwijzing niet-overheidsdienaar

Regeling aanwijzing niet-werknemer BES

Regeling continudiensttoelage

Regeling continudiensttoelage BES

Regeling kinder-, kostwinner- en detacheringstoelage

Regeling kinder-, kostwinner- en detacheringstoelage BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 23ste april 1966 ter uitvoering van artikel 81 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, houdende regelen voor het toekennen van een huisvestingstoelage, alsmede het verlenen van overtocht c.q. het toekennen van een vergoeding terzake van overtochtskosten ten behoeve van minderjarige wettige-, gewettigde- en stiefkinderen van de ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen met standplaats Aruba, Bonaire of de Bovenwindse Eilanden in verband met het bezoeken van een in de Nederlandse Antillen buiten de standplaats van de ambtenaar gevestigde inrichting van dagonderwijs.

Regeling huisvestingstoelage en overtocht kinderen ambtenaren BES

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 26ste maart 1973 tot vaststelling van een toelage ten behoeve van de ambtenaren in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden verbandhoudende met het verschil tussen het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in dat eilandgebied en in de overige eilandgebieden

Regeling standplaatstoelage ambtenaren BES

Voorschottenbesluit

Voorschottenregeling BES

Ministeriële Beschikking Kleding, Bewapening en overige uitrusting Politie

Regeling kleding, bewapening en overige uitrusting politie BES

Landsbesluit van de 18de augustus 1967 no. 5, regelende de maandelijkse bijdrage die de politie-ambtenaar, die huisvesting geniet in enig bij het Korps Politie in gebruik zijnd Landsgebouw, niet zijnde een gouvernementswoning in de zin van de Woningregeling 1938 (P.B. 1938, no. 76) aan het Land verschuldigd is

Regeling bijdrage huisvesting politie BES

Beschikking functioneringsgesprekken

Regeling functioneringsgesprekken BES

Beheersregelen Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden

Beheersregelen BES fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden BES

MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

MINISTER VAN DEFENSIE

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Dienstplichtverordening 1961

Dienstplichtwet BES

Landsverordening rechtspositie Kustwacht

Wet rechtspositie Kustwacht BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit rechtspositie Kustwacht

Besluit rechtspositie Kustwacht BES

Landsbesluit militair keuringsreglement 1995,

Besluit militair keuringsreglement BES

Landsbesluit extra beslaglegging dienstplichtigen

Besluit extra beslaglegging dienstplichtigen BES

Bezoldigingsbesluit dienstplichtigen Nederlandse Antillen 1986

Bezoldigingsbesluit dienstplichtigen BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Beschikking houdende een regeling voor de vergoeding bij dienstreizen en verplaatsingen van militairen behorend tot de Landmacht NA

Regeling vergoeding bij dienstreizen en verplaatsingen van militairen behorend tot de Landmacht BES

MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

DELFSTOFFEN

 

Curaçaosche mijnwet

Mijnwet BES

Petroleumlandsverordening Saba Bank

Petroleumwet Saba Bank BES

ELEKTRICITEITSVOORZIENING

 

Landsverordening elektriciteitsconcessies

Wet elektriciteitsconcessies BES

INDUSTRIEEL EIGENDOM/MERKEN

 

Merkenlandsverordening 1995

Wet merken BES

KAMERS VAN KOOPHANDEL EN HANDELSREGISTER

 

Landsverordening op de Kamers van Koophandel en Nijverheid

Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

Handelsregisterverordening 2009

Handelsregisterwet 2009 BES

METROLOGIE

 

IJklandsverordening 1956

IJkwet BES

POST

 

Lvo houdende een herziene regeling met betrekking tot de uitvoering van de Postdienst (Postlandsverordening 1998) (PB 1997, 319, Wijziging PB 2001, 80, p. 16)

Wet post BES

PRIJZEN

 

Prijzenverordening 1961

Prijzenwet BES

TELECOMMUNICATIE

 

Landsverordening op de telecommunicatie-voorzieningen

Wet telecommunicatievoorzieningen BES

VESTIGING BEDRIJVEN

 

Vestigingsregeling voor bedrijven

Wet vestiging bedrijven BES

WINKELTIJDEN

 

Landsverordening Winkelsluiting (P.B. 1969, no. 58)

Wet winkelsluiting BES

DIVERSEN

 

Uitvoeringslandsverordening Verdrag Chemische Wapens

Wet Verdrag Chemische Wapens BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

DELFSTOFFEN

 

Mijnverordening ter uitvoering der Curaçaosche mijnwet

Mijnbesluit BES

INDUSTRIEEL EIGENDOM/MERKEN

 

Merkenlandsbesluit

Uitvoeringsbesluit merken BES

KAMERS VAN KOOPHANDEL/HANDELSREGISTER

 

Handelsregisterbesluit 2009

Handelsregisterbesluit 2009 BES

Kiesreglement voor de Kamers van Koophandel en Nijverheid

Kiesbesluit voor de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

POST

 

Lham ter regeling van het gewicht en de afmetingen van postzendingen en tot vaststelling van de bedragen ter limitering van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, en 7, vierde lid, van de Postlandsverordening 1998 (Landsbesluit postzendingen) (P.B. 1997, no 319)

Besluit postzendingen BES

Lham houdende vaststelling van de tarieven bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, 1°, van de Postlandsverordening 1998 (Landsbesluit minimumtarieven koeriersdiensten) (P.B. 1997, no. 319)

Besluit minimumtarieven koeriersdiensten BES

TELECOM

 

Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart

Besluit telecommunicatie scheepvaart BES

Landsbesluit opgedragen telecommunicatiediensten

Besluit opgedragen telecommunicatiediensten BES

Landsbesluit limitering aansprakelijkheid telecommunicatie

Besluit limitering aansprakelijkheid telecommunicatie BES

Landsbesluit randapparatuur

Besluit randapparatuur BES

Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen

Besluit radio-elektrische inrichtingen BES

Landsbesluit radioamateurs

Besluit radioamateurs BES

Landsbesluit draadomroep en kabelinrichtingen

Besluit draadomroep en kabelinrichtingen BES

Landsbesluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstanties

Besluit vrijstelling zendmachtiging overheidsinstanties BES

Landsbesluit geschillenbeslechting concessiehouders

Besluit geschillenbeslechting concessiehouders BES

WINKELTIJDEN

 

Lb.ham van 30 juli 1969 t.u.v. artikel 6 Landsverordening Winkelsluiting (P.B. 1969, 109)

Besluit ter uitvoering van artikel 6 Wet winkelsluiting BES

DIVERSEN

 

Uitvoeringsbesluit Chemische Wapens

Uitvoeringsbesluit Verdrag Chemische Wapens BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

METROLOGIE

 

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 9 juli 1956 ter uitvoering van artikel 20 onder a van de IJklandsverordening 1956 (PB 1956, 72)

Regeling van 9 juli 1956 ter uitvoering van artikel 20 onder a van de IJkwet BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 9 juli 1956 ter uitvoering van artikel 27 van de IJklandsverordening 1956 (PB 1956, 73)

Regeling van 9 juli 1956 ter uitvoering van artikel 27 van de IJkwet BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 19 februari 1960 ter uitvoering van artikel 9 letter a van de IJklandsverordening 1956 (PB 1960, 27)

Regeling van 19 februari 1960 ter uitvoering van artikel 9 letter a van de IJkwet BES

Reglement op de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen (PB 1956, 75)

Reglement op de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen BES

Reglement op de meters voor electrische energie (PB 1963, 172)

Reglement op de meters voor elektrische energie BES

POST

 

Beschikking Registratie koeriersdiensten

Regeling registratie koeriersdiensten BES

Beschikking Brievenbussen

Regeling brievenbussen BES

Beschikking richtlijnen tariefswijziging post

Regeling richtlijnen tariefswijziging post BES

TELECOMMUNICATIE

 

Beschikking vrijstelling telecommunicatiemachtiging

Regeling vrijstelling telecommunicatiemachtiging BES

Beschikking vergoedingen telecommunicatievoorzieningen

Regeling vergoedingen telecommunicatievoorzieningen BES

Reglement maritieme radiocommunicatie-examens

Regeling maritieme radiocommunicatie-examens BES

Reglement amateurradiozendexamens

Regeling amateurradiozendexamens BES

Nationaal Nummerplan Nederlandse Antillen en Regeling nummerplan BES en tariefrichtlijn voor toegangsnummers en informatiedienstnummers (oktober 2007)

Regeling nummerplan BES en tariefvoorschriften voor toegangsnummers en informatiedienstnummers BES

MINISTER VAN FINANCIËN

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten

Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES

Landsverordening Assurantiebemiddelingsbedrijf

Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES

Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening

Wet identificatie bij dienstverlening BES

Landsverordening melding ongebruikelijke transacties

Wet melding ongebruikelijke transacties BES

Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943

Wet inkomstenbelasting BES

Landsverordening op de Loonbelasting 1976

Wet loonbelasting BES

Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994

Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES

Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs

Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES

Landsverordening toezicht effectenbeurzen

Wet toezicht effectenbeurzen BES

Landsverordening toezicht trustwezen

Wet toezicht trustwezen BES

Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf

Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES

Landsverordening zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen

Wet zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Beschikking indicatoren ongebruikelijke transacties

Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties BES

Beschikking indicatoren ongebruikelijke transacties inzake creditcards en money transfers

Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties creditcards en money transfers BES

Beschikking indicatoren ongebruikelijke transacties inzake fiduciaire diensten

Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties fiduciaire diensten BES

Beschikking indicatoren ongebruikelijke transacties inzake hazardspel-transacties

Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties hazardspellen BES

Besluit Natura-uitvaartverzekeraars

Besluit natura-uitvaartverzekeraars BES

Landsbesluit aanwijzing financiële diensten identificatie bij financiële dienstverlening

Besluit identificatie bij dienstverlening BES

Landsbesluit aanwijzing financiële diensten melding ongebruikelijke transacties

Besluit aanwijzing diensten melding ongebruikelijke transacties BES

Landsbesluit administratieve boete assurantiebemiddelaars

Besluit administratieve boete assurantiebemiddelaars BES

Landsbesluit administratieve boete beleggingsinstellingen en administrateurs

Besluit administratieve boete beleggingsinstellingen en administrateurs BES

Landsbesluit administratieve boete trustwezen

Besluit administratieve boete trustwezen BES

Landsbesluit bijzondere vergunningen verzekeringsbedrijf

Besluit bijzondere vergunningen verzekeringsbedrijf BES

Landsbesluit financiële eisen verzekeringsbedrijf

Besluit financiële eisen verzekeringsbedrijf BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 21 januari 1993 ter uitvoering van artikel 16 van de Landsverordening zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen (P.B. 1993, no. 18)

Besluit uitzonderingen zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 23 september 1994 ter uitvoering van artikel 46 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 (P.B. 1994, no. 110)

Besluit administratieve boete bank- en kredietwezen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 13 juli 2001 ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (P.B. 2001, no. 69)

Besluit gegevensverstrekking ongebruikelijke transacties BES

Landsbesluit Lloyd’s Underwriters

Besluit Lloyd’s Underwriters BES

Landsbesluit programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf

Besluit programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf BES

Landsbesluit opleiding en examens administratieve

ambtenaren belastingdienst

Besluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst BES

Lb ham controleurscursus (opleiding tot controleur der Belastingen; 1992, 66)

Besluit opleiding tot controleur der Belastingen BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Aftrekregeling voor een specifieke categorie buitenlandse belastingplichtingen

Negentigprocentsregeling buitenlandse belastingplichtigen BES

Beschikking ex-patriates 1998

Regeling ex-patriates 1998 BES

Beschikking pensioenen

Regeling pensioenen BES

Beschikking vaste vergoedingen

Regeling vaste vergoedingen BES

Ministeriële beschikking werkkleding 2001

Regeling werkkleding 2001

MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit gezinsvoogdij-instelling

Besluit gezinsvoogdij-instelling BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

MINISTER VAN JUSTITIE

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

PRIVAATRECHT

 

Burgerlijk Wetboek

Burgerlijk Wetboek BES

Wetboek van Koophandel

Wetboek van Koophandel BES

Faillissementsbesluit 1931

Faillissementswet BES

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Auteursverordening 1913

Auteurswet BES

Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES

Landsverordening aansprakelijkheid olietankschepen

Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES

Landsverordening schadefonds olietankschepen

Wet schadefonds olietankschepen BES

Landsverordening overeenkomsten langs elektronische weg

Wet overeenkomsten langs elektronische weg BES

Landsverordening van 30 augustus 1960 inzake erkenning rechtspersoonlijkheid vreemde vennootschappen (P.B. 1960, no. 166)

Wet inzake erkenning rechtspersoonlijkheid vreemde vennootschappen BES

Verordening, van 30 augustus 1933, houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Brittanië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen (P.B. 1933, no. 90)

Uitvoeringswet van het tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen BES

Landsverordening van 16 maart 1967 ter uitvoering van het op 1 maart 1954 te ’s Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (P.B. 1967, no. 46)

Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1954 BES

Landsverordening van 29 december 1965 houdende uitvoering van het op 30 augustus 1962 te ’s-Gravenhage gesloten verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken (P.B. 1966, no. 3)

Uitvoeringswet van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken BES

Landsverordening van 18 april 1980 tot uitvoering van de op 7 juni 1968 te Londen tot stand gekomen Europese overeenkomst tot het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (P.B. 1980, no. 99)

Uitvoeringswet van de Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht BES

Landsverordening van 23 oktober 2000, regelende het overgangsrecht ter gelegenheid van de invoering van de Boeken 1, 3 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (P.B. 2000, 119)

Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES

Landsverordening van 15 maart 2001, houdende het overgangsrecht ter zake van de wijzigingen die in de bestaande wetgeving in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden aangebracht (P.B. 2001, 26)

Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte

STAATS- EN BESTUURSRECHT

 

Landsverordening administratieve rechtspraak (P.B. 2001, no. 79)

Wet administratieve rechtspraak BES

Advocatenlandsverordening 1959

Advocatenwet BES

Deurwaardersreglement

Deurwaarderswet BES

Verordening houdende bepalingen omtrent beëdigde vertalers

Wet beëdigde vertalers BES

Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag

Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES

Landsbesluit kosteloze rechtskundige bijstand

Wet kosteloze rechtskundige bijstand BES

Landverordening, houdende nieuwe regels betreffende het notarisambt

Wet op het notarisambt BES

Onteigeningsverordening

Onteigeningswet BES

Vuurwapenverordening 1930

Vuurwapenwet BES

Wapenverordening 1931

Wapenwet BES

Landsverordening houdende regels inzake weerkorpsen 1997

Wet op de weerkorpsen BES

Landsverordening Hazardspelen 1948

Wet hazardspelen BES I

Landsverordening Hazardspelen II 1988

Wet hazardspelen BES II

Landsverordening Speelvergunningsrecht Hazardspelen

Wet speelvergunningsrecht hazardspelen BES

Loterijverordening 1909

Loterijwet BES

STRAFRECHT

 

Landsverordening beginselen gevangeniswezen

Wet beginselen gevangeniswezen BES

Verordening van 30 december 1890, tot verzekering van de toepassing van de bij algemeene verordeningen bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming (P.B. 1891, no. 28)

Wet inzake bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming BES

Landsverordening Identificatieplicht

Wet identificatieplicht BES

Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen

Wetboek van Strafrecht BES

Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen

Wetboek van Strafvordering BES

Landsverordening van den 9den mei 1932, houdende bepalingen tegen verstekelingen (P.B. 1932, no. 51)

Wet, houdende bepalingen tegen verstekelingen BES

Landsverordening van de 25ste september 1961 nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren (P.B. 1961, no. 149)

Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES

VREEMDELINGENRECHT

 

Landsverordening toelating en uitzetting (P.B. 1966,17)

Wet toelating en uitzetting BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

PRIVAATRECHT

 

Landsbesluit burgerlijke stand

Besluit burgerlijke stand BES

Landsbesluit van 19 januari 2001 ter uitvoering van artikel 19j, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (P.B. 2001, 13)

Besluit voorlopige akten van de burgerlijke stand BES

Besluit curateleregister

Besluit curateleregister BES

Landsbesluit gezagsregisters

Besluit gezagsregisters BES

Besluit huwelijksgoederenregister

Besluit huwelijksgoederenregister BES

Landsbesluit Voogdijraden 1970

Besluit Voogdijraden 1970 BES

Landsbesluit elektronische handtekeningen, certificaten en certificatiedienstverleners

Besluit elektronische handtekeningen, certificaten en certificatiedienstverleners BES

Landsbesluit wettelijke rente

Besluit wettelijke rente BES

Gegevensbesluit rechten van gebruik in deeltijd van onroerende zaken

Gegevensbesluit rechten van gebruik in deeltijd van onroerende zaken BES

Landsbesluit gegevens georganiseerde reizen

Besluit gegevens georganiseerde reizen BES

Landsbesluit tarief gijzeling 2005

Besluit tarief gijzeling 2005 BES

Landsbesluit van 3 november 2005 ter uitvoering van artikel 862, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (P.B. 2006, 3)

Besluit ter uitvoering van artikel 862, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Landsbesluit van 3 november 2005 ter uitvoering van artikel 878, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (P.B. 2006, 4)

Besluit ter uitvoering van artikel 878, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Landsbesluit van 3 november 2005 ter uitvoering van artikel 993, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (P.B. 2006, 5)

Besluit ter uitvoering van artikel 993, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Landsbesluit van 3 november 2005 ter uitvoering van artikel 448, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (P.B. 2006, 8)

Besluit ter uitvoering van artikel 448, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Landsbesluit verklaring derdenbeslag

Besluit verklaring derdenbeslag BES

Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken

Besluit tarieven in burgerlijke zaken BES

Besluit van den 4den Maart 1932, houdende voorschriften ter uitvoering van artikel 16, tweede lid, van het Curaçaosch Faillissementsbesluit 1931

Besluit ter uitvoering van artikel 16, tweede lid van de Faillissementswet BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 18de November 1953 ter uitvoering van artikel 55, lid 1, van het Faillissementsbesluit 1931 (P.B. 1931, no. 58)

Besluit ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de Faillissementswet BES

STAATS- EN BESTUURSRECHT

 

Besluit proceskosten bestuursrecht (PB 2001, no. 127)

Besluit proceskosten bestuursrecht BES

Landsbesluit Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen

Besluit op de weerkorpsen BES

STRAFRECHT

 

Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal

Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES

Landsbesluit instemming overbrenging veroordeelde

Besluit instemming overbrenging veroordeelde BES

Landsbesluit toevoeging in strafzaken

Besluit toevoeging in strafzaken BES

Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen

Besluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen BES

Gevangenismaatregel 1999

Gevangenismaatregel 1999 BES

Reclasseringsbesluit 1953

Reclasseringsbesluit 1953 BES

Landsbesluit Opkopersregisters

Besluit opkopersregisters BES

Verordening van den 13den juli 1932, tot aanwijzing van de vereenigingen, bedoeld in artikel 146, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao (P.B. 1932, no. 99)

Besluit aanwijzing verenigingen als bedoeld in artikel 146, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht BES

Landsbesluit modelformulieren strafvordering

Besluit modelformulieren strafvordering BES

Tarief justitiekosten strafzaken

Besluit tarief justitiekosten strafzaken BES

VREEMDELINGENRECHT

 

Toelatingsbesluit (P.B. 1985, 57)

Besluit toelating en uitzetting BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

PRIVAATRECHT

 

Ministeriële beschikking van 16 februari 2004 ter uitvoering van artikel 37, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (P.B. 2001, 15)

Regeling vast recht oprichting rechtspersonen BES

STAATS- EN BESTUURSRECHT

 

Vuurwapenbesluit 1930

Vuurwapenregeling BES

Besluit van den 19den november 1931, ter uitvoering van artikel 4 der «Wapenverordening 1931» (P.B. 1931, no 77)

Wapenregeling BES

Beschikking verklaringen omtrent het gedrag

Regeling justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag BES

STRAFRECHT

 

Beschikking geweldinstructie Gevangeniswezen

Regeling geweldinstructie gevangeniswezen BES

Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 16, ter uitvoering van de artikelen 12, eerste lid, en 23, eerste lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, no. 249)

en

Landsbesluit van de 25ste september 1997, nr. 14, ter uitvoering van artikel 32, tweede lid, van het Landsbesluit vergelijkend onderzoek celmateriaal (P.B. 1997, 250)

Uitvoeringsregeling Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES

Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen

Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen BES

Ministeriële beschikking van de 8ste december 1965 ter uitvoering van artikel 2 leden 2 en 3 van de Landsverordening van de 25ste september 1961 nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren (P.B. 1965, no. 185)

Regeling inzake de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES

MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming

Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES

Visserijlandsverordening

Visserijwet BES

Landsverordening van de 18de juli 1961 houdende voorschriften in het belang van de volksgezondheid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen van schadelijke dieren en planten

Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsverordening slacht- en vleeskeuring

Besluit slacht- en vleeskeuring Bonaire

Verordening voorschriften op slachten en verkopen van vlees op Sint Eustatius

Besluit slachten en verkopen van vee op Sint Eustatius

Landsverordening invoer kleine dieren 1952 en Landsverordening in- en doorvoerverbod kleine dieren afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika

Besluit invoer kleine dieren BES

Landsbesluit vogelgriep 2006

Besluit vogelgriep BES

Visserijlandsbesluit

Visserijbesluit BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 24 september 1974 ter uitvoering van artikel 6, lid 1 van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing bestrijdingsmiddelen op basis van Phosdrin als vergunningsplichtig middel)

Uitvoeringsregeling Wet voorschiften bestrijdingsmiddelen BES

en

 

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 12 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing rodenticiden bevattende thallium- of fosfideverbindingen als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

 

en

 

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 16 januari 1987 ter uitvoering van artikel 6, lid 1, van de verordening voorschriften bestrijdingsmiddelen, enz. (aanwijzing insecticiden bevattende aldrin, bandaan, chloordaan, dieldrin, isobenzaan of isodrin) als vergunningsplichtig bestrijdingsmiddel)

 

en

 

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 6de oktober 1961 ter uitvoering van artikel 4 van de Landsverordening van de 18de juli 1961 (P.B. 1961, no. 116) houdende voorschriften in het belang van de volksgezondheid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen van schadelijke dieren en planten (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende parathion)

 

en

 

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 17de september 1987 ter uitvoering van artikel 4 van de Landsverordening van de 18de juli 1961, (P.B. 1961, no. 116) houdende voorschriften in het belang van de volksgezondheid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen van schadelijke dieren en planten (verbod bestrijdingsmiddelen bevattende kwikoxide, kwikchloride, andere anorganische kwikverbindingen, alkyl-kwikverbindingen, DDT, HCH en hexachloorbenzeen)

 

Beschikking verpakking en etikettering van bestrijdingsmiddelen

Regeling verpakking en etikettering van bestrijdingsmiddelen BES

MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Archieflandsverordening 2007

Archiefwet BES

Landsstudietoelagenregeling

Wet studiefinanciering BES

Landsverordening funderend onderwijs

Wet primair onderwijs BES

Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

Landsverordening sociale vormingsplicht

Wet sociale kanstrajecten jongeren BES

Landsverordening voortgezet onderwijs

Wet voortgezet onderwijs BES

Leerplichtlandsverordening

Leerplichtwet BES

Monumentenlandsverordening 1989

Monumentenwet BES

Televisie-landsverordening

Mediawet BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Archiefbesluit

Archiefbesluit BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 24ste november 1972 ter uitvoering van artikel 5, lid 1, onder f, van de Televisie-landsverordening (P.B. 1971, no. 33), (P.B. 1972, no. 237)

Besluit televisie- en radioreclame voor sterke drank BES

Landsbesluit scholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. (P.B. 1985, no.155)

Besluit scholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. BES

Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. (P.B. 2008, no.54)

Besluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. BES

Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B.2000, no.142)

Besluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s BES

Landsbesluit bevoegdheidsverklaring leraren (P.B. 2000, no. 144)

Besluit bevoegdheidsverklaring leraren BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Beschikking digitaal beheer

Regeling digitaal beheer BES

Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed Bonaire Sint Eustatius en Saba

Regeling Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed BES

Ministeriële beschikking ter uitvoering van voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 143)

Regeling ter uitvoering van voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s BES

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)

Regeling vakantiedagen voortgezet onderwijs BES

Regeling vakantiedagen funderend onderwijs (P.B. 2009, no.4)

Regeling vakantiedagen funderend onderwijs BES

Beschikking onderwijskundig rapport funderend onderwijs (P.B.2009, no.5)

Regeling onderwijskundig rapport funderend onderwijs BES

MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Veiligheidslandsverordening 1958

Arbeidsveiligheidswet BES

Stuwadoorslandsverordening 1946

Stuwadoorswet 1946 BES

Arbeidsregeling 2000

Arbeidswet 2000 BES

Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst

Wet collectieve arbeidsovereenkomst BES

Landsverordening minimumlonen

Wet minimumlonen BES

Vakantieregeling 1949

Vakantiewet 1949 BES

Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten

Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES

Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten

Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946

Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

Landsverordening ondernemingspensioenfondsen

Pensioenwet BES

Landsverordening arbeid vreemdelingen

Wet arbeid vreemdelingen BES

Landsverordening van de 4den juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau

Wet van 4 juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau BES

Landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten 1945

Wet tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES

Landsverordening ongevallenverzekering

Wet ongevallenverzekering BES

Landsverordening algemene ouderdomsverzekering

Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Landsverordening ziekteverzekering

Wet ziekteverzekering BES

Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering

Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

Cessantia-landsverordening

Cessantiawet BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 13, vijfde lid, van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1979, 59)

Besluit betaalbaarstelling door andere organen volksverzekeringen BES

Landsbesluit Beroepsziekten

Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen, beroepsziektes en letsels Wet ongevallenverzekering BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 12, derde en zesde lid, van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, 135)

Besluit intrekking, schorsing en opschorting Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 12, tweede lid, van de Landsverordening ongevallenverzekering (P.B. 1987, 84)

Besluit inlichtingenverplichtingen werknemersverzekeringen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 13 van de Landsverordening ongevallenverzekering en ter uitvoering van artikel 13 van de Landsverordening ziekteverzekering (P.B. 1966, 15)

Besluit meldingsvereisten werknemersverzekeringen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 5, derde en vierde lid, van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, 131)

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES

Arbeidsbesluit jeugdige personen

Arbeidsbesluit jeugdigen BES

Arbeidsbesluit hotels, restaurants en casino’s 2000

Arbeidsbesluit hotels, restaurants en casino’s 2000 BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de augustus 1993 houdende toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110).

Besluit op basis van artikel 8, tweede lid, van de Wet minimumlonen BES

Veiligheidsbesluit I

Arbeidsveiligheidsbesluit I BES

Veiligheidsbesluit II

Arbeidsveiligheidsbesluit II BES

Veiligheidsbesluit III

Arbeidsveiligheidsbesluit III BES

Landsbesluit op het ter beschikking stellen arbeidskrachten

Besluit op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES

Arbeidsvredebesluit II

Arbeidsvredebesluit II BES

Stuwadoorsbesluit

Stuwadoorsbesluit BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Ministeriële beschikking van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

Ministeriële regeling van de 22ste augustus 1960 t.u.v. artikel 2, sub c, van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Ministeriële beschikking van de 21ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

Ministeriële regeling van de 21ste oktober 1960 t.u.v. artikel 2, sub c, van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Ministeriële beschikking van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2 sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5 leden 3 en 4 van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

Ministeriële regeling van de 15de juni 1965 t.u.v. artikel 2, sub c, van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N° 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Ministeriële beschikking van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid van de landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, N°. 83)

Ministeriële regeling van de 1ste augustus 1980 t.u.v. artikel 2, sub c, van de Besluit van de 26ste juli 1960 (P.B. 1960, N°. 131) t.u.v. artikel 5, derde en vierde lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Landbesluit houdende algemene maatregelen van de 8ste mei 1973 t.u.v. artikel 5, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 6, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194)

Ministeriële regeling van de 8ste mei 1973 t.u.v. artikel 5, vierde lid, sub c, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en artikel 6, vierde lid, sub c, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering

Gezamelijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976

Ministeriële regeling AOV/AWW en loonbelasting 1976

Ministeriële beschikking van de 9de mei 1985 t.u.v. art. 4, eerste lid van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, N°. 44)

Regeling Pensioenwet BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 13de maart 1990 t.u.v. artikel 6 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. (P.B. 1972, no. 111)

Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

Arbeidsvredebesluit I

Regeling Arbeidsvrede I BES

Arbeidsvredebesluit III

Regeling Arbeidsvrede III BES

Besluit van den 5DEN april 1946 ter uitvoering van artikel 3, lid 2 en artikel 9, lid 1a, 1d en 1e van de «landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten 1945» (P.B. 1945 no. 106), zooals aangevuld bij de landsverordening van den 12den januari 1946 (P.B. 1946 no. 1)

 Regeling tot inschrijving van arbeidskrachten 1945 BES

MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Vaartuigenverordening 1930

Vaartuigenwet 1930 BES

Landsverordening voorkoming van verontreiniging door schepen

Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES

Loodsenlandsverordening 2001

Loodsenwet 2001 BES

Landsverordening opruiming van schepen en wrakken

Wet opruiming van schepen en wrakken BES

Tijdelijk havenbeveiligingsbesluit

Havenbeveiligingswet BES

Landsverordening maritiem beheer

Wet maritiem beheer BES

Curaçaosch Strandvonderij-besluit

Wet strandvonderij BES

Luchtvaartlandsverordening

Luchtvaartwet BES

Landsverordening luchtvervoer

Wet luchtvervoer BES

Landsverordening van de 20ste april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen

Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit ter uitvoering van art. 7, eerste en vierde lid, van de landsverordening voorkoming van verontreiniging door schepen

Besluit ter uitvoering van art. 7, eerste en vierde lid, van de wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES

Landbesluit toezicht Luchtvaart (P.B. 2003, no. 56)

Besluit toezicht luchtvaart BES

Landsbesluit luchtverkeer 2005 (P.B. 2006, no. 11)

Besluit luchtverkeer BES

Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer (P.B. 2005, no. 37)

Besluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Besluit van den 7n. November 1930, ter uitvoering van artikel 5 van de «Vaartuigenverordening 1930» (P.B. No. 72)

Regeling ter uitvoering van artikel 5 van de Vaartuigenwet 1930 BES

Beschikking MAW luchtvaarteenheden (P.B.. 2008, no. 18)

Regeling luchtvaarteenheden BES

Beschikking MAW valschermspringen (P.B. 2007, no. 63)

Regeling valschermspringen BES

Beschikking MAW seinen luchtvaart (P.B. 2007, no. 89)

Regeling seinen luchtvaart BES

Beschikking MAW luchtvaarttelecommunicatie (P.B. 2007, no. 88)

Regeling luchtvaarttelecommunicatie BES

Beschikking MAW burgerluchtvaartinlichtingen (P.B. 2008, no. 20)

Regeling burgerluchtvaartinlichtingen BES

Beschikking ter uitvoering van artikel 12, tweede en derde lid, van het Curacaos Luchtvaartbesluit - Heraanwijzing luchtvaartterreinen (P.B. 1988, 85)

Regeling heraanwijzing luchtvaartterreinen BES

Beschikking gebruik hoogtemeter (P.B. 20o7, no. 45)

Regeling gebruik hoogtemeter BES

Beschikking verwijderen van voorwerpen of stoffen (P.B. 2007, no. 46)

Regeling verwijderen van voorwerpen of stoffen BES

Beschikking slepen (P.B. 2007, no. 47)

Regeling slepen BES

Beschikking navigatie- en telecommunicatieinstallaties (P.B. 2007, no. 60)

Regeling navigatie- en telecommunicatieinstallaties BES

Beschikking vliegplan (P.B. 2007, no. 61)

Regeling vliegplan BES

Beschikking vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht (P.B. 2007, no. 38)

Regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht BES

MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Verordening van den 21sten october 1921, tot regeling van het toezicht op krankzinnigen (P.B. 1922, no. 14)

Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES

Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid

Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES

Landsverordening organisatie bloedvoorziening

Wet organisatie bloedvoorziening BES

Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening

Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES

Landsverordening beperking tabaksgebruik

Wet beperking tabaksgebruik BES

Warenlandsverordening

Warenwet BES

Opiumlandsverordening 1960

Opiumwet 1960 BES

Landsverordening medisch tuchtrecht

Wet medisch tuchtrecht BES

Landsverordening zorginstellingen

Wet zorginstellingen BES

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten

Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES

Landsverordening bestrijding besmettelijke ziekten,

Gezondheidslandsverordening 1952

en

Quarantainelandsverordening

Wet publieke gezondheid BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 4de april 1961 ter uitvoering van de artikelen 1 lid 2, 5, 10 lid 1, 19 lid 3 en 21 lid 1 van de verordening van de 21ste oktober 1921 tot regeling van het toezicht op krankzinnigen. (P.B. 1961, no. 48)

Besluit tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES

Verordening regelende de uitoefening van de tandheelkunst (P.B. 1943, no. 46)

Besluit uitoefening van de tandheelkunst BES

Landsverordening regelende de uitoefening van de geneeskunde (P.B. 1958, no. 174)

Besluit geneeskunde BES

Verordening regelende de praktijk als vroedvrouw (PB 1934, no 53)

Besluit bevoegdheid verloskundigen BES

Landsverordening bevoegdheid apothekers en apothekersassistenten (P.B. 1960, no. 58)

Besluit bevoegdheid apothekers en apothekersassistenten BES

Tijdelijke landsverordening beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren (P.B. 2005, no. 69)

Besluit beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren BES

Landsbesluit verpakte geneesmiddelen (P.B. 1961, no. 169)

Besluit verpakte geneesmiddelen BES

Landsbesluit zoetstoffen in levensmiddelen (P.B. 2005, no. 60)

Besluit zoetstoffen in levensmiddelen BES

Landsbesluit kleurstoffen in levensmiddelen (P.B. 2005, no. 61)

Besluit kleurstoffen in levensmiddelen BES

Landsbesluit additieven in levensmiddelen (P.B. 2005, no. 62)

Besluit additieven in levensmiddelen BES

Landsbesluit visserij producten 1999 (P.B. 1999, no. 157)

Besluit visserij producten 1999 BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 23ste april 1964 ter uitvoering van artikel 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 960, no. 65); vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven

Besluit vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven BES

Landsbesluit beperking tabaksgebruik

Besluit beperking tabaksgebruik BES

Landsbesluit etikettering van levensmiddelen

Besluit etikettering van levensmiddelen BES

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 14de juni 1958 ter uitvoering van de artikelen 16 en 19 van de Landsverordening van de 4de maart 1957 houdende regeling van de tuchtrechtspraak over personen die geneeskunst uitoefenen, zomede over apothekers (P.B. 1957, no. 30).

Besluit ter uitvoering van de artikelen 16 en 19 van de Wet medisch tuchtrecht BES

Landsbesluit televisiereclame voor geneesmiddelen 2000

Besluit televisiereclame voor geneesmiddelen 2000 BES

Landsbesluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten

Besluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten BES

Landsbesluit zorg

Besluit zorg BES

Landsbesluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002

Besluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002 BES

Landsbesluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten

Besluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten BES

Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ

Besluit beperking kring verzekerden AVBZ BES

Landsbesluit vergoeding kosten geneesmiddelen

Besluit vergoeding kosten geneesmiddelen BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4, lid 2, van de Landsverordening Ongevallenverzekering

Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Wet Ongevallenverzekering BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering

Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Wet Ongevallenverzekering BES

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ziekteverzekering

Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Wet Ziekteverzekering BES

Landsbesluit productie en uitvoer producten op basis van melk

Besluit productie en uitvoer producten op basis van melk BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Beschikking van den 8sten december 1939 no. 2377 tot vaststelling van een model-geneeskundige verklaring ter constateering van krankzinnigheid. (P.B. 1939, no. 147)

Regeling tot vaststelling model geneeskundige verklaring krankzinnigheid BES

Beschikking visserij producten 1998 (P.B. 1998, no. 65)

Regeling visserij producten 1998 BES

Beschikking visserij producten 1998/2 (P.B. 1998, no. 227)

Regeling visserij producten 1998/2 BES

Beschikking invoer vis of visserij producten uit derde landen (P.B. 1999, no. 158)

Regeling invoer vis of visserij producten uit derde landen BES

Beschikking gezondheidscontroles visserij producten (P.B. 1999, no. 162)

Regeling gezondheidscontroles visserij producten BES

Beschikking residuen van genees- en bestrijdingsmiddelen in visserijproducten

Regeling residuen van genees- en bestrijdingsmiddelen in visserijproducten BES

Beschikking verpakking visserij producten (P.B. 1999, no. 176)

Regeling verpakking visserij producten BES

Beschikking identificatie van visserij producten (P.B. 1999, no. 177)

Regeling identificatie van visserij producten BES

Ministeriële Beschikking van de 22ste januari 1987 ter uitvoering van de artikelen 3, tweede lid en 5, eerste en tweede lid en 7, tweede lid van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65), houdende nieuwe voorschriften met betrekking tot de aflevering en het voorschrijven van middelen bedoeld in artikelen 3 en 4 van voormelde landsverordening

Regeling houdende nieuwe voorschriften met betrekking tot de aflevering en het voorschrijven van middelen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Opiumwet 1960 BES

Ministeriële Beschikking van de 29ste april 1964 ter uitvoering van artikel 6 lid 1 van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65), regelende de in-, uit- en doorvoer van verdovende middelen

Regeling in-, uit- en doorvoer van verdovende middelen BES

Ministeriële Beschikking van de 15de september 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 23ste april 1964 (P.B. 1964, no. 69) ter uitvoering van de artikelen 6 lid 2 en 7 lid 1 tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65)

Regeling van 15 september 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van 23 april 1964 ter uitvoering van de artikelen 6 lid 2 en 7 lid 1 tweede alinea van de Opiumwet 1960 BES

Ministeriële beschikking met algemene werking van de 6de januari 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder f, van de Opiumlandsverordening.

Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder f, Opiumwet 1960 BES

MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsverordening Drinkwater

Wet drinkwater BES

Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning

Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES

Kadasterlandsverordening 1938

Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES

Landsverordening openbare registers 2001

Wet openbare registers BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit van 12 september 2006, houdende algemene maatregelen ter uitvoering van artikel 12 van de Landsverordening drinkwater en artikel 3, eerste en tweede lid, van de Warenlandsverordening (PB 1997, no. 334)

Besluit kwaliteit drinkwater BES

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsbesluit ongediertebestrijdingsgassen

Regeling ongediertebestrijdingsgassen BES

MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

A Regelingen die de status van wet verkrijgen

Nederlands-Antilliaanse regeling

Citeertitel

Landsverordening Huurcommissieregeling

Wet Huurcommissie-Regeling BES

B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen

C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen

BIJLAGE 2 BIJ DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN ... 2010, NR. ...TOT WIJZIGING VAN DE BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, VAN DE INVOERINGSWET OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA, ALS BEDOELD IN ARTIKEL III VAN DIE REGELING.

LANDSVERORDENING van de 23ste december 1997 tot tijdelijke afwijking van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren (P.B. 1969, no. 44) en de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Werknemers (P.B. 1971, no. 85) ten behoeve van ambtenaren en werknemers die het lidmaatschap van een eilandsraad aanvaarden (Tijdelijke regeling vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers)

Artikel 1

Artikel 26, tweede lid, van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren (P.B. 1969, no. 44) en artikel 21, tweede lid, van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Werknemers (P.B. 1971, no. 85) worden buiten werking gesteld.

Artikel 2

  • 1. Het bevoegde gezag verleent de ambtenaar op diens schriftelijk verzoek vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden met behoud van vol inkomen, indien hij zich volledig wenst te wijden aan de werkzaamheden, verbonden aan de vervulling van zijn lidmaatschap van een eilandsraad.

  • 2. Tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, ondergaat het inkomen van de ambtenaar dezelfde wijzigingen welke het zou hebben ondergaan indien deze vrijstelling van dienst niet zou zijn verleend.

  • 3. In afwijking van hoofdstuk II, III en IIIA van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren (P.B. 1969, no. 44) heeft de ambtenaar tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, geen aanspraak op vakantieuren.

  • 4. Tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, behoudt de ambtenaar al zijn overige rechten en aanspraken.

  • 5. Herstel in activiteit na het einde van de vrijstelling van dienst, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij beschikking van het bevoegde gezag, tenzij de ambtsbetrekking reeds eerder mocht zijn geëindigd.

Artikel 3

  • 1. Het bevoegde gezag verleent de werknemer op diens schriftelijk verzoek vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden met behoud van vol inkomen, indien hij zich volledig wenst te wijden aan de werkzaamheden, verbonden aan de vervulling van zijn lidmaatschap van een eilandsraad.

  • 2. Tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, ondergaat het inkomen van de werknemer dezelfde wijzigingen welke het zou hebben ondergaan indien deze vrijstelling van dienst niet zou zijn verleend.

  • 3. In afwijking van hoofdstuk II van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Werknemers (P.B. 1971, no. 85) heeft de werknemer tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, geen aanspraak op vakantieuren.

  • 4. Tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, behoudt de werknemer al zijn overige rechten en aanspraken.

  • 5. Herstel in activiteit na het einde van de vrijstelling van dienst, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij beschikking van het bevoegde gezag, tenzij de betrekking als werknemer reeds eerder mocht zijn geëindigd.

Artikel 4

  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

  • 2. Deze landsverordening vervalt op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip kan per eilandgebied verschillend zijn.

Artikel 5

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Tijdelijke regeling vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers.

BESLUIT van den 17den Juni 1921, ter uitvoering van de artikelen 11, tweede en derde lid, en 13, eerste lid, van de ‘Begrafenisverordening’

Artikel 1

De lijken van onvermogenden worden, voor zooveel kerk- of armbestuur of andere instellingen daarvoor niet zorgen, op kosten der koloniale kas begraven op de begraafplaats door den overledene tijdens leven of anders door diens verwanten aan den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand opgegeven; en bijaldien zulks niet mogelijk is of geene opgave geschied is, op de begraafplaats door genoemden ambtenaar bepaald, die daarbij zooveel mogelijk met de godsdienstige gevoelens van den overledene rekening zal houden.

Artikel 2

Van het onvermogen bedoeld in artikel 11, derde lid, van de ‘Begrafenisverordening’ moet, ter bekoming van kostelooze begraving, blijken door het overleggen door de naaste bloedverwanten van den overledene van een bewijs van onvermogen op het eiland Curaçao door den betrokken wijk- of districtmeester afgegeven en, voor zooveel het stadsdistrict op gemeld eiland betreft, door of van wege den Procureur-generaal voor gezien geteekend en op de overige eilanden door den betrokken Gezaghebber afgegeven.

Artikel 3

Het begraven van lijken van personen overleden in inrichtingen, die geheel of gedeeltelijk onder beheer van het openbaar gezag staan, geschiedt door de zorg van het bestuur der betrokken inrichting met inachtneming van de navolgende voorschriften.

Artikel 4

Voor zoover er verwanten van den overledene op het betrokken eiland vertoeven, geeft het in artikel 3 genoemd bestuur hun binnen twee uren, indien zij zich in hetzelfde district bevinden en anders zoo spoedig mogelijk, kennis van het feit en van het uur van het overlijden, met opgave van de uren waarop het lijk voor hen te bezichtigen is, alsmede in de gevallen, waarin het lijk hun ter begraving kan worden afgegeven, van de bevoegdheid zulks aan te vragen.

Artikel 5

Het is artikel 3 genoemd bestuur geeft, zooveel mogelijk binnen twaalf uren na het overlijden, daarvan kennis aan den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand, met opgave van de klasse waarin de overledene in de inrichting verpleegd werd, alsmede met vermelding, naar gelang van de omstandigheden, van de begraafplaats waar het lijk ter aarde zal worden besteld of van de omstandigheid, dat het aan de verwanten ter begraving is afgegeven.

Artikel 6

Een niet aan de verwanten afgegeven lijk wordt begraven op de begraafplaats door den overledene tijdens leven of anders door diens verwanten aan het bestuur der betrokken inrichting opgegeven; en, bijaldien zulks niet mogelijk is of geene opgave geschied is, op de begraafplaats door bedoeld bestuur bepaald, het welk daarbij zooveel mogelijk met de godsdienstige gevoelens van den overledene rekening zal houden

Artikel 7

Het bestuur van eene inrichting als in artikel 3 bedoeld, houdt een register aan, waarin voor zoover bekend, worden opgenomen de naam, voornamen en leeftijd van allen, die in de inrichting zijn overleden, met vermelding, naar gelang van de omstandigheden, van de begraafplaats waar elk lijk is ter aarde besteld, of van de omstandigheid, dat het aan de verwanten ter begraving is afgegeven.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking tegelijk met de ‘Begrafenisverordening’.

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6de januari 1959 ter uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no. 22)

Artikel 1

  • 1. De formulieren van de verklaringen van overlijden en van levenloze geboorte, bestemd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no. 22), worden vastgesteld volgens de bij dit landsbesluit gevoegde modellen A respectievelijk B.

  • 2. De formulieren van de verklaringen van overlijden en van levenloze geboorte, behelzende de opgave van de doodsoorzaak ten behoeve van de statistiek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de in het vorige lid aangehaalde verordening worden vastgesteld volgens de bij dit landsbesluit gevoegde modellen C respectievelijk D.

  • 3. Verklaring A of B wordt door de geneeskundige ingesloten in een enveloppe conform het bij dit landsbesluit gevoegde model E. Deze enveloppe wordt, na door de geneeskundige op de achterzijde over de sluiting heen van zijn handtekening te zijn voorzien, tegelijk met verklaring C of D, onder achterhouding van het voor hem bestemde gedeelte van de verklaring, in een enveloppe overeenkomstig model F toegezonden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt de enveloppe overeenkomstig model F, onder achterhouding van de strook, ongeopend, doch voorzien van het nummer van kaart A of B en van de overige op de achterzijde verzochte gegevens, aan de Inspecteur van de Volksgezondheid.

Artikel 2

  • 1. Dit landsbesluit treedt in werking tegelijk met de landsverordening van de 19de december 1958 (P.B. 1958, no. 139) tot wijziging van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no. 22), en tot wijziging van de Gezondheidslandsverordening 1952 (P.B. 1952, no. 157).

  • 2. Met ingang van het in het eerste lid vermelde tijdstip vervalt het landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de 20ste oktober 1956 (P.B. 1956, no. 126), met de daarbij gevoegde modellen.

BIJLAGE

Model A (P.B. 1959, No. 4)

VERKLARING VAN OVERLIJDEN

als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de verordening van

13 september 1918 (P.B. 1919, No. 22)

________________________________________________________________________

Bestemd voor de Burgerlijke Stand

________________________________________________________________________

Naam:

.....

Voornamen:

.....

Geslacht: mannelijk / vrouwelijk *

Geboortedatum:

.....

Datum van overlijden: ..... om ..... uur

Plaats van overlijden: .....

Woonadres:

.....

Gewelddadige dood: ja / neen / twijfelachtig*

Besmettelijke ziekten: ja / neen / twijfelachtig *

Na persoonlijke schouwing.

De geneesheer,

.....

___________

  • * Doorhalen wat niet van toepassing is.

Model B (P.B. 1959, No. 4)

VERKLARING VAN LEVENLOZE GEBOORTE

als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de verordening van

13 september 1918 (P.B. 1919, No. 22)

________________________________________________________________________

Bestemd voor de Burgerlijke Stand

________________________________________________________________________

Geslacht:

.....

Geboortedatum en -uur: .....

Adres van geboorte:

.....

Naam vader:

.....

Naam moeder:

.....

Na persoonlijke schouwing.

De geneesheer,

.....

Model C (P.B. 1959, No. 4)

DOODSOORZAAKVERKLARING

Als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de verordening van

13 september 1918 (P.B. 1919, No. 22)

In te vullen en te bewaren door de medicus t.b.v. evt. nadere inlichtingen

Bestemd voor de Inspectie van de Volksgezondheid

 

N.B. Naam van de overledene niet vermelden

  
 

Natuurlijke dood

Duur tussen begin ziekte en overlijden(bij benadering)

Naam van overledene:

1. A. Ziekte, welke rechtstreeks de dood ten gevolge had .....

 

.....

B......

(veroorzaakt door gevolg van)

.....

Leeftijd:.....

C.....

(veroorzaakt door gevolg van)

.....

Datum van overlijden:......

 

.....

Adres van overlijden:.....

2. Bijkomstige, bij overlijden nog Natuurlijke dood bestaande ziekten en bijzonderheden, welke tot de dood bijdroegen doch niet met de onder 1 genoemde ziekten in causaal verband staan .....

.....

 
   

Doodsoorzaak

Niet natuurlijke dood

 

1. A. .....

1. Oorzaak:zelfmoord/doodslag/ongeval

 

B. .....

.....

 

C. .....

2. Wijze waarop het ongeval plaats vond

 

2. .....

.....

 
 

3. Aard van het letsel ....

 
   
 

Geslacht: mannelijk/vrouwelijk

 

Niet natuurlijke dood

Leeftijd.....jaar/maanden/weken/dagen

 

1. .....

Voor kinderen jonger dan 7 dagen:

 

2. .....

A. Geboortegewicht ....... gram

 

3. .....

B. Duur zwangerschap moeder......... weken

 
 

De geneesheer,

 
 

.....

 

Model D. (P.B. 1959, No. 4)

DOODSOORZAAKVERKLARING VAN LEVENLOOSGEBORENEN**

als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de verordening van 13 september 1918 (P.B. 1919, No. 22)

In te vullen en te bewaren door de medicus t.b.v. evt. nadere inlichtingen

Bestemd voor de Inspectie van de Volksgezondheid

 

Geslacht: mannelijk/vrouwelijk*

 

Geboortedatum:.....

 

Geboorteplaats: ziekenhuis/kraamkliniek

 

niet in

 

Indien niet in ziekenhuis (kraamkliniek):

 

Medische hulp aanwezig bij de geboorte:

 

* dokter/vroedvrouw/verpleegster/geen

Geslacht:......

Type geboorte: *enkelvoudig/tweeling/drieling enz. t.w...... jongen(s) en.... meisje(s), waarvan levenloos geborenen..... jongen(s) en .... meisje(s)

Geboortedatum en -uur.....

Duur zwangerschap van de moeder: ......weken.

Adres van geboorte:.....

Doodsoorzaak:

Naam vader:

Eventuele complicaties tijdens zwangerschap en bevalling:

.....

_______________

Naam moeder.....

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

Doodsoorzaak:.....

** Definitie levenloosgeborene:

 

onder levenloos geborene wordt verstaan een

 

vrucht, die na de uitdrijving geen enkel teken van levens verrichting (ademhaling, hartactie, spierconcentratie) heeft vertoond.

 

De Geneesheer,

DIENST

Model E

(P.B. 1959, No. 4)

Aan de geneeskundige wordt verzocht, de verklaring A of B in dit couvert te sluiten en over de sluiting heen de handtekening te plaatsen.

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

Aan de ambtenaar van de burgerlijke stand

te

Naam, adres en geboortedatum van de overledene of van de ouders van het als levenloos aangegeven kind

.....

......

.....

Strook f te scheuren door de ambtenaar van de burgerlijke stand, nadat het nummer van kaart A of B en de op de achterzijde verzochte gegevens op de enveloppe zijn ingevuld.

DIENST

Model F

(P.B. 1959, No. 4)

(Voorzijde)

INSPECTIE VAN DE VOLKSGEZONDHEID

DOODSOORZAAKVERKLARING model C of D

Naam van het district en/of eiland

Nummer kaart A: .....

Waar het overlijden resp. de levenloze

Nummer kaart B: .....

Geboorte plaats had: .....

 

.....

 

Toe te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Mag UITSLUITEND geopend worden door de Inspecteur van de Volksgezondheid.

(Achterzijde)

Aan de geneeskundige wordt verzocht, de verklaring C of D betreffende de doodsoorzaak in dit couvert te sluiten en over de sluiting heen de handtekening te plaatsen.

________________________________________________________________________

In te vullen door de Burgerlijke Stand

________________________________________________________________________

Geslacht:

Geboorte-datum:

Geboorteplaats/Land:

Nationaliteit:

Woonplaats:

Beroep:

Datum van overlijden

(eventueel levenloze geboorte):

Burgerlijke Staat:

Voor kinderen beneden 1 jaar en voor

Levenloos geborenen: wettig/onwettig

LANDSVERORDENING van de 9de september 2009 houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot het handelsregister (Handelsregisterverordening 2009)

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

a. Kamer:

kamers van koophandel en nijverheid als bedoeld in de Landsverordening op de Kamers van Koophandel en Nijverheid (P.B. 1944, no. 201);

b. Secretaris:

de Secretaris van de betreffende Kamer van Koophandel en Nijverheid;

c. eigen vermogen:

het op het ogenblik van aangifte volgens de balans van het laatste boekjaar aanwezige, eventueel volgens de balans van het lopende boekjaar werkelijk aanwezige, eigen vermogen van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging.

d. hoofdvestiging:

het door een onderneming als zodanig aangemerkte onderdeel van de onderneming;

e. nevenvestiging:

een ondernemingsonderdeel, niet zijnde de hoofdvestiging, dat geheel of ten dele elders is ondergebracht in een gebouw of complex van gebouwen, waar duurzaam activiteiten van de onderneming plaatsvindt;

f. hoofdnederzetting:

de op een eiland van de Nederlandse Antillen gelegen nevenvestiging van een buiten de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming of, indien er meer nevenvestigingen zijn, de door de onderneming als hoofdnederzetting aangemerkte nevenvestiging.

Artikel 2 Handelsregister

  • 1. Er is een handelsregister, waarin ondernemingen en rechtspersonen worden ingeschreven overeenkomstig het bepaalde in deze landsverordening.

  • 2. Het handelsregister wordt gehouden door de Kamer. De Secretaris is belast met het beheer van het handelsregister en de in verband daarmee ontvangen gelden.

Artikel 3

  • 1. In het handelsregister worden de ondernemingen ingeschreven die in de Nederlandse Antillen zijn gevestigd, of in de Nederlandse Antillen een nevenvestiging hebben.

  • 2. Behoort de onderneming toe aan een natuurlijke persoon, of is een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap aangegaan, dan worden tevens de gegevens daarvan ingeschreven.

  • 3. Aan de in artikel 4, eerste lid genoemde rechtspersonen, met uitzondering van stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen wordt steeds geacht een onderneming toe te behoren.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing op in de Nederlandse Antillen gevestigde buitenlandse rechtspersonen.

  • 5. Indien aan een stichting of stichting particulier fonds of een vereniging een onderneming toebehoort die als zodanig overeenkomstig dit artikel moet worden ingeschreven, geldt de inschrijving van de onderneming tevens als inschrijving van de stichting, de stichting particulier fonds of de vereniging.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen activiteiten waarmee niet wordt beoogd vermogensrechtelijk voordeel te behalen, voor de toepassing van het eerste lid met een onderneming worden gelijkgesteld.

Artikel 4

  • 1. In het handelsregister worden tevens ingeschreven naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Verenigingen zonder volledige rechtsbevoegdheid kunnen in het handelsregister worden ingeschreven.

Artikel 5 De inschrijving in het handelsregister

  • 1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort of, indien het de inschrijving betreft van een aan een rechtspersoon toebehorende onderneming, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.

  • 2. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister van een rechtspersoon en deponering van een authentiek afschrift van de akte en statuten is naast de bestuurders van de rechtspersoon tevens verplicht de notaris ten overstaan van wie de akte van oprichting van de rechtspersoon is verleden.

  • 3. Indien geen van de in het eerste of tweede lid bedoelde personen in het gebied van de bevoegde Kamer is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die in dat gebied belast is met de dagelijkse leiding.

  • 4. Indien een onderneming buiten de Nederlandse Antillen is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die belast is met de dagelijkse leiding van de hoofdnederzetting.

  • 5. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen andere personen worden aangewezen die verplicht of bevoegd zijn tot het doen van daarbij aangewezen opgaven.

Artikel 6

  • 1. Tot inschrijving van een in de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming of nevenvestiging is bevoegd de Kamer binnen welker gebied de onderneming haar hoofdvestiging respectievelijk hoofdnederzetting heeft.

  • 2. Tot inschrijving van een in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon is bevoegd de Kamer binnen welker gebied de rechtspersoon volgens zijn statuten zijn zetel heeft.

  • 3. Tot inschrijving van een buiten de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming is bevoegd de Kamer in welker gebied de onderneming haar hoofdnederzetting heeft.

Artikel 7

  • 1. De tot opgaaf verplichte personen doen, met inachtneming van het bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de bij dat landsbesluit en andere wettelijke bepalingen aangewezen gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het deponeren van bescheiden.

Artikel 8

  • 1. De opgave voor de eerste inschrijving van een onderneming wordt gedaan binnen één week ná aanvang van de uitoefening van de ondernemingsactiviteiten.

  • 2. De andere voorgeschreven opgaven worden gedaan uiterlijk één week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot de opgave ontstaat, voor zover bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, niet anders is bepaald.

  • 3. De verplichting tot het doen van een opgave eindigt zodra die opgave is gedaan door iemand anders die daartoe verplicht of bevoegd was of, voor zover het een wijziging betreft als bedoeld in artikel 9 of artikel 10, zodra de Kamer de desbetreffende wijziging heeft ingeschreven.

Artikel 9

  • 1. De Kamer is ambtshalve bevoegd tot het inschrijven van een wijziging van een gegeven betreffende een onderneming of rechtspersoon, indien die wijziging reeds elders in het door haarzelf gehouden register is ingeschreven.

  • 2. Bij een inschrijving als bedoeld in het eerste lid vermeldt de Kamer zo mogelijk de dag waarop de wijziging is ingegaan.

  • 3. De Kamer doet van een inschrijving als bedoeld in het eerste lid onverwijld schriftelijk mededeling aan degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is.

Artikel 10

  • 1. Indien uit het bevolkingsregister blijkt dat degene aan wie een onderneming toebehoort of een andere in verband met de onderneming of rechtspersoon in het register ingeschreven persoon is overleden, is de Kamer ambtshalve bevoegd dit feit in het register in te schrijven.

  • 2. Artikel 9, tweede en derde lid, is op de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Openbaarheid en externe werking handelsregisterinzage, afschrift of uittreksel

  • 1. Het handelsregister en de bescheiden die daarbij krachtens wettelijk voorschrift zijn gedeponeerd, kunnen door een ieder per inschrijving of gedeponeerd bescheiden worden ingezien tegen betaling van een vergoeding.

  • 2. De Kamer verstrekt op verzoek tegen betaling van een vergoeding afschrift van of uittreksel uit hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift aldaar is gedeponeerd.

Artikel 12 Derdenbescherming

  • 1. Op een feit dat door inschrijving of deponering moet worden bekendgemaakt, kan tegenover derden die daarvan onkundig waren geen beroep worden gedaan zolang de inschrijving of deponering niet hebben plaatsgevonden.

  • 2. Degene aan wie de onderneming toebehoort, de ingeschreven rechtspersoon of degene die enig feit heeft opgegeven of verplicht is enig feit op te geven, kan aan derden die daarvan onkundig waren niet de onjuistheid of onvolledigheid van de inschrijving dan wel de deponering tegenwerpen.

Artikel 13 Persoonlijke levenssfeer

Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen die in het handelsregister staan ingeschreven kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor daarbij aangewezen gegevens of bescheiden beperkingen worden vastgesteld ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.

Artikel 14 Heffingsbepalingen

  • 1. Bij de eerste inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging en vervolgens jaarlijks na het jaar van inschrijving, zijn voor elke ingeschreven onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aan de Kamer verschuldigd, op grondslag van het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen, de door de Kamer vast te stellen bedragen, die nimmer minder dan de in de navolgende schalen genoemde minima, noch meer dan de in deze schalen genoemde maxima bedragen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde minimum en maximum bedragen zijn bij een in de onder-neming, rechtspersoon, of nevenvestiging per 1 januari aanwezige eigen vermogen van:

    Schaal

    Meer dan

    Doch niet meer dan

    Voor de 1ste inschrijving minimaal

    Voor de 1ste inschrijving maximaal

    Jaarlijks minimaal

    Jaarlijks maximaal

    Schaal 1

    NAF. 0,–

    NAF. 15.000,–

    NAF. 75,–

    NAF. 150,–

    NAF. 75,–

    NAF. 150,–

    Schaal 2

    NAF. 15.000,–

    NAF. 50.000,–

    NAF. 75,–

    NAF. 250,–

    NAF. 75,–

    NAF. 250,–

    Schaal 3

    NAF. 50.000,–

    NAF. 75.000,–

    NAF. 75,–

    NAF. 350,–

    NAF. 75,–

    NAF. 350,–

    Schaal 4

    NAF. 75.000,–

    NAF. 100.000,–

    NAF. 100,–

    NAF. 450,–

    NAF. 100,–

    NAF. 450,–

    Schaal 5

    NAF. 100.000,–

    NAF. 150.000,–

    NAF. 125,–

    NAF. 500,–

    NAF. 125,–

    NAF. 500,–

    Schaal 6

    NAF. 150.000,–

    NAF. 200.000,–

    NAF. 150,–

    NAF. 550,–

    NAF. 175,–

    NAF. 550,–

    Schaal 7

    NAF. 200.000,–

    NAF. 500.000,–

    NAF. 250,–

    NAF. 750,–

    NAF. 200,–

    NAF. 750,–

    Schaal 8

    NAF. 500.000,–

    NAF. 1.000.000,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.250,–

    NAF. 400,–

    NAF. 1.000,–

    Schaal 9

    NAF. 1.000.000,–

    NAF. 2.000.000,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.250,–

    NAF. 500,–

    NAF. 1.000,–

    Schaal 10

    NAF. 2.000.000,–

    NAF. 3.000.000,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.250,–

    NAF. 600,–

    NAF. 1.000,–

    Schaal 11

    NAF. 3.000.000,–

    NAF. 4.000.000,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.500,–

    NAF. 750,–

    NAF. 1.250,–

    Schaal 12

    NAF. 4.000.000,–

    NAF. 5.000.000,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.500,–

    NAF. 850,–

    NAF. 1.250,–

    Schaal 13

    NAF. 5.000.000,–

     

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.500,–

    NAF. 1.000,–

    NAF. 1.250,–

  • 3. Ter bepaling van de grondslag voor de toepassing van de schaal van het tweede lid, is degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is, gehouden aangifte te doen van het eigen vermogen van de onderneming, de rechtspersoon of nevenvestiging met uitzondering van de in artikel 15 bedoelde ondernemingen, rechtspersonen, stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen.

  • 4. De bedragen voor de inschrijving zijn verschuldigd door degene, aan wie de onderneming of nevenvestiging behoort. Behoort de onderneming of nevenvestiging aan meer dan een persoon, dan zijn deze ieder voor het geheel voor de voldoening aansprakelijk. Behoort de onderneming aan een rechtspersoon, dan zijn de bedragen voor de inschrijving door de rechtspersoon verschuldigd. De bedragen voor de inschrijving van een stichting, een stichting particulier fonds en een vereniging aan wie niet een onderneming toebehoort zijn verschuldigd door de stichting, de stichting particulier fonds en de vereniging. Bij ontbinding of omzetting in een buitenlandse rechtspersoon zijn respectievelijk de met vereffening belaste personen en de bestuurders hoofdelijk daarvoor aansprakelijk.

  • 5. De Kamer kan degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is, ten hoogste eenmaal per jaar schriftelijk verzoeken aangifte te doen ten behoeve van de rangschikking van de onderneming. Een dergelijk verzoek wordt niet gedaan voordat een jaar is verstreken sinds de aangifte bij de inschrijving of, bij gebreke daarvan, sinds de inschrijving heeft plaatsgevonden.

  • 6. De Kamer kan degene die een aangifte ten behoeve van de rangschikking heeft gedaan, schriftelijk verzoeken een nadere toelichting op die aangifte te verstrekken.

  • 7. Bij gebrek aan aangifte van het eigen vermogen bij de opgave tot inschrijving wordt het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen door de Kamer geschat; het geschatte bedrag geldt als grondslag voor de toepassing van de schaal in het tweede lid. Voor de later verschuldigde bedragen blijven degenen, die tot het doen van aangiften voor de inschrijving in het handelsregister zijn gehouden, bevoegd aangifte te doen van het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen.

  • 8. De Kamer geeft, in haar gebied, kennis aan belanghebbende van de bedragen verschuldigd ingevolge de voorgaande bepalingen, welke bedragen dan binnen een maand na dagtekening van de mededeling moeten zijn voldaan. Bij gebreke van betaling zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen die bij wanbetaling van de kohierbelastingen gelden.

Artikel 15

De in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersonen die een ontheffing hebben als bedoeld in artikel 19 van de Landsverordening Deviezenverkeer, alsmede stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen, aan wie niet een onderneming toebehoort als bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden ingedeeld in schaal 4 als bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Artikel 16

Voor het inzien van het handelsregister en de bescheiden die daarbij krachtens wettelijk voorschrift zijn gedeponeerd, zijn aan de Kamer maximaal verschuldigd de volgende door de Kamer vast te stellen bedragen:

  • a. voor het door middel van een internet verbinding inzien van het elektronische bestand: NAF. 250,- per kalenderjaar voor abonnementskosten, vermeerderd met NAF. 0,15 per inschrijving en NAF. 0,10 per tijdseenheid van 1 minuut of gedeelte daarvan;

  • b. voor het telefonisch vragen van inlichtingen over hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daarbij is gedeponeerd: NAF. 1,- per tijds-eenheid van 1 minuut of gedeelte daarvan;

  • c. voor het door middel van internet raadplegen van uittreksels uit het elektronisch bestand: NAF. 2,50 per uittreksel.

Artikel 17

Voor het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daarbij is gedeponeerd, zijn aan de Kamer verschuldigd de volgende door de Kamer maximaal vast te stellen bedragen:

  • a. voor fotokopieën: NAF. 1,- voor de eerste bladzijde en NAF. 2,- voor elke volgende bladzijde per inschrijving;

  • b. voor uittreksels: NAF. 20,- voor ieder uittreksel;

  • c. voor een schriftelijke mededeling met betrekking tot hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of daarbij is gedeponeerd: NAF. 15,- per inschrijving;

  • d. voor het verstrekken van een overzicht van categorieën van in het handelsregister ingeschreven ondernemingen, rechtspersonen of nevenvestigingen, NAF. 1,- per onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging, met een minimum van NAF.. 15,- per overzicht.

  • e. voor het per brief, telefax, e-mail of andere wijze verstrekken van producten genoemd onder a, b, c en d: het tarief voor het desbetreffende product, vermeerderd met de kosten van verzending en betalingsverkeer.

Artikel 17a

De bedragen genoemd in de artikelen 11 tot en met 17 kunnen worden bijgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, telkens wanneer de prijsontwikkeling daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Overige bepalingen

  • 1. Indien een Kamer of een persoon die belang heeft bij de inschrijving van mening is dat de inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging onjuist, onvolledig of in strijd met de openbare orde of de goede zeden is of dat een onderneming, rechtspersoon of een nevenvestiging ten onrechte niet is ingeschreven, kan de belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat zittingsplaats heeft in het eilandgebied waar de Kamer is gevestigd, bij welke de inschrijving is geschied of zou moeten geschieden, met het verzoek de doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene of de inschrijving van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging te gelasten.

  • 2. Een ieder, met betrekking tot wie hetgeen in het handelsregister is ingeschreven, onvolledig of onjuist is, of in strijd met de openbare orde of de goede zeden, kan, indien degeen die het handelsregister houdt weigert of nalaat het verzoek tot aanvulling of wijziging te doen, zich op dezelfde wijze met dit verzoek tot het gerecht in eerste aanleg wenden.

  • 3. Indien bij rechterlijke uitspraak hetgeen in het handelsregister is ingeschreven geheel of gedeeltelijk onrechtmatig is verklaard, doet de Kamer op verzoek van een belanghebbende daarvan aantekening in het handelsregister.

Artikel 19

Degene die verplicht is tot het doen van opgaven voor de inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging in het handelsregister, met uitzondering van de notaris ten overstaan van wie de akte van oprichting van de rechtspersoon is verleden, zorgt ervoor dat op alle van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging uitgaande brieven, orders, facturen en offertes is vermeld onder welk nummer de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging in het handelsregister is ingeschreven.

Artikel 20

Alles wat betreft de inrichting van en het toezicht op het handelsregister, de opgaven voor de inschrijving, de inschrijving zelf, de doorhaling, de aanvulling en de wijziging van het ingeschrevene, het ter inzage leggen en het geven van afschriften van en uittreksels uit hetgeen ingeschreven is en hetgeen verder nog ter uitvoering van deze landsverordening nodig is, wordt, voorzover daarin niet bij deze landsverordening is voorzien, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.

Artikel 21 Strafbepalingen

  • 1. Hij die opzettelijk een onjuiste of onvolledige opgave doet, bestemd voor inschrijving in het handelsregister, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste NAF. 50.000,-.

  • 2. Hij die wettelijk gehouden is een opgave te doen voor inschrijving in het handelsregister, wordt, indien het aan zijn schuld te wijten is dat die opgaaf gedaan door hemzelf of door een ander onjuist of onvolledig is, gestraft met geldboete van ten hoogste NAF. 20.000,-.

  • 3. Hij die niet voldoet aan zijn wettelijke verplichtingen tot het doen van opgave voor inschrijving in het handelsregister, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste NAF. 50.000,-.

  • 4. Hij die niet voldoet aan zijn wettelijke verplichting tot het op alle van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging uitgaande brieven, orders, facturen en offertes vermelden van het nummer onder welk de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging in het handelsregister is ingeschreven, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste NAF. 50.000,-.

  • 5. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste, derde en vierde lid, zijn misdrijven. Het feit trafbaar gesteld in het tweede lid is een overtreding.

Artikel 22

  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

Artikel 23 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze landsverordening schrijft de Kamer – voorzover deze niet reeds zijn ingeschreven – in het handelsregister in alle in het Stichtingenregister voorkomende gegevens als ware opgave gedaan overeenkomstig artikel 7 van het handelsregisterbesluit.

  • 2. Overige opgaven ter inschrijving in het handelsregister en deponering van bescheiden ten kantore van het handelsregister, waartoe de verplichting ontstaat als gevolg van de inwerkingtreding van deze landsverordening worden, voor zover betrekking hebbend op ondernemingen, rechtspersonen, waaronder verenigingen zonder volledige rechtsbevoegdheid, nevenvestigingen of persoonlijke gegevens, gedaan binnen een jaar na inwerkingtreding van deze landsverordening, voor zover niet bij de Invoeringslandsverordening Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (P.B. 2004, no. 16) in een andere overgangstermijn is voorzien.

  • 3. Het bepaalde in artikel 19 geldt voor rechtspersonen die reeds bestaan bij het in werking treden van Boek 2 BW eerst nadat twee jaren na inwerkingtreding van deze landsverordening zijn verstreken. Tot dat tijdstip blijft voor deze rechtspersonen het voordien geldend recht van toepassing.

  • 4. Artikel 15 is voor wat betreft naamloze en besloten vennootschappen slechts van toepassing op die vennootschappen die opgericht zijn na 1 maart 2004, dan wel die na 1 maart 2004 hun statuten hebben gewijzigd.

  • 5. Alle opgaven gedaan door stichtingen en stichtingen particulier fonds bij de door de Kamer gehouden registers na 1 maart 2004 en de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening, en de inschrijvingen daarvan door de Kamer, worden geacht te zijn gedaan overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening en het daarop rustende landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel 24

De Handelsregisterverordening (P.B. 1944, no 203) wordt ingetrokken.

Artikel 25

Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Artikel 26

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Handelsregisterverordening.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste december 2009 ter uitvoering van artikel 20 van de Handelsregisterverordening

Artikel 1 Definities

In dit landsbesluit wordt verstaan onder persoonlijke gegevens:

de naam en voornamen, de geslachtsaanduiding, het woonadres, de datum, de plaats en, indien deze plaats is gelegen buiten de Nederlandse Antillen, het land van geboorte, de nationaliteit, alsmede de handtekening en paraaf van een natuurlijk persoon.

Artikel 2 De opgave ter inschrijving

  • 1. Voor het doen van de voorgeschreven opgaven ter inschrijving in het handelsregister wordt gebruikgemaakt van door de Kamer vastgestelde formulieren die kosteloos verkrijgbaar zijn.

  • 2. De Secretaris kan bepalen dat een opgave op andere door hem te bepalen wijze geschiedt dan in het eerste lid bepaald.

  • 3. De Secretaris verstrekt de belanghebbende op verzoek een bevestiging van de opgave, met vermelding van de dag waarop deze is gedaan.

Artikel 3

  • 1. Indien de Secretaris er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van hem of haar die tot het doen van de opgave verplicht is, kan hij weigeren de opgave in behandeling te nemen. Hij kan om nadere bewijsstukken van de bevoegdheid vragen.

  • 2. Een machtiging tot het doen van de opgave moet authentiek zijn of gelegaliseerd door een functionaris ter plaatse bevoegd.

  • 3. Indien naar zijn oordeel de verstrekte bewijsstukken onvoldoende zijn voor de beoordeling van de verplichting tot het doen van opgave door hem of haar van wie de opgave afkomstig is, is de Secretaris bevoegd de opgave te weigeren.

Artikel 4

  • 1. Nadat de opgave in behandeling is genomen, onderzoekt de Secretaris summierlijk of deze juist is. De Secretaris kan daarbij om nadere bewijsstukken van de vermelde gegevens vragen.

  • 2. Indien de Secretaris van oordeel is dat de opgave niet juist is, geeft hij de belanghebbende in overweging de opgave te wijzigen of in te trekken. Daartoe stelt hij de opgave onverwijld weer ter beschikking van de belanghebbende en geeft hij de aanwijzingen die hij in het belang van het handelsregister dienstig oordeelt.

Artikel 5

  • 1. Indien de Secretaris van oordeel is dat de opgave juist is, gaat hij over tot inschrijving.

  • 2. De Secretaris gaat eveneens over tot inschrijving, indien naar zijn oordeel, nadat toepassing is gegeven aan artikel 4, tweede lid, uit de nieuwe opgave blijkt dat de belanghebbende niet aan de gegeven aanwijzingen heeft voldaan.

  • 3. Indien de Kamer zich op grond van het eerste lid van artikel 18 van de Handelsregisterverordening tot de rechter heeft gewend met het verzoek de doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene of de inschrijving van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging te gelasten, doet de Secretaris, zolang niet een rechterlijke beschikking is ten uitvoer gelegd of een afwijzende beschikking onherroepelijk is geworden, aan degenen die inzage van het ingeschrevene aangaande de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging, dan wel een afschrift of een uittreksel daarvan verlangen, mededeling van het door hem gedane verzoek.

Artikel 6

Een opgave ter inschrijving in het handelsregister en een opgave tot wijziging van hetgeen in het handelsregister is ingeschreven, wordt gedaan uiterlijk een week nadat het op te geven feit is geschied, met vermelding van de dag van ingang daarvan.

Artikel 7 Verwerking van opgaven

Nadat de opgave van de datumaanduiding is voorzien, wordt zij zo spoedig mogelijk ingeschreven op de wijze als in de artikelen 8 tot en met 14 bepaald is.

Artikel 8

De opgaafformulieren worden voorzien van een doorlopend nummer naar volgorde van ontvangst.

Artikel 9

  • 1. De opgaafformulieren worden zo spoedig mogelijk geplaatst in een dossieromslag.

  • 2. Voor iedere onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging wordt een afzonderlijk dossier aangelegd. Alle latere opgaven van dezelfde onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging komen in dezelfde dossieromslag.

  • 3. Alle stukken in de dossieromslagen op te nemen, moeten door of namens de Secretaris zijn gewaarmerkt.

  • 4. De dossieromslagen bevatten aan de buitenzijde in duidelijke letters voluit naam en zetel van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging.

  • 5. De dossieromslagen worden in de daarvoor bestemde ruimte aan de buitenzijde bovendien voorzien van een doorlopend nummer, het dossiernummer.

  • 6. De dossiers worden in volgorde van het dossiernummer bewaard.

  • 7. Alle stukken, welke in de dossieromslag worden geplaatst, worden naar volgorde van ontvangst van een doorlopende akteletter voorzien.

  • 8. De akteletter begint voor iedere dossieromslag met a.

  • 9. Aan de binnenzijde van de dossieromslag wordt telkens als een stuk wordt bijgevoegd, vermeld: de datum waarop het stuk bij het dossier is gevoegd, de akteletter van het stuk en de korte inhoud daarvan.

Artikel 10

  • 1. Indien de Kamer een rechterlijke beschikking heeft ontvangen, waarbij de doorhaling aanvulling of wijziging van het in het handelsregister ingeschrevene wordt gelast, zal de Secretaris zodra de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen of de beschikking kracht van gewijsde heeft, tot de doorhaling, aanvulling of wijziging overgaan, door een authentiek afschrift van de rechterlijke beschikking in het dossier te plaatsen bij de opgaven, waarop de beschikking betrekking heeft.

  • 2. Ieder, die een rechterlijke beschikking als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, kan, onder overlegging van een authentiek afschrift, de Secretaris verzoeken tot de doorhaling, aanvulling of wijziging over te gaan. De Secretaris geeft aan dit verzoek gevolg op de wijze bij het eerste lid bepaald, indien hem blijkt, dat de beschikking kracht van gewijsde heeft, dan wel de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen.

Artikel 11

Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing bij rechterlijke uitspraken inhoudende:

  • a. gehele of gedeeltelijke onrechtmatig verklaring van hetgeen in het handelsregister is ingeschreven;

  • b. wijziging of tijdelijke afwijking van de statuten van de rechtspersoon;

  • c. ontslag, schorsing of aanstelling, al dan niet tijdelijk, van een bestuurder of commissaris;

  • d. nietigverklaring of vernietiging van een besluit tot ontbinding of wijziging van de statuten;

  • e. ontbinding of een beschikking als bedoeld in artikel 2, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • f. vernietiging van een uitspraak zoals onder a tot en met e bedoeld.

Artikel 12

  • 1. Wanneer in het dossier een nieuwe opgave of een rechterlijke uitspraak wordt opgenomen, als bedoeld in de artikelen 10 en 11, wordt in de oorspronkelijke opgave verwezen naar de nieuwe opgave, of de rechterlijke beschikking.

  • 2. Doorhalingen mogen slechts op zodanige wijze worden aangebracht dat de doorgehaalde woorden, letters of cijfers leesbaar blijven.

  • 3. Indien een geheel nieuwe opgave of rechterlijke beschikking wordt ingeschreven, worden de vorige opgaven, onder verwijzing naar de akteletter van de nieuwe opgave met inkt doorkruist. Op de nieuwe opgave of rechterlijke beschikking wordt eventueel verwezen naar bekendmakingen in het blad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst waarin de rechterlijke beschikking is openbaar gemaakt.

Artikel 13 In het handelsregister in te schrijven gegevens

  • 1. Van iedere onderneming, hoofdvestiging en in de Nederlandse Antillen gelegen nevenvestiging wordt opgegeven:

    • a. de handelsnaam of -namen;

    • b. het adres en, voor zover van toepassing, het correspondentieadres;

    • c. het telefoonnummer alsmede, voor zover van toepassing, het faxnummer, het e-mail adres en het internet adres;

    • d. een korte omschrijving van de uitgeoefende activiteiten van de onderneming;

    • e. het tijdstip van aanvang van de activiteiten van de onderneming;

  • 2. Indien de hoofdvestiging buiten de Nederlandse Antillen is gelegen, wordt tevens opgegeven welke nevenvestiging wordt aangemerkt als de hoofdnederzetting. Is de hoofdvestiging binnen het gebied van een andere Kamer binnen de Nederlandse Antillen gelegen, dan worden van de hoofdvestiging opgegeven de in het eerste lid van dit artikel onder a, b en d bedoelde gegevens.

  • 3. Indien de onderneming in de Nederlandse Antillen alleen door één of meer gevolmachtigde handelsagenten wordt vertegenwoordigd, wordt het adres van de daartoe aangewezen handelsagent aangemerkt als het adres van de hoofdnederzetting.

Artikel 14

Van een rechtspersoon wordt opgegeven:

  • a. het adres, voor zover van toepassing, het correspondentieadres;

  • b. het telefoonnummer alsmede – voor zover van toepassing – het faxnummer, het e-mail adres en het internet adres;

  • c. een korte omschrijving van de uitgeoefende activiteiten.

Artikel 15

Indien een onderneming toebehoort aan een natuurlijke persoon, worden diens persoonlijke gegevens opgegeven, alsmede het bedrag van de ingebrachte gelden en waarde van de ingebrachte goederen.

Artikel 16 Gegevens afhankelijk van de rechtsvorm

Van een vennootschap onder firma worden opgegeven:

  • a. de naam van de vennootschap;

  • b. het tijdstip van aanvang van de vennootschap en de duur waarvoor zij is aangegaan;

  • c. de persoonlijke gegevens van de vennoten en ten aanzien van een na de aanvang van de vennootschap toegetreden vennoot tevens de dag van zijn toetreding;

  • d. al hetgeen de overeenkomst, voor zover van toepassing, bevat ter bepaling van de rechten van derden;

  • e. het bedrag van de ingebrachte gelden en waarde van de ingebrachte goederen.

Artikel 17

Van een commanditaire vennootschap worden opgegeven:

  • a. de naam van de vennootschap;

  • b. het tijdstip van aanvang van de vennootschap en de duur waarvoor zij is aangegaan;

  • c. de persoonlijke gegevens van de vennoot of vennoten onder firma en ten aanzien van een na de aanvang van de vennootschap toegetreden vennoot onder firma tevens de dag van zijn toetreding;

  • d. voor zover het om twee of meer vennoten onder firma gaat, al hetgeen de overeenkomst bevat ter bepaling van de rechten van derden;

  • e. het aantal van de commanditaire vennoten en hun respectievelijke land van inwoning;

  • e. het bedrag van de gelden en de waarde van de goederen die zij gezamenlijk hebben ingebracht;

  • g. ingeval van een commanditaire vennootschap op aandelen aan toonder, wordt in plaats van het onder f bepaalde opgegeven: het bedrag van het commanditair kapitaal, het aantal en het bedrag van de aandelen, waarin het verdeeld is, en het bedrag van het geplaatste kapitaal, terwijl bij een commanditaire vennootschap op aandelen op naam tevens het bepaalde onder f toepasselijk blijft. Het bedrag van het geplaatste kapitaal wordt eenmaal per jaar opgegeven, totdat blijkens opgave het kapitaal geheel is geplaatst.

Artikel 18

  • 1. Van een naamloze vennootschap en een besloten vennootschap worden opgegeven:

    • a. de naam van de vennootschap en haar zetel volgens de statuten;

    • b. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris en de dag waarop hij bij de vennootschap als zodanig in functie is getreden, alsmede of hij bevoegd is de vennootschap alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    • c. ingeval de statuten bepalen dat er een algemeen bestuur zal zijn en een uitvoerend bestuur,van iedere bestuurder de plaats in het bestuur;

    • d. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, alsmede de inhoud van de bevoegdheid;

    • e. heeft de vennootschap bij de oprichting een nominaal kapitaal, het nominale kapitaal alsmede de nominale waarde en het aantal van de uitgegeven aandelen met vermelding van hun nominale waarden en muntsoorten waarin deze zijn uitgedrukt indien er verschillende nominale waarden en verschillende muntsoorten zijn.

    • f. het bestaan van een bijstortingsverplichting als bedoeld in de artikelen 107 en 207 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de hoegrootheid daarvan.

  • 2. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd een authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de vennootschap en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen.

Artikel 19

  • 1. Van een aandeelhouderbestuurde vennootschap worden opgegeven:

    • a. de naam van de vennootschap en haar zetel volgens de statuten;

    • b. de persoonlijke gegevens van iedere aandeelhouderbestuurder en commissaris en de dag waarop hij tot de vennootschap als zodanig is toegetreden alsmede of hij bevoegd is de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    • c. de persoonlijke gegevens van anderen dan de aandeelhouderbestuurders aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, alsmede de inhoud van de bevoegdheid;

    • d. heeft de vennootschap bij de oprichting een nominaal kapitaal, het nominale kapitaal alsmede de nominale waarde en het aantal van de uitgegeven aandelen met vermelding van hun nominale waarden en muntsoorten waarin deze zijn uitgedrukt indien er verschillende nominale waarden en verschillende muntsoorten zijn;

    • e. het bestaan van een bijstortingsverplichting als bedoeld in artikel 207 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de hoegrootheid daarvan.

  • 2. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd een authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de vennootschap en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen.

Artikel 20

  • 1. Van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij worden opgegeven:

    • a. de naam van de rechtspersoon en haar zetel volgens de statuten;

    • b. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris en de dag waarop hij bij de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de coöperatie of de onderlinge waarborgmaatschappij als zodanig in functie is getreden, alsmede of hij bevoegd is de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    • c. ingeval de statuten bepalen dat er een algemeen bestuur zal zijn en een uitvoerend bestuur, van iedere bestuurder de plaats in het bestuur;

    • d. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, alsmede de inhoud van de bevoegdheid;

  • 2. Van een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij, die in haar statuten heeft bepaald dat zij die bij de ontbinding leden waren, of gedurende een in de statuten bepaalde termijn voordien hebben opgehouden lid te zijn, tegenover de rechtspersoon naar de daarbij aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk zijn, wordt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de ledenlijst bij het handelsregister gedeponeerd bij de inschrijving van de coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij. Binnen een maand na het einde van ieder boekjaar van de coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij wordt door het bestuur een schriftelijke opgave van de wijzigingen die de ledenlijst in de loop van het boekjaar heeft ondergaan, aan de bij het handelsregister gedeponeerde lijst toegevoegd of wordt, indien de Secretaris dit nodig oordeelt, een nieuwe lijst, tevens omvattende de als zodanig in de lijst op te nemen oud-leden, gedeponeerd.

  • 3. Bij het handelsregister worden gedeponeerd een authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen alsmede een afschrift van het reglement.

  • 4. Van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid kunnen worden opgegeven de in het eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde gegevens en vindt daarbij het derde lid overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

  • 1. Van een stichting en een stichting particulier fonds worden opgegeven:

    • a. de naam van de stichting of stichting particulier fonds en haar zetel volgens de statuten;

    • b. de persoonlijke gegevens van de oprichters;

    • c. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris en de dag waarop hij als zodanig in functie is getreden, of hij bevoegd is de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen, alsmede van iedere bestuurder de plaats in het bestuur;

    • d. ingeval de statuten bepalen dat er een algemeen bestuur zal zijn en een uitvoerend bestuur, van iedere bestuurder de plaats in het bestuur;

    • e. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders of commissarissen aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, alsmede de inhoud van de bevoegdheid.

  • 2. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd tezamen met de opgave tot inschrijving een authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de stichting of stichting particulier fonds en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen.

  • 3. Indien de stichting of stichting particulier fonds niet is opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen, dan worden opgegeven de in het eerste lid, onder a tot en met e, bedoelde gegevens, en vinden het tweede lid van dit artikel en artikel 22, vierde lid, overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

  • 1. Indien een in de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming of een in de Nederlandse Antillen gelegen nevenvestiging van een buiten de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming toebehoort aan een buitenlandse rechtspersoon, niet zijnde een stichting of stichting particulier fonds, dan worden opgegeven:

    • a. de naam en de rechtsvorm van de rechtspersoon waaraan de onderneming of de hoofdnederzetting toebehoort en het register waarin die rechtspersoon is ingeschreven;

    • b. indien de hoofdvestiging van de onderneming buiten de Nederlandse Antillen is gelegen, het adres van de hoofdvestiging van de onderneming;

    • c. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris van de rechtspersoon en de dag waarop hij bij de rechtspersoon als zodanig in functie is getreden, alsmede of hij bevoegd is de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    • d. de omvang van de bevoegdheid van iedere bestuurder en commissaris van de rechtspersoon;

    • e. de persoonlijke gegevens van de bij de onderneming of de nevenvestigingnederzetting werkzame beheerder of een andere dergelijke gevolmachtigde, zijn functie en de dag waarop hij bij de onderneming of de hoofdnederzetting als zodanig in functie is getreden, alsmede de inhoud van zijn volmacht;

    • f. het land naar het recht waarvan de rechtspersoon is opgericht.

  • 2. Het bepaalde in artikel 18, eerste lid, onder e en f, vindt overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij het handelsregister wordt tezamen met de opgave tot inschrijving gedeponeerd een authentiek afschrift of een door een opgaveplichtige gewaarmerkt afschrift van de oprichtingsakte van de vennootschap en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, vergezeld van een door een beëdigde vertaler ondertekende Nederlandse of Engelse vertaling daarvan.

  • 4. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd al datgene wat ingevolge de wetgeving van het land onder welker recht de rechtspersoon valt met betrekking tot de rechtspersoon in een handelsregister wordt opgegeven of op andere wijze openlijk bekend wordt gemaakt, vergezeld van een door een beëdigde vertaler ondertekende Nederlandse of Engelse vertaling.

Artikel 23 Bijzondere gegevens

  • 1. Heeft een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging één of meer procuratiehouders of andere gevolmachtigden, dan worden ook deze ter inschrijving opgegeven. Van deze procuratiehouders en gevolmachtigden worden opgegeven hun persoonlijke gegevens en of zij beperkte of onbeperkte volmacht hebben om de onderneming, de rechtspersoon of de nevenvestiging te vertegenwoordigen.

  • 2. Indien een in te schrijven persoon een rechtspersoon is, worden tevens opgegeven:

    • a. de statutaire naam en het adres van de rechtspersoon;

    • b. het dossiernummer waaronder en het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven.

Artikel 24

  • 1. Bij het handelsregister wordt, indien het betreft een naamloze vennootschap die voldoet aan elk van de criteria gesteld in artikel 119, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de mededeling gedeponeerd dat haar jaarrekening ter hare kantore ter inzage is gelegd. Indien daartoe de verplichting bestaat wordt daarbij tevens vermeld, dat de jaarrekening niet betreft een goedgekeurde jaarrekening, en voorts of een belanghebbende die inzage wil, zich moet laten vertegenwoordigen door een deskundige zoals bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2. Heeft een vennootschap in haar statuten de artikelen 120 tot en met 122 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing verklaard, dan vindt het in het eerste lid bepaalde overeenkomstige toepassing;

  • 3. Bij het handelsregister wordt, indien het betreft een vennootschap die voldoet aan het in artikel 123 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, de onder c van dat artikel bedoelde verklaring gedeponeerd.

Artikel 25

In het handelsregister wordt in geval van omzetting, fusie of splitsing gedeponeerd:

  • a. Indien het betreft de omzetting van een rechtspersoon, de mededeling van het voornemen daartoe overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid van artikel 300 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • b. Indien het betreft de fusie tussen rechtspersonen, de in artikel 314 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven bescheiden.

  • c. Indien het betreft de splitsing van een rechtspersoon, de in artikel 342 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven bescheiden.

Artikel 26

In het handelsregister wordt opgegeven:

  • a. het besluit van een naamloze en een besloten vennootschap en een stichting of stichting particulier fonds en een coöperatie tot omzetting van de rechtspersoon in een buitenlandse rechtspersoon;

  • b. de opgave van de opheffing van de onderneming en tot uitschrijving van de rechtspersoon.

Artikel 27

  • 1. Is degene aan wie een onderneming toebehoort of die vennoot onder firma of beherend vennoot in een commanditaire vennootschap is, gehuwd onder huwelijkse voorwaarden waarbij geheel of gedeeltelijk van de wettelijke gemeenschap van goederen of van de wettelijke regelen omtrent het bestuur van de gemeenschap van goederen wordt afgeweken, dan worden die bepalingen opgegeven onder vermelding van de dag van inschrijving en van het gerecht in eerste aanleg, ter griffie waarvan de inschrijving in het openbaar huwelijksgoederenregister heeft plaatsgevonden.

  • 2. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, of ontbinding van een notarieel verleden partnerschapsovereenkomst waardoor een gemeenschap van goederen wordt ontbonden, dan wel opheffing van de gemeenschap krachtens rechterlijke beschikking of verklaring van vermoedelijk overlijden van degene die als eigenaar van een onderneming of als vennoot onder firma in het handelsregister ingeschreven is, wordt door hem die met de bekendmaking daarvan belast is, onder vermelding van de dag waarop de gemeenschap is ontbonden of opgeheven, opgave ter inschrijving in het handelsregister gedaan.

  • 3. Indien een minderjarige, aan wie een onderneming toebehoort of die vennoot onder firma is, handlichting heeft verkregen, worden het tijdstip waarop de handlichting is verleend en de bevoegdheden die de minderjarige daarbij zijn toegekend, opgegeven. Bij de opgave ter inschrijving wordt overgelegd het blad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst en waarin de rechterlijke beschikking inzake de handlichting is openbaar gemaakt, of een authentiek afschrift van de beschikking met vermelding van de dagtekening van dat blad.

Artikel 28

In geval van onderbewindstelling, ook die als bedoeld in titel 18 of titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, van een onderneming of een aandeel in een vennootschap, worden door de bewindvoerder ter inschrijving in het handelsregister opgegeven:

  • a. de persoonlijke gegevens van de bewindvoerder en de datum waarin hij in of uit functie is getreden;

  • b. de rechterlijke beslissingen inzake zijn bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 437, tweede lid, en 441, tweede lid, onderdeel f, en derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c. de aanvang en het einde van het bewind.

Artikel 29

In geval van curatele van degene die als eigenaar van een onderneming, als vennoot onder firma, of als beherend vennoot in een commanditaire vennootschap, die in het handelsregister is ingeschreven, wordt opgegeven:

  • a. de persoonlijke gegevens van de curator en de datum waarin hij in of uit functie is getreden;

  • b. de rechterlijke beslissingen inzake de bevoegdheid als bedoeld in artikel 380, tweede en derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c. de aanvang en het einde van de curatele;

  • d. alle aantekeningen die krachtens artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, in de registers ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao, worden gehouden, door de curator of door hem die met het houden van die aantekeningen belast is.

Artikel 30

  • 1. In geval van faillissement of surséance van betaling wordt opgegeven:

    • a. de rechterlijke uitspraak houdende faillietverklaring van of verlening van surséance van betaling aan natuurlijke personen die als eigenaar van een onderneming, als vennoot onder firma, of als beherend vennoot in een commanditaire vennootschap in het handelsregister is ingeschreven of van een ingeschreven rechtspersoon;

    • b. de vernietiging van een zodanige uitspraak;

    • c. het einde van het faillissement of de surséance van betaling;

    • d. de persoonlijke gegevens van de curator onderscheidenlijk de bewindvoerder.

  • 2. Indien het een uitspraak van een buitenlandse rechter betreft inzake een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 21, derde lid, en 22, wordt de opgave gedaan door degene die op grond van de Handelsregisterverordening verplicht is opgave te doen.

Artikel 31

  • 1. In geval van ontbinding van een rechtspersoon wordt opgegeven:

    • a. een afschrift van een verzoek tot ontbinding van een rechtspersoon;

    • b. de ontbinding van een rechtspersoon, krachtens de wet, statutaire bepalingen, rechterlijke uitspraak, een daartoe strekkend besluit van een statutair daartoe bevoegd orgaan of daartoe aangewezen derde, of als gevolg van hetzij opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten, hetzij door insolventie, met vermelding van het tijdstip en reden van ontbinding, de persoonlijke gegevens en de bevoegdheid en titel van ieder der functionarissen belast met de vereffening, het tijdstip waarop hij functionaris is geworden en opgehouden is te zijn, alsmede het einde van de vereffening;

    • c. de rekening en verantwoording van de vereffening, met uitzondering van die uit hoofde van faillissement, waaruit blijkt in hoeverre elk van de schuldeisers is voldaan en, zo van een overschot sprake is, de omvang en samenstelling daarvan, alsmede een plan van uitkering dat de grondslagen van de uitkering van het overschot bevat, en de slotverantwoording.

  • 2. In geval van opening of heropening van een vereffening vindt het bepaalde onder b en c overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de ontbinding betreft een stichting of stichting particulier fonds als bedoeld in artikel 21, derde lid, of een vennootschap als bedoeld in artikel 24, worden tevens opgegeven de bevoegdheden van de vereffenaars.

  • 4. Tot het doen van de opgave van de ontbinding als gevolg van een faillissement is mede de curator verplicht. In alle andere gevallen van ontbinding is tot het doen van de opgave van de ontbinding mede de vereffenaar verplicht.

Artikel 32

  • 1. Ingeval van opheffing van een onderneming zijn zowel degenen die op grond van de Handelsregisterverordening verplicht zijn om opgaaf te doen als de vereffenaar gehouden binnen een week daarvan opgave te doen.

  • 2. Heeft een onderneming langer dan een week opgehouden te bestaan, zonder dat de opheffing voor inschrijving is opgegeven, dan kan de Secretaris na ingesteld onderzoek handelen als ware opgave gedaan van de opheffing.

  • 3. Indien een onderneming van eigenaar verandert, wordt de onderneming met betrekking tot haar inschrijving in het handelsregister geacht te zijn opgeheven en zal opnieuw inschrijving van de onderneming onder de nieuwe eigenaar moeten plaatsvinden.

Artikel 33

  • 1. De Secretaris is na onderzoek ambtshalve bevoegd tot het inschrijven van een wijziging in het adres van een onderneming, van een hoofdvestiging of van de in de Nederlandse Antillen gelegen nevenvestiging of rechtspersoon.

  • 2. De Secretaris is bevoegd tot het inschrijven van een wijziging van de persoonlijke gegevens van een ingeschreven natuurlijk persoon indien die persoonlijke gegevens reeds in een andere inschrijving in het door de Kamer gehouden register is ingeschreven.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 13 van de Handelsregisterverordening is het inzien van het handelsregister en van de bescheiden die daarbij krachtens wettelijk voorschrift zijn gedeponeerd niet mogelijk op basis van persoonlijke gegevens en een adres.

Artikel 34 Overgangs- en slotbepalingen

Indien niet binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit landsbesluit opgave daarvan gedaan is, is de Secretaris ten aanzien van iedere onderneming ambtshalve bevoegd tot het inschrijven van het telefoonnummer alsmede, voor zover van toepassing, het faxnummer, het e-mail adres en het internet adres.

Artikel 35

Dit landsbesluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Handelsregisterverordening in werking treedt.

Artikel 36

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Handelsregisterbesluit 2009.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de september 2004 ter uitvoering van artikel 12, tweede lid, onder a, 2º, en vierde lid, van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, no. 319)

Artikel 1

In deze ministeriele beschikking wordt verstaan onder:

a. de Directeur

de Directeur Bureau Telecommunicatie en Post;

b. vervoerder:

de vervoerder, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, 2º, van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, no. 319);

c. registratie:

registratie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, 2º, van de Postlandsverordening 1998.

Artikel 2

Registratie geschiedt door de Directeur.

Artikel 3

  • 1. Een verzoek tot registratie wordt schriftelijk ingediend bij de Directeur met gebruikmaking van het formulier overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze beschikking.

  • 2. Een verzoek om registratie waarbij geen gebruik gemaakt is van het in het eerste lid bedoelde formulier wordt niet in behandeling genomen.

  • 3. Van de registratie wordt een verklaring afgegeven overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze beschikking.

Artikel 4

Jaarlijks vóór 1 maart verschaft de geregistreerde vervoerder een overzicht van de tarieven alsmede de wijzigingen in de verstrekte gegevens aan de Directeur.

Artikel 5

De registratie van een vervoerder kan worden beëindigd indien:

  • a. de vervoerder niet voldoet aan artikel 12, tweede lid, onder a, 1º en 2º, van de Postlandsverordening 1998;

  • b. de vervoerder handelt in strijd met de gegevens die hij op het formulier heeft opgegeven;

  • c. de vervoerder niet voldoet aan het vereiste, bedoeld in artikel 4.

Artikel 6

De vergoeding, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onder b, van de Postlandsverordening 1998 bedraagt NAF. 2.500,– per jaar.

Artikel 7

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 8

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 9

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking registratie koeriersdiensten.

BIJLAGE 1A

Aanvraag voor registratie vervoerders ten behoeve van het vervoer van brieven tot en met 2000 gram

Gegevens van de aanvrager

  • a. Moet de verklaring van registratie op uw eigen naam of op naam van een rechtspersoon worden gesteld?*

    eigen naam; ga verder naar c.

    rechtspersoon; ga verder naar b.

  • b. Wat is de rechtsvorm van de onderneming?*

    naamloze vennootschap

    besloten vennootschap

    coöperatieve vereniging

    stichting

    vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

    of andere nl.:

  • c. Als de machtiging op eigen naam komt te staan, treedt u dan op voor een:*

    vennootschap onder firma (VOF)

    commanditaire vennootschap (CV)

    maatschap

    eenmanszaak

  • d. De verklaring van registratie dient op naam te worden

    gesteld van:

    Naam.....

    Adres.....

    Woonplaats.....

    Postbusnummer.....

  • e. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, wat is dan de:

    geboortedatum.....geboorteplaats.....

  • f. Bij welke Kamer van Koophandel en Nijverheid staat de aanvrager ingeschreven en wat is het inschrijfnummer?

  • g. Contactpersoon van de aanvrager

Naam.....Telefoon.....

Functie.....

  • * Aankruisen hetgeen van toepassing is.

BIJLAGE 1B

Bij de aanvraag dient u de volgende stukken te voegen:

een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Nijverheid;

een gedetailleerde opgave van de toe te passen tarieven;

indien gedeponeerd een schrift van de algemene leveringsvoorwaarden.

Ondergetekende, verklaart dat bovenstaande gegevens naar waarheid zijn ingevuld en verzoekt om registratie als vervoerder ten behoeve van het vervoer van brieven tot en met 2000 gram.

Plaats.....bedrijfsstempel

Datum.....

Naam.....

Functie....

Handtekening.....

(niet door de aanvrager in te vullen)

Registratienummer.....

BIJLAGE 2 MODEL VERKLARING VAN REGISTRATIE

Registratienummer

De Directeur Bureau Telecommunicatie en Post verklaart dat (naam van de aanvrager) geboren op (geboortedatum en geboorteplaats) ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid te (plaats en nummer) is geregistreerd als vervoerder als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, 2º, van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, no. 319) onder nummer (registratienummer).

Het verdient aanbeveling het registratienummer op alle zakelijke correspondentie, nota’s en in de handelsreclame te vermelden.

Hoogachtend,

De Directeur Bureau Telecommunicatie en Post

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de september 2004 ter uitvoering van artikel 9 van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, no. 319)

Artikel 1

Onder brievenbus wordt in deze ministeriële beschikking verstaan een voorziening voor het ontvangen van te bezorgen briefpost aan een huis- of kantooradres, bestaande uit:

  • a. een metalen of kunststoffen behuizing met tenminste de volgende afmetingen: 35 cm lengte, 25 cm breedte en 10 cm hoogte;

  • b. een gleuf in een deur, houten wand, stenen muur of pilaar met tenminste de volgende afmetingen: 25 cm lengte en 3,2 cm breedte.

Artikel 2

  • 1. Brievenbussen bestemd voor de aflevering van postzendingen behoren te zijn aangebracht zo dicht mogelijk bij de rijbaan van een voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen berijdbare openbare weg en in geen geval meer dan 10 meter daarvan verwijderd te zijn. Ze dienen voorts van de weg af zonder belemmering bereikbaar te zijn.

  • 2. Met een openbare weg als bedoeld in het vorige lid wordt bedoeld:

    • a. een weg die door de overheid tot algemeen gebruik is bestemd of, door de eigenaar tot algemeen gebruik is bestemd en door de overheid in openbaar beheer is aanvaard;

    • b. de weg met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken.

  • 3. Aan of nabij de brievenbus behoort door een nummer of anderszins op duidelijke wijze te zijn aangegeven, bij welke woning, gebouw of gedeelte daarvan zij behoren.

  • 4. Brievenbussen in of aan gebouwen of woningen voldoen aan de in het eerste lid gestelde voorwaarde, indien zij zich niet meer dan tien meter gaans bevinden van de grens van een daar omschreven weg, waaronder mede worden verstaan de daartoe behorende trottoirs, paden, bermen en taluds.

  • 5. De in het eerste lid gestelde voorwaarde is niet van toepassing op groepsgewijs geplaatste brievenbussen, die:

    • a. ten dienste van galerijflats zijn geplaatst op rechtstreeks met een lift of trappen bereikbare niveaus van die flats, mits de bussen ten dienste van alle op één niveau aanwezige en vanuit één en dezelfde lift of trappen bereikbare woningen zich in de onmiddellijke nabijheid van de lift of trappen bevinden, dan wel

    • b. ten dienste van alle overige collectieve gebouwen zo dicht mogelijk bij de ingang van dat gebouw zijn aangebracht.

  • 6. Brievenbussen ten dienste van geadresseerden die op recreatieterreinen of binnen een privé-terrein verblijven, dienen groepsgewijs bij de ingang van een zodanig terrein te worden geplaatst. Bij gebreke hiervan kunnen postzendingen door of namens de terreinbeheerder in ontvangst worden genomen of door de geadresseerden op een daartoe door de houder van de concessie aan te wijzen postinrichting worden afgehaald.

  • 7. Het niveau waarop de brievenbussen worden bediend, dient te zijn gelegen tussen 1 en 1,5 meter hoogte gemeten vanaf het grondvlak waarop de postbesteller de brievenbus bedient.

Artikel 3

  • 1. De vorm en de kleur van de brievenbussen moeten zodanig zijn, dat verwarring met voor het publiek bestemde brievenbussen van de houder van de concessie niet mogelijk is.

  • 2. Een brievenbus dient voor de postbesteller bediend te kunnen worden door middel van een brievengleuf of een klep die kan worden geopend.

  • 3. De brievengleuf of klep dient horizontaal in een verticaal vlak of in het bovenvlak van de brievenbus te zijn aangebracht en dient zich bij voorkeur te bevinden 1,1 meter boven het niveau, waarop de brievenbus wordt bediend, maar in geen geval lager dan 0,6 meter dan wel hoger dan 1,8 meter.

  • 4. De afmetingen van de vrije inwerpopening van een brievengleuf dienen in de lengte ten minste 25 cm te bedragen en in de breedte 3,2 cm.

  • 5. De inwerpopening dient zo te zijn uitgevoerd, dat het bedienen van de brievenbus zonder gevaar voor verwondingen kan geschieden.

  • 6. Indien zich achter de inwerpgleuf een ruimte bevindt, bestemd voor de bewaring van postzendingen, dan dient de inwendige bruikbare breedte ten minste 27 cm te bedragen en de twee andere inwendige bruikbare afmetingen ten minste 15 en 38 cm.

Artikel 4

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 5

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 6

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking brievenbussen.

MINISTERIËLE BESCHIKKING

Van de 26 feb 2002

De Minister van Verkeer en Vervoer,

Overwegende:

Dat bij Landsbesluit van de 13de juli 1998, no. 16, no. 3767/JAZ-a, concessie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van genoemd landsbesluit is bepaald dat wijzigingen van tarieven dienen de geschieden overeenkomstig door de Minister van Verkeer en Vervoer te geven richtlijnen;

Dat sedert het van kracht worden van de Postlandsverordening met ingang van 17 juli 1998 bedoelde richtlijnen niet zijn gegeven doch dat het wenselijk is deze richtlijnen als nog vast te stellen zulks mede ten einde de verplichting daartoe als opgenomen in de op 12 november 2001 met Canada Post International Ltd. gesloten overeenkomst na te komen;

Gelet op:

Artikel 7, tweede lid, van het Landsbesluit van de 13de juli 1998, no. 16, no. 3767/JAZ-a;

Besluit:

Artikel 1

Bij wijziging van de tarieven voor de krachtens artikel 2, eerste lid, ander a, en tweede lid, van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, no. 319) opgedragen diensten neemt de Post Nederlandse Antillen N.V. de navolgende bepalingen in acht.

Artikel 2

De percentage waarmee de tarieven jaarlijks ten hoogste mogen worden verhoogd, wordt gevonden door toepassing van de formule

δ(RPIt) – (Factor X)t + {δ(RPIt-1) - δ( RPIt-1)*}, waarbij:

  • a. wordt verstaan onder:

    • δ(RPIt): voorziene wijziging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (gehele Nederlandse Antillen) in jaar t(%);

    • δ( RPIt-1): voorziene wijziging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (gehele Nederlandse Antillen) in jaar t-1(%), zoals geraamd in jaar t-1;

    • δ( RPIt-1)*: werkelijke wijziging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (gehele Nederlandse Antillen) in jaar t(%), zoals geraamd in jaar t;

    • Factor X: efficiëntie verbeteringsfactor voor jaar t.

  • b. δ(RPIt) de uitkomst is van de som: [{(RPIt) - (RPIt-1)*}/ (RPIt-1)] x 100% en

    δ(RPIt-1) de uitkomst is van de som: [{(RPIt-1) - (RPIt-2)}/ (RPIt-2)] x 100%; en

  • c. Factor X 20% bedraagt van δ(RPIt), met dien verstande dat Factor X tot 1 januari 2007 nul bedraagt.

Artikel 3

  • 1. Post Nederlandse Antillen N.V. stelt de Minister tenminste 6 weken voor de algemene bekendmaking van een tariefwijziging in kennis van een voorgenomen tariefwijziging.

  • 2. Post Nederlandse Antillen N.V. gaat niet over tot de invoering van een voorgenomen tariefwijziging indien de Minister binnen vier weken na de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving heeft bericht van oordeel te zijn dat de wijziging niet in overeenstemming is met het in artikel 7 van de concessie en het in deze beschikking ten aanzien van tariefwijziging bepaalde.

  • 3. Post Nederlandse Antillen N.V. voert een tariefwijziging niet eerder in dan een week na de in het eerste lid bedoelde algemene bekendmaking.

Artikel 4

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 5

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking richtlijnen tariefswijziging post.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van de artikelen 48, eerste lid, en 67 van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18)

Artikel 1

  • 1. Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18) is geen machtiging als bedoeld in artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen die uitsluitend te gebruiken is in samenwerking met een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting die op commerciële basis wordt geëxploiteerd door de houder van een concessie als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, 16, derde lid, onderdeel a, 18, 18b en 18c van de landsverordening, en waarbij de zend- en ontvangfrequenties worden toegewezen aan bedoelde concessiehouder.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde radio-electrische zend- en ontvanginrichtingen behoren in ieder geval:

    • a. telefoontoestellen bestemd voor aansluiting op de mobiele telecommunicatie-infrastructuur;

    • b. gebruikerstoestellen bestemd voor aansluiting op een trunkingsysteem;

    • c. gebruikerstoestellen bestemd voor aansluiting op een paging-systeem; en

    • d. gebruikerstoestellen ten behoeve van datacommunicatie.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is een machtiging als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de landsverordening wel vereist, indien een gebruikerstoestel als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, tevens is uitgerust met de mogelijkheid van het gebruik van een additionele frequentie buiten de in het eerste lid bedoelde radio-elektrische zend- en ontvanginrichting van de concessiehouder of machtigingshouder om.

Artikel 2

  • 1. Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting die kan worden aangemerkt als apparatuur bestemd voor ‘Global Mobile Personal Communication Systems’, verder aan te duiden als GMPCS-apparatuur, en die slechts is te gebruiken in samenwerking met andere GMPCS-apparatuur, die op commerciële basis wordt geëxploiteerd en die is aangebracht in en functioneert vanuit een ruimtesatelliet dan wel met de telecommunicatie-infrastructuur, waarvoor een concessie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de landsverordening is verleend, en waarbij de te gebruiken zend- en ontvangfrequenties zijn toegewezen aan de houder van een machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening, die zodanige radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen krachtens die machtiging in de handel brengt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling vervalt zodra de in dat lid bedoelde houder van de aldaar bedoelde machtiging zijn activiteiten ter zake van de in het eerste lid bedoelde radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen beëindigt.

Artikel 3

  • 1. Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting met een bereik van ten hoogste 30 meter, voor zover gebruik gemaakt wordt van vastgestelde frequentiebanden.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde inrichtingen behoren in ieder geval;

    • a. draadloze telefoontoestellen die niet bestemd voor aansluiting op de mobiele telecommunicatie-infrastructuur;

    • b. draadloze microfoons en muziekinstrumenten;

    • c. speelgoed;

    • d. alarmsystemen; en

    • e. diverse vormen van afstandsbediening, zoals audio-visuele apparatuur, toegangshekken en dergelijke.

Artikel 4

Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting bestemd voor de besturing van modelvliegtuigen, -vaartuigen en -voertuigen, voor zover gebruik gemaakt wordt van vastgestelde frequentiebanden.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van heden.

Artikel 6

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking vrijstelling telecommunicatie-machtiging.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING, van de 24ste juni 2008 ter uitvoering van de artikelen 2, derde lid, en 31 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen

Artikel 1

  • 1. Tot de voorschriften bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen, behoren onder andere vergoedingen in verband met het gebruik van en het toezicht op het gebruik van het frequentiespectrum door houders van een concessie. Deze vergoedingen zijn opgenomen in de bij deze beschikking behorende bijlagen.

  • 2. Als vergoedingen, bedoeld in artikel 31 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen, worden vastgesteld de vergoedingen die zijn opgenomen in de bij deze beschikking behorende bijlagen.

Artikel 2

De Beschikking vergoedingen telecommunicatie-inrichting wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin deze geplaatst is, en werkt voor Bijlage 1 terug voor wat betreft:

  • a. Onderdeel VIII, Exploitatie Telefoondiensten (openbare netten) onder 1, Mobiele telefonie (openbare netten), voor:

    D-amps- access frequentie/ 2e Generatie, tot en met 22 februari 1999;

    Vaste radioverbinding, tot en met 22 februari 2002;

    Het gebruik van het frequentiespectrum (voor elke aangesloten SIM), tot en met 16 februari 2005;

    Het gebruik van het frequentiespectrum (voor elke aangesloten roamer SIM), tot en met 16 februari 2005.

  • b. Onderdeel VIII, Exploitatie Telefoondiensten (openbare netten) onder 2, Vaste draadloze telefonieverbindingen (openbare netten), voor:

    Fixed wireless access, tot en met 2 december 2004.

  • c. Onderdeel IX, Draadloze Data Verbindingen, onder 1, Machtiging en onder 2, Radioverbindingen, tot en met 9 april 2000.

Artikel 5

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking vergoedingen telecommunicatievoorzieningen.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 30 en 31 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart (P.B. 1999, no. 208)

Artikel 1 Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. commissie:

de examencommissie belast met het afnemen van examens ter verkrijging van een certificaat voor het bedienen van een zendinrichting, bedoeld in artikel 30 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart (P.B. 1999, no. 208);

b. voorzitter:

de voorzitter van de commissie of bij ontstentenis van deze de plaatsvervangend voorzitter;

c. kandidaat:

degene die zich voor deelneming aan een examen heeft aangemeld;

d. examen:

een examen, als bedoeld in de artikelen 30 en 31 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart;

e. certificaat:

het bewijsstuk van een met goed gevolg afgelegd examen.

Artikel 2 Toelating tot de examens

Voor deelname aan een examen moet de kandidaat de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.

Artikel 3 Aanmelding

  • 1. De voorzitter stelt de plaats, de datum en het tijdstip van de examens vast. Van de wijze van aanmelding wordt mededeling gedaan in de plaatselijke media.

  • 2. Na voldoening van de verschuldigde vergoeding, bedoeld in artikel 31, zesde lid, van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart, binnen de door de voorzitter te stellen termijn, ontvangt de kandidaat ten minste acht dagen voor het examen een schriftelijke uitnodiging tot deelneming.

  • 3. De vergoedingen bedoeld in het tweede lid worden niet terugbetaald indien een kandidaat zich terugtrekt dan wel niet op het examen verschijnt.

Artikel 4 Categorieën examens

  • 1. De volgende examens worden afgenomen:

    • a. het examen algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie;

    • b. het examen beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie;

    • c. het examen VHF marifonie certificaat.

  • 2. De in het eerste lid genoemde examens zijn in overeenstemming met de geldende internationaal voorgeschreven exameneisen.

  • 3. Het eerste lid genoemde examens bestaan uit de volgende onderdelen:

    • a. voorschriften met betrekking tot de maritieme radiocommunicatie;

    • b. procedures met betrekking tot de maritieme radiocommunicatie procedures;

    • c. techniek;

    • d. engels;

    • e. aardrijkskunde.

  • 4. Het examen VHF marifonie, bestaat uit de stof voor het examen beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie met uitzondering van de examenmodule ‘Global Maritime Distress and Safety System’ (GMDSS).

  • 5. De houder van het VHF marifonie certificaat ontleent aan het desbetreffende certificaat slechts de bevoegdheid een VHF marifonie installatie te bedienen die binnen het bereik van een Nederlands Antilliaans kuststation en kustwachtpost hun vaar- en werkgebied hebben.

  • 6. De stof voor de in het eerste lid bedoelde examens is omschreven in de bij deze beschikking behorende bijlagen 1, 2 en 3.

Artikel 5 Het examen

  • 1. Desgevraagd legitimeert de kandidaat zich overeenkomstig de door de voorzitter gegeven voorschriften.

  • 2. Door of vanwege de voorzitter wordt de kandidaat voor de aanvang van het examen in kennis gesteld van de regels van het examen.

  • 3. Door of vanwege de voorzitter gegeven aanwijzingen met betrekking tot het examen dienen door de kandidaat te worden opgevolgd.

  • 4. Het schriftelijk examen wordt in beginsel in groepsverband afgenomen.

Artikel 6

  • 1. De examenonderdelen voorschriften, maritieme radiocommunicatie procedures, techniek, aardrijkskunde en engels worden schriftelijk afgenomen. Het examen heeft een tijdsduur van ten minste één uur en ten hoogste twee uur per onderdeel.

  • 2. Het examen maritieme radiocommunicatie procedures bevat tevens het onderdeel praktische bediening van radiocommunicatie apparatuur.

  • 3. Tijdens het examen zijn ten minste 2 leden van de commissie aanwezig.

Artikel 7

  • 1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van het examen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de voorzitter hem van deelneming of verdere deelneming aan het examen.

  • 2. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met dit reglement heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen.

  • 3. Indien bedrog of een andere onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter het examen van de kandidaat die zich hieraan heeft schuldig gemaakt, ongeldig verklaren.

  • 4. Indien buiten de in het derde lid genoemde gevallen het examen niet op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden kan de voorzitter besluiten dat het examen geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt afgenomen.

Artikel 8 Het bijzonder examen

  • 1. In afwijking van de artikelen 5 en 6 kan de voorzitter, op verzoek van de kandidaat, besluiten het examen op andere wijze af te doen nemen, indien:

    • a. de gezondheidstoestand van een kandidaat het afnemen van het examen op de wijze, bedoeld in artikel 4, niet toelaat. De kandidaat dient daartoe bij het verzoek een medische indicatie te overleggen;

    • b. een kandidaat gedurende lange periode buiten de Nederlandse Antillen verblijft;

    • c. een kandidaat onvoldoende de Nederlandse of de Engelse taal beheerst.

  • 2. Het examen wordt in een zodanig geval afgenomen door twee leden van de commissie.

Artikel 9 Ontheffing

De voorzitter kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van een der examens bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien een kandidaat is geslaagd voor een ander examen, welke is afgenomen door een bevoegde autoriteit en dat naar het oordeel van de commissie gelijkwaardig is aan een der examens bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Artikel 10 Uitslag van het examen

  • 1. Een kandidaat wordt binnen 30 dagen na het afleggen van het examen door de commissie van de uitslag in kennis gesteld.

  • 2. Indien het examen met goed gevolg is afgelegd, ontvangt de kandidaat een certificaat.

  • 3. Over de uitslag van het examen, alsmede de inhoud van de vraagstukken wordt niet gecorrespondeerd.

Artikel 11 Nadere regels

De commissie kan nadere regels vaststellen voor de gang van zaken met betrekking tot het examen, welke niet in strijd mogen zijn met deze beschikking.

Artikel 12 Beroep

  • 1. Tegen de uitslag van het examen staat geen beroep open.

  • 2. Tegen een beslissing van de voorzitter als bedoeld in artikel 7, kan de kandidaat binnen 30 dagen in beroep gaan bij de Minister van Verkeer en Vervoer. Het beroep dient schriftelijk en met redenen omkleed te worden ingediend.

Artikel 13 Slotbepalingen

In de gevallen waarin deze beschikking en de ingevolge artikel 11 vastgestelde regels niet voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 14

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag waarop het Landsbesluit Telecommunicatie scheepvaart (P.B. 1999, no. 208) in werking treedt.

Artikel 15

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Reglement maritieme radiocommunicatie examens.

BIJLAGE 1 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 200 ter uitvoering van de artikelen 30 en 31 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart (P.B. 1999, no. 208) (Reglement maritieme radiocommunicatie examens).

Algemene toelichting:

De in het examenprogramma gebruikte gradaties hebben de volgende betekenis:

Kennis: het weten en begrijpen van de hoofdzaken;

Grondige kennis: het weten en begrijpen van de stof tot in bijzonderheden;

Vaardigheden: blijk geven de vereiste handelingen te kunnen uitvoeren.

Examenprogramma voor het behalen van het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie:

Het examenprogramma voor het behalen van het Algemeen Certificaat bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1. Voorschriften met betrekking tot de maritieme radiocommunicatie;

  • 2. Procedures met betrekking tot de maritieme radiocommunicatie;

  • 3. Techniek;

  • 4. Engels;

  • 5. Aardrijkskunde.

VOORSCHRIFTEN EN PROCEDURES:

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. Het doel van:

    • a. Het Internationaal Verdrag betreffende de beveiliging van de mensenlevens op zee (SOLAS);

    • b. Het Internationaal Verdrag betreffende de verreberichtgeving en het daarbij behorende Radioreglement (RR);

    • c. De Schepenwet en het daarbij behorende Schepenbesluit;

    • d. De Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (P.B.1995, no. 196).

  • 2. De internationale bepalingen met betrekking tot het Global Maritime Distress and Safety System (GMDSS).

  • 3. De INMARSAT voorschriften ( INMARSAT User’s Handbooks).

  • 4. De bevoegdheden verbonden aan het bezit van het Algemeen Certificaat Maritieme Radio-communicatie.

  • 5. De bepalingen uit de Schepenwet en het Schepenbesluit en de daarbij behorende bijlage(n) die handelen over:

    • a. Uitrusting van schepen in de zeegebieden Al t/m A4;

    • b. Luisterdienst;

    • c. De aanwezigheid van bevoegde radio-operators;

    • d. Het veiligheidscertificaat (VC), Radiodagboek, geïntegreerd scheepsdagboek en het peilingboekje;

    • e. De eisen die aan het radiostation worden gesteld;

    • f. Verplichte reserve-onderdelen.

  • 6. De bepalingen uit de Reglementen van het Internationaal Verdrag betreffende de Verreberichtgeving en de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen, die handelen over:

    • a. De machtiging voor zendinrichtingen voor de scheepvaart;

    • b. De bij de machtiging behorende voorschriften en beperkingen;

    • c. Geheimhouding;

    • d. Bevoegdheden en verplichtingen van de gezagvoerder en de radio-operator met betrekking tot de uitvoering van de radiocommunicatiedienst;

    • e. Stuiting van telegrammen, telexberichten en gesprekken;

    • f. Beproevingen;

    • g. Overbodige uitzendingen, gespreksdiscipline;

    • h. Het internationale naamsein, of roepnamen en overige identificatiemogelijkheden;

    • i. Documenten die bij de radiocommunicatieinstallatie aanwezig moeten zijn.

  • 7. Het doel en het gebruik van het Handboek algemene maritieme radiocommunicatie.

  • 8. Documenten met betrekking tot operationele communicatieprocedures, zoals het Internationaal Seinboek en het Merchant Ship Search and Rescue Manual (MERSAR).

  • 9. De voorschriften met betrekking tot spraakversleutelapparatuur (Scrambler).

Maritieme radiocommunicatieprocedures

Algemeen:

De kandidaat dient grondige kennis te hebben van:

  • 1. De communicatiemogelijkheden binnen het GMDSS.

  • 2. De indeling van de zeeën in de zeegebieden A1 t/m A4.

  • 3. De satelliet bedekkingsgebieden.

  • 4. Navigatie en meteorologische waarschuwingssystemen.

  • 5. De Search and Rescue (SAR).

  • 6. Het gebruik van het internationale spellingsalphabet.

Nood, Spoed en Veiligheidsverkeer:

De kandidaat dient grondige kennis en/of vaardigheid te hebben met betrekking tot:

  • 1. Doel en werking van het GMDSS en de verschillende GMDSSsubsystemen.

  • 2. Het selecteren van het(de) meest geschikte communicatiemiddel(en) en de daarmee verband houdende routering van de berichtgeving.

  • 3. Het tot stand brengen van de gewenste telex en/of telefoonverbinding.

  • 4. Het afhandelen van nood, spoed en veiligheidsverkeer.

  • 5. Het gebruik van noodalarmering, alarmseinen en seinen voor belangrijke navigatieberichten.

  • 6. Het snel kunnen opzoeken, of beschikbaar hebben en gebruiken van de noodfrequenties in de VHF-, MF- en HF banden.

  • 7. De verschillende rapportagesystemen, zoals bijvoorbeeld Automated Mutual assistance Vessel Rescue Systeem(AMVER).

  • 8. Veiligheidsberichtgeving door middel van Navigation Telex (Navtex), Enhanced Group Calling (EGC) en Digital Selective Calling (DSC).

  • 9. Opstelling aan boord en gebruik van noodradiobakens, Emergency Position Indicating Radiobacons (EPIRB’s) en Search and Rescue Radio Transponder (SART).

Openbaar verkeer:

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. De afwikkeling van openbaar verkeer via kuststations en grondstation:

    • a. De wijze van oproepen per radiotelefonie, het starten van radiotelex verbindingen en het juiste gebruik van de frequenties in de VHF, MF en HF banden;

    • b. Overgaan naar nationale of internationale werkfrequenties.

  • 2. Het opstellen, overbrengen en opnemen van radiotelegrammen, telex en telefoonberichten.

  • 3. Het aan boord afhandelen van radiotelefoongesprekken via kuststations en grondstations.

  • 4. De woordentelling bij telegrammen.

  • 5. Het bestaan van dienstaanwijzingen bij telegrammen en bijzondere diensten bij radiotele-foongesprekken.

  • 6. De wijze van prijsberekening van radiotelegrammen, telefoon en telexgesprekken via kuststations en grondstations.

  • 7. De te gebruiken munteenheid in het nationale en internationale openbaar verkeer. Het gebruik van de Accounting Authority Identification Code (AAIC).

  • 8. De wijze waarop vanaf de wal via een kuststation of een grondstation een contact met een schip tot stand kan komen.

  • 9. Het volgen van radiotelefonie en radiotelex verkeerslijsten van kuststations. (SEL)FEC en/of ARQ skeds met kuststations.

  • 10. Het TR geven aan de belanghebbende kuststations, in het bijzonder bij het binnenlopen en verlaten van een haven.

  • 11. Het op juiste wijze gebruiken van diverse handboeken, zoals bijvoorbeeld INMARSAT user’s Handbooks.

  • 12. De behandeling van radiomedische adviezen.

Onderling (intership) en havenverkeer:

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. Het gebruik van de nationale en internationale intership frequenties in de VHF, MF en HF-banden.

  • 2. Het gebruik van de VHF radiotelefonie (Marifoon) kanalen voor havenverkeer (port operations).

  • 3. Het gebruik van satellietverbindingen.

TECHNIEK:

Algemeen

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. De wet van Ohm, geleiders, isolatoren, kortsluiting, smelt veiligheden, uitwendige stoorvelden, capaciteit, radiofrequente en audiofrequente trillingen.

  • 2. De voortplanting van de radiofrequente golven in de diverse frequentiebanden.

  • 3. Het verband tussen golflengte en frequentie.

  • 4. Het principe van EZBuitzendingen en klassen van uitzending.

  • 5. De begrippen ‘assigned frequency’ en ‘carrier frequency’.

  • 6. De opstelling van antennes.

  • 7. Simplex, duplex en semiduplex werken.

  • 8. Het verschil tussen telex en radiotelex.

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

Het gebruik van de in de apparatuur ingebouwde testmogelijkheden:

  • 1. Het aan de hand van een gebruikershandleiding localiseren en repareren van eenvoudige defecten.

  • 2. Het rapporteren van defecten ten behoeve van reparatie aan de wal.

Apparatuur:

De kandidaat dient kennis en vaardigheden te hebben van:

EZBzenders/ontvangers:

  • 1. De bediening van de EZBzender.

  • 2. Het moduleren en het controleren van de modulatie.

  • 3. De begrippen gevoeligheid, selectiviteit en bandbreedte.

Digital Selective Calling (DSC)-modem:

De bediening in combinatie met de relevante radioapparatuur.

Radiotelex-modem:

De bediening in combinatie met de relevante radio-apparatuur.

Satelliet-communicatie-apparatuur:

  • 1. De bediening van een Ship Earth Station(SES).

  • 2. Het verschil in de toepassingsmogelijkheden van Inmarsat A, B en C.

VHF radiotelefonie installaties:

  • 1. De bediening.

Radartransponders (SART): (Search and Rescue Radar Transponder)

  • 1. Doel en werking.

Overige apparatuur:

  • 1. Luistersterwachtontvanger voor 2182 kHz (vervalt per 1 februari 1999).

  • 2. Alarmseingever voor 2182 kHz (vervalt per 1 februari 1999).

  • 3. EPIRB.

  • 4. Navtex.

Bediening van de installaties.

Voeding:

  • 1. Het gebruik van de hoofd en noodkrachtbron van het schip.

  • 2. Het gebruik van de reservekrachtbron van de radioinstallatie.

  • 3. Soort, werking, capaciteit en gevaren van een accubatterij.

  • 4. Serie en parallelschakeling van accubatterijen.

  • 5. Laadinrichting, gebufferd en automatisch laden.

  • 6. Opslaan, opstellen, samenstellen en het onderhoud van accubatterijen.

  • 7. Het gebruik van de zuurweger.

ENGELS

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheid te hebben met betrekking tot:

  • 1. De gesproken en geschreven Engelse taal voor zover van belang voor een adequate uitwisseling van berichten ten behoeve van de veiligheid op zee:

    • a. Woorden en uitdrukkingen die worden gebruikt bij de behandeling van radiotelegrammen, telexberichten, weerberichten, navigatiewaarschuwingen enz;

    • b. IMO Standard Marine Vocabulary.

  • 2. Taalgebruik met kuststations (aanroepprocedures) in het internationaal verkeer.

  • 3. Het kunnen lezen en begrijpen van de diverse radiocommunicatiepublicaties, zoals de List of Shipstations, List of Coaststations, List of Callsigns and Numerical Identities en handleidingen voor de radio apparatuur.

AARDRIJKSKUNDE

De ligging van de belangrijkste kuststations en grondstations van het INMARSAT systeem.

Men neemt hiervoor kuststations die over HF telefonie en radiotelex beschikken.

Daar er regelmatig wijzigingen plaatsvinden, wordt het lesprogramma per schooljaar vastgesteld.

BIJLAGE 2 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 30 en 31 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart (P.B.1999, no. 208) (Reglement maritieme radiocommunicatie examens).

Algemene toelichting

De in de examenprogramma’s gebruikte gradaties hebben de volgende betekenis:

Kennis: het weten en begrijpen van de hoofdzaken;

Grondige kennis: het weten en begrijpen van de stof tot in bijzonderheden;

Vaardigheden: blijk geven de vereiste handeling te kunnen uitvoeren.

Examenprogramma voor het behalen van het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie:

Het examen voor het behalen van het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Het examen voor het behalen van het certificaat VHF marifonie inclusief de vakken techniek en engels.

  • 2. Het examen voor het behalen van de GMDSS module (Global Maritime Distress and Safety System).

BEPERKT CERTIFICAAT MARITIEME RADIOCOMMUNICATIE:

Voorschriften

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. Het doel van het Internationaal Verdrag betreffende de Verreberichtgeving en het daarbij behorende Radioreglement en de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (P.B. 1995, no. 196).

  • 2. De bevoegdheden verbonden aan het bezit van het certificaat VHF marifonie.

  • 3. De voorschriften met betrekking tot:

    • a. de zendmachtiging en de daarbij behorende voorschriften en beperkingen;

    • b. de geheimhouding van verreberichtgeving;

    • c. inspecties aan boord van schepen;

    • d. het in gebruik nemen van radioapparatuur aan boord van schepen;

    • e. de gespreksdiscipline;

    • f. controle op het ether en frequentiegebruik;

    • g. overtredingen van de (radio)voorschriften en de daarbij behorende maatregelen;

    • h. het testen van de radioapparatuur aan boord van schepen;

    • i. de bevoegdheden en verplichtingen van de gezagvoerder of schipperen de radio-operator met betrekking tot de uitvoering van de radiodienst aan boord;

    • j. de roepnaam en overige relevante identificatiemogelijkheden;

    • k. de typetoelating van maritieme radioapparatuur;

    • l. de bij de radioinstallatie behorende bescheiden.

  • 4. Het gebruik van hoog of laag zendvermogen.

  • 5. De voorschriften met betrekking tot draagbare VHF Radiotelefonie installaties (portofoons).

  • 6. De voorschriften met betrekking tot spraakversleutelapparatuur (scramblers).

  • 7. Het gebruik van dual watch.

  • 8. Het internationaal spellingsalfabet.

  • 9. Doel en gebruik van het leerboek Beperkte maritieme radiocommunicatie.

Maritieme communicatie procedures

Nood, Spoed en Veiligheidsverkeer

De kandidaat dient grondige kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. De afwikkeling van nood, spoed en veiligheidsverkeer voor de zeevaart, de kustwateren en de binnenvaart op de daarvoor bestemde VHFkanalen.

  • 2. Geografische plaatsbepaling.

Openbaar verkeer:

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. De afwikkeling van het openbaar verkeer.

  • 2. De wijze van aanroepen van kuststations.

  • 3. Het gebruik van de VHFkanalen voor het openbaar verkeer.

  • 4. Het doel en de herkenning van het antwoordsignaal via de werkkanalen van het kuststation.

  • 5. Herhaling van de aanroep van schepen en kuststations bij geen antwoord.

  • 6. De leiding van het radioverkeer.

  • 7. Het afhandelen van radiotelefoongesprekken via en het overbrengen van radiotelegrammen aan kuststations.

  • 8. De gegevens die moeten worden verstrekt bij de aanvraag van een radiotelefoongesprek via een kuststation.

  • 9. De gespreksduur en de daarmee verband houdende kosten.

  • 10. De gebruikte munteenheid in het verkeer met kuststations.

  • 11. Een persoonlijk gesprek (PGS), een Collect Call en een dringend gesprek via kuststation.

  • 12. Verkeerslijsten en direct aanroepen door een kuststation.

  • 13. Het gebruik en het doel van de Accounting Authority Identification Code (AAIC).

  • 14. Taalgebruik in het radioverkeer met kuststations.

  • 15. Het afhandelen van radiomedische adviezen.

Nautisch radioverkeer:

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. Het gebruik van de intershipkanalen voor de zee en binnen- en kustvaart.

  • 2. Het gebruik van de VHF radiotelefonieinstallatie op de daarvoor bestemde kanalen in haven-gebieden (Port operations).

Bijzonder radioverkeer:

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. Het gebruik van de VHFkanalen ten behoeve van:

    • a. Sociaal verkeer.

    • b. Bunkerdoeleinden en proviandering.

    • c. Opsporing en redding (Search and Rescue: SAR).

    • d. Digital Selective Calling (DSC).

    • e. Bergings en sleepactiviteiten.

    • f. Bestrijding van milieuverontreinigingen (Anti pollution).

    • g. Radioverkeer met jachthavens.

    • h. Radioverkeer binnenvaart met laad en losplaatsen.

    • i. Aan boord radiocommunicatie (Intraship verkeer).

TECHNIEK:

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. De opstelling van de VHF Radiotelefonie installatie aan boord.

  • 2. Het zendvermogen van de VHF Radiotelefonie installatie.

  • 3. Simplex, Duplex en SemiDuplex werken.

  • 4. Propagatie van VHFradiogolven met betrekking tot:

    • a. begrenzingen;

    • b. reikwijdte.

  • 5. De VHF antenne met betrekking tot:

    • a. de soorten antennes;

    • b. de opstelling;

    • c. de versterkingsfactor;

    • d. het stralingsdiagram;

    • e. de coaxiale antennekabel met betrekking tot:

      • de soort kabel;

      • de 50 ohm impedantie.

    • f. reflectie;

    • g. montage antennekabel en connectors.

  • 6. De voedingsbron met betrekking tot:

    • a. de spanning;

    • b. de polariteit;

    • c. de electrische verbindingen tussen voedingsbron en VHF radio telefonie installatie;

    • d. het opgenomen vermogen van de VHF radiotelefonie installatie;

    • e. de zekering.

  • 7. Accubatterijen met betrekking tot:

    • a. de benodigde capaciteit voor voeding van de VHF Radiotelefonie installatie;

    • b. de opstelling;

    • c. de ventilatie van de accuruimte;

    • d. het laden;

    • e. het controleren van de ladingtoestand;

    • f. het onderhoud.

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

Het doel, de werking en de bediening van de VHF Radiotelefonie installatie met betrekking tot:

  • a. De volume regeling.

  • b. De aan/uitschakeling van de luidspreker.

  • c. De dimmer.

  • d. Selectie van het gewenste kanaal.

  • e. De squelch regeling.

  • f. Selectie van het zendvermogen.

GLOBAL MARITIME DISTRESS and SAFETY SYSTEM MODULE:

Voorschriften

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. Het doel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), het Internationaal Verdrag betreffende de Verreberichtgeving, het daarbij behorende Radioreglement en de Schepenwet en het Schepenbesluit en met name de bepalingen hieruit met betrekking tot de GMDSS voor VHF radio-verkeer.

  • 2. De bepalingen uit de Schepenwet en het Schepenbesluit en de daarbij behorende bijlage(n) die handelen over:

    • a. radiocommunicatie-apparatuur aan boord van schepen binnen zeegebied A-1.

    • b. de luisterdienst.

    • c. de aanwezighied van bevoegde radio-operators.

    • d. het radioveiligheidscertificaat (RVC), het radiodagboek scheepsdagboek en het peilingboek. (Met ingang van 1 februari 1999 vervalt de eis met betrekking tot het radiodagboek en het peilingboek).

    • e. reserveonderdelen.

    • f. verplichte documenten met betrekking tot het radiostation.

Maritieme communicatie procedures:

De kandidaat dient grondige kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. De communicatiemogelijkheden onder de bepalingen van het GMDSS met betrekking tot het VHF gebruik.

  • 2. De indeling van de zeeën in de zeegebieden A1 t/m A4.

  • 3. Navigatie- en meteorologische berichtgeving.

  • 4. Search and Rescue (SAR).

  • 5. De alarmering bij en de afwikkeling van Nood-, spoed- en veiligheidsverkeer binnen zeegebied A-1.

  • 6. Het doel en het gebruik van het Internationale Seinboek en het Merchant Ship Search and Rescue Manual (MERSAR).

TECHNIEK

De kandidaat dient kennis of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

Het doel en de werking van een radartransponder (SART), NAVTEX, een radionoodbaken (EPIRB) en andere radiocommunicatie-apparatuur voor groepsreddingmiddelen.

De bediening van een DSC-modem.

Het gebruik van de in de apparatuur ingebouwde eenvoudige testmogelijkheden.

Aan de hand van een gebruikershandleiding lokaliseren en repareren van eenvoudige defecten.

Het rapporteren van defecten ten behoeve van de reparatie aan wal.

ENGELS

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. De gesproken en geschreven Engelse taal voor zover van belang voor een adequate uitwisseling van berichten ten behoeve van de veiligheid op zee.

  • 2. Woorden en uitdrukkingen te gebruiken bij de behandeling van weerberichten, NAVTEX berichten enz.

Taalgebruik met kuststations (aanroepprocedure) in het internationale radioverkeer.

BIJLAGE 3 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter voering van de artikelen 30 en 31 van het Landsbesluit telecommunicatie scheepvaart (P.B. 1999, no. 208) (Reglement maritieme radiocommunicatie examens).

Algemene toelichting

De in het examenprogramma gebruikte gradaties hebben de volgende betekenis:

Kennis: het weten en begrijpen van de hoofdzaken;

Grondige kennis: het weten en begrijpen van de stof tot in bijzonderheden;

Vaardigheden: blijk geven de vereiste handeling te kunnen uitvoeren.

Examenprogramma voor het behalen van het certificaat VHF marifonie:

Voorschriften

De kandidaat dient kennis te hebben van:

  • 1. Het doel van het Internationaal Verdrag betreffende de Verreberichtgeving en het daarbij behorende Radioreglement en de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.

De bevoegdheden verbonden aan het bezit van het certificaat VHF marifonie.

De voorschriften met betrekking tot:

  • a. De zendmachtiging en de daarbij behorende voorschriften en beperkingen;

  • b. De geheimhouding van verreberichtgeving;

  • c. Inspectie aan boord van schepen;

  • d. Het in gebruik nemen van radioapparatuur aan boord van schepen;

  • e. De gespreksdiscipline;

  • f. Controle op het ether en frequentiegebruik;

  • g. Overtredingen van de (radio)voorschriften en de daarbij behorende maatregelen;

  • h. Het testen van de radioapparatuur aan boord van schepen;

  • i. De bevoegdheden en verplichtingen van de gezagvoerder/schipper en de radio-operator met betrekking tot de uitvoering van de radiodienst aan boord;

  • j. De roepnaam en overige relevante identificatiemogelijkheden;

  • k. De type toelating van maritieme radioapparatuur;

  • l. De bij de radioinstallatie behorende bescheiden.

    • 4. Het gebruik van hoog of laag zendvermogen.

    • 5. De voorschriften met betrekking tot draagbare VHF Radiotelefonie installaties (portofoons).

    • 6. Het internationaal spellingsalfabet.

    • 7. Doel en gebruik van het leerboek Certificaat VHF Marifonie.

Maritieme communicatie procedures

Nood, Spoed en Veiligheidsverkeer

De kandidaat dient grondige kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. De afwikkeling van nood, spoed en veiligheidsverkeer voor de zeevaart, de kustwateren en de binnenvaart op de daarvoor bestemde VHFkanalen.

  • 2. Geografische plaatsbepaling.

Openbaar verkeer

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. De afwikkeling van het openbaar verkeer.

  • 2. De wijze van aanroepen van kuststations.

  • 3. Het gebruik van de VHFkanalen voor het openbaar verkeer.

  • 4. Herhaling van de aanroep van schepen en kuststations bij geen antwoord.

  • 5. De leiding van het radioverkeer.

  • 6. Het afhandelen van radiotelefoongesprekken via en het overbrengen van radiotelegrammen aan kuststations.

  • 7. De gegevens die moeten worden verstrekt bij de aanvraag van een radiotelefoongesprek via een kuststation.

  • 8. De gespreksduur en de daarmee verband houdende kosten.

  • 9. De gebruikte munteenheid in het verkeer met een kuststation.

  • 10. Een persoonlijk gesprek (PGS), een Collect Call en een Dringend gesprek via een kuststation.

  • 11. Verkeerslijsten en direct aanroepen door een kuststation.

  • 12. Het gebruik en het doel van de Accounting Authority Identification Code (AAIC).

  • 13. Taalgebruik in het radioverkeer met kuststations.

  • 14. Het afhandelen van radiomedische adviezen.

Nautisch radioverkeer

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te hebben met betrekking tot:

  • 1. Het gebruik van de intershipkanalen voor de zee, binnen- en kustvaart.

  • 2. Het gebruik van de VHF radiotelefonieinstallatie op de daarvoor bestemde kanalen in haven-gebieden (Port operations).

Bijzonder radioverkeer

De kandidaat dient kennis en/of vaardigheden te bezitten met betrekking tot:

  • 1. Het gebruik van de VHFkanalen ten behoeve van:

    • a. Sociaal verkeer.

    • b. Opsporing en redding (Search and Rescue: SAR).

    • c. Digital Selective Calling (DSC).

    • d. Bergings en sleepactiviteiten.

    • e. Bestrijding van milieuverontreinigingen (Anti pollution).

    • f. Radioverkeer met jachthavens.

    • g. Radioverkeer binnenvaart met laad en losplaatsen.

    • h. Aan boord radiocommunicatie (Intraship verkeer).

BIJLAGE bij het examenprogramma Algemeen Certificaat Maritieme Radiocommunicatie

OPERATIONELE VAARDIGHEDEN ALGEMEEN CERTIFICAAT MARITIEME RADIO-COMMUNICATIE
Onderdeel A VHF radioinstallatie
  • 1. Heeft aangetoond correct om te kunnen omgaan met de bedieningsorganen van deze radioinstallatie;

  • 2. Heeft aangetoond de installatie voor operationeel gebruik in te kunnen schakelen en voor het relevante radioverkeer het juiste VHF kanaal, al dan niet met behulp van een officieel boekwerk, te kunnen selecteren;

  • 3. Is in staat het vereiste VHF radiotelefonie verkeer met schepen en met walstations te kunnen afhandelen;

  • 4. Is in staat via de integraal aanwezige, dan wel via het op de installatie aangesloten VHF DSC-modem op de door de fabrikant voorgeschreven wijze DSC boodschappen samen te stellen, deze te verzenden en de ontvangen DSC boodschappen juist te interpreteren;

  • 5. Heeft aangetoond de relevante handleidingen (manuals) van de VHF installatie en/of het DSC modem met succes te raadplegen voor het werken met de installatie;

  • 6. Is in staat de goede werking van de gehele installatie te controleren en aan de hand van een bij de installatie behorende handleiding eenvoudige storingen te verhelpen.

Onderdeel B MF/HF radio-installatie
  • 1. Heeft aangetoond correct te kunnen omgaan met de bedieningsorganen van deze radioinstallatie.

  • 2. Heeft aangetoond voor de verschillende soorten radioverkeer de juiste mode, zowel voor zenden als voor ontvangen te kunnen selecteren.

  • 3. Heeft aangetoond de installatie voor operationeel gebruik in te kunnen schakelen, het antennesysteem op de gewenste zendfrequentie af te stemmen.

  • 4. Is in staat voor het relevante radioverkeer het juiste MF/HF kanaal, al dan niet met behulp van een officieel boekwerk, te kunnen selecteren, dan wel handmatig de juiste ontvang en zendfrequentie te kunnen invoeren.

  • 5. Heeft aangetoond met de HFinstallatie het vereiste radiotelefonie verkeer met schepen en met kuststations te kunnen afhandelen.

  • 6. Heeft aangetoond het op de radioinstallatie aangesloten radiotelex modem te kunnen bedienen en hiermee op de door de fabrikant voorgeschreven wijze de te verzenden berichten voor te bereiden.

  • 7. Kent de mogelijkheden van ARQ, FEC en SELFEC, is in staat deze radiotelex systemen te selecteren en deze in de praktijk, zowel bij zenden als bij ontvangen toe te passen.

  • 8. Is in staat volgens de daarvoor geldende procedures al dan niet in het automatisch verkeer radiotelex verbindingen met schepen en walstations te maken, eventueel voorhanden zijnde berichten bij kuststations op te vragen en op correcte wijze berichten naar schepen, kuststations en wal abonnee’s te verzenden.

  • 9. Heeft aangetoond het integraal in de installatie aanwezige DSC modem, dan wel een op de installatie aangesloten MF/HF DSC modem te kunnen bedienen.

  • 10. Heeft aangetoond de op de installatie aangesloten DSC guard receiver voor operationeel gebruik te kunnen instellen, deze te kunnen bedienen en voorts de hiermee ontvangen DSC boodschappen juist te interpreteren.

  • 11. Is in staat de goede werking van de installatie te controleren en kan met behulp van een bij de installatie behorende fabriekshandleiding eenvoudige storingen te verhelpen.

Onderdeel C NAVTEX ontvanger/printer
  • 1. Heeft aangetoond correct te kunnen omgaan met de bedieningsorganen van de NAVTEXontvanger.

  • 2. Heeft aangetoond de gewenste uitzendingen voor veiligheidsberichten te kunnen selecteren.

  • 3. Kent de betekenis van de codering aan het begin van ieder NAVTEXbericht en is in staat met behulp van de aanwezige boekwerken stations, welke NAVTEXberichten uitzenden, te selecteren.

  • 4. Is in staat de goede werking van het apparaat te controleren en kan met behulp van een bij het apparaat behorende fabriekshandleiding eenvoudige storingen verhelpen.

Onderdeel D Ship Earth Station (SES):
  • 1. Heeft aangetoond de begrippen azimuth, elevatie en gyrokoers voor het richten van het antenne systeem van een relevante INMARSAT terminal te kennen en is in staat, al dan niet met behulp van de aanwezige tabellen en/of kaarten de schotelantenne op een INMARSAT satelliet te richten.

  • 2. Heeft aangetoond, hetzij met behulp van een simulatieprogramma, hetzij met behulp van een INMARSATC terminal, in en uit te loggen bij het NCS van de relevante INMARSAT regio.

  • 3. Kent de prioriteiten in het INMARSAT verkeer en is in staat op correcte wijze, zowel bij INMARSATA, INMARSAT-B en INMARSATC, hiervan gebruik te maken.

  • 4. Is in staat via de INMARSATA, INMARSAT-B en de INMARSATC terminal nood, spoed en veiligheidsberichten te verzenden en te ontvangen.

  • 5. Is in staat met de INMARSATA en INMARSAT-B terminal volgens de daarvoor geldende procedures intership telefoon en telexverbindingen op te bouwen.

  • 6. Is in staat volgens de daarvoor geldende procedures een telex, fax of telefoon verbinding met een abonnee aan de wal ten behoeve van het openbaar verkeer op te bouwen.

  • 7. Kent het gebruik van de INMARSAT service information calls en is in staat met behulp van de bij de installatie behorende handboeken op correcte wijze van deze gegevens gebruik te maken.

  • 8. Is bekend met het INMARSATC store and forward systeem en is in staat met behulp van de bij de installatie aanwezige handboeken berichten op te stellen, deze van een adres te voorzien en ze naar het relevante grondstation te verzenden.

  • 9. Is in staat de goede werking van de installatie te controleren en kan met behulp van een bij de installatie behorende fabriekshandleiding eenvoudige storingen verhelpen.

Onderdeel E MF Luisterwachtontvanger (LWO)
  • 1. Is bekend met het gebruik van de ontvanger.

  • 2. Heeft aangetoond de luisterwachtontvanger op correcte wijze te kunnen instellen al dan niet met het gebruik van het muting device.

  • 3. Is in staat de goede werking van het toestel te controleren en kan met behulp van een bij het toestel behorende fabriekshandleiding eenvoudige defecten verhelpen.

Onderdeel F EPIRB
  • 1. Is bekend met het gebruik van het baken.

  • 2. Is in staat de EPIRB te activeren en weer uit te schakelen.

Onderdeel G SART
  • 1. Is bekend met het gebruik van het baken.

  • 2. Is in staat de SART te activeren en weer uit te schakelen.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 14de april 2000, ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 van het Landsbesluit radioamateurs (P.B. 1999, no. 209)

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. Directeur:

de Directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post;

b. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Landsbesluit radioamateurs;

c. voorzitter:

de voorzitter van de commissie of bij ontstentenis van deze de plaatsvervangend voorzitter;

d. kandidaat:

degene die zich voor deelneming aan een examen heeft aangemeld;

e. examen:

een examen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Landsbesluit radioamateurs;

f. bewijs van bevoegdheid:

het door de Directeur afgegeven bewijs van bevoegdheid als radioamateur uitgereikt na een met goed gevolg afgelegd examen.

Artikel 2 Aanmelding

  • 1. De voorzitter stelt de plaats, de datum en het tijdstip van de examens vast. Van de wijze van aanmelding wordt mededeling gedaan in de plaatselijke media.

  • 2. Na voldoening van de verschuldigde vergoeding, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van het Lands-besluit radioamateurs, binnen de door de voorzitter te stellen termijn, ontvangt de kandidaat ten minste acht dagen voor het examen een schriftelijke uitnodiging tot deelneming.

  • 3. De vergoedingen, bedoeld in het tweede lid, worden niet terugbetaald indien een kandidaat zich terugtrekt dan wel niet op het examen verschijnt.

Artikel 3 Categorieën examens

  • 1. De examens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

    • a. het examen ter verkrijging van het amateurradio machtiging A;

    • b. het examen ter verkrijging van het amateurradio machtiging B;

    • c. het examen ter verkrijging van het amateurradio machtiging C; en

    • d. het examen ter verkrijging van het amateurradio machtiging N.

  • 2. De in het eerste lid genoemde examens worden onderverdeeld in de volgende onderdelen:

    • a. radiotechniek en voorschriften;

    • b. opnemen en seinen van morsetekens met een snelheid van 12 woorden per minuut;

    • c. opnemen en seinen van morsetekens met een snelheid van 8 woorden per minuut.

  • 3. Voor het halen van de in het eerste lid genoemde examens is in ieder geval vereist dat de kandidaat is geslaagd voor het bijbehorende examen:

    • a. voor de machtiging A, de examens, genoemd in het tweede lid, onder a en b;

    • b. voor de machtiging B, de examens, genoemd in het tweede lid, onder a en c;

    • c. voor de machtiging C, de examens, genoemd in het tweede lid, onder a;

    • d. voor de machtiging N, de examens, genoemd in het tweede lid, onder a en b.

  • 4. De examenprogramma’s van de examens, genoemd in het tweede lid zijn in de bijlagen bij dit reglement opgenomen.

Artikel 4 Het examen

  • 1. Desgevraagd legitimeert de kandidaat zich overeenkomstig de door de voorzitter gegeven voorschriften.

  • 2. Door of vanwege de voorzitter wordt de kandidaat voor de aanvang van het examen in kennis gesteld van de regels van het examen.

  • 3. Door of vanwege de voorzitter gegeven aanwijzingen met betrekking tot het examen dienen door de kandidaat te worden opgevolgd.

  • 4. Het schriftelijk examen wordt in principe in groepsverband afgenomen.

Artikel 5

  • 1. De onderdelen radiotechniek en voorschriften worden schriftelijk afgenomen door middel van meerkeuzevragen. De tijdsduur van deze examens bedraagt ten minste één uur en ten hoogste twee uur.

  • 2. De onderdelen seinen en opnemen van morsetekens bestaan uit twee opneemproeven gevolgd door twee seinproeven. Elke proef duurt 5 minuten. Een kandidaat die voor beide opneemproeven een onvoldoende heeft behaald komt niet in aanmerking voor deelname aan de seinproeven.

  • 3. Tijdens het examen zijn ten minste 2 leden van de commissie aanwezig.

Artikel 6

  • 1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van het examen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de voorzitter hem van deelneming of de verdere deelneming aan het examen.

  • 2. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met dit reglement heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzeggen.

  • 3. Indien bedrog of een andere onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter het examen van de kandidaat die zich hieraan heeft schuldig gemaakt, ongeldig verklaren.

  • 4. Indien buiten de in het eerste tot en met derde lid genoemde gevallen het examen niet op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden kan de voorzitter besluiten dat het examen geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt afgenomen.

Artikel 7 Het bijzonder examen

  • 1. In afwijking van de artikelen 4 en 5 kan de voorzitter, op verzoek van de kandidaat, besluiten het examen op andere wijze af te doen nemen, indien:

    • a. de gezondheidstoestand van een kandidaat het afnemen van het examen op de wijze, bedoeld in artikel 4, niet toelaat. De kandidaat dient daartoe bij het verzoek een medische indicatie te overleggen;

    • b. een kandidaat gedurende lange perioden buiten de Nederlandse Antillen verblijft;

    • c. een kandidaat onvoldoende de Nederlandse of de Engelse taal beheerst.

  • 2. Het examen wordt in een zodanig geval afgenomen door twee leden van de commissie.

Artikel 8

Het examen Radiotechniek en Voorschriften wordt schriftelijk afgenomen. Het examen heeft een tijdsduur van ten minste één uur en ten hoogste twee uur per onderdeel.

Artikel 9 Normen examens in het opnemen en seinen van morsetekens

  • 1. De onderdelen opnemen en seinen van morsetekens bestaan uit:

    • a. het opnemen op het gehoor van morsetekens.

      Een opneemproef voldoet aan de exameneisen indien de kandidaat de examentekst binnen de vastgestelde tijd voldoende leesbaar heeft opgeschreven, waarbij hij in de examentekst voor de machtiging A niet meer dan 8 fouten en voor de machtiging B niet meer dan 5 fouten heeft gemaakt. Niet of onjuist opgenomen tekens binnen een groep van 5 opeenvolgende tekens worden voor een fout gerekend.

    • b. het seinen van morsetekens.

      Een seinproef voldoet aan de exameneisen indien de kandidaat de examentekst binnen de vastgestelde tijd voldoende leesbaar en in een regelmatig seinschrift heeft geseind en daarbij voor de machtiging A niet meer dan 8 fouten en voor de machtiging B niet meer dan 5 fouten heeft gemaakt. Niet of onjuist opgenomen tekens binnen een groep van 5 opeenvolgende tekens worden voor een fout gerekend. Niet binnen de gestelde tijd geseinde tekens worden elk als een fout gesteld [bedoeld zal zijn: geteld]. Fouten in het seinschrift worden als verbeterd beschouwd als na een geseind vergissingsteken (minimaal 8 punten) opnieuw is begonnen met het laatste goed geseinde woord.

  • 2. Het examen is met goed gevolg afgelegd indien de kandidaat zowel voor het onderdeel opnemen als voor het onderdeel seinen een voldoende heeft behaald.

Artikel 10 Norm bijzondere examens

Een kandidaat, welke heeft deelgenomen aan een examen als bedoeld in artikel 7 heeft het examen met goed gevolg afgelegd indien hij naar het oordeel van 2 examinatoren heeft aangetoond dat hij:

  • a. over voldoende kennis bezit op het gebied van de radiotechniek en de voorschriften die voor de amateurradiodienst gelden; en

  • b. over voldoende vaardigheid bezit in het opnemen en seinen van morsetekens met snelheden van 8 of 12 woorden per minuut.

Artikel 11 Ontheffing

Indien de kandidaat is geslaagd voor een buitenlands amateurexamen of voor een ander examen in het opnemen en seinen van morsetekens, welke zijn afgenomen door een bevoegde autoriteit en naar het oordeel van de commissie gelijkwaardig zijn aan een der examens bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan de voorzitter hem geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van één of meer onderdelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 12 Uitslag van het examen

  • 1. Een kandidaat wordt binnen 30 dagen na het afleggen van het examen door de commissie van de uitslag in kennis gesteld.

  • 2. Indien het examen met goed gevolg is afgelegd, ontvangt de kandidaat een Bewijs van bevoegdheid als radioamateur.

  • 3. Over de uitslag van het examen, alsmede de inhoud van de vraagstukken wordt niet gecorrespondeerd.

Artikel 13 Nadere regels

De commissie kan nadere regels vaststellen voor de gang van zaken met betrekking tot het examen, welke niet in strijd mogen zijn met deze beschikking.

Artikel 14 Beroep

  • 1. Tegen de uitslag van het examen staat geen beroep open.

  • 2. Tegen een beslissing van de voorzitter als bedoeld in artikel 6 kan de kandidaat binnen 30 dagen in beroep gaan bij de Directeur. Het beroep dient schriftelijk en met redenen omkleed te worden ingediend.

Artikel 15 Slotbepaling

In de gevallen waarin dit reglement en de ingevolge artikel 13 vastgestelde regels niet voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 16

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag waarop het Landsbesluit radioamateurs (P.B. 1999, no. 209) in werking treedt.

Artikel 17

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Reglement amateurradiozendexamens.

Bijlage 1 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 van het Landsbesluit radio-amateurs (P.B. 1999, no.209).

Opnemen en Seinen van Morsetekens.

1.1 Opnemen op het gehoor van morsetekens.

Het onderzoek voor dit onderdeel bestaat uit 2 proeven van elk 5 minuten. De in de Nederlandse of Engelse taal opgestelde examentest bestaat uit 300 morsetekens voor de amateurradio machtiging A en uit 200 morsetekens voor de amateurradio machtiging B. Elke letter wordt daarbij als één teken, elk cijfer als twee tekens geteld.

Een kandidaat heeft voldoende voor een opneemproef verkregen indien binnen de vastgestelde tijd de examentekst wordt opgeschreven in voldoende leesbaar handschrift. Hierbij mogen maximaal 8 fouten worden gemaakt in de examentekst voor de amateurradio machtiging A en een maximaal aantal 5 fouten in de examentest voor de amateurradio machtiging B.

Niet of onjuist opgenomen tekens binnen een groep van 5 opeenvolgende tekens worden voor één fout gerekend.

De groep van 5 tekens wordt bepaald te beginnen met het niet of onjuist opgenomen morseteken.

De kandidaat heeft voldoende voor het onderdeel opnemen verkregen indien een van de beide opneemproeven met een voldoende is gewaardeerd.

1.2 Seinen van morsetekens.

Het onderzoek voor dit onderdeel bestaat uit 2 proeven van elk 5 minuten. De in de Nederlandse of Engelse taal opgestelde examentest bestaat uit 300 tekens voor de amateurradio machtiging A en 200 tekens voor de amateurradio machtiging B.

Elk letter wordt daarbij als één teken, elk cijfer als twee tekens geteld.

Een kandidaat heeft voldoende voor een seinproef verkregen indien binnen de vastgestelde tijd de examentest wordt geseind in voldoende leesbaar en regelmatig seinschrift. Hierbij mogen maximaal 8 fouten worden gemaakt in de examentest voor de amateurradio machti-ging A en maximaal 5 fouten in de examentest voor de amateurradio machtiging B.

Fouten in het seinschrift worden als verbeterd beschouwd als na een geseind vergissingsteken opnieuw is begonnen met het laatste goed geseinde woord. Onjuist geseinde tekens binnen een groep van 5 opeenvolgende tekens worden voor één fout gerekend. De groep van 5 tekens wordt bepaald te beginnen met het onjuist geseinde morseteken.

Niet binnen de gestelde tijd geseinde tekens worden elk als één fout geteld.

De kandidaat heeft voldoende voor het onderdeel seinen verkregen indien één van de sein-proeven met een voldoende is gewaardeerd.

Bijlage 2 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 van het Landsbesluit radioamateurs (P.B. 1999, no. 209).

DE EISEN WAARAAN MOET WORDEN VOLDAAN TER VERKRIJGING VAN EEN BEWIJS A, B of C VAN BEVOEGDHEID ALS RADIOAMATEUR.

I. VOORSCHRIFTEN

I. Kennis van de wetgeving van de Nederlandse Antillen betreffende radioamateurs, alsmede kennis van de internationale voorschriften op telecommunicatiegebied, voorzover deze betrekking hebben op radioamateurs.

Nationale en internationale gebruikregels en procedures
A.1 Spellingsalfabet

Het internationale spellingsalfabet.

(V = vraag; A = antwoord)

QRK V: Wat is de neembaarheid van mijn signalen?

A: De neembaarheid van uw signaal is ...

QRM V: Wordt u gestoord?

A: Ik word gestoord.

QRN V: Heeft u last van luchtstoring?

A: Ik heb last van luchtstoring.

QRO V: Zal ik het zendvermogen verhogen?

A: Verhoog zendvermogen.

QRP V: Zal ik mijn zendvermogen verminderen?

A: Verminder zendvermogen.

QRS V: Zal ik de seinsnelheid verlagen?

A: Verlaag seinsnelheid.

QRT V: Zal ik ophouden?

A: Houd op.

QRV V: Bent u beschikbaar?

A: Ik ben beschikbaar.

QRX V: Op welk tijdstip zult u mij weer oproepen?

A: Ik zal om ..... uur weer roepen.

QRZ V: Door wie ben ik geroepen?

A: U wordt geroepen door.....

QSB V: Verandert de sterkte van mijn signaal?

A: De sterkte van uw signaal verandert.

QSL V: Wilt u mij de ontvangst bevestigen?

A: ik bevestig u de ontvangst.

QSO V: Kunt u rechtstreeks met ..... werken?

A: Ik kan rechtstreeks met ..... werken.

QSY V: Zal ik op een andere frequentie gaan zenden?

A: Ga op een andere frequentie zenden.

QTH V: Wat is uw positie?

A: Mijn positie is .....

A.3 Gebruikelijke afkortingen

AR Einde uitzending of bericht.

BK Teken om een lopende uitzending te onderbreken

CQ Algemene oproep aan alle stations

CW Onderbroken draaggolf

DE Van, gebruikt om de roepletters van het opgeroepen en het oproepende station te scheiden

K Uitnodiging om te zenden

MSG Bericht

PSE Alstublieft

RST Leesbaarheid, signaalsterkte, toonkwaliteit

R Ontvangen

RX Ontvanger

TX Zender

UR Uw

VA Einde verbinding, sluiten station

Internationale noodsignalen, noodverkeer en communicatie bij rampen

A.4 Noodsignalen

In de radiotelegrafie ...---... en in de radiotelefonie ‘MAYDAY’.

II. TECHNIEK
B.1 Stroomgeleiding
  • Geleider, halfgeleider en isolator.

  • Stroomsterkte, spanning en weerstand.

  • De eenheden ampere, volt en ohm.

  • De wet van ohm.

  • De wetten van Kirchhoff.

  • Elektrisch vermogen.

  • De eenheid watt.

  • Elektrische energie

  • De eenheid wattseconde.

  • Capaciteit van een batterij (Ampere-uur).

B.2 Bronnen
  • Spanningsbron, bronspanning (EMK), kortsluitstroom, inwendige weerstand en klemspanning.

  • Serie- en Parallelschakeling van spanningsbronnen.

B.3 Elektrisch veld
  • Elektrische veldsterkte.

  • De eenheid volt per meter.

  • Afscherming van elektrische velden.

B.4 Magnetisch veld.
  • Magnetisch veld om stroomvoerende geleider.

  • Afscherming van magnetische velden.

  • Geleider voor een magnetisch veld (Ijzer en ferroxcube).

B.5 Elektromagnetisch veld.
  • Radiogolven als elektromagnetische golven.

  • De voortplantingssnelheid en het verband hiervan met de frequentie en de golf-lengte.

  • Polarisatie.

B.6 Sinusvormige signalen
  • De grafische voorstelling in de tijd.

  • De momentele waarde, amplitude, effectieve waarde en de gemiddelde waarde.

  • Periode en periodeduur.

  • Frequentie.

  • De eenheid hertz.

  • Faseverschil.

B.7 Niet-sinusvormige signalen
  • Audiosignaal.

  • Bloksignaal.

  • De grafische voorstelling in de tijd.

  • Gelijkspanningscomponent, grondgolf en zijn harmonischen.

B.8 Gemoduleerde signalen
  • Amplitude modulatie.

  • Enkelzijbandmodulatie.

  • Fase en frequentiemodulatie.

  • Frequentiezwaai en modulatie index.

  • Draaggolf, zijbanden en bandbreedte.

  • Golfvorm.

B.9 Vermogen en energie
  • Het vermogen van sinusvormige signalen

  • Vermogenverhoudingen die overeenkomen met de volgende dB-waarden: 0 dB, 3 dB, 6 dB, en 10 DB en 20dB (zowel positief als negatief).

  • De vermogensverhouding in dB bij het achter elkaar schakelen van versterkers en/of verzwakkers.

  • Aanpassing (maximale vermogensoverdracht).

  • De relatie tussen ingangsvermogen, uitgangsvermogen en rendement.

  • Peak Envelope Power (PEP).

C. COMPONENTEN
C.1 Weerstand.
  • Weerstand.

  • De eenheid ohm.

  • De relatie tussen weerstandswaarde, soortelijke weerstand, diameter en lengte van een draad.

  • Stroom-spanningkarakteristiek.

  • Vermogendissipatie.

  • Positieve en negatieve temperatuurcoëfficient (PTC en NTC).

C.2 Condensator
  • Capaciteit.

  • De eenheid farad.

  • De relatie tussen capaciteit, afmetingen en diëlektricum.

  • De reactantie.

  • Faseverschil tussen stroom en spanning.

  • Eigenschappen van vaste en variabele condensatoren: lucht-, mica-, kunststof-, keramische en elektrolytische condensatoren.

  • Temperatuurcoëfficient.

  • Lekstroom.

C.3 Spoel
  • Zelfinductie.

  • De eenheid henry

  • Het effect van aantal windingen, diameter, lengte en kernmateriaal op de zelfinduc-tie.

  • De reactantie.

  • Faseverschil tussen stroom en spanning.

  • Q-factor.

  • Huideffect (Skin effect).

  • Verliezen in kernmateriaal

C.4 Toepassing en gebruik van transformatoren
  • Ideale transformator

  • De relatie tussen wikkelverhouding en:

  • spanningsverhouding

  • stroomverhouding

  • impedantieverhouding.

  • Toepassing van transformatoren

C.5 Diode
  • Gebruik en toepassing van diodes:

  • Gelijkrichtdiodes, zenerdiode, LED, varicap;

  • Doorlaatstroom, temperatuur en vermogendissipatie;

  • Sperspanning en lekstroom.

  • Stroom en spanning karakteristiek van gelijkrichtdiode en zenerdiode.

C.6 Transistor
  • PNP en NPN transistor.

  • Stroomversterking;

  • De U-ce I-c karakteristiek.

  • Veldeffecttransistor (N-kanaal en P-kanaal, J-Fet).

  • De weerstand tussen gate en source;

  • De I-d U-ds karakteristiek;

  • De I-d U-gs karakteristiek;

De transistor in:

  • gemeenschappelijke emitter (source) schakeling;

  • gemeenschappelijke basis (gate) schakeling;

  • gemeenschappelijke collector (drain) schakeling.

  • In- en uitgangsimpedantie van bovengenoemde schakelingen.

  • Instelmethode

C.7 Digitale techniek:
  • Eenvoudige digitale schakelingen:

  • EN en OF schakeling (AND en OR);

  • Niet schakeling (Inverter);

  • NEN en NOF schakeling (NAND en NOR);

  • Combinaties van ten hoogste vier van bovengenoemde schakelingen met ten hoogste vier ingangsvariabelen.

C.8 Diversen
  • Eenvoudige buizen (triode en pentode).

  • De i-a u-g karakteristiek;

  • De i-a u-a karakteristiek;

  • Steilheid;

  • Anode-roostercapaciteit.

D. SCHAKELINGEN
D.1 Combinatie van componenten
  • Serie en parallelschakelingen van weerstanden, spoelen, condensatoren, transformatoren en dioden.

  • Stromen en spanningen in deze schakelingen.

  • Impedantie van deze schakelingen

D.2 Filter
  • Seriekring en parallelkring:

  • Impedantie;

  • Frequentiekarakteristiek;

  • Resonantie frequentie;

  • Kwaliteitsfactor van een afgestemde kring;

  • Bandbreedte;

  • Bandfilter;

  • Laagdoorlatende, hoogdoorlatende, banddoorlatende en band sperrende filters, op-gebouwd uit passieve, elementen, kantelfrequentie.

  • Frequentiekarakteristiek.

  • Pi filter en T-filter (impedantietransformatie).

  • Kwartskristal.

D.3 Voeding
  • Schakelingen voor enkel en dubbelzijdige gelijkrichting en de bruggelijkrichter.

  • Afvlakschakelingen.

  • Stabilisatieschakelingen in een laagspanningsvoedingen.

D.4 Versterker
  • Lf- en hf-versterker.

  • Operationele versterker (Opamp)

  • Versterkingsfactor.

  • Amplitude-frequentiekarakteristiek en bandbreedte.

  • Instelling in klasse A, A/B, B en C.

  • Harmonischen (niet lineaire vervorming).

  • Tegenkoppeling.

D.5 Detector
  • AM-detectoren.

  • Diode-detector.

  • Produkt-detector.

  • CW/EZB-detectoren.

  • FM-Detectoren.

  • Flankdetectoren

  • Foster-Seely-detector

D.6 Oscillator
  • Factoren die de frequentie en frequentiestabiliteit bepalen.

  • Oscilleervoorwaarden.

  • LC oscillator.

  • Kristaloscillator, overtone-oscillator.

D.7 Phase locked Loop (PLL)
  • Regellus met fasevergelijkschakeling.

  • Regellus met instelbaar deeltal.

  • Filter in de regellus.

E. ONTVANGERS
E.1 Uitvoering
  • Enkel en dubbelsuperheterodyne ontvanger.

E.2 Blokschema’s
  • CW ontvanger (A1A).

  • AM ontvanger (A3E).

  • EZB ontvanger (J3E)

  • FM ontvanger (F3E).

E.3 Werking en functies van de volgende schakelingen (alleen als onderdeel van een blok-schema)
  • HF-versterker.

  • Oscillator (vast en variabel).

  • Mengtrap.

  • Middenfrequentversterker.

  • Begrenzer.

  • Detector.

  • Interferentie-oscillator (BFO).

  • Kristalcalibrator.

  • LF-versterker.

  • Automatische versterkerregeling.

  • S-meter.

  • Squelch.

E.4 Ontvangerspecificaties (eenvoudige omschrijving)
  • Nabijselectiviteit.

  • Verafselectiviteit.

  • Gevoeligheid.

  • Signaal/ruisverhouding.

  • Stabiliteit.

  • Spiegelfrequentie.

  • Intermodulatie; kruismodulatie.

F. ZENDERS
F.1 Uitvoering
  • Zender met of zonder frequentietransformatie.

  • Frequentievermenigvuldiging.

F.2 Blokschema’s
  • CW-zender (A1A).

  • EZB-zender (J3E).

  • FM-zender (F3E).

F.3 Werking en functies van de volgende schakelingen (alleen als onderdeel van het blok-schema)
  • Mengtrap.

  • Oscillator.

  • Scheidingstrap.

  • Stuurtrap.

  • Frequentievermenigvuldiger.

  • Vermogensversterker.

  • Uitgangsfilter. (Pi-filter).

  • Frequentiemodulator.

  • Lf-begrenzer.

  • EZB modulator.

  • Phase-modulator.

  • Kristal filter.

F.4 Zenderspecificaties (eenvoudige omschrijving).
  • Frequentiestabiliteit.

  • Hf-bandbreedte.

  • Zijbanden.

  • Lf-bandbreedte.

  • Niet-lineariteit.

  • Uitgangsimpedantie.

  • Uitgangsvermogen.

  • Rendement.

  • Frequentiezwaai.

  • Modulatie-index.

  • Sleutelklikken en chirps.

  • Ongewenste hf-uitstralingen.

  • Kaststraling.

G. ANTENNES EN TRANSMISSIELIJNEN
G.1 Antenne typen
  • Halvegolfantenne met voeding in het midden.

  • Halvegolfantenne met voeding aan het einde.

  • Gevouwen dipool.

  • Kwartgolf verticale antenne (groundplane).

  • Antenne met parasitaire elementen (Yagi).

  • Paraboolantenne.

  • Dipool met filters (traps).

G.2 Antenne eigenschappen
  • Stroom- spanningsverdeling.

  • Impedantie in het voedingspunt.

  • Capacitieve of inductieve impedantie buiten resonantie.

  • Polarisatie.

  • Antennewinst.

  • Effectief uitgestraald vermogen (ERP).

  • Voor/achterverhouding.

  • Horizontale en verticale stralingsdiagrammen.

G.3 Transmissielijnen
  • Open lijn.

  • Coaxiale kabel.

  • Golfpijp.

  • Karakteristieke impedantie (Zo).

  • Verkortingsfactor.

  • Staandegolfverhouding.

  • Verliezen.

  • Balun.

  • Kwartgolf lijn als impedantietransformator.

  • Open en kortgesloten lijn als afgestemde kring.

  • Antenne aanpassingseenheid

H. PROPAGATIE
  • Ionosfeerlagen.

  • Kritische frequentie.

  • Invloed van de zon op de ionosfeer.

  • Maximum bruikbare frequentie (MUF).

  • Grondgolf en ruimtegolf.

  • Opstralingshoek.

  • Dode zone en skip afstand.

  • Fading.

  • Troposfeer.

  • De invloed van de antennehoogte op de overbrugbare afstand (radio horizon).

  • Temperatuurinversie

  • Sporadische E-reflectie

  • Aurora-reflectie

I. METINGEN
I.1 Meten

Het meten van:

  • Gelijk- en wisselspanning.

  • Gelijk- en wisselstromen.

  • weerstand.

  • Gelijkstroom en hoogfrequentvermogen (gemiddeld vermogen, ‘Peak Envelope Power’).

  • Staandegolfverhouding.

  • Golfvorm van de omhullende van een hoogfrequentsignaal.

  • Frequentie.

  • Resonantiefrequentie.

  • Meetfouten:

  • Invloed van de frequentie.

  • Invloed van de golfvorm.

  • Invloed van de inwendige weerstand van een meetinstrumenten.

I.2 Meetinstrumenten

Het meten met:

  • Draaispoelmeter.

  • Universeelmeter.

  • Staandegolfmeter.

  • Frequentieteller.

  • Absorptie-frequentie-meter.

  • Dipmeter.

  • Oscilloscoop.

J. STORINGEN EN IMMUNITEIT
J.1 Storing in elektronische apparatuur
  • Blokkering (werkpuntverschuiving).

  • Interferentie met het gewenste signaal.

  • Intermodulatie.

  • Laagfrequentdetectie.

J.2 Oorzaak van de storing in de elektronische apparatuur
  • Veldsterkte van de zender.

  • Ongwenste uitstraling van de zender (parasitaire uitstraling, harmonischen).

  • Ongewenste beïnvloeding van de gestoorde apparatuur:

  • via de antenne ingang (antennespanning, ingangsselectiviteit);

  • via andere aangsloten leidingen;

  • door directe instraling.

J.3 Maatregelen tegen storing

Voorzieningen ter voorkoming van en opheffing van storingen:

  • Filteren.

  • Ontkoppelen.

  • Afscherming.

K. VEILIGHEID
K.1 Het menselijk lichaam.
  • Weerstand van het menselijk lichaam.

  • Toegelaten aanrakinsspanning.

  • De gevolgen van elektrische schok.

  • Toegelaten vermogensdichtheid van een hoogfrequentveld.

K.2 Netvoeding.
  • Verschil in kleurcode tussen fase, nul en aarde (kleurcode).

  • Uitvoering van aardverbindingen

  • Aardlekschakelaar.

  • Snelle en trage veiligheden.

K.3 Hoge spanningen.
  • Isolatie.

  • Afscherming.

  • Aarding.

  • Antenne.

  • Geladen condensatoren.

K.4 Bliksemontlading
  • Gevaar.

  • Bescherming.

Bijlage 3 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 van het Landsbesluit radioamateurs (P.B. 1999, no. 209).

DE EISEN WAARAAN MOET WORDEN VOLDAAN TER VERKRIJGING VAN EEN BEWIJS N VAN BEVOEGDHEID ALS RADIOAMATEUR.

I. VOORSCHRIFTEN

Kennis van de wetgeving van de Nederlandse Antillen betreffende radioamateurs, alsmede kennis van de internationale voorschriften op telecommunicatie-gebied, voorzover deze betrekking hebben op radioamateurs.

Nationale en internationale gebruiksregels en procedures

A.1 Spellingsalfabet

Het internationale spellingsalfabet.

(V = vraag; A = antwoord)

QRK V: Wat is de neembaarheid van mijn signalen?

A: De neembaarheid van uw signaal is ...

QRM V: Wordt u gestoord?

A: Ik word gestoord.

QRN V: Heeft u last van luchtstoring?

A: Ik heb last van luchtstoring.

QRO V: Zal ik het zendvermogen verhogen?

A: Verhoog zendvermogen.

QRP V: Zal ik mijn zendvermogen verminderen?

A: Verminder zendvermogen.

QRS V: Zal ik de seinsnelheid verlagen?

A: Verlaag seinsnelheid.

QRT V: Zal ik ophouden?

A: Houd op.

QRV V: Bent u beschikbaar?

A: Ik ben beschikbaar.

QRX V: Op welk tijdstip zult u mij weer oproepen?

A: Ik zal om ..... uur weer roepen.

QRZ V: Door wie ben ik geroepen?

A: U wordt geroepen door.....

QSB V: Verandert de sterkte van mijn signaal?

A: De sterkte van uw signaal verandert.

QSL V: Wilt u mij de ontvangst bevestigen?

A: ik bevestig u de ontvangst.

QSO V: Kunt u rechtstreeks met ..... werken?

A: Ik kan rechtstreeks met ..... werken.

QSY V: Zal ik op een andere frequentie gaan zenden?

A: Ga op een andere frequentie zenden.

QTH V: Wat is uw positie?

A: Mijn positie is .....

A.3 Gebruikelijke afkortingen

AR*) Einde uitzending of bericht.

BK Teken om een lopende uitzending te onderbreken

CQ Algemene oproep aan alle stations

CW Onderbroken draaggolf

DE Van, gebruikt om de roepletters van het opgeroepen en het oproepende station te scheiden

K Uitnodiging om te zenden

MSG Bericht

PSE Alstublieft

RST Leesbaarheid, signaalsterkte, toonkwaliteit

R Ontvangen

RX Ontvanger

TX Zender

UR Uw

VA*) Einde verbinding, sluiten station

*) wordt bij morse aaneengesloten geseind

Internationale noodsignalen, noodverkeer en communicatie bij rampen

A.4 Noodsignalen
  • In de radiotelegrafie ...---... en in de radiotelefonie ‘MAYDAY’.

II. TECHNIEK
B.1 Stroomgeleiding
  • Geleider, halfgeleider en isolator.

  • Stroomsterkte, spanning en weerstand.

  • De eenheden ampere, volt en ohm.

  • De wet van ohm.

  • Elektrisch vermogen.

  • De eenheid watt.

B.2 Bronnen
  • Serieschakeling van spanningsbronnen.

  • Serie- en Parallelschakeling van spanningsbronnen.

B.3 Radiogolven
  • Radiogolven als elektromagnetische golven.

  • Polarisatie.

B.4 Sinusvormige signalen
  • De grafische voorstelling in de tijd.

  • Frequentie.

  • De eenheid hertz.

B.5 Niet-sinusvormige signalen
  • Audiosignaal.

  • Digitaal signaal.

  • De grafische voorstelling in de tijd.

B.6 Gemoduleerde signalen
  • Amplitude modulatie.

  • Enkelzijbandmodulatie.

  • Frequentiemodulatie.

  • Draaggolf, zijband en bandbreedte.

B.7 Vermogen en energie
  • Gelijkstroom- ingangsvermogen.

  • Hf-uitgangsvermogen.

C. COMPONENTEN
C.1 Weerstand.
  • Weerstand.

  • De eenheid ohm.

  • Vermogendissipatie.

  • Kleurcode.

C.2 Condensator
  • Capaciteit.

  • De eenheid farad.

  • Gebruik van vaste en variabele condensatoren: lucht-, mica-, kunststof-, keramische en elektrolytische condensatoren.

C.3 Spoel
  • Zelfinductie.

  • De eenheid henry

C.4 Overige Componenten
  • Transformatoren.

  • Gelijkrichtdiode.

  • Zenderdiode.

  • Transistor (toepassing als versterker).

  • Transistor (toepassing als oscillator).

D. SCHAKELINGEN
D.1 Combinatie van componenten

Serie- en parallelschakelingen van weerstanden en condensatoren.

D.2 Filter
  • Seriekring en parallelkring:

  • Frequentiekarakteristiek;

  • Impedantie;

  • Resonantie frequentie.

  • Laagdoorlatende, hoogdoorlatende, banddoorlatende en bandoperende filters, opge-bouwd uit passieve elementen (alleen toepassing en gebruik).

E. ONTVANGERS
E.1 Uitvoering
  • Enkel superheterodyne ontvanger.

  • Rechtuit- ontvanger.

E.2 Blokschema’s
  • AM-ontvanger (A3E).

  • FM-ontvanger (F3E).

  • CW-ontvanger (A1A).

  • EZB-ontvanger(J3E).

E.3 Werking en functies van de volgende schakelingen (alleen als onderdeel van een blok-schema)
  • HF-versterker.

  • Oscillator (vast en variabel).

  • Mengtrap.

  • Middenfrequentversterker.

  • Detector.

  • Zwevings-oscillator (BFO).

  • Lf-versterker.

  • Automatische versterkingsregeling.

  • Voeding.

  • Ruisonderdrukker squelch (alleen doel).

F. ZENDERS
F.1 Blokschema’s
  • FM-zender (F3E).

  • CW-zender (A1A).

  • EZB-zender(J3E).

F.2 Werking en functies van de volgende schakelingen (alleen als onderdeel van het bloksche-ma)
  • Mengtrap.

  • Oscillator (kristal en VFO).

  • Scheidingstrap.

  • Stuurtrap.

  • Frequentievermenigvuldiger.

  • Vermogensversterker.

  • Uitgangsfilter. (Pi-filter).

  • Frequentiemodulator.

  • EZB-modulator.

  • EZB-filter.

  • Voeding.

F.3 Zendereigenschappen
  • Frequentiestabiliteit.

  • Hf-bandbreedte.

  • Lf-bandbreedte.

  • Zijbanden.

  • Uitgangsvermogen.

  • Ongewenste Hf-uitstralingen.

  • Harmonischen.

G. ANTENNES EN TRANSMISSIELIJNEN

(alleen opbouw, richteigenschappen en polarisatie)

  • Halvegolfantenne met voeding in het midden.

  • Antenne met voeding aan het einde.

  • Kwartgolf verticale antenne (groundplane).

  • Antenne met parasitaire elementen (Yagi).

G.2 Transmissielijnen
  • Opbouw en gebruik van open lijn en coaxiale kabel.

  • Voor- en nadelen van open lijn en coaxiale kabel.

  • Antenne aanpassingseenheid (alleen doel).

H. PROPAGATIE EN FREQUENTIESPECTRUM
  • Ionosfeerlagen en het effect op de HF-propagatie.

  • Fading.

  • Troposfeer.

  • De invloed van de zonnevlekkencyclus op de communicatie.

  • De invloed van de meteorologische omstandigheden op de VHF/UHF-propagatie.

Frequentiespectrum
  • HF, VHF, UHF frequentiegebieden

I. METINGEN
I.1 Meten

Het meten van:

  • Gelijk- en wisselspanning.

  • Gelijk- en wisselstromen.

  • Weerstand.

  • Gelijkstroom- en hoogfrequentvermogen.

  • Frequentie.

  • Resonantiefrequentie.

I.2 Meetinstrumenten

Het meten met:

  • Universeelmeter (analoog en digitaal).

  • Staandegolfmeter.

  • Frequentieteller.

  • Absorptiefrequentiemeter.

  • Dipmeter.

  • Kunstantenne (dummy load).

J. STORINGEN EN IMMUNITEIT
J.1 Storing in elektronische apparatuur
  • Interferentie met het gewenste signaal (TV, VHF en omroep).

  • Laagfrequentdetectie.

J.2 Oorzaak van de storing in de elektronische apparatuur
  • Veldsterkte van de zender.

  • Ongewenste uitstraling van de zender (parasitaire uitstraling, harmonischen).

  • Ongewenste beïnvloeding van de gestoorde apparatuur:

  • via de antenne-ingang;

  • via andere aangesloten leidingen (netsnoer, luidsprekersnoer e.d);

  • door directe instraling.

J.3 Maatregelen tegen storing

Voorzieningen ter voorkoming van en opheffing van storingen:

  • Filteren in het amateurstation.

  • Filteren bij de gestoorde apparatuur.

  • Ontkoppelen.

  • Afscherming.

  • Afstand tussen zendantenne en radio-/TV-antenne.

  • Vermijden van het gebruik van eindgevoede antennes.

  • Minimum vermogen.

  • Goede hf-aarding.

  • Sociale aspecten (goede relatie met de buren).

K. VEILIGHEID
K.1 Het menselijk lichaam.
  • De gevolgen van elektrische schok.

  • Voorzorgsmaatregelen tegen elektrische schok.

K.2 Netvoeding
  • Verschil tussen fase, nul en aarde (kleurcode).

  • Het belang van goede aardverbindingen.

  • Snelle en trage veiligheden, waarden van veiligheden.

K.3 Gevaren
  • Geladen condensatoren.

  • Hoge spanningen.

K.4 Bliksemontlading
  • Gevaar.

  • Bescherming.

  • Uitvoering van aarding.

Bijlage 4 behorende bij de Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 14de april 2000 ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 van het Landsbesluit radioamateurs (P.B. 1999, no. 209).

ITU RESOLUTIE NUMMER 640

Betreffende het internationaal gebruik van radiocommunicatie in de frequentiebanden toegewezen aan de radioamateur bij natuurlijke rampen.

De Wereld Administratieve Radio Conferentie te Genève, 1979,

overwegende:

dat bij natuurlijke rampen de normale communicatie systemen dikwijls overbelast, beschadigd of geheel onderbroken zijn;

dat een snelle tot stand brengen van communicatie essentieel is voor het tot stand brengen van wereldwijde hulp acties;

dat de aan de radioamateur toegewezen frequentiebanden niet gebonden zijn door internationale planning en notificatie procedures, en daardoor uitstekend geschikt zijn voor korte termijn gebruik bij rampen;

dat de internationale rampen communicatie vergemakkelijkt wordt door het gebruik van bepaalde banden die toegewezen zijn aan de amateur dienst;

dat onder die toestanden stations behorende tot de amateur dienst door hun grote verspreiding en het door hun bewezen vaardigheid in zulke omstandigheden, bijstand kunnen verlenen voor het in stand komen van de noodzakelijke communicatie;

het bestaan van nationale en regionale amateur noodverbindingen die gebruik maken van frequen-ties in banden toegewezen aan de amateur dienst;

dat, in een geval van een natuurlijke ramp, de directe verbinding tussen amateur stations en andere stations vitale communicatie tot stand kan brengen en in stand houden totdat de normale verbindin-gen zijn hersteld;

erkennende:

dat de rechten en verantwoordelijkheden voor verbindingen gedurende rampen een taak is van de betreffende administraties;

besluit:

  • 1. dat de banden toegewezen aan de amateurdienst zoals aangegeven onder nummer 510, door de administraties gebruikt kunnen worden om tegemoet te komen aan de noden van de internatio-nale rampen communicatie;

  • 2. dat het gebruik van deze banden beperkt is tot de communicatie ten behoeve van de hulpverle-ning bij natuurlijke rampen;

  • 3. dat het gebruik van de aangegeven banden die toegewezen zijn aan de amateur dienst door non-amateur stations voor rampen communicatie beperkt zal zijn voor de duur van de nood-toestand en beperkt tot die geografische gebieden zoals omschreven door de verantwoordelijke autoriteiten van het getroffen land;

  • 4. dat de rampen communicatie plaats vindt binnen het rampgebied en tussen het rampgebied en de permanente centra van de organisatie die hulp verleent;

  • 5. dat dit soort communicatie uitgevoerd wordt met de toestemming van de administratie van het land waar de ramp is voorgekomen;

  • 6. dat verbindingen betreffende hulp verstrekt vanuit buiten het land waar de ramp is voorgekomen de bestaande nationale of internationale amateur noodverbindingen niet mag vervangen;

  • 7. dat een nauwe samenwerking wenselijk is tussen de radio amateur en de stations van andere diensten, die het nodig achten om amateur frequenties te gebruiken in gevallen van nood;

  • 8. dat de internationale noodverbindingen voor zover mogelijk storing zullen vermijden aan de netten van de amateurdienst.

nodigt de administraties uit:

  • 1. om te voorzien in de noden van de internationale verbindingen in geval van rampen;

  • 2. om te voorzien in de noden van noodverbindingen binnen hun nationale wetgeving.

NATIONAAL NUMMERPLAN NEDERLANDSE ANTILLEN

en

tariefrichtlijn voor toegangsnummers en informatiedienstnummers

De Minister van Verkeer en Vervoer Bureau Telecommunicatie en Post oktober 2007

INHOUDSOPGAVE

  

Inleiding

 
  

Hoofdstuk 1

Nummerbeleid

1.1

Inleiding

1.2

Toekennen, weigeren en intrekken van nummers

1.3

Reserveren van nummers

1.4

Omzetting van een reservering in toekenning

1.5

Overdracht van nummers

1.6

Aanvraagformulier en de termijn

  

Hoofdstuk 2

Nummerplan

2.1

Inleiding

2.2

Voorschriften en beperkingen

2.3

Carrier select code

2.4

Gratis- en betaal toegangsnummers en informatiediensten nummers

2.5

Tariefrichtlijn 080X en 090X nummers

2.5.1

Tariefrichtlijn voor het gebruik van 0801 en 0802 nummers door dienstaanbieders

2.5.2

Tariefrichtlijn voor het gebruik van gratis- en betaal informatiedienstnummers door een contractant van een concessiehouder

2.6

Vergoedingen voor het gebruik en reserveren van nummers

  

Hoofdstuk 3

Tabellen behorende bij het nummerplan

Tabel 1

Uitbellen

Tabel 2

Inbellen

Tabel 3

Kiesrecepten

Tabel 4

Uitbellen met carrier select code

Tabel 5

Geharmoniseerde nummers

Tabel 6

Overzicht diensten

Tabel 7

Overzicht nummerreeksen voor gratis informatiediensten

Tabel 8

Overzicht nummerreeksen betaal informatiediensten

  

Hoofdstuk 4

Nummers voor netwerkgebruik

4.1

Inleiding

4.2

IMSI-nummers

4.3

IMSI geïntegreerd netwerk

4.4

Base Station Identiteitscode

4.5

UMTS netwerk nummers

4.6

Tetra netwerk nummers

4.7

US AMPS standaarden

4.8

Signaleringspuntcodes

4.8.1

Internationale signaleringspuntcode

4.8.2

Nationale signaleringspuntcode

  

Bijlage 1

Schema nummeropbouw vaste telecommunicatie-infrastructuur

Bijlage 2

Schema nummeropbouw mobiele telecommunicatie-infrastructuur

Bijlage 3

MNC mobiele telecommunicatie-infrastructuur

Bijlage 4

ISPC

Bijlage 5

NSPC

Bijlage 6

Aanvraagformulier toegangs- en informatiedienstnummers en carrier selectcodes

Bijlage 7

Begrippenlijst

Inleiding

Bij Ministeriële Beschikkingen van 11 juli 2003, no. 4112/a tot en met bb RNA en Ministeriële Beschikking van 7 november 2005, no. 6547/RNA (a-c) heeft de Minister van Verkeer en Vervoer (hierna de Minister) het Nationaal Nummerplan van de Nederlandse Antillen (hierna het nummerplan) vastgesteld per concessiehouder. Sinds de datum van vaststelling van het nummerplan is de tekst enkele keren aangepast ter verduidelijking van enkele voorwaarden. Om te beschikken over een lopende tekst van het nummerplan is het noodzakelijk om een herziene tekst van het nummerplan vast te stellen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het nummerplan op een aantal punten nader aan te scherpen en is aan het nummerplan een hoofdstuk toegevoegd waarin voorwaarden worden gesteld ten aanzien van nummers voor netwerkgebruik.

Het nummerplan is het plan waarin de Minister zijn algemeen nummerbeleid en nummerbeheer formuleert. Zowel bij het nummerbeleid als bij het nummerbeheer staat het faciliteren van de telecommunicatiemarkt voorop. Het nummerplan bepaalt de voor een bepaalde bestemming beschikbare nummerruimte en stelt zo de grenzen waarbinnen de toekenning dient te geschieden.

De vrijheid van de Minister om in een nummerplan nummerruimte te creëren is echter in zekere mate beperkt. Zo dient een nummerplan te passen binnen de overeengekomen internationale nummersystemen vastgesteld door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU-T) en leggen beleidsmatige aspecten, bijvoorbeeld herkenbaarheid, hanteerbaarheid van nummers voor eindgebruikers en interoperabiliteit van telecommunicatienetwerken en -diensten, beperkingen op. De Nederlandse Antillen is als onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden tevens lid van de ITU.

De wettelijke bevoegdheid tot het vaststellen van het nummerplan ontleent de Minister aan de concessies. De wettelijke grondslag voor de uitgifte van de concessies is neergelegd in de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (P.B. 1995, no. 196) (hierna Ltv). In dit kader wordt verwezen naar artikel 2, eerste lid, Ltv waarin is bepaald dat een concessiehouder een concessie ontvangt voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van een telecommunicatie-infrastructuur. Ingevolge artikel 7, eerste lid, Ltv wordt de concessie onder voorwaarden verleend bij landsbesluit. In artikel 7, tweede lid, Ltv staat een opsomming van de voorwaarden die in een landsbesluit kunnen worden opgenomen. De wettelijke grond voor het vaststellen van een nummerplan valt af te leiden uit artikel 7, tweede lid, onderdelen a tot en met d, Ltv. Laatstgenoemd artikel verwijst naar de voorwaarden die in de concessie kunnen worden opgenomen die een duidelijk verband leggen met het gebruik van nummers afkomstig uit een nummerplan. In artikel 8(9) van de bij landsbesluiten verleende concessies voor lokale- en mobiele telefoondiensten en in artikel 23 van de bij landsbesluiten verleende concessies voor lange afstand telefoondiensten is ter uitvoering van artikel 7, tweede lid, onderdelen a tot en met d, Ltv de voorwaarde opgenomen dat de Minister het nummerplan vaststelt en voor het gebruik van de nieuwe nummerseries goedkeuring geeft. In verband met het voorgaande wordt tevens verwezen naar artikel 10 van het Landsbesluit opgedragen telecommunicatiediensten (P.B. 1995, no. 220) waaruit eveneens de noodzaak tot het nummergebruik valt af te leiden.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, Ltv is de concessiehouder in het belang van het algemeen maatschappelijk en economisch verkeer verplicht de opgedragen telecommunicatiediensten, zoals omschreven in het Landsbesluit opgedragen telecommunicatiediensten (P.B. 1995, no. 220), te verzorgen en een ieder tegen vergoeding het gebruik daarvan ter beschikking te stellen. De concessiehouder kan de opgedragen telecommunicatiediensten in rekening brengen aan een contractant of eindgebruiker door middel van een abonnement plus de gesprekskosten, zogenoemde ‘postpaid’ systeem, of bij vooruitbetaling, zogenoemde ‘prepaid’ systeem. Deze wettelijke plicht heeft tot gevolg dat de concessiehouder alle nummers (geografische en niet-geografische) uitgegeven conform het nummerplan aankiesbaar moet stellen voor zijn contractanten (abonnees en eindgebruikers). Het voorgaande is bevestigd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba in de uitspraken van in de zaken Setel N.V. vs de Minister van Verkeer en Vervoer H-LAR 2005/13 uitspraak 21 november 2005 en H-LAR 2005/23 uitspraak 21 november 2005.

Het onderhavige document bevat mede een tariefrichtlijn. Het betreft een tariefrichtlijn voor de tarieven die een concessiehouder in rekening kan brengen voor het gebruik van 080X en 090X nummers. Tevens is een tariefrichtlijn opgenomen voor de wijze waarop de concessiehouder het tarief dat aan contractanten die informatiediensten aanbieden via een 080X en 090X nummer teneinde een dienst te verlenen aan de eigen klanten, in rekening brengt. Hierbij wordt gedacht aan particuliere bedrijven of de overheid (0800 1515 ‘Bentana di informashon’) die hun diensten kunnen aanbieden aan hun klanten met gebruikmaking van 0800 nummers. De bevoegdheid om een tariefrichtlijn vast te stellen ontleent de Minister uit de concessies.

In het nummerplan komen achtereenvolgens de navolgende onderwerpen aan de orde:

Hoofdstuk 1 ‘Nummerbeleid’ hierin wordt het beleid met betrekking tot de toekenning, reservering, weigering, intrekking en de overdracht van nummers aan de orde gesteld. Verder is aandacht besteed aan de procedure voor het in behandeling nemen van aanvragen.

Hoofdstuk 2 ‘Nummerplan’ geeft een toelichting op verschillende onderdelen van het nummerplan

Hoofdstuk 3 ‘Tabellen van het nummerplan’ besteedt aandacht aan de verdeling van de nummerruimte in diverse gebruikscategorieën en tabellen.

Hoofdstuk 4 ‘Nummers voor netwerkgebruik’ geeft een toelichting op de nummers die bestemd zijn voor gebruik in mobiele netwerken.

Aan het einde van het onderhavige nummerplan is het model aanvraagformulier, de lijsten van nummers voor netwerkgebruik en een begrippenlijst toegevoegd.

Hoofdstuk 1 Nummerbeleid

1.1 Inleiding

Om telecommunicatiediensten te kunnen aanbieden moet een concessiehouder of een dienstaanbieder1 de beschikking hebben over nummers ter identificatie van zowel de eindgebruiker als de dienst. Een nummer dient ook ter identificatie van de betrokken concessiehouder (bijvoorbeeld: carrier selectie code). Een telefoonnummer is de drager van een aantal – maatschappelijke als technische – functies. De nummerfuncties zijn relevant voor de betrokken partijen in de telecommunicatiemarkt. De te onderscheiden partijen zijn: concessiehouders, dienstaanbieders van telecommunicatiediensten, contractanten2 die informatiediensten aanbieden of eindgebruikers (abonnees) van een telecommunicatiedienst.

De functies van nummers aan de zijde van een concessiehouder en een dienstaanbieder zijn als volgt te onderscheiden:

  • routering en aflevering; een oproep wordt gerouteerd door een telecommunicatie-infrastructuur en afgeleverd op een technisch aansluitpunt;

  • netwerkbeheer en onderhoud; abonnees moeten technisch gedefinieerd worden in de gegevensbestanden van een telefooncentrale (data transcript). Welke diensten zijn geactiveerd ten behoeve van een abonnee;

  • klantenbeheer; waar moet de rekening naar toe, wie staat garant voor de kosten die op een aansluiting worden gemaakt, welk dienstenpakket wordt door een klant afgenomen.

De functies van nummers aan de zijde van een eindgebruiker worden onderscheiden als volgt:

  • bereikbaarheid; een eindgebruiker maakt zijn nummer bekend voor bereikbaarheid door publicatie van zijn nummer;

  • dienstherkenning; aan het nummer is veelal te herkennen of het gaat om een lokale-, mobiele of andere niet-geografische dienst;

  • geografie; het zogenaamde geografische nummersysteem biedt informatie over de geografische positie van de eindgebruiker van de dienst;

  • tariefidentificatie; de nummersystemen bieden eindgebruikers een indicatie van het tarief waartegen een oproep wordt belast;

  • identificatie van de oorsprong van de oproep; de faciliteit ‘calling line identification’ (CLI) biedt de opgeroepene een indicatie van de natuurlijke persoon die de oproep plaatst.

    Nummerfuncties hebben mede ten doel om overheidstaken uit te voeren. In dit verband wordt verwezen naar het rechtmatig tappen van een telefoonnummer door het bevoegde gezag.

Vóór het intreden van de liberalisatie – op de lokale – en mobiele telecommunicatiemarkt – in 1999 op de Nederlandse Antillen beschikten de concessiehouders zelf over nummers en konden zij hun eigen uitgiftebeleid voeren. In het nummerplan van de concessiehouders werd het abonneenummer voorafgegaan door de National Destination Code (NDC). De NDC was per eilandgebied verschillend waardoor elk eilandgebied eenvoudig te identificeren was. De lengte van het abonneenummer was per eilandgebied verschillend. Met de liberalisatie van de mobiele telecommunicatiemarkt in 1999 heeft de Minister het nummeruitgifte beleid ter hand genomen. Het uitgangspunt van de Minister was dat in een geliberaliseerde telecommunicatiemarkt waarbij er meerdere spelers de markt betreden het een overheidstaak is om de beschikbare nummers op een efficiënte, transparante en non-discriminatoire wijze uit te geven. Ter vervanging van de nummerplannen van de onderscheiden concessiehouders heeft de Minister het Interim Nummerplan in maart 2000 vastgesteld en aangeboden aan de concessiehouders. Het Interim Nummerplan is voor alle concessiehouders verplicht gesteld en de nummers moesten in het vervolg via de Minister worden aangevraagd. In het Interim Nummerplan zijn de abonneenummers van zeven cijfers op alle eilandgebieden verplicht gesteld. In het eilandgebied Curaçao zijn de concessiehouders overgestapt op het abonneenummer van zeven cijfers voorafgegaan door de NDC. Op de overige vier eilandgebieden maakt de NDC deel uit van het abonneenummer van zeven cijfers.

De vaststelling van het Interim Nummerplan door de Minister heeft ertoe geleid dat er in zekere mate ordening is gebracht in de verdeling en het gebruik van nummers.

In verband met de geconstateerde tekortkoming in het Interim Nummerplan heeft Bureau Telecommunicatie en Post na overleg met de concessiehouders de richtlijnen vastgesteld om te komen tot de vaststelling van het nummerplan.

De belangrijkste beleidsuitgangspunten en doelstellingen voor het opstellen van het nummerplan zijn:

  • 1. het efficiënt en doelmatig gebruik van de beschikbare nummercapaciteit bevorderen.

    Nieuwe abonneenummerblokken worden uitgegeven op het moment dat 80% van de nummers in gebruik zijn. De Minister kan nummerblokken intrekken indien slechts 10% in gebruik is;

  • 2. ordening brengen in de toewijzing en het gebruik van nummers rekeninghoudend met de huidige en toekomstige toepassingen. De uitgifte van nieuwe nummerseries vindt plaats op basis van 10.000-tallen voor concessiehouders gevestigd op Curaçao, Bonaire en Sint Maarten terwijl nummerseries van 1000-tallen worden uitgegeven aan concessiehouders gevestigd op Sint Eustatius en Saba;

  • 3. de herkenbaarheid van diensten mogelijk maken bij de uitgifte van nummers;

  • 4. het binnen duidelijke kaders faciliteren van voldoende nummerruimte zodat met de beschikbare nummers de geliberaliseerde telecommunicatiemarkt kan worden bediend.

Het uitgangspunt van de Minister bij de vaststelling van het nieuwe nummerbeleid is dat er waarborgen moeten worden gesteld om te komen tot een geordende (zuinige) nummertoedeling in de telecommunicatiemarkt. In verband hiermee gelden vier uitgangspunten:

  • 1. er zijn gebruikscategorieën voor nummers;

  • 2. de Minister beoordeelt het ondernemingsplan van de aanvrager met betrekking tot een aanvraag voor abonneenummers;

  • 3. 080X en 090X nummers kunnen worden gereserveerd voor zes maanden;

  • 4. toegekende 080X en 090X nummers moeten in gebruik worden gesteld binnen zes maanden;

  • 5. maximaal twee vier-cijferige carrier select codes per concessiehouder.

De specifieke taken van de Minister met betrekking tot het nummerbeheer zijn onder te verdelen in het:

  • toekennen, weigeren en intrekken van nummers;

  • reserveren van nummers,

  • overdracht van nummers.

Bureau Telecommunicatie en Post zal namens de Minister worden belast met de uitvoering van het nummerbeleid en nummerbeheer.

1.2 Toekennen, weigerenen intrekken van nummers

De Minister kan nummers toekennen aan concessiehouders en dienstaanbieders. Met de toewijzing van een nummer verwerft een concessiehouder of dienstaanbieder een gebruiksrecht van het toegewezen nummer of nummerblokken. Bij de toekenning van nummers wordt onderscheid gemaakt tussen de aan een concessiehouder en een dienstaanbieder toe te wijzen nummers.

Concessiehouderskunnen in aanmerking komen voor:

  • 1. abonneenummers;

  • 2. 0801/0802-nummers voor eigen gebruik of ten behoeve van een dienstaanbieder;

  • 3. gratis- en betaal toegangsnummers en informatiedienstnummers (080X en 090X);

    en

  • 4. carrier select code als het gaat om een lange afstand concessiehouder.

Een contractant van een concessiehouder die informatiediensten wenst aan te bieden kan in aanmerking komen voor:

  • 1. gratis- en betaal informatiedienst nummers met uitzondering van 0801-nummers.

Het optreden van schaarste aan nummers – met name de gratis- en betaal toegangsnummers en informatiedienst nummers en de carrier select codes – enerzijds en de intentie de markt zo goed mogelijk te faciliteren anderzijds brengt met zich mee dat bij het toekennen van nummers afwegingen moeten worden gemaakt, waarbij de Minister een zekere vrijheid moet hebben om in het geschetste spanningsveld op een verstandige, eerlijke en transparante manier te werk te gaan. Bij de beoordeling van individuele aanvragen zullen altijd de belangen van andere aanvragers of potentiële aanvragers moeten worden betrokken. Daarmee moet worden voorkomen dat een reële behoefte uit de markt – aan nummers – met een weigering zou moeten worden beantwoord. Het spaarzaam omgaan met de beschikbare nummerruimte leidt ertoe dat een aanvrager niet meer nummers toegewezen moet krijgen dan hij binnen afzienbare tijd nodig heeft. In verband hiermee zal een aanvraag om toekenning van nummers – geheel of gedeeltelijk – kunnen worden geweigerd indien op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen zes maanden kan worden verwezenlijkt of indien het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt. Wat in het kader van een aanvraag redelijkerwijs te verwachten is en in hoeverre het voorgenomen gebruik de gevraagde hoeveelheid nummers rechtvaardigt zal veelal moeten worden beoordeeld op basis van een door de aanvrager bij de aanvraag te verstrekken ondernemingsplan en technisch plan. Bij het bepalen van wat in dit verband redelijk is spelen verschillende factoren een rol. Zo zal uiteraard worden gekeken in hoeverre de aanvrager op een efficiënte wijze gebruik maakt van de aan hem toe te delen nummers maar bijvoorbeeld ook naar de mate waarin door de aanvrager wordt bijgedragen aan het gemak van de eindgebruiker (de abonnee). Vanzelfsprekend zullen ook vergelijkbare reeds ingewilligde aanvragen tot maatstaf dienen.

De inhoudelijke beoordelingscriteria ten aanzien van de nummertoekenning zijn:

  • 1. valt het voorgenomen gebruik van de nummers binnen de in het nummerplan aangegeven bestemming;

  • 2. is het aannemelijk dat de aanvrager het voorgenomen gebruik binnen de gestelde termijn zal (kunnen) realiseren;

  • 3. is de gevraagde hoeveelheid nummers nodig.

Teneinde het mogelijk te maken dat nummers zo efficiënt en zo eerlijk mogelijk toegedeeld worden, zal de Minister bepalen welke nummers aan een aanvrager worden toegewezen. De mogelijkheid om een aanvraag tot toekenning van nummers te doen moet dan ook zo worden begrepen dat een aanvrager voor een bepaalde bestemming om toewijzing van een bepaalde nummercapaciteit (dus een bepaald aantal nummers) kan vragen. Besluit de Minister de aanvraag te honoreren dan is het aan hem te bepalen welke nummers daadwerkelijk aan de aanvrager worden toegekend. Dit neemt niet weg dat een aanvrager bij de aanvraag zijn voorkeur kan uitspreken voor bepaalde nummers. Het uitspreken van een dergelijke voorkeur geeft echter geen enkel recht op toewijzing van de ‘voorkeurnummers’. Zo zal de Minister bijvoorbeeld bij een aanvraag om toekenning van nummers waarbij de aanvrager zijn voorkeur uitspreekt voor toekenning van bijvoorbeeld verkorte nummers, deze voorkeur niet behoeven te honoreren indien hij van oordeel is dat de gevraagde hoeveelheid verkorte nummers een eerlijke verdeling van dergelijke nummers onder bestaande en toekomstige aanvragers zou verhinderen. Het vorenstaande neemt uiteraard niet weg dat de Minister zoveel mogelijk rekening zal houden met de geuite voorkeuren.

De Minister trekt nummers in wanneer:

  • 1. de uitgegeven nummers niet conform de bestemming van het nummerplan worden gebruikt;

  • 2. de redenen die ten grondslag liggen aan de toekenning zijn vervallen; en

  • 3. de verstrekte nummers voor langere tijd (één jaar) niet in gebruik zijn of om redenen van doelmatig gebruik van nummers.

Vanuit de beleidsoptiek kan de Minister nummers intrekken:

  • 1. op verzoek van een nummerhouder;

  • 2. bij overtreding van wettelijke regels; en

  • 3. indien een nummerhouder kennelijk de bedoeling heeft het nummer te verhandelen.

1.3 Reserveren van nummers

Zoals gezegd zullen in de regel geen nummers worden toegekend indien redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen de aangegeven periode kan worden verwezenlijkt. Hier doet niet aan af dat bij partijen in de markt in het kader van door hen te nemen strategische beslissingen behoefte kan bestaan aan een – grotere – mate van zekerheid ten aanzien van de beschikbaarheid in de toekomst van de voor de realisering van hun plannen noodzakelijke nummercapaciteit. In verband met het voorgaande is de mogelijkheid opgenomen om de gratis- en betaal toegangsnummers en informatie nummers (de 080X en 090X nummers) voor zes maanden te reserveren terwijl de reserveringstermijn voor abonneenummers is gesteld op één jaar. Een reserveringhouder kan er namelijk in beginsel op rekenen dat gedurende de reserveringsperiode de voor hem gereserveerde nummers niet aan een derde worden toegekend en dat hij, zolang de reservering geldt, de gereserveerde nummers krijgt toegewezen indien de door hem gemaakte plannen worden gerealiseerd. De behandeling van een aanvraag tot reservering verloopt via dezelfde procedure als is voorgeschreven voor een aanvraag om toekenning van nummers.

Evenals bij de toekenning van nummers geldt bij reservering van nummers dat, omwille van een zo efficiënt en zo eerlijk mogelijk omgaan met de relatief schaarse nummers, de aanvrager slechts een voor de Minister niet bindende voorkeur kan uitspreken ten aanzien van de voor hem te reserveren nummers. In een groeiende telecommunicatiemarkt en een daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar nummers heeft de reservering in dit verband wel als voordeel dat de aanvrager zijn voorkeur voor bepaalde nummers eerder in de tijd kenbaar kan maken dan bij een latere aanvraag om toekenning van nummers het geval was geweest waardoor de kans groter is dat de Minister aan de uitgesproken voorkeur tegemoet kan komen. Voor de overheid heeft de reservering tenslotte het voordeel dat de omvang van de voor de komende jaren gereserveerde nummercapaciteit een goede indicatie vormt voor de toekomstige groei van de nummerbehoefte. De reserveringen leveren derhalve belangrijke informatie op voor zowel het nummerbeleid als het nummerbeheer.

1.4 Omzetting van een reservering in toekenning

Gereserveerde nummers moeten op enig moment gebruikt worden. Hiervoor zal de aanvrager de Minister om toestemming moeten vragen om het gereserveerde nummer of nummers in gebruik te nemen en met de dienstverlening te beginnen. Dit verzoek, ingeval van gratis- en betaal toegangsnummers en informatiedienst nummers, moet vergezeld zijn van een kopie van de overeenkomst met de betrokken concessiehouder(s). Met betrekking tot het gebruik van de nummers zal de Minister nagaan of het gebruik van de nummers nog binnen de bestemming valt en niet afwijkt van de dienst die als grondslag heeft gediend voor de reservering van de nummers. Er vindt dus een vergelijking plaats tussen de beiden aanvraagmomenten (reservering en toekenning).

Bij gebreken van een omzettingsaanvraag vóór het verstrijken van de reserveringstermijn komt de reservering van rechtswege te vervallen.

1.5 Overdracht van nummers

Verhandeling van nummers is verboden en vormt dan ook, indien uit de aanvraag blijkt dat deze wordt gedaan met de kennelijke bedoeling de gevraagde nummers te verhandelen, een grond voor weigering van de toekenning van aangevraagde nummers, alsmede een grond voor intrekking van reeds toegekende nummers. Wel kan een toekenning of reservering van nummers op gezamenlijke aanvraag door de houder van de nummers of de reservering en een derde met toestemming door de Minister worden overgedragen.

1.6 Aanvraagformulier en de termijn

Een aanvraag voor toekenning of reservering van gratis- en betaal toegangsnummers en informatiedienst nummers en een carrier select code geschiedt via een daartoe bestemd aanvraagformulier. Het aanvraagformulier (zie de bijlage) is gratis verkrijgbaar bij Bureau Telecommunicatie en Post. Het aanvraagformulier wordt volledig ingevuld en voorzien van de relevante bijlagen ingediend ten kantore van Bureau Telecommunicatie en Post.

Indien meerdere aanvragen worden ingediend voor eenzelfde nummer of voor dezelfde nummers dan wordt op basis van ‘first come first served’ de aanvraag in behandeling genomen. Op een aanvraag wordt binnen zes weken na datum van ontvangst beslist. Indien de Minister niet binnen de aangegeven termijn een beslissing heeft genomen op het verzoekschrift van de aanvrager wordt laatstgenoemde drie dagen voor het verstrijken van de termijn hiervan op de hoogte gesteld en wordt de termijn eenmaal verlengd.

Indien het aanvraagformulier niet volledig is ingevuld of de relevante bescheiden ontbreken wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een door de Minister te bepalen termijn aanvullende informatie of de ontbrekende bescheiden te overleggen bij Bureau Telecommunicatie en Post. Het verloop van de termijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt van rechtswege opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister een aanvrager verzoekt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de door de Minister gestelde termijn is verstreken.

Hoofdstuk 2 Nummerplan

2.1 Inleiding

In het nummerplan is de nummerruimte gestructureerd. Daarbij zijn de hierna volgende uitgangspunten in aanmerking genomen bij het opstellen het nummerplan:

  • 1. de aanbeveling E.164 van de ITU-T: maximum nummerlengte is 15 cijfers waarvan de eerste drie cijfers voor de Nederlandse Antillen de Country Code (CC) vormen gevolgd door de NDC (alleen voor Curaçao) en het abonneenummer. De CC van de Nederlandse Antillen is 00599. Bijlage 1 bevat een schema van een nummeropbouw;

  • 2. de aanbevelingen E.190, E.212 en E.213 van de ITU-T. Aanbeveling E.212: maximum nummerlengte is 15 cijfers waarvan de eerste drie cijfers voor de Nederlandse Antillen de Mobile Country Code (MCC) vormen gevolgd door de Mobile Network Code (MNC) en Mobile Subcriber Identification Number (MSIN) (het abonneenummer). De MCC van de Nederlandse Antillen is 362. De Minister geeft de MNC uit aan concessiehouders. Bijlage 2 bevat een schema van een nummeropbouw voor de mobiele telecommunicatie-infrastructuur;

  • 3. voor het lokaal bellen geldt op alle eilandgebieden van de Nederlandse Antillen een 7-cijferig abonneenummer;

  • 4. de introductie van gratis- en betaal toegangs- en informatiedienst nummerseries, die aan concessiehouders en dienstaanbieders kunnen worden toegewezen;

  • 5. nummers voor commerciële doeleinden dat wil zeggen de 080X-nummerseries en 090X-nummerseries;

  • 6. alarmnummers zijn gratis toegankelijk voor de abonnee. Alle concessiehouders dienen de alarmnummers in hun Public Switched Telecommunications Network (PSTN) of Mobile Telecommunications Switch Office (MTSO) te programmeren.

  • 7. verkorte nummers voor het leveren van publieke diensten door de overheid of commerciële diensten door particuliere bedrijven. Deze diensten worden aangeboden met gebruikmaking van de 92XX en 93XX-nummers;

  • 8. de introductie van carrier select codes voor lange afstand telefoondienst, waarbij maximaal twee 4-cijferige carrier select codes per concessiehouder worden verleend. Concessiehouders belast met lange afstand telefoondiensten kunnen in aanmerking komen voor 5-cijferige carrier select codes;

  • 9. uitgifte van nieuwe nummerseries op basis van 10.000-tallen voor concessiehouders gevestigd op Curaçao, Bonaire en Sint Maarten en nummerseries van 1.000-tal voor concessiehouders gevestigd op Sint Eustatius en Saba;

  • 10. de voorschriften en beperkingen die gelden voor het gebruik van nummers.

In het nummerplan zijn de nummers onderverdeeld per gebruikscategorie of bestemming te weten de internationale toegangscode, carrier select code, nummers ten behoeve van lokale- en mobiele diensten, alarmnummers, verkorte nummers ten behoeve van publieke- en commerciële diensten, gratis- en betaal toegangsnummers en informatiedienst nummers, en nummers voor speciale diensten.

Om het nummerplan inzichtelijk te maken zijn er acht tabellen vastgesteld waarbij onderscheid wordt gemaakt in.

  • Uitbellen (tabel 1):

    Per eilandgebied zijn er nummerruimtes beschikbaar. Met de beschikbare nummerruimtes kunnen alle uitgaande lokale-, intereilandelijke- en internationale gesprekken worden gevoerd. Voor het uitbellen zijn er carrier select codes beschikbaar voor toekenning en reservering.

  • Inbellen (tabel 2):

    Het inbellen omvat alle inkomende gesprekken vanuit internationale bestemmingen naar de Nederlandse Antillen.

  • Kiesrecepten (tabel 3):

    In de tabel staat een overzicht per eilandgebied van de diverse diensten en hun respectievelijke nummerplannen voor het lokaal- en intereilandelijk uitbellen en het internationaal inbellen.

  • Uitbellen met carrier select code (tabel 4):

    De tabel is een weergave van nummers die abonnee of eindgebruiker moet intoetsen om een intereilandelijk gesprek (carrier select code+0+NDC+AN) of internationaal gesprek (carrier select code + 00 + CC + NDC + AN) tot stand te doen komen of toegang te krijgen tot belplatformen

  • Geharmoniseerde alarmnummers (tabel 5):

    Deze tabel bevat de alarmnummers. De alarmnummers zijn identiek voor alle eilandgebieden.

  • Diensten (tabel 6):

    Deze tabel bevat een overzicht van alle diensten waaraan een nummerserie is toegekend.Elke dienst heeft een specifieke nummerserie.

  • Gratis toegangsnummers en informatiediensten nummers (tabel 7):

    Deze nummers zijn onderverdeeld in gratis toegangsnummers en gratis informatiedienstnummers. De gratis toegangsnummers zijn de nummers voor lokaal toegang tot lange afstand telefonie diensten (0801) en gratis nummers voor toegang tot lokale telefonie diensten (0802). De gratis informatiedienst nummers zijn nummers voor commerciële informatiediensten (0800), gratis nummers voor erotische informatiediensten (0806) en gratis nummers voor niet erotische amusement informatiediensten (0809). De nummerreeksen zijn beschikbaar in korte en lange nummers. Verder is de beschikbaarheid van de nummers weergegeven. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat een abonnee of eindgebruiker van een telefoontoestel gratis een 080X nummer moeten kunnen aankiezen.

  • Betaal informatiediensten nummers (tabel 8):

    De betaal informatiediensten nummers zijn onderverdeeld in betaalnummers voor commerciële informatiediensten (0900), betaalnummers voor erotische informatiediensten (0906) en betaalnummers voor niet erotische amusement informatiediensten (0909). De nummerreeksen zijn beschikbaar in korte en lange nummers. Verder is de beschikbaarheid van de nummers weergegeven.

2.2 Voorschriften en beperkingen

In het belang van een doelmatige toekenning van nummers kan een toekenning van nummers onder beperkingen worden verleend, dan wel kunnen aan de toekenning voorschriften worden verbonden. In de praktijk wordt elke uitgifte van nummers onder voorschriften verleend. Deze voorschriften kunnen per nummersoort verschillen. In de hierna volgende onderdelen volgt een uiteenzetting van de voorschriften en beperkingen die van toepassing zijn op het gebruik van de carrier select codes en gratis- en betaal toegangsnummers en informatiediensten nummers door een nummerhouder. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld om de onderlinge samenwerking tussen concessiehouders onderling en concessiehouders en dienstaanbieders te faciliteren.

2.3 Carrier selectcode

Aanvraagcarrier select code:

Met de introductie van ‘carrier select’ (CS), ‘carrier pre-select’ (CPS) en ‘carrier pre-select override’ (PSO) diensten in de Nederlandse Antillen met ingang van 1 september 2001 is de mogelijkheid geopend om op een geordende wijze concurrentie te bevorderen tussen de lange afstand concessiehouders. Met gebruikmaking van de CS, CPS en PSO diensten kunnen de contractanten van concessiehouders die lokale- en mobiele telefoondiensten aanbieden kiezen voor één lange afstand concessiehouder van eigen keuze. In het Nummerplan zijn de 4-cijferige (01AX (A=0,1,2,3,6,9)) en 5-cijferige (01BXX (B=8)) nummerblokken gereserveerd om als carrier select code te worden uitgegeven aan concessiehouders belast met lange afstand telecommunicatie.

Iedere lange afstand concessiehouder kan op verzoek in aanmerking komen voor maximaal twee carrier select codes van vier cijfers. De lange afstand concessiehouders kunnen in aanmerking komen voor carrier select codes van vijf cijfers. Deze codes worden, naar gelang de behoefte, in blokken van vijf verstrekt aan lange afstand concessiehouders.

Administratieve procedure CS / CPS:

De registratie van eindgebruikers (contractanten) voor CPS geschiedt volgens de administratieve procedures overeengekomen tussen de lokale-, mobiele- en lange afstand concessiehouders. In het kader van de verantwoordelijkheid van de Minister met betrekking tot de uitgifte van nummers geeft de Minister goedkeuring aan de administratieve procedure. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van het aanvraagformulier van een contractant voor inschrijving bij een lange afstand concessiehouder naar keuze moet een lokale- of mobiele concessiehouder de toegang via de CPS openstellen. Het voorgaande is eveneens van toepassing ingeval de contractant een aansluiting bij een andere concessiehouder voor lange afstand wenst af te sluiten. Indien een contractant van lange afstand concessiehouder wenst te veranderen zal de gesloten CPS-overeenkomst moeten worden beëindigd zoals door partijen overeengekomen alvorens een nieuwe CPS-overeenkomst kan worden afgesloten.

Overgangsperiode:

Antelecom N.V., als de ‘incumbent’ lange afstand concessiehouder, is aangewezen om contractanten die nog geen keuze hebben gemaakt gedurende de overgangsperiode van drie maanden na datum van instelling van de CS, CPS en PSO functies bij de lokale- en mobiele concessiehouders te voorzien van een basis kwaliteit aan dienstverlening. Na de overgangsperiode van drie maanden zullen de lokale- en mobiele concessiehouder middels een van tevoren opgenomen bandopname de contractant informeren over de verschillende keuzemogelijkheden bij het kiezen van een lange afstand concessiehouder. De tekst van de bandopname is onzijdig opgesteld en mag geen voorkeur uitspreken voor of een reclameboodschap bevatten van één of meer lange afstand concessiehouder (s).

Implementatie CS, CPS en PSOfuncties en de kosten:

De CS, CPS en PSO functies worden bij alle concessiehouders belast met de lokale- en mobiele telefoondiensten in respectievelijk de PSTN of MTSO geprogrammeerd op het moment dat in het aangewezen verzorgingsgebied meer dan één lange afstand concessiehouder diensten aanbiedt. De eventuele kosten verbonden aan de implementatie van de CS, CPS en PSO functies en aanpassing van de telefooncentrale komen voor rekening van de concessiehouder belast met de lokale- of mobiele telecommunicatiediensten. De lokale- en mobiele concessiehouders kunnen slechts de gemaakte kosten verhalen op de door een contractant gekozen lange afstand concessiehouder. De kosten worden doorberekend in de vastgestelde interconnectievergoeding. De kosten die de lokale- en mobiele concessiehouders in rekening brengen aan de lange afstand concessiehouder zijn gebaseerd op de onderliggende kosten (kostengeoriënteerd) en het non-discriminatie beginsel. Indien een concessiehouder een afwijkende standaard hanteert, zal de concessiehouder de mogelijke extra kosten zelf moeten dragen. De lokale- en mobiele concessiehouders kunnen de kosten verbonden aan de implementatie van de CS, CPS en PSO diensten slechts in rekening brengen aan een lange afstand concessiehouder nadat deze diensten in gebruik zijn genomen door een contractant. De contractanten hebben recht op een maandelijkse specificatie van de facturerende partij met betrekking tot alle uitgaande lange afstand telefoongesprekken.

Contractanten met een CPS-overeenkomst worden als permanente contractanten van een specifieke lange afstand concessiehouder beschouwd. Contractanten zonder CPS-overeenkomst of contractanten met een CPS-overeenkomst die via PSO voor een andere lange afstand concessiehouder kiezen worden gerekend tot tijdelijke contractanten van de gekozen lange afstand concessiehouder. Een tijdelijke contractant wordt geïdentificeerd met behulp van de informatie voor registratie voor het gesprek, het telefoonnummer (A-nummer) en het ingetoetste carrier select code van een lange afstand concessiehouder. Gespreksregistratie dient als basis voor de maandelijkse facturering van een tijdelijke contractant. Inkomende gesprekken bestemd voor niet geregistreerde contractanten of contractanten met een betalingsachterstand mogen niet worden geblokkeerd door een lange afstand concessiehouder..

Incasso:

De lange afstand concessiehouder is verantwoordelijk voor de facturering en het incasso van zijn lange afstand telefoondiensten aangeboden via het ‘prepaid’ of ‘postpaid’ betalingsysteem aan de contractanten aangesloten op een lokale- of mobiele telecommunicatie-infrastructuur. De lange afstand concessiehouder kan een incasso-regeling aangaan met de lokale- en mobiele concessiehouder. De incassoregeling tussen de concessiehouders wordt schriftelijk overeengekomen.

De interconnectievergoeding overeengekomen tussen de lokale- of mobiele concessiehouder en de lange afstand concessiehouder wordt verrekend tussen de concessiehouders.

Concessievergoeding:

De concessievergoeding per aansluitpunt per jaar die op grond van artikel 7, vijfde lid, Ltv aan iedere concessiehouder waaronder de lange afstand concessiehouders in rekening wordt gebracht, is voor permanente en tijdelijke contractanten gebaseerd op het totaal aantal aansluitpunten per ultimo oktober van het vorige kalenderjaar. Voor niet-contractanten (gebruikers van een telefoondienst) waarbij er geen registratie plaatsvindt zoals het 0801 nummergebruik is een invulling aan het begrip aansluitpunt gegeven die zo dicht mogelijk staat bij de definitie voor contractanten. Per maand is het totaal aantal 0801 aansluitpunten gelijk aan het aantal unieke aansluitpunten dat alleen van 0801 nummergebruik heeft gemaakt. Aansluitpunten die zowel van bijvoorbeeld C(P)S als het 0801 nummergebruik hebben gemaakt tellen niet mee, omdat deze nummers reeds opgenomen zijn onder contractanten. De maandcijfers worden gemiddeld over het gehele jaar opgenomen om het jaarcijfer te bepalen. Dit is de basis voor de concessievergoeding voor niet-contractanten. Evenals voor contractanten eindigt de waarnemingsperiode van één jaar ultimo oktober van het voorgaande jaar.

2.4 Gratis-en betaal toegangsnummers en informatiedienstennummers (080X en 090X nummer series)

Nummerseries:

De 080X en 090X nummerseries behoren tot de niet-geografische nummers dat wil zeggen de 080X en 090X nummerseries zijn telefoonnummers met een niet-geografisch bepaalde bestemming.

In het nummerplan zijn de nummerseries 0801 en 0802 bestemd voor gratis toegang tot respectievelijk lange afstand- en lokale telefoondiensten. Deze diensten worden aangeboden door dienstaanbieders. De overige nummers uit de 080X nummerseries zijn bestemd voor het aanbieden van gratis informatiediensten met name servicediensten door contractanten van een concessiehouder. Als voorbeeld wordt aangehaald een (nuts)bedrijf (Aqualectra N.V. : 0800 135 / Setel N.V.: 0800 887 0101) of een overheidsdienst ( bentana di information : 0800 1515) dat een klantenserviceafdeling heeft en zelf de gesprekskosten betaalt voor diens klanten. Een 080X servicenummer werkt klantvriendelijk en responsverhogend. De nummerseries 0900 tot en met 0909 mogen uitsluitend worden gebruikt door contractanten van een concessiehouder voor het aanbieden van betaal informatiediensten.

Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat het aankiezen van een 080X nummers telingsvrij (gratis) is. De kosten verbonden aan het gebruik van toegangsnummers wordt betaald door de dienstaanbieder en contractant van de informatiedienst nummer (de nummerhouder) die dit vervolgens verrekent in het eindtarief.

Verwezen wordt naar onderstaande tabellen.

080X nummerseries

0800

Gratis nummers ten behoeve van commerciële informatiediensten

0801

Toegangsnummers voor lange afstand telefoondiensten

0802

Toegangsnummers voor lokale telefoondiensten

0806

Gratis nummers voor erotische informatiediensten bestemd voor volwassenen

0809

Gratis nummers voor niet-erotische informatiediensten met amusements doeleinden

090Xnummerseries

0900

Betaal informatie nummers voor commerciële informatiediensten

0901

Betaal informatie nummers voor lange afstand telefoondiensten

0906

Betaal informatie nummers voor erotische informatie bestemd voor

volwassenen

0909

Betaal informatie nummers bestemd voor niet-erotische informatiediensten

met amusements doeleinden

In onderstaande tabellen wordt de structuur van het nummerplan binnen de 080X en 090X nummerseries weergegeven.

Nummerblok

  

080X-0YYY

090X-0YYY

Kortenummers, 4 cijfers, numeriek

Y= 0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

X= 1,2,3,4,5,6,7,8,9

080X-1YYY

090X-1YYY

Kortenummers, 4 cijfers, numeriek

 

080X-NYY-YYYY

090X-NYY-YYYY

Langenummers, 7 cijfers,

alfanumeriek

N= 2,3,4,5,6,7,8,9

Dealfanumerieke cijfers dienen in overeenstemming te zijn met ITU rec. E. 161 optie A

0

2(ABC)

4(GHI)

6(MNO)

8(TUV)

1

3(DEF)

5(JKL)

7(PQRS)

9(WXYZ)

De 080X en 090X nummerserie omvat 2.000 korte nummers (4 cijfers, numeriek) en ruim 7.000.000 lange nummers (7 cijfers, alfanumeriek). Voor de 0801, 0802, 0806, 0809, 0900, 0906 en 0909 nummerseries geldt dezelfde nummerstructuur.

Bij de aanvraag van 0806 en 0906 nummers (erotische informatiediensten aan volwassenen) moet de aanvrager een schriftelijke toestemming van het Bestuurscollege van het eilandgebied overleggen waarin blijk wordt gegeven dat het Bestuurscollege geen bezwaar heeft tegen de vestiging van de aanvrager om op de lokale markt deze diensten aan te bieden.

Alfanumerieke nummercombinaties die als stuitend, beledigend of obsceen kunnen worden beschouwd, worden niet beschikbaar gesteld. Eventueel reeds uitgegeven nummers die als zodanig kunnen wordengekenmerkt worden ingetrokken.

Gebruik 080X-nummerserie:

De Minister verleent op aanvraag een nummer uit de 080X nummerserie voor de Nederlandse Antillen. Het door de Minister aan de concessiehouder of dienstaanbieder verleend nummer is een uniek nummer.

Een nummerhouder dient commerciële afspraken te maken met lokale- en mobiele concessiehouders teneinde toegang te kunnen krijgen tot de contractanten van een lokale- of mobiele concessiehouder. Afhankelijk van de toepassing kan de nummerhouder een lokale- of mobiele concessiehouder verzoeken een speciale telecommunicatie koppeling aan te leggen om een ‘voice response’ apparaat op de telecommunicatie-infrastructuur te kunnen aansluiten. De lokale- en mobiele concessiehouders moeten het technisch mogelijk maken dat eindgebruikers het gebruik van een 080X nummer selectief kunnen blokkeren in verband met ongeoorloofd gebruik.

Gebruik 0801 en 0802 gratis toegangsnummers:

De dienstaanbieders bieden de lange afstand telefoondiensten aan met gebruikmaking van een 0801 nummer dat via een lange afstand concessiehouder wordt aangevraagd bij de Minister. De dienstaanbieders bieden de lokale telefoondiensten aan met gebruikmaking van een 0802 nummer dat via de lokale- of mobiele concessiehouder wordt aangevraagd bij de Minister.

De lokale- en mobiele concessiehouders dragen zorg dat hun telecommunicatie-infrastructuur geschikt is om de 0801 en 0802 nummers aankiesbaar te maken voor eindgebruikers. Ingeval de lokale- en mobiele concessiehouders aanpassingen moeten verrichten aan de telecommunicatie-infrastructuur in verband met het programmeren van een 0801 nummer worden deze kosten doorbelast aan de lange afstand concessiehouders. De kosten worden bepaald op basis van het beginsel van kostenoriëntatie en non-discriminatie.

De betalingswijze voor het gebruik van de lange afstand- en lokale telecommunicatie-diensten via een 0801 en 0802 nummer door de eindgebruikers van een dienstaanbieder kan geschieden via het ‘postpaid’ of ‘prepaid’ betalingssysteem.

De voorschriften en bepalingen in de lange afstand concessies die betrekking hebben op dienstaanbieders zijn ook van toepassing voor toegang tot lange afstand telefoondienst door middel van het gebruik van 0801 nummers.

De vergoeding die een concessiehouder lange afstand telecommunicatie-infrastructuur voor toegang door middel van het gebruik van 0801 nummers verschuldigd is aan een concessiehouder lokale- of mobiele telecommunicatie-infrastructuur is betreffende de installatie gelijk aan de hoogte van de kosten verbonden aan het leveren van de gevraagde voorziening en is voor het ophaaltarief per minuut gelijk aan het vastgestelde interconnectietarief.

De dienstaanbieders zijn gerechtigd de hun toegewezen 0801 nummer(s) te behouden wanneer zij hun dienstverlening onderbrengen bij een andere lange afstand concessiehouder.

De lange afstand concessiehouder draagt zorg dat het aangevraagde 0801 nummer in de centrales van de lokale en mobiele concessiehouders wordt geactiveerd.

De 0800-nummers en abonneenummers die thans in gebruik zijn genomen door concessiehouders of dienstaanbieders voor het aanbieden van lange afstand diensten worden binnen zes weken na vaststelling van het nummerplan omgezet in een 0801-nummer. De Minister kan in bijzondere gevallen afwijken van de vastgestelde termijnen.

Gebruik van 090X-nummerserie:

De Minister verleent op aanvraag een nummer uit de 090X nummerserie voor de Nederlandse Antillen. Het door de Minister aan een concessiehouder of dienstaanbieder verleend nummer is een uniek nummer. De nummerhouder dient commerciële afspraken te maken met lokale- en mobiele concessiehouders teneinde toegang te kunnen krijgen tot de contractanten van de lokale- of mobiele concessiehouder. Afhankelijk van de toepassing kan een dienstaanbieder een lokale- of mobiele concessiehouder verzoeken een speciale telecommunicatie koppeling aan te leggen om een ‘voice response’ apparaat op de telecommunicatie-infrastructuur te kunnen aansluiten.

Standaardvoorwaarden:

De telecommunicatie-infrastructuur waarop een contractant is aangesloten dient de navolgende faciliteiten te verschaffen om misbruik, ongeoorloofd gebruik en toegang van minderjarigen tot de betaal informatiediensten te voorkomen.

  • Selectief blokkeren met een geheime code:

    een contractant kan de toegang tot de 090X nummerserie selectief (de)blokkeren. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van de PIN code berust bij de contractant;

  • Mededeling van het geldende tarief:

    de betaal informatiediensten dienen zodanig te worden geïmplementeerd dat het tarief van de dienst aan het begin van het gesprek bekend wordt gemaakt en dat een contractant of eindgebruiker de keus heeft het gesprek te beëindigen voordat de betaal informatie tariefsessie begint. In zo een geval worden alleen de basis gesprekskosten van de concessiehouder doorbelast;

  • Rekeningspecificatie:

    een ‘postpaid’ contractant moet de keuze hebben een dienstaanbieder of concessiehouder te verzoeken een overzicht of een gedetailleerde specificatie van gesprekken naar betaal informatiedienst nummers maandelijks te leveren. De kosten verbonden aan het uitdraaien van een gespecificeerde nota komen voor rekening van de contractant.

De betrokken dienstaanbieders en concessiehouders dienen maatregelen te treffen ter voorkoming van fraude met betaal informatiediensten.

Gedragscode:

Concessiehouders en contractant van een concessiehouder (in dit geval betreft het een instantie die diensten verleend aan het publiek via 090X-nummers) stellen een gedragscode op waarin regels worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van gratis toegangsnummers- en betaal informatiediensten voor volwassenen. In de gedragscode zullen onder andere regels worden vastgesteld omtrent: levering en blokkering van diensten, identificatie van de oorsprong, een algemeen inschrijfformulier. De gedragscode is van toepassing op alle concessiehouders en dienstaanbieders. De gedragscode wordt ter kennisneming aangeboden aan de Minister.

Incasso:

Dienstaanbieders en concessiehouders moeten een schriftelijke overeenkomst aangaan met betrekking tot de facturering, incasso en betaling.

2.5 Tariefrichtlijn 080X en 090X nummers:

Ingevolge artikel 7, tweede lid, onder d, Ltv worden in de concessies voorwaarden gesteld met betrekking tot tarieven. In de concessies bestemd voor lokale-, mobiele- en lange afstand telecommunicatie-infrastructuur is de voorwaarde opgenomen dat de Minister bevoegd is om een tariefrichtlijn vast te stellen op grond waarvan een concessiehouder tariefswijzigingen tot stand kan doen komen3. Voorafgaande toestemming van de Minister voor de invoering van een tariefswijziging is een vereiste. Op basis van de concessievoorwaarden is een tariefrichtlijn geformuleerd, die een concessiehouder dient te hanteren voor het gebruik van de 0801 nummers en de 0802 nummers door een dienstaanbieder respectievelijk voor het aanbieden van lange afstand telefonie en lokale telefoniediensten.

Voor het gebruik van gratis toegangsnummers en informatiedienstnummers door een contractant is eveneens een tariefrichtlijn van toepassing.

Bij de uitvoering van de tariefrichtlijnen zal een concessiehouder bij het aangaan van een overeenkomst met een dienstaanbieder of een contractant van informatiediensten zijn aanbod moeten baseren op het principe van non-discriminatie en een gescheiden boekhouding.

2.5.1 Tariefrichtlijn voorhet gebruik van 0801 en 0802 nummers door dienstaanbieders:

Voor het gebruik van een 0801 nummer betreft de tariefregulering het ophaaltarief dat een lokale of een mobiele concessiehouder een afnemer in rekening brengt. Dit tarief is gelijk aan het ophaaltarief dat deze concessiehouder voor carrier preselect en carrier select verkeer in rekening brengt aan een concessiehouder lange afstand telefonie.

Voor levering aan een externe dienstaanbieder van 0801 nummers geldt de voorwaarde van non-discriminatie, dat wil zeggen de lange afstand concessiehouder mag niet discrimineren tussen zijn eigen dienstenaanbieder en de externe dienstenaanbieder.

Voor wat betreft het gebruik van een 0802 gratis toegangsnummer brengt de concessiehouder die deze lokale telecommunicatie-infrastructuur exploiteert een dienstaanbieder van een 0802 gratis toegangsnummer een tarief in rekening dat de som is van het ophaal- en aflevertarief. Dit geldt zowel voor verkeer dat op een lokaal net blijft als voor het verkeer dat naar een ander lokaal net gaat. Indien het eindgebruikertarief van de eigen dienstaanbieder van een netwerkaanbieder minus de retailmarge lager is dan de som van het ophaal- en aflevertarief dan wordt dit gehanteerd. De retailmarge heeft betrekking op marketing, sales en billing. De retailmarge is gesteld op 20% van het eindgebruikertarief. De marge is gebaseerd op benchmarking. Indien de aanbieder kan aantonen via een gedetailleerde kostenberekening dat zijn marge een andere waarde heeft dan 20%, dan wordt deze gehanteerd.

2.5.2 Tariefrichtlijn voor het gebruik van gratis- en betaal informatiedienstnummers door een contractant van een concessiehouder:

Het tarief dat een concessiehouder een contractant die informatiediensten ( bijvoorbeeld bankinstelling) aanbiedt is afhankelijk van de oorsprong van het gesprek (aansluiting op de mobiele- of lokale telecommunicatie-infrastructuur). De basis kosten die een concessiehouder maximaal in rekening brengt aan een contractant zijn gebaseerd op het eindgebruikertarief verhoogd met een toeslag. De toeslag is gebaseerd op de onderliggende kosten. Als tijdelijke maatregel is de hoogte van de toeslag bepaald op 10%. Hiervan kan worden afgeweken indien de concessiehouder onderbouwd kan aantonen dat de onderliggende kosten binnen zijn bedrijf hoger of lager liggen. Een concessiehouder kan in afwijking op het laatste een contractant die een informatiedienst levert een korting op het door de Minister goedgekeurde tarief aanbieden afhankelijk van het volume van het minutenverkeer dat door een contractant wordt afgenomen. Voorafgaande toestemming van de Minister is vereist.

2.6 Vergoedingen voor het gebruik en reserveren van nummers

Concessiehouders en dienstaanbieders kunnen reeds nu nummers reserveren en in gebruik nemen. Onder de vigeur van de Ltv is het thans niet mogelijk om een vergoeding te verbinden aan het toekennen en reserveren van nummers.

Bij de inwerkingtreding van de ontwerp-landsverordening telecommunicatie zal de nummerhouder wel een vergoeding in rekening worden gebracht voor het gebruik en de reservering van nummers.

In de onderstaande tabel zijn indicatieve tarieven opgenomen voor het gebruik en de reservering van nummers.

Categorie

Vergoeding voor Registratie

Jaarlijkse Vergoeding

Carrier Select01AX (direct gebruik)

Nafl. 2.000

Nafl. 2.000

Carrier Select01AX (reservering)

Nafl. 2.000

Nafl. 1.000 (1 jaar)

Carrier Select01BXX (direct gebruik)

Nafl. 2.000

Nafl. 1.000

Carrie rSelect01BXX (reservering)

Nafl. 2.000

Nafl. 500 (1 jaar)

080X/090Xkortnummer (direct gebruik)

Nafl. 250

Nafl. 500

080X/090Xkortnummer (reservering 6 maanden)

Nafl. 250

Nafl. 250 (6 maanden)

080X/090Xlangnummer (direct gebruik)

Nafl. 250

Nafl. 300

080X/090Xlangnummer (reservering 6 maanden)

Nafl. 250

Nafl. 75 (6 maanden)

abonnee nummer (direct gebruik)

Nafl. 0.10

Nafl. 0.10

abonnee nummer (reservering)

Nafl. 0.10

Nafl. 0.05

VAS (offshore) 599-6xxxxxx per nummer

Nafl. 1

Nafl. 1

Alarmnummers 91x

Geen

Geen

Commerciële/Publieke diensten 92xx, 93xx per nummer

Nafl. 250

Nafl. 500

Mobiele diensten 99xx, per nummer

Nafl. 250

Nafl. 500

Hoofdstuk 3 Tabellen behorende bij het nummerplan

De volgende tabellen geven het Nummerplan weer.

Tabel 1: Uitbellen

X=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

UITBELLEN

Beschikbaar voor toekenning of reservering

Opmerkingen

Bestemming van de nummers

Lengte van de nummers

00

 

Internationale Toegangscode

2

01AX en 01BXX

 

Carrier SelectCode

4,5

02

Beschikbaar doch nog niet toegekend

  

03XX-XXXX

 

St. Eustatius Intereilandelijk

8

04XX-XXXX

 

Saba Intereilandelijk

8

05XX-XXXX

 

St. Maarten Intereilandelijk

8

06

Beschikbaar doch nog niet toegekend

  

07XX-XXXX

 

Bonaire Intereilandelijk

8

080X

Zie Tabel 7

Gratis toegangsnummers

8,11

081..089

Gereserveerd doch nog niet toegekend

  

090X

Zie Tabel 8

Betaal Informatiediensten

8,11

091..092

Vrij, niet beschikbaar voor Curacao

  

093XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

094XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

095XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

096XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

097XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

098XX-XXXX

 

Curaçao Intereilandelijk

9

099

Niet beschikbaar, exclusief voor mobiele diensten

  
    

1XX-XXXX(X)

1XX; buiten bedrijf stellen en daarna hergebruiken voor nieuwe diensten

Niet geografische diensten

7of 8

2XX-XXXX(X)

Beschikbaar

Nieuwe niet geografische diensten

7of 8

3XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao/St. Eustatius

7

4XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao/Saba

7

5XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao/St. Maarten

7

6XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao

7

7XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao/Bonaire

7

8XX-XXXX

 

Geografische diensten-Curaçao

7

90

Beschikbaar doch nog niet toegekend

  

91X

 

Alarmnummers

3

92XX

 

Commerciële/publieke diensten

4

93XX

 

Commerciële/publieke diensten

4

94..98

Beschikbaar doch nog niet toegekend

  

99

 

Mobiele diensten

4

Tabel 2: Inbellen

X=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

INBELLEN - Ontvangen cijfers na landencode 599

Beschikbaar voor toekenning of reservering

Opmerkingen

Bestemming van de nummers

Lengte van de nummers

0

Niet beschikbaar

  

1

Beschikbaar

Niet geografische diensten nadat 1xx (uitbellen) buiten bedrijf is gesteld

7 of 8

2

Beschikbaar

Niet geografische diensten

7 of 8

3XX-XXXX

 

St. Eustatius

7

4XX-XXXX

 

Saba

7

5XX-XXXX

 

St. Maarten

7

6XX-XXXX

Toegevoegde Waarde Diensten voor lokale bedrijven die ‘speciale of f-shore diensten’ leveren

Speciale Diensten

7

7XX-XXXX

 

Bonaire

7

8

Beschikbaar

 

7, 10

90

Beschikbaar doch nog niet toegekend

  

91

Vrij, niet beschikbaar voor Curaçao

  

92

Vrij, niet beschikbaar voor Curaçao

  

93XX-XXXX

 

Curaçao

8

94XX-XXXX

 

Curaçao

8

95XX-XXXX

 

Curaçao

8

96XX-XXXX

 

Curaçao

8

97XX-XXXX

 

Curaçao

8

98XX-XXXX

 

Curaçao

8

99xx

Mobiele netwerkdiensten

Roaming

4

Tabel 3: Kiesrecepten

OVERZICHTKIESRECEPTEN

X=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

N=3,4,5,6,7,8

BESTEMMING

LOKAAL UITBELLEN

INTEREILANDELIJK UITBELLEN

INTERNATIONAAL INBELLEN

Curaçao

NXX-XXXX

09-NXX-XXXX

599-9-NXX-XXXX

Bonaire

7XX-XXXX

0-7XX-XXXX

599-7XX-XXXX

St. Maarten

5XX-XXXX

0-5XX-XXXX

599-5XX-XXXX

Saba

4XX-XXXX

0-4XX-XXXX

599-4XX-XXXX

St. Eustatius

3XX-XXXX

0-3XX-XXXX

599-3XX-XXXX

Alarmnummers

91X

  

Commerciele/publiekenummers

92XX

  

Commerciele/publiekenummers

93XX

  

Mobielenetwerkdiensten

99XX

  
    

Y=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

   

X=0,1,2,6,9

   

N=2,3,4,5,6,7,8,9

   

Gratis Nummers en toegangsnummers

080X-0YYY

  

Gratis Nummers en toegangsnummers

080X-1YYY

  

Gratis Nummers en toegangsnummers

080X-NYY-YYYY

  
    
    

Y=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

   

X=0,6,9

   

N=2,3,4,5,6,7,8,10

   

Betaalde Informatiediensten Nummers

090X-0YYY

  

Betaalde Informatiediensten Nummers

090X-1YYY

  
Tabel 4: Uitbellen met Carrier Select code
 

UITBELLEN MET CARRIER SELECT CODE

X=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

A=0,1,2,3,6,9

B=8

  

CARRIER SELECT

INTEREILANDELIJK UITBELLEN

INTERNATIONAALUITBELLEN

Carrier Pre-select

0+ (9) + abonneenummer

00 + landcode + abonneenummer

4 cijfer Pre-selectOverride

01AX+0+(9) + abonneenummer

01AX+00+landcode + abonneenummer

4 cijfer Carrier Select

01AX+0+(9) + abonneenummer

01AX+00+landcode + abonneenummer

5 cijfer Platformdiensten

01BXX

Tabel 5: Geharmoniseerde Alarmnummers

OVERZICHT GEHARMONISEERDE ALARMNUMMERS

NUMMER

TOEGEWEZEN AAN

910

Ziekenhuis

911

Politie/Brandweercombinatie

912

Ambulance

913

Kustwacht

914

Beschikbaar

915

Beschikbaar

916

Beschikbaar

917

Bijstandpolitie/veiligheid

918

Beschikbaar

919

Brandweer

Tabel 6: Overzicht Diensten

DIENSTEN

NUMMERS

PSTN/ISDN lokale telefoondienst

Geografische nummers

Internet

Geografische nummers

Paging/Trunking

Geografische nummers

PSTN mobiele telefoondienst

Geografische nummers

PSTN toegang tot lange afstand telefoondienst

01AX en 01BXX nummers

PSTN toegang tot lange afstand telefoondienst

0801 nummers

PSTN toegang tot de lokale telefoondienst

0802 nummers

Gratis Informatiediensten

0800, 0806 en 0809 nummers

Betaalde Informatiediensten

0900, 0906 en 0909 nummers

Virtual Private Network (VPN)

Nog te bepalen

Electronic Message

Nog te bepalen

Universal Personal Communication

Nog te bepalen

Voice over IP

Geografische nummers

Tabel 7: Overzicht Nummerreeksen voor Gratis Informatiediensten en toegangsnummers

NUMMERREEKSEN GRATIS INFORMATIEDIENSTEN EN TOEGANGSNUMMERS

DIENSTEN

NUMMERREEKS

OPMERKINGEN

0800

0800-0YYY

Beschikbaar

Gratis toegangsnummers voor commerciële informatiediensten

0800-1YYY

0800-NYY-YYYY

Beschikbaar

Beschikbaar

0801

0801-0YYY

Beschikbaar

gratistoegangsnummers tot lange afstandtelefoniediensten

0801-1YYY

0801-NYY-YYYY

Beschikbaar

Beschikbaar m.u.v. Curaçao

0802

0802-0YYY

Beschikbaar

Gratis toegangsnummers tot lokale telefoniediensten

0802-1YYY

0802-NYY-YYYY

Beschikbaar

Beschikbaar m.u.v. Curaçao

0803

 

Beschikbaar

0804

 

Beschikbaar

0805

 

Beschikbaar

0806

0806-0YYY

Beschikbaar

Gratis toegangsnummers voor erotische informatiediensten

0806-1YYY

0806-NYY-YYYY

Beschikbaar

Beschikbaar

0807

 

Beschikbaar

0808

 

Beschikbaar

0809

0809-0YYY

Beschikbaar

Gratis toegangsnummers voor niet erotische amusement

0809-1YYY

Beschikbaar

 

0809-NYY-YYYY

Beschikbaar

* N = 2,3,4,5,6,7,8,9

Y = 0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

Tabel 8: Overzicht Nummerreeksen Betaal Informatiediensten

OVERZICHTBETAALINFORMATIEDIENSTENNUMMERREEKSEN

DIENSTEN

NUMMERREEKS

OPMERKINGEN

0900

0900-0YYY

Beschikbaar

Betaal toegangsnummers voor commerciële informatiediensten

0900-1YYY

Beschikbaar

0900-NYY-YYYY

Beschikbaar

0901

 

Beschikbaar

0902

 

Beschikbaar

0903

 

Beschikbaar

0904

 

Beschikbaar

0905

 

Beschikbaar

0906

0906-0YYY

Beschikbaar

Betaal toegangsnummers voor erotische informatiediensten

0906-1YYY

Beschikbaar

0906-NYY-YYYY

Beschikbaar

0907

 

Beschikbaar

0908

 

Beschikbaar

0909

0909-0YYY

Beschikbaar

Betaal toegangsnummers voor niet erotische amusement

0909-1YYY

Beschikbaar

0909-NYY-YYYY

Beschikbaar

* N = 2,3,4,5,6,7,8,9

Y = 0,1,2,3,4,5,6,7,8,9

Hoofdstuk 4 Nummers voor netwerkgebruik

4.1 Inleiding

Naast de abonneenummers, toegangsnummers en nummers voor informatiediensten die kunnen worden gebruikt zijn er nummers die uitsluitend bestemd zijn voor concessie-houders. Deze nummers zijn bestemd voor netwerkgebruik en hebben tot doel om een optimaal functioneren van het netwerk te garanderen, de toegepaste technologieën te onderscheiden van andere en het netwerkwerk nationaal of internationaal herkenbaar te maken. In lijn met de aanbevelingen vanonder andere de ITU-T is dit hoofdstuk gewijd aan de nummers voor netwerkgebruik.

4.2 IMSI-nummers

Mobiele toestellen en mobiele eindgebruikers van een mobiele telecommunicatie-infrastructuur worden geïdentificeerd via zogenaamde identiteitsnummers ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers) van maximaal 15 cijfers. Een wereldwijd uniek IMSI-nummer maakt het mogelijk dat mobiele toestellen en eindgebruikers als bezoekers herkend kunnen worden wanneer zij zich buiten het dekkingsgebied van hun thuislocatie begeven. Het IMSI-nummer is niet zichtbaar voor de eindgebruiker maar is gekoppeld aan het toestel of – bij GSM-netwerken – aan de Subscriber Identification Module (SIM)kaart.

Structuur en gebruik van IMSI-nummers wordt beschreven in aanbeveling E.212 van de ITU. Een IMSI-nummer is door de ITU gestructureerd in een mobiele landencode (MCC), een mobiele netwerkcode (MNC) en een randapparaatnummer of abonneenummer (MSIN) voor identificatie van respectievelijk een apparaat dan wel een abonnee. De combinatie van MCC en MNC maakt het onderscheid mogelijk tussen meerdere mobiele openbare telecommunicatienetwerken die in een land actief zijn.

Opbouw van de nummers

Een IMSI-nummer bestaat uit ten hoogste 15 cijfers uit het decimale stelsel waarvan de eerste drie cijfers een mobiele landencode aangeven, de volgende twee of drie cijfers een mobiele netwerkcode en de resterende cijfers een randapparaatnummer of een abonnee-nummer voor de identificatie van respectievelijk een apparaat dan wel een abonnee. De mobiele landencode die door de ITU aan de Nederlandse Antillen is toegekend is het nummer 362. Vooralsnog worden in de Nederlandse Antillen MNC’s van twee cijfers uitgegeven.

Besloten is niet meer dan één combinatie van mobiele landen code (MCC) en mobiele netwerkcode (MNC), te verstrekken per netwerk.

In bijlage 2 is de IMSI-nummeropbouw geschetst. Bijlage 3 bevat een overzicht van de MNC’s.

4.3 IMSI-nummers geïntegreerde netwerken

Ingevolge artikel 6, derde lid, van het Landsbesluit opgedragen telecommunicatiediensten (P.B. 1995, no. 220) wordt onder lange afstand telefoondienst niet verstaan het verkeer tussen mobiele eindgebruikers van een geïntegreerd net dat meerdere eilandgebieden omvat. Met andere woorden meerdere concessiehouders met een mobiele telecommunicatie-infrastructuur in de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen kunnen tezamen een geïntegreerd net exploiteren zonder tussenkomst van de aanbieder van een lange afstand telecommunicatie-infrastructuur. Het algemeen uitgangspunt is dat alle mobiele concessiehouders een MNC toegewezen krijgen maar bij het exploiteren van een geïntegreerd net na voorafgaande goedkeuring van de directeur Bureau Telecommunicatie en Post één MNC door alle concessiehouders aangesloten in het geïntegreerd net kan worden gebruikt. In een geïntegreerd netwerk maakt iedere concessiehouder gebruik van de toegewezen MSIN.

4.4 Base Station Identity Code

Base Station Identity Code (BSIC) is een 6 bit ‘colour code’ die wordt gebruikt in de Global System for Mobile Communications (GSM) technologie om specifieke basisstations te identificeren. BSIC bestaat uit:

  • 1. Basestation Color Code (BCC) (3 bits). Deze code wordt gebruikt door een mobiel station (MS) om onderscheid te maken tussen de cellen die gebruik maken van dezelfde frequenties. De BCC maakt de ontvangst van meerdere controle kanalen zgn. Broadcast Control Channel (BCCH) mogelijk. De planning en toewijzing van de BCC wordt bepaald door de concessiehouder;

  • 2. Network Color Code (NCC) (3 bits). Deze code wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen de concessiehouders met een mobiele telecommunicatie-infrastructuur die gebruik maken van dezelfde frequenties. De NCC maakt het mogelijk dat eindgebruikers met een mobiel toestel storingsvrij kunnen telefoneren in een gebied waar twee landen grenzen en in elk gebied een concessiehouder mobiele telecommunicatiediensten aanbiedt met gebruikmaking van dezelfde frequenties. De NCC wordt door de Minister toegewezen en international afgestemd met het aangrenzende buurland.

4.5 UMTS Netwerk Nummers

UMTS de derde generatie mobiele telecommunicatienetwerk maakt gebruik van de IMSI-nummers en BSIC zoals beschreven in de paragrafen 4.2 en 4.4 van het onderhavige nummerplan.

In vergelijking met de GSM technologie verschilt het CDMA karakter van het UMTS netwerk waardoor in grensstreken het gebruik van CDMA scrambling codes internationaal gecoördineerd moet worden. Voor een optimaal functioneren van een UMTS netwerk is het gebruik van netwerk nummers een vereiste vooral in grensgebieden tussen meerdere landen waar UMTS netwerken operationeel zijn. In de Nederlandse Antillen kan deze situatie zich voor doen tussen Sint Maarten en Saint Martin. In verband hiermee is internationale coördinatie een vereiste en zal de European Radio-communications Committee (ERC) aanbeveling 01-01 worden nagevolgd. In overleg met een buurland zal de Minister bepalen welke CDMA scrambling codes toegewezen wordt aan de Nederlandse Antillen in de grensstreken. De UMTS Frequency Division Duplex (FDD) of Time Division Duplexing (TDD) aanbieders kunnen vervolgens in de grensstreek de CDMA scrambing code groepen van dat ‘grensland’ gebruiken.

De volgende tabellen beschrijven het gebruik van CDMA scrambling codes door grenslanden.

1. FDD:

Voor FDD bedrijf wordt in de technische specificatie 3GPP TS 25.213, §5.2.3, 64 ‘scrambling code groepen’ gedefinieerd, genummerd 0 t/m 63.

2. TDD:

Voor TDD bedrijf wordt in de technische specificatie 3GPP TS 25.223, §7.3, 32 ‘scrambling code groepen’ gedefinieerd, genummerd 0 t/m 31.

Criteria voor toewijzing landengroep voor codes:

  • 1. voor toewijzing van een landengroep voor codes dient de aanbieder te beschikken over een mobiele concessie. Internationale coördinatie afspraken kunnen leiden tot aanpassingen in de toegewezen landengroep.

4.6 TETRA Netwerk Nummers

TETRA is een afkorting die staat voor Terrestrial Trunked Radio. TETRA is een digitale standaard voor radiocommunicatie die vooral gebruikt wordt door professionele gebruikers zoals politie en veiligheidsdiensten, transportbedrijven, grote industriële complexen of het leger. TETRA is een officiële standaard opgesteld door het Europese Telecommunicatie en Standaardisatie Instituut (ETSI).

Alle eindgebruikers van een TETRA beschikken over een unieke Individual Tetra Subscriber Identity (ITSI) met de volgende structuur:

Terrestrialtrunk radiomobiele landecode (T)MCC

Terrestrialtrunk radiomobiele netwerk code (T)MNC

Netwerk specifieke korte gebruikers identiteit SSI

10 bits

14 bits

24 bits

Nummeropbouw ITSI

Een ITSI-nummer bestaat uit ten hoogste 17 cijfers uit het decimale stelsel waarvan de eerste drie of vier cijfers de MCC aangeven, de volgende vier of vijf cijfers de MNC en de resterende zeven of acht cijfers het Short Subscriber Identity (SSI) nummer voor de identificatie van respectievelijk een apparaat dan wel een abonnee. De mobiele landencode die door de ITU aan de Nederlandse Antillen is toegekend is het nummer 362. De MNC identificeert het thuis TETRA netwerk van de TETRA randapparatuur. SSI is een unieke identificatie van het TETRA station binnen het TETRA netwerk.

Besloten is niet meer dan één combinatie van mobiele landen code (MCC) en mobiele netwerkcode (MNC), te verstrekken per netwerk.

4.7 US AMPS standaarden

Het Noord Amerikaanse mobiele telefoonsysteem aangeduid als US AMPS standaarden is gebaseerd op de mobiele technologieën zoals analoge (American Mobile Phone System) AMPS, (Time Division Multiple Access) TDMA en (Code Division Multiple Access) CDMA. De US AMPS standaarden gebruiken een System Identifier (SID) om een netwerk te identificeren. Voor het gebruik van US AMPS standaarden zijn drie typen nummers van belang.

  • 1. System Indentifier (SID);

  • 2. International Roaming Mobile Identification Numbers (IRM): zolang het gebruik van IMSI’s conform ITU E.212 niet volledig is doorgevoerd in de bestaande netwerken;

  • 3. Destination Point Codes (DPC). De American National Standards Institute (ANSI) standaard verschilt van de ITU standaard waardoor aparte DPC’s nodig zijn in een ANSI-41 gebaseerd systeem.

SID

Het internationale forum voor AMPS technologie standaard (IFAST) verzorgt de toewijzing van de SID’s en publiceert de SID toewijzingsrichtlijnen en procedures. IFAST heeft het overzicht van toegewezen SID’s en is verantwoordelijkheid voor het oplossen van conflicten. IFAST heeft de IRM Administrator aangewezen om de rol van SID Administrator te vervullen.

Er zijn verschillende SIDformaten en functies (zie toewijzingsrichtlijnen).

  • 1. De SID is een 15 bit identificatie code (0-32767) uitgezonden door een basisstation over een radioverbinding waardoor een mobiel systeem geïdentificeerd wordt volgens een Telecommunications Industry Association (TIA) draadloze standaard (bijvoorbeeld ANSI/EIA/TIA-553).

  • 2. De SID is een 16 bit identificatie code dat gebruikt wordt binnen een draadloos netwerk om draadloze systemen te identificeren. SID codes die niet passen in de 15 bit ruimte (de codes 32768-65535) kunnen gebruikt worden voor verschillende doeleinden in het netwerk zoals het identificeren van onderdelen van een draadloos netwerk ten behoeve van administratieve functies.

  • 3. Een Billing Identification (BID) is een SID code dat niet uitgezonden wordt door een basisstation maar uitsluitend gebruikt wordt voor netwerk identificatie doeleinden. Een BID kan een SID zijn van 15 of 16 bits. BID codes worden toegewezen door Cibernet Corporation.

De grondslagen voor toewijzing van SID codes vastgesteld door IFAST.

  • 1. Een reeks SID codes kan worden toegewezen aan de nationale toezichthouder. De toezichthouder is belast met het uitgeven van SID codes aan telecommunicatiebedrijven.

  • 2. Een reeks SID codes kan direct worden uitgegeven aan een concessiehouder die draadloze dienstverlening over landsgrenzen heen (bijvoorbeeld aanbieders van satelliet telefonie) aanbiedt onder voorwaarde dat de randapparatuur dat toegang krijgt tot het systeem in staat is te werken volgens een standaard waarbij het gebruik van SID codes noodzakelijk is.

  • 3. Een reeks SID codes kan worden toegewezen aan Cibernet Corporation om gebruikt te worden als BID codes als de beschikbare BID voorraad uitputting nadert. Alleen SID codes waarvan het meest significante bit een ‘1’ is komen hiervoor in aanmerking (de codes 32768-65535).

  • 4. De SID administrateur heeft als taak:

    • a. SID codes toe te wijzen aan elke aanvrager die voldoet aan de criteria voor toewijzing (hoofdstuk 5) op een redelijke, tijdige en objectieve wijze;

    • b. SID codes toe te wijzen op een ‘first come, first served’ basis uit de beschikbare voorraad;

    • c. alle toewijzingen uitvoeren op grond van de procedures in de richtlijnen;

    • d. gevoelige informatie van aanvragers confidentieel te behandelen.

  • 5. De van de aanvragers vereiste informatie ter onderbouwing van de aanvraag voor een SID dient uniform te zijn en tot het noodzakelijke te worden beperkt.

  • 6. SID toewijzingen die hebben plaatsgevonden vóór het goedkeuren van deze richtlijnen blijven ongemoeid. Het gebruik van alle uitgegeven SID’s dient plaats te vinden overeenkomstig deze richtlijnen.

Voor de Nederlandse Antillen vervult de Minister de rol van nationale toezichthouder verantwoordelijk voor SID uitgifte.

De volgende SID reeks is nu toegewezen aan de Nederlandse Antillen:

Land

Toegewezen

SID reeks

Nederlandse Antillen

16

31392 t/m 31407

IRM

De IRM’s zijn van belang om de internationale roaming binnen ANSI-41 netwerken te realiseren zolang er nog geen (volledige) overgang naar IMSI’s, conform ITU E.212, heeft plaatsgevonden. IRM’s kunnen beschouwd worden als bijzondere Mobile Identification Numbers (MIN) die speciaal gebruikt worden voor roaming en niet voor US nationale toepassingen. Er zijn slechts 3600 IRM Network Identifiers (40 % is gebruikt in 2005):

  • 1. 2000 MIN blokken van het formaat 0XXX en 1XXX;

  • 2. 1600 MIN blokken van het formaat NXX0 en NXX1 (N=2-9).

Toewijzing van deze IRM’s wordt gedaan door IFAST en de IRM Administrator in het bijzonder op basis van ‘IRM Assignement Guidelines and Procedures V5.1, March 2004’. Als de IMSI oplossing geïmplementeerd is dan vervalt het gebruik van IRM’s. Op het moment van samenstellen van het onderhavige nummerplan was het nog niet duidelijk of en zo ja wanneer dit zal gebeuren.

ANSI DPC

EenANSIDPCkannodigvoorinternationaleroaming.DeuitgiftevanANSIDPC’s wordt door de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten gedaan.

4.8 Signaleringspuntcodes

Signalling Point Code (SPC) is het identificatienummer van signaleringsknooppunten zoals telefooncentrales en andere netwerkonderdelen van het openbare telefoonnetwerk, ISDN en mobiele netwerken. Deze codes zijn nodig voor informatie-uitwisseling bij de opbouw en onderhoud van een verbinding, het opvragen van locatiegegevens van een mobiele abonnee.

Van de SPC’s zijn er twee verschillende versies:

  • 1. International Signalling Point Codes (ISPC), ten behoeve van netwerkonderdelen die een directe verbinding hebben met een buitenlands netwerkonderdeel;

  • 2. National Signalling Point Code of Transfer Signalling Point Code (NSCP/TSCP), ten behoeve van een directe verbinding tussen netwerkonderdelen binnen een land.

4.8.1. Internationale signaleringspuntcodes

Door de liberalisering van de telecommunicatiemarkt zijn er meerdere concessiehouders die behoefte hebben aan ISPC’s. Vanwege de verantwoordelijkheid voor het Nederlands Antilliaanse telecommunicatiebeleid op grond van de Ltv heeft de Minister het beheer van in de Nederlandse Antillen toe te kennen ISPC’s op zich genomen. Hiermee wordt gegarandeerd dat de toekenning van ISPC’s op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze plaatsvindt.

ISPC is het identificatienummer van internationale signaleringsknooppunten, zoals telefooncentrales en andere netwerkonderdelen van het openbare telefoonnetwerk, ISDN en mobiele netwerken zoals GSM die een directe verbinding hebben met een buitenlands netwerkonderdeel. Een ISPC draagt zorg voor informatie-uitwisseling tussen telefooncentrales. Dit onderdeel van het nummerplan is zoveel mogelijk in lijn met de ITU-T aanbevelingen Q.708 Specifications of signalling system no. 7 numbering of international signalling point codes en daarmee gerelateerde ITU-T Aanbevelingen Q. 701 tot en met 707.

Opbouw van nummers

In de ITU-T Aanbeveling Q.708 is de hiërarchische structuur vastgelegd van de internationale signaleringspuntcodes. Het onderhavige nummerplan baseert zich op deze structuur van de internationale signaleringspuntcodes. Het toegepaste coderingssysteem van de ITU-T is gebaseerd op geografie. De wereld is ingedeeld in zes zones en binnen de zones zijn codeblokken gereserveerd voor de verschillende landen. De Nederlandse Antillen zijn ingedeeld in zone 3.

Aan de Nederlandse Antillen zijn de nummerblokken: 3-124-0/7, 3-125-0/7 en 3-126-0/7 toegekend, elk bestaande uit 8 codes. In totaal beschikt de Nederlandse Antillen over 24 nummers.

Een ISPC bestaat uit 14 cijferige binaire bitscode (3-8-3-bit-format), een unieke identificatie van een netwerkpunt volgens het signaleringssysteem Signalling System No. 7 (SS7).

Een ISPC wordt uitgedrukt als een decimaal getal waardoor het eenvoudiger te communiceren is (bijvoorbeeld 3-124-0).

Een ISPC bestaat uit twee delen:

  • 1. Signalling Area / Network Code (SANC);

  • 2. Signalling Point Identification (SPID).

Zie onderstaande figuur.

De eerste decimaal betreft de zone informatie. Deze bestaat uit 3 bits en kan dan ook de waarden 0-7 aannemen. De Nederlandse Antillen zit in zone 3. De tweede decimaal betreft de netwerk identificatie. Hiervoor zijn 8 bits beschikbaar. De derde decimaal heeft de identificatie van het netwerkonderdeel ( of eigenlijk in SS7 terminologie het signaleringspunt).

Ieder land heeft van de ITU minimaal 1 Signalling Area/Network Code (SANC) toegewezen gekregen.

In bijlage 4 staat het overzicht van de ISPC’s.

Criteria voor toewijzing ISPC:

  • 1. concessiehouders belast met mobiele- of lange afstand telecommunicatie- infrastructuur komen in aanmerking voor een ISPC;

  • 2. een concessiehouder zal op zijn minst 1 signaleringsrelatie met een andere nationale concessiehouder tot stand brengen binnen 6 maanden na toekenning van een ISPC.

4.8.2. Nationale signaleringspuntcodes

NSPC of ook wel TSPC is het identificatienummer van nationale signaleringsknooppunten, zoals telefooncentrales en andere netwerkonderdelen van het openbare telefoonnetwerk, ISDN en mobiele netweken.

Een NSPC is op dezelfde wijze opgebouwd als een ISPC. Deze bestaat uit 14 bits. Meestal wordt de code aan de hand van 3 decimalen gerepresenteerd, bijvoorbeeld 1-234-5. Een NSPC is opgebouwd uit drie delen:

  • 1. zone identificatie;

  • 2. netwerk identificatie;

  • 3. punt.

Zie onderstaande figuur.

De eerste decimaal betreft de zone informatie. Deze bestaat uit 3 bits en kan dan ook de waarden 0–7 aannemen. De tweede decimaal betreft de netwerk identificatie. Hiervoor zijn 8 bits beschikbaar. De derde decimaal heeft de identificatie van het netwerkonderdeel ( of eigenlijk in SS7 terminologie het signaleringspunt).

Om een NSPC in het signaleringsverkeer van een ISPC te kunnen onderscheiden wordt de NSPC voorafgegaan door een netwerkidenticator ‘11’ (binair; decimaal: 3).

Vanwege de verantwoordelijkheid voor het Nederlands Antilliaanse telecommunicatiebeleid heeft de Minister het beheer van in de Nederlandse Antillen toe te kennen NSPC’s op zich genomen.

Het onderhavige nummerplan is in lijn met de ITU-T aanbeveling Q.708 Specifications of signalling system no. 7 (SS7) numbering of international signalling point codes en daarmee gerelateerde ITU-T Aanbevelingen Q.701 tot en met Q.707.

Criteria voor toewijzing NSPC:

  • 1. concessiehouders belast met lokale-, mobiele- of lange afstand telecommunicatie-infrastructuur komen in aanmerking voor een NSPC;

  • 2. een concessiehouder zal op zijn minst 1 signaleringsrelatie met een andere nationale concessiehouder tot stand brengen binnen 6 maanden na toekenning van een NSPC.

In bijlage 5 staat het overzicht van de NSPS’s.

Bijlage 1 Schema nummeropbouw

Bijlage 2 Schema nummeropbouw

Bijlage 3 MNC mobiele telecommunicatie-infrastructuur

Toewijzing Mobile Network Codes (MNC) volgens ITU-Trec. E.212

00

Gereserveerd voor uitbreidingen nieuwe toepassingen.

40

Gereserveerd voor uitbreidingen nieuwe toepassingen.

80

Gereserveerd voor uitbreidingen nieuwe toepassingen.

01

41

81

02

42

82

03

 

43

 

83

 

04

 

44

 

84

 

05

 

45

 

85

 

06

 

46

 

86

 

07

 

47

 

87

 

08

 

48

 

88

 

09

 

49

 

89

 

10

   

11

 

50

 

90

 

12

 

51

Telcell N.V.

91

Setel N.V. (gsm)

13

 

52

92

14

 

53

93

15

 

54

ECC N.V.

94

 

55

95

GSM Caribbean N.V. (gsm)

16

 

17

 

56

96

18

 

57

97

19

 

58

98

20

 

59

RadcommN.V. (gsm)

99

21

 

60

RadcommN.V.(umts)

 

22

 

61

23

 

62

24

 

63

CSC N.V.

25

 

64

26

 

65

27

 

66

28

 

67

29

 

68

CT N.V.(umts)

 

69

CTN.V. (gsm)

 

70

30

 

71

31

Eutel N.V. (gsm)

72

32

 

73

33

WICC N.V. (gsm)

74

PCSN.V.

34

 

75

35

 

76

Antilliano PorN.V.

36

 

77

37

 

78

Telbo N.V.

38

 

79

39

 

Bijlage 4 ISPC’s Nederlandse Antillen

ISPC

Aanbieder

Unieke naam

3-124-0

Polycom

Curaçao

3-124-1

Antelecom

St. Maarten

3-124-2

Antelecom

Curaçao 1

3-124-3

Scarlet

Curaçao

3-124-4

Antelecom

Curaçao 2

3-124-5

Telbo

Bonaire

3-124-6

GSM Caribbean

Curaçao

3-124-7

Smitcoms

St. Maarten

ISPC

Aanbieder

Unieke naam

3-125-0

Scarlet

Curacao 0102

3-125-1

Setel

Curaçao GSM

3-125-2

Third Wave Int.

Curaçao 1

3-125-3

Third Wave Int.

Curaçao 2

3-125-4

Polycom

Curaçao 2

3-125-5

Radcomm

St. Maarten

3-125-6

Centenial

Curaçao

3-125-7

ECC

St. Maarten 1

ISPC

Aanbieder

Unieke naam

3-126-0

Radcomm

St. Maarten 2

3-126-1

Smitcoms

St. Maarten 2

3-126-2

Saltel

Curaçao

3-126-3

SantaBarbara

Curaçao

3-126-4

Setel

Curaçao UMTS

3-126-5

  

3-126-6

  

3-126-7

  

Bijlage 5 NSPS’s Nederlandse Antillen

Zone

Netwerk

SPID

Aanbieder

3

000-009

0t/m7

Telbo

3

010-019

0t/m7

Telbo

3

020-029

0t/m7

GSM Caribbean

3

030-039

0t/m7

Scarlet

3

040-049

0t/m7

Polycom

3

050-059

0t/m7

Third Wave Int.

3

060-069

0t/m7

Centenial

3

070-079

0t/m7

PCS

3

080-089

0t/m7

CSC

3

090-099

0t/m7

 

3

100-109

0t/m7

Setel

3

110-119

0t/m7

Setel

3

120-129

0t/m7

Setel

3

130-139

0t/m7

Setelmobile

3

140-149

0t/m7

Saltel

3

150-159

0t/m7

 

3

160-169

0t/m7

 

3

170-179

0t/m7

 

3

180-189

0t/m7

 

3

190-199

0t/m7

 

3

200-209

0t/m7

Antelecom

3

210-219

0t/m7

Antelecom

3

220-229

0t/m7

Antelecom

3

230-239

0t/m7

 

3

240-249

0t/m7

 

3

250-255

0t/m7

 

Zone

Netwerk

SPID

Aanbieder

5

000-009

0t/m7

Telem

5

010-019

0t/m7

Telem

5

020-029

0t/m7

Telem

5

030-039

0t/m7

Radcomm

5

040-049

0t/m7

Smitcoms

5

050-059

0t/m7

Satel

5

060-069

0t/m7

 

5

070-079

0t/m7

Eutel

5

080-089

0t/m7

 

5

090-099

0t/m7

ECC

5

100-109

0t/m7

 

5

110-119

0t/m7

WICC

5

120-129

0t/m7

 

5

130-139

0t/m7

 

5

140-149

0t/m7

 

5

150-159

0t/m7

Antelecom

5

160-169

0t/m7

 

5

170-179

0t/m7

 

5

180-189

0t/m7

 

5

190-199

0t/m7

 

5

200-209

0t/m7

 

5

210-219

0t/m7

 

5

220-229

0t/m7

 

5

230-239

0t/m7

 

5

240-249

0t/m7

 

5

250-255

0t/m7

 

Bijlagen 6

AANVRAAGFORMULIER

Aanvraagformulier voor 080X en 090X

nummers / carrier select code

Dagstempel voor ontvangst door BT&P

Opgave van informatie door de aanvrager

Naam:

Categorie(gelieve aan te kruisen)

  

Naamloze Vennootschap

  

Stichting

Adres:

 

Vereniging

  

Eenmanszaak

  

Andere

Informatie voor facturering

Naam:

 

Adres:

 

Contactpersoon

 

Naam:

 

Tel:

Handtekening:

Fax:

 

E-mail:

 

Op welk telefoonnetwerk (concessiehouder) bent u aangesloten

Lokaalvast

 

Mobiel

 

Langeafstand

 

Datum:

Hoeveel 080X/090X nummers / carrier select codes vraagt u thans aan:

De volgende documenten moeten worden bijgesloten

Voor 0806/0906 nummers:

  • Goedkeuringdoor het Bestuurscollegevan het eilandgebied van vestiging

    • Voor bedrijven:

      • ƒ Een origineel uittreksel van de Kamer van Koophandel en Nijverheid (niet ouder dan drie maanden)

      • ƒ Kopie van vestigingsvergunning

      • ƒ Kopie van de statuten van de vennootschap

    • Voor individuele personen:

      • ƒ Kopie van identiteitskaart van de Nederlandse Antillen of paspoort.

INFORMATIE OVER DE DIENST

(Gelieve additionele formulieren bij te voegen indien meerdere nummers worden aangevraagd)

Aangevraagd nummer

       
 
 
 

Alfanumerieke combinatie (indien van toepassing)

       

Categorie (gelieve één categorie aan te kruizen)

 

0800

 

0801

 

0802

 

0806

 

0809

 

0900

 

0906

 

0909

 

carrier select code

Voorkeur voor andere nummers indien het aangevraagde nummer niet beschikbaar is

       
       
       

Gelieve aan te kruisen:

 

Onmiddellijk gebruik van het nummer

 

Reservering van het nummer (6 maanden)

Korte beschrijving van de dienstverlening die met het nummer zal worden aangeboden:

 

Gepland dekkingsgebied van de dienst. Het dekkingsgebied kan indien gewenst op een later tijdstip worden uitgebreid.

Eiland

Telefoonnetwerken (concessiehouders)

Curaçao

 

Bonaire

 

St. Maarten

 

Saba

 

St. Eustatius

 

Bijlagen 7

Begrippenlijst
Abonneenummer (AN)

Het Abonneenummer is het nummer waarmee een abonnee in een netwerk of nummergebied geïdentificeerd wordt.

Betaal informatiediensten

Diensten, waaronder van tevoren opgenomen informatie of door een telefonist(e) verstrekte informatie, die een betaal 090X nummer gebruiken (bijv. 090X-0YYY, 090X-1YYY en 090X-NYY YYYY waarbij X=0,6,9 N=2,3,4,5,6,7,87,9 Y=0,1,2,3,4,5,6,7,8,9). Voor het gebruik van deze diensten worden kosten aan de contractant die het gesprek initieert in rekening gebracht. Dit omvat de basis telecommunicatiekosten van het gesprek en additionele kosten voor de informatie (toegevoegde waarde), hetzij gecombineerd of afzonderlijk, een en ander afhankelijk van de regeling tussen de dienstaanbieder en de telecommunicatie concessiehouder.

Carrier select (CS)

De contractant toetst, per geïnitieerd gesprek (Direct Distant Dialling), een code van vier cijfers (01Ax) of vijf cijfers (01Bxx) in, waarmee hij de lange afstand concessiehouder van zijn keuze aangeeft, voordat hij het volledig internationaal of interinsulair telefoonnummer intoetst. Voor het aankiezen van platformdiensten voor het voeren van lange afstand gesprekken wordt een code van vijf cijfers (01Bxx) ingetoetst.

Carrier pre-select (CPS)

De contractant sluit een ‘Carrier pre-select’ overeenkomst af met de lange afstand concessiehouder van zijn keuze ten einde zijn lange afstand telefoongesprekken te verzorgen waarbij het niet nodig is om per gesprek de carrier select code van vier cijfers in te toetsen.

Dienstaanbieder

De persoon of organisatie die telecommunicatiediensten verleent welke, geheel of gedeeltelijk uit het transport en de routering van signalen via de telecommunicatie-infrastructuur van de concessiehouder bestaat. In de praktijk kan een dienstaanbieder fungeren als wederverkoper van de opgedragen diensten van de concessiehouder en/of andere tele-informatie of toegevoegde waarde diensten aan derden aanbieden. De basis telecommunicatiediensten bestaande uit transport, schakelen en routeren van signalen behoren tot de verantwoordelijkheid van de concessiehouder.

Gratis informatiediensten

Diensten, waaronder van tevoren opgenomen informatie of door een telefoniste verstrekte informatie, die via een gratis informatie nummer toegankelijk zijn (bijv. 080X-0YYY, 080X-1YYY en 080X-NYY YYYY waarbij X = 0,6,9 N = 2,3,4,5,6,7,8,9 Y = 0,1,2,3,4,5,6,7,8,9). Deze diensten worden kosteloos aangeboden aan de contractant die het gesprek initieert.

Toegangsnummers

Nummers (kort en lang) die gebruikt worden voor toegang tot lange afstand telefoondienst (0801 serie) of toegang tot lokale telefoondienst (0802 serie).

Landencode(CC)

De landencode is een combinatie van één, twee of drie cijfers, waarmee een bepaald land ofwel een landengroep in een geïntegreerd nummerplan, ofwel een specifiek geografisch gebied, geïdentificeerd wordt. De landencode voor de Nederlandse Antillen is 599.

National Destination Code (NDC)

Een codecategorie naar keuze van een land, binnen het E.164 nummerplan, dat in combinatie met het Abonneenummer (AN), het Nationaal Significant Nummer (NN) vormt van het internationaal openbare telecommunicatienummer.

De NDC kan een decimaal cijfer zijn of een combinatie van decimale cijfers (de toegangscode ‘0’ daarbij niet inbegrepen), waarmee een nummergebied binnen een land of een landengroep wordt geïdentificeerd.

Nationaal (Significant) Nummer N(S)N

Het Nationaal Significant Nummer is dat gedeelte van een nummer dat volgt op de landencode voor speciale geografische gebieden. Het Nationaal Significant Nummer bestaat uit de Nationale bestemmingscode (NDC) gevolgd door het Abonneenummer (AN). De functie en vormgeving van het N(S)N wordt nationaal bepaald.

Nummerhouder

De dienstaanbieder of de concessiehouder aan wie door de Minister een nummer of nummerserie uit het nummerplan is toegewezen.

Pre-selectoverride (PSO)

De contractant met een ‘Carrier pre-select’ overeenkomst heeft altijd de mogelijkheid om per gesprek naar keuze een andere lange afstand concessiehouder te kiezen voor de afhandeling van dat gesprek.

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 5de juni 1974 houdende bijzondere regelen omtrent de opleiding van administratieve ambtenaren werkzaam bij de belastingdienst, en de aan deze opleiding verbonden examens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies

HOOFDSTUK 1

§ De opleiding
Artikel 1

Bij landsbesluit kan in elk der eilandgebieden ten behoeve van de administratieve ambtenaren, die werkzaam zijn bij de belastingdienst, een leergang, opleidende tot het vakexamen voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964 no. 159) worden ingesteld.

Bij landsbesluit worden tevens de leraren benoemd en de vergoeding van de leraren en de cursusleider geregeld.

Artikel 2
  • 1. De in artikel 1 vermelde leergang bestaat uit twee gedeelten:

    • a. het eerste gedeelte omvattende het eerste leerjaar en opleidende tot het examen voor benoembaarheid tot klerk als bedoeld in artikel 13;

    • b. het tweede gedeelte omvattende het tweede, derde en vierde leerjaar en opleidende tot het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies als bedoeld in artikel 14.

  • 2. Het cursusjaar begint gelijktijdig met het schooljaar van de openbare scholen.

Artikel 3

De organisatie van en het toezicht op de leergang berusten bij de Directeur van het Departement van Onderwijs die zich daarbij kan doen bijstaan door de in artikel 6 bedoelde cursusleiders.

Artikel 4
  • 1. Het leerplan is als bijlage bij dit landsbesluit gevoegd.

  • 2. Een lesuur duurt vijf en veertig minuten.

  • 3. Het rooster van lesuren wordt door de Directeur van het Departement van Onderwijs, na overleg met de leraren, vastgesteld of gewijzigd.

  • 4. De vakanties vallen samen met die van de openbare scholen in het betrokken eilandgebied.

Artikel 5
  • 1. Directeur van het Departement van Onderwijs wijst de lokaliteiten aan waar de lessen worden gegeven en geeft voorschriften omtrent het gebruik daarvan.

  • 2. Indien deze lokaliteiten leslokalen van openbare scholen betreffen, geschiedt deze aanwijzing na verkregen toestemming van het bestuurscollege van het betrokken eilandgebied.

Artikel 6

In elk der eilandgebieden waarbinnen een leergang is ingesteld kan één der leraren door de Directeur van het Departement van Onderwijs als cursusleider worden aangewezen; deze volgt de hem door de Directeur van het Departement van Onderwijs ten aanzien van de leergang gegeven aanwijzingen op.

Artikel 7

De leraren houden aantekeningen van de vorderingen en de verzuimen van de cursisten.

Artikel 8
  • 1. Het eerste leerjaar van de cursus is gelijk aan dat, genoemd in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no, 8). Voor toelating gelden dezelfde vereisten.

  • 2. Tot het tweede leerjaar van een leergang worden bij de aanvang van de cursus toegelaten administratieve ambtenaren, die tenminste voldoen aan een der volgende eisen:

    • a. in het bezit zijn van een einddiploma van een middelbare school met 5 of 6-jarige cursus;

    • b. met goed gevolg het examen voor benoembaarheid tot klerk hebben afgelegd;

    • c. in het bezit zijn van een diploma of ander schriftelijk bewijs, dat naar het oordeel van de Directeur van het Departement van Onderwijs, tenminste evenveel waarborgen biedt voor de mate van ontwikkeling als verondersteld wordt aanwezig te zijn bij het voldoen aan een der onder a en b gestelde eisen.

  • 3. Ambtenaren, werkzaam bij de belastingdienst, kunnen niet het tweede, derde en vierde leerjaar volgen van de leergang, omschreven in het landsbesluit van de 24ste januari 1972 (P.B. 1972, no. 8).

    De Directeur van het Departement van Onderwijs kan evenwel op daartoe gedaan verzoek in overleg met de Directeur der Belastingen de cursist, die blijk heeft gegeven niet in staat te zijn de leergang, bedoeld in deze regeling, met gunstig resultaat te voltooien, tot het tweede leerjaar en de daarop volgende leerjaren van de leergang, omschreven in het landsbesluit van de 24ste januari 1972 (P.B. 1972, no. 8) toelaten.

  • 4. Tot het derde leerjaar worden toegelaten de cursisten, die met gunstig gevolg de vastgestelde tentamens van het tweede leerjaar hebben afgelegd.

  • 5. Tussentijdse toelating tot het eerste of tweede leerjaar kan worden toegestaan door de Directeur van het Departement van Onderwijs, indien de aanvrager kan aantonen, dat hij met redelijk kans van slagen het betreffende leerjaar zal kunnen volgen en hij voldoet aan een der in het eerste en tweede lid gestelde eisen.

  • 6. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de Directeur van het Departement van Onderwijs aan niet-administratieve ambtenaren en arbeidscontractanten in dienst van de Overheid toestemming verlenen de leergang te volgen.

Artikel 9
  • 1. De cursisten zijn lesgeld verschuldigd ten bedrage van tien gulden per maand; de lesgelden worden maandelijks gestort bij de Landsontvanger van het betrokken eilandgebied.

  • 2. Vrijstelling of vermindering van lesgeld wordt niet verleend.

  • 3. De cursisten bekostigen zelf hun boeken en verdere benodigheden [bedoeld zal zijn: benodigdheden].

Artikel 10
  • 1. Aan de cursisten, die de lessen niet geregeld bijwonen of door slecht gedrag het onderwijs belemmeren, kan op voorstel van één der leraren door de Directeur van het Departement van Onderwijs het verder volgen van de lessen gedurende het lopende leerjaar worden ontzegd.

  • 2. Een zelfde maatregel kan de Directeur van het Departement van Onderwijs treffen ten aanzien van cursisten, die het verschuldigde lesgeld niet tijdig voldoen.

HOOFDSTUK II

§ De Tentamens
Artikel 11
  • 1. Het onderwijs in de hiernavolgende vakken wordt afgesloten met een tentamen:

    Tweede leerjaar : invordering

    staatsrecht

    comptabiliteit

    kennis wettelijke regelen belastingverordeningen

    kennis administratieve regelen belastingverordeningen boekhouden

    Derde leerjaar : Burgerlijkrecht

    Invordering

    kennis administratieve regelen belastingverordeningen

    kennis wettelijke regelen belastingverordeningen boekhouden

    Vierde leerjaar : ambtenarenrecht en Administratiefrecht

    Successierecht en Burgerlijk Wetboek Kantoororganisatie en statistiek

  • 2. De tentamens worden afgenomen nadat de stof in de desbetreffende vakken overeenkomstig het leerplan is behandeld.

  • 3. De omvang van de kennis die bij een tentamen wordt gevorderd is aangegeven in het leerplan dat als bijlage bij dit landsbesluit is gevoegd.

  • 4. Het tentamen wordt schriftelijk of mondeling afgenomen door de desbetreffende leraar. De tijdsduur bedraagt voor een schriftelijk tentamen 60-90 minuten en voor een mondeling tentamen 20-30 minuten.

  • 5. Bij afwijzing kan binnen twee maanden na datum een hertentamen worden afgelegd.

  • 6. In het tweede leerjaar kan een kandidaat ten hoogste twee hertentamens afleggen.

  • 7. De aflegging van een tentamen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt niet vereist indien de kandidaat ten genoegen van de Directeur van het Departement van Onderwijs aantoont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

HOOFDSTUK III

§ A. De Examens
Artikel 12
  • 1. Telkenmale wordt aan het einde van de desbetreffende opleiding gelegenheid gegeven tot het afleggen van de vakexamens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies.

  • 2. Tot het afnemen van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde examens worden door de Gouverneur gecommitteerden aangewezen, die met de betrokken leraren en de cursusleider de examencommissie vormen De Directeur van het Departement van Onderwijs is ambtshalve gecommitteerde en voorzitter van de beide examen-commissies.

Artikel 13
  • 1. Het examen voor benoembaarheid tot klerk omvat de navolgende vakken:

    • a. Inleiding tot het Recht,

    • b. Maatschappijleer

    • c. Redactietraining

    • d. Boekhouden en

    • e. Rekenkunde

  • 2. Het examen wordt schriftelijk afgenomen.

    De tijdsduur bedraagt 60 minuten voor elk vak.

  • 3. Vrijstelling van het afleggen van examen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt verleend indien de kandidaat ten genoegen van de Directeur van het Departement van Onderwijs aantoont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

Artikel 14
  • 1. Het examen voor benoembaarheid tot adjunctcommies omvat de navolgende vakken:

    • a. Inkomstenbelasting

    • b. Winstbelasting

    • c. Andere heffingswetten

    • d. Invordering en comptabiliteit.

  • 2. Het examen wordt zowel schriftelijk als mondeling afgenomen.

    De tijdsduur bedraagt voor elk vak: schriftelijk 60–90 minuten en mondeling 20–30 minuten.

    Vrijstelling van het afleggen van examen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt verleend indien de kandidaat ten genoege van de Directeur van het Departement van Onderwijs aan toont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

Artikel 15
  • 1. De cursisten die zich voor het afleggen van het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies hebben aangemeld, worden daartoe slechts toegelaten wanneer zij de tentamens in het derde en vierde leerjaar, bedoeld in artikel 11 lid 1, met goed gevolg hebben afgelegd en uiterlijk twee dagen voor het begin van het examen een examengeld van tien gulden hebben voldaan ten kantore van de Landsontvanger in het eilandgebied waar zij woonachtig zijn.

  • 2. Eenmaal betaald examengeld wordt niet teruggegeven.

§ B. Het Examenreglement
Artikel 16
  • 1. De voorzitter van de examencommissie belegt een vergadering zo dikwijls hij dit nodig acht en wijst de lokalen aan waar de examens worden afgenomen.

  • 2. De cursusleider treedt op als secretaris van de examencommissie in het eilandgebied waar de leergang is ingesteld.

  • 3. De leden van de examencommissie nemen de nodige maatregelen, opdat ten opzichte van alles wat op de examens betrekking heeft, geheimhouding in acht genomen wordt.

Artikel 17
  • 1. In de eerste vergadering die de voorzitter belegt, worden vastgesteld:

    • a. het plan voor de inrichting van de examens;

    • b. de regelen ter berekening van de eindcijfers der vakken;

    • c. de normen voor de uitslag der examens.

  • 2. Deze eerste vergadering vindt geen doorgang, als de helft der door de voorzitter opgeroepen leden van de examencommissie niet aanwezig is.

  • 3. De omvang van de kennis die bij de examens wordt gevorderd, is aangegeven in het leerplan, dat als bijlage bij dit landsbesluit is gevoegd.

  • 4. De schriftelijke opgaven worden door de leden der examencommissie ontworpen en door de voorzitter vastgesteld.

  • 5. De secretaris geeft aan elke kandidaat tijdig kennis, waar en wanneer deze tot het afleggen van een examen moet verschijnen.

Artikel 18
  • 1. Het schriftelijk werk wordt onder voortdurend toezicht gemaakt.

  • 2. De voorzitter wijst een of meer leden van de examencommissie aan om dit toezicht uit te oefenen.

  • 3. Het schriftelijke werk wordt door alle kandidaten, die deelnemen aan eenzelfde examen, gelijktijdig gemaakt.

  • 4. Het gebruik van andere dan door de examencommissie voorgeschreven hulpmiddelen is daarbij verboden.

  • 5. Zij, die zich aan enig bedrog bij het examen schuldig maken, worden door de voorzitter van de verdere deelneming van het examen uitgesloten.

  • 6. Het schriftelijke werk wordt op een door de voorzitter belegde vergadering, vóór het begin van het mondeling examen, nagezien en beoordeeld.

Artikel 19
  • 1. Bij het mondeling onderzoek worden de kandidaten afzonderlijk ondervraagd.

  • 2. Er worden zoveel mogelijk aantekeningen gehouden van de daarbij gestelde vragen.

Artikel 20
  • 1. Het oordeel over de kennis van de kandidaten wordt voor ieder vak of onderdeel van een vak uitgedrukt door een van de cijfers 1 t/m 10, aan welke de volgende betekenis is te hechten:

    10: uitmuntend

    9: zeer goed

    8: goed

    7: ruim voldoende

    6: voldoende

    5: bijna voldoende

    4: onvoldoende

    3: zeer onvoldoende

    2: slecht

    1: zeer slecht

  • 2. Na afloop van elk examen wordt de uitslag door de examencommissie vastgesteld.

Artikel 21
  • 1. De examencommissie kan beslissen om een kandidaat, die niet voldoet aan de normen om te slagen, gelegenheid te geven tot afleggen van een herexamen.

  • 2. Gelegenheid tot het afleggen van een herexamen wordt slechts in zeer bijzondere gevallen, ter beoordeling van de examencommissie, verleend.

  • 3. Herexamen is maximaal mogelijk voor één onderdeel.

  • 4. Herexamen is mogelijk voor het schriftelijk en/of mondeling gedeelte.

  • 5. Het toegekende cijfer voor het herexamen wordt in de plaats gesteld van het oorspronkelijke cijfer.

  • 6. Het herexamen zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 14 dagen na afloop van het examen plaats hebben.

  • 7. Bij een herexamen zal steeds een tweede gecommitteerde optreden, die door de voorzitter wordt aangewezen.

Artikel 22
  • 1. De uitslag der examens wordt zodra mogelijk aan de kandidaten medegedeeld.

  • 2. Aan de geslaagden wordt een getuigschrift uitgereikt; de getuigschriften worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

  • 3. Zowel de afgewezen kandidaten als zij, wier examen met gunstig gevolg is geweest, ontvangen van de examencommissie een schriftelijke mededeling van de uitslag van hun examen in elk vak.

    Deze mededeling wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 23
  • 1. Het gemaakte schriftelijke werk wordt gedurende zes maanden bij het Departement van Onderwijs bewaard, waarna het wordt vernietigd.

  • 2. De gehouden aantekeningen van het mondelinge onderzoek alsmede een naamlijst van de kandidaten met vermelding van de behaalde cijfers en de uitslagen worden in het archief van de Directeur van het Departement van Onderwijs bewaard, alwaar ook afschriften van de schriftelijke opgaven moeten berusten.

    De leraren en de in artikel 12 lid 2 bedoelde gecommitteerden genieten voor het afnemen van tentamens en examens vergoedingen naar de maatstaf, vastgesteld in artikel 258 van het Onderwijsbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 49).

HOOFDSTUK IV

§ Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 25

Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen andere opleidingen dan die genoemd in artikel 1 van dit landsbesluit worden ingesteld ter verdere theoretische en praktische scholing van degenen die het vakexamen voor benoembaarheid tot adjunct-commies als in evenvermeld artikel bedoeld met goed gevolg hebben afgelegd.

Artikel 26
  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: ‘Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst’.

  • 2. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 september 1973.

  • 3. De ambtenaren die bij de belastingdienst werken en met goed gevolg het tentamen van het tweede studiejaar, als vermeld in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no. 8), hebben afgelegd bij het begin van de cursus genoemd in dit landsbesluit, mogen de cursus genoemd in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no. 8) blijven volgen.

BIJLAGE

INLEIDING TOT DE RECHTSWETENSCHAP

Duur: 1 jaar

Het doel is om de cursisten begrip bij te brengen over de taak van de rechtsorde en hen vervolgens in te leiden in de onderscheidene rechtsgebieden (burgerlijk recht, handelsrecht enz.). Daartoe wordt vereist kennis omtrent de omtrent de bronnen van het recht, de gebruikelijke indelingen van het recht en een globaal inzicht in hetgeen ieder onderdeel van het recht inhoudt.

MAATSCHAPPIJLEER

Duur: 1 jaar

Het doel van de maatschappijleer is enige kennis van en inzicht in de onderlinge verhoudingen in het maatschappelijk leven te krijgen. Het onderwijs hierin omvat een algemene beschouwing van de verhoudingen, die samenhangen met: de burgers in de staat, het economisch en sociaal streven der mensen, het cultureel leven, de inrichting van de staat.

REDAKTIE-TRAINING

Duur: 1 jaar

Het doel is de cursisten te trainen in het voeren van ambtelijke correspondentie en kennis te doen nemen van de problematiek verband houdend met het schrijven van nota’s, het opstellen van circulaires, het concipiëren van besluiten e.d.

In dit verband zal aandacht worden geschonken aan de vorm van de brief, de begeleidingsbrief, het verstrekken van inlichtingen, de rappelbrief, het beantwoorden van een klachtenbrief, de circulaire, het besluit, het adresseren van stukken en in het algemeen aan het specifiek ambtelijk taalverkeer.

BOEKHOUDEN

Duur: 3 jaar

Dit vak dient de cursisten een zodanige kennis van boek van boekhouden bij te brengen dat zij:

  • 1. een globale kennis hebben van de overheidsboekhouding

  • 2. een particuliere boekhouding begrijpen.

Behandeld wordt:

m.b.t. ad (1 1e jaar) (summier)

Geschiedenis en ontwikkeling van het boekhouden

Verschillende systemen van het boekhouden

De Kameraalstijl

De begroting

De techniek van het boeken

Begrotingstechniek

Overheidsboekhouding

Begrotingsbewaking

m.b.t. ad. 2 (2e en 3e jaar)

De verschillende wijzen van het voeren van een boekhouding in een particuliere onderneming.

REKENKUNDE

Duur: 1 jaar

Dit vak wordt in het leerplan opgenomen ter wille van een doelmatige voorbereiding van de cursisten op de financieel-economische vakken in de vervolgopleiding.

De volgende onderwerpen komen daarbij aan de orde: behandeling van enige belangrijke onderwerpen uit de rekenkunde, inzonderheid de hoofdbewerkingen met gehele en gebroken getallen, de eigenschappen der deelbaarheid, de verhoudingen en evenredigheden, reken- en meetkundige reeksen, bepaling van percentages, geldmiddelen.

COMPTABILITEIT

Duur: 1½ jaar

Doel is de cursisten de kennis bij te brengen van de comptabele verwerking van de belastinggelden.

Vereist wordt:

  • a. Kennis van de wijze, waarop zowel de ontvangsten als de teruggaven administratief worden verwerkt.

  • b. Globale kennis van de comptabele wetgeving-

INVORDERING

Duur: 3½ Jaar

Hierbij is het de bedoeling de cursisten de nodige kennis bij te brengen betreffende de administratieve behandeling bij de invordering, alsmede kennis van de wetgeving.

Vereist wordt:

  • a. Kennis van de administratieve werkzaamheden betreffende de vervolging,

  • b. Kennis van de invorderingsbepalingen, waaronder begrepen de dwanginvordering en enkele bepalingen van het wetboek van burgerlijk rechtsvordering.

STAATSRECHT

Duur: 2 jaar

Doel is de cursisten inzicht bij te brengen aangaande de positie van de Nederlandse Antillen binnen het Koninkrijk en kennis aangaande het staatkundig bestel van het Koninkrijk en van de Nederlandse Antillen.

Vereist wordt kennis van:

de staatkundige geschiedenis van het Koninkrijk en van de Nederlandse Antillen, verhouding van het Koninkrijk tot de landen van het Koninkrijk, verdeling van bevoegdheden tussen het Koninkrijk en de landen, organen van het Koninkrijk en van de Nederlandse Antillen, verdeling van de staatstaken, over de diverse organen van het Koninkrijk, verdeling van de staatstaak over de diverse organen van de Nederlandse Antillen, verhouding van de staatsorganen in de Nederlandse Antillen, tot elkander, functies van de staatsorganen van het Koninkrijk en van de Nederlandse Antillen.

INKOMSTENBELASTING

Duur: 3 jaar

Doel is de cursisten inzicht bij te brengen in de ontwikkeling van de inkomstenbelasting alsmede een grondige kennis én van wetgeving én van de administratieve afhandeling aan te leren.

Vereist wordt kennis van:

de wettelijke regelen, de uitlegging van die regelen alsmede de practische toepassing van regelen en uitleg. Voorts kennis van de voorschriften van administratieve aard, zowel op inspectie als kantoor.

WINSTBELASTING (3 jaar)

Doel is de cursisten inzicht bij te brengen in de ontwikkeling van de winstbelasting alsmede een grondige kennis èn van welgeving èn van de administratieve afhandeling aan te leren.

Vereist wordt kennis van:

de wettelijke regelen, de uitlegging van die regelen alsmede de practische toepassing van regelen en uitleg. Voorts kennis van de voorschriften van administratieve aard, zowel op inspectie als kantoor.

ANDERE HEFFINGSWETTEN EN TAKEN VAN DE BELASTINGDIENST (3 jaar)

Dit betreft de grondbelasting, de gebruiksbelasting, de successiebelasting, de overdrachtsbelasting, de zegelbelasting, het speelvergunningsrecht hazardspelen, de belasting op Openbare verkopingen, alsmede de inhoudingsregelen m.b.t. de premie AOV/AWW en de inkomstenbelasting, (ten behoeve van het land) en de motorrijtuigenbelasting (ten behoeve van het eiland). Bij de te verrichten taken kan o.a. genoemd worden de registratie van stukken.

Doel is de cursisten inzicht bij te brengen in de ontwikkeling van de verschillende heffingswetten alsmede een grondige kennis’ én van wetgeving én van de administratieve afhandeling aan te leren.

Vereist wordt dezelfde kennis, als omschreven bij de inkomsten- en winstbelasting.

BURGERLIJK RECHT (1 jaar)

Doel is de cursisten inzicht en globale kennis bij te brengen omtrent het burgerlijk recht, onderscheiden naar materieel en formeel recht.

Enige kennis wordt geëist van het zaken- en verbintenissenrecht, het handelsrecht, faillissementsrecht, bewijs en verjaring.

(N.B.: Tijdens de behandeling van de ‘andere heffingswetten’ gaat aan de behandeling van de successiewet een uiteenzetting vooraf over personenrecht (waarin het huwelijksgoederen-recht) alsmede van het erfrecht).

ADMINISTRATIERECHT EN AMBTENARENRECHT (1 jaar)

Het doel is de cursisten kennis van het administratieve recht bij te brengen, zodat zij in de praktijk in staat zijn eenvoudige administratieve wetten te lezen.

Met betrekking tot het ambtenarenrecht is het de bedoeling hen een inzicht te verschaffen in hun rechtspositie, dit als onderdeel van het administratieve recht.

Behandeld wordt:

De plaats van het administratief recht in het geheel van het recht, de bronnen, verhouding bestuur en burger, de administratieve beschikking, de bescherming van de burger tegen de overheid. Daarbij worden enige verordeningen bij wijze van voorbeeld behandeld.

Ten behoeve van het ambtenarenrecht wordt kennis omtrent een doel en inhoud van materieel- en formeelrechtelijke bepalingen verlangd, alsmede inzicht in de materie van het georganiseerd overleg in ambtenarenzaken.

ORGANISATIE EN STATISTIEK (1 jaar)

Het doel is inzicht bijbrengen omtrent een doelmatige organisatie met betrekking tot verrichten van werk ten behoeve van de uitvoering van een project.

In dit kader moeten de cursisten in staat zijn eenvoudige statistische overzichten verwerking te leveren, statistieken te interpreteren, en moeten zij kennis dragen van enige statistieken die belangrijk zijn in de Nederlandse Antillen.

Behandeld worden o.a. organisatievormen, taakverdelingsprincipes en leidinggevende problemen, het werken met arbeidsschema’s personeelsbeleid.

Met betrekking tot statistiek komt o.a. aan de orde het verzamelen en verwerken van gegevens, het ontwerpen van vragenlijsten, het samenstellen van tabellen, het construeren van grafieken, het berekenen van gemiddelden, percentages en indexcijfers.

LESROOSTER

1e jaar: conform het bepaalde in het landsbesluit en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972 no. 8) met betrekking tot de opleiding voor het examen voor benoembaarheid tot klerk (zie bijlage bij dat landsbesluit (P.B. 1972 no. 8)

   

2e jaar:

  

Les

  

1.

Boekhouden

(1)

   

2.

Comptabiliteit

(1)

   

3.

Invordering

(½)

 

Staatsrecht

(½)

   

4.

Globale kennis van de

 
 

Landsverordening Inkomstenbelasting en Winstbelasting

(½)

 

Administratieve kennis van de Landsverordening

 
 

Inkomstenbelasting en Winstbelasting

(½)

Globale kennis andere heffingswetten

 

Administratieve kennis andere Heffingswetten

(½)

3e jaar:

  

Les

  

1.

Onroerendgoed-belasting wetskennis

(½)

   

Globale wetskennis invordering

(½)

   

2.

Administratieve kennis Inkomstenbelasting en Winstbelasting

(1)

   

3.

Administratieve kennis andere heffingswetten

(1)

   

4.

Motorrijtuigenbelasting wetskennis

(½)

 

Onroerendgoed-belasting (Administratie)

 
   

5.

Boekhouden

(1)

   

6.

Burgerlijk Wetboek

(1)

4e jaar:

  

Les

  

1.

Inkomstenbelasting wetskennis grondig

(1)

   

2.

Winstbelasting wetskennis grondig

(1)

   

3.

Successie en Burgerlijk Wetboek

(1)

   

4.

AOV/AWW en Inhoudingsregeling Inkomstenbelasting

(1)

   

5.

Invordering (wetskennis) en comptabiliteit

(1)

   

6.

Administratiefrecht en Ambtenarenrecht

(1)

   

7.

Organisatie en Statistiek

(1)

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 13de mei 1992 houdende regelen met betrekking tot de opleiding tot controleur der Belastingen (Landsbesluit controleurscursus)

Artikel 1

  • 1. Bij landsbesluit kan in elk der eilandgebieden van de Nederlandse Antillen voor de opleiding, vorming en training van ambtenaren bij de Belastingdienst een cursus worden ingesteld voor benoembaarheid tot controleur der Belastingen.

  • 2. Bij landsbesluit worden de docenten voor de vakken genoemd in artikel 9, eerste lid, benoemd, de met de dagelijkse leiding van cursus belaste cursusleider aangewezen en hun vergoeding vastgesteld.

Artikel 2

  • 1. De cursus duurt drie jaren en bestaat uit twee gedeelten:

    • a. een theoretische vorming die gedurende de gehele cursusduur na kantooruren plaatsvindt; en

    • b. een praktische vorming die gedurende 1½ jaar tijdens kantooruren plaatsvindt bij verschillende onderdelen van de belastingdienst van de Nederlandse Antillen.

  • 2. De cursusleider bepaalt jaarlijks de tijdvakken waarin de theoretische en de praktische vorming plaatsvindt, met dien verstande, dat de praktische vorming moet zijn voltooid op het tijdstip waarop de theoretische vorming een einde neemt.

Artikel 3

  • 1. Er is een Commissie van Toezicht van drie leden welke belast is met de organisatie van en het toezicht op de cursus. De Directeur der Belastingen als voorzitter en de Directeur van het Departement van Onderwijs zijn ambtshalve lid van de commissie. Zij kunnen een plaatsvervanger aanwijzen.

  • 2. Het derde lid van de commissie wordt op voordracht van de commissieleden bedoeld in het eerste lid bij landsbesluit benoemd.

  • 3. De cursusleider treedt op als secretaris van de Commissie van Toezicht.

Artikel 4

  • 1. Het aantal lesuren voor de vakken, genoemd in artikel 9l eerste lid, alsmede de duur van de lesuren, wordt bij landsbesluit vastgesteld.

  • 2. Het rooster van lesuren wordt door Commissie van Toezicht na overleg met de docenten en de cursusleider vastgesteld of gewijzigd en tijdig bekend gemaakt aan de cursisten.

Artikel 5

De docenten en de cursusleider houden aantekening van de vorderingen en verzuim van de cursisten. De cursusleider doet hiervan tenminste eenmaal per kwartaal mededeling van de voorzitter van de Commissie van Toezicht.

Artikel 6

  • 1. Tot de cursus kunnen worden toegelaten zij die:

    • a. in het bezit zijn van het diploma voor benoembaarheid tot adjunct commies en daarbij tenminste een voldoende voor het vak boekhouden hebben behaald en bovendien op het tijdsip waarop de cursus aanvangt tenminste twee jaren ervaring op het niveau van adjunct-commies binnen de Belastingdienst hebben opgedaan; dan wel in het bezit zijn van een HAVO-diploma met handelspakket en daarbij tenminste een voldoende voor Handelswetenschappen hebben behaald; en

    • b. niet ouder zijn dan 40 jaren; en

    • c. niet reeds eerder hebben deelgenomen aan een controleurscursus.

  • 2. De Directeur der Belastingen kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, een minimum, dan wel, een maximum aantal deelnemers per cursus vaststellen. Ingeval een maximum aantaal deelnemers per cursus wordt vastgesteld, vindt toelating plaats in volgorde van een door de Commissie van Toezicht op te st4ellen lijst van meest geschikte kandidaten aan de hand van door haar vastgestelde criteria

  • 3. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, kunnen zij, die niet voldoen aan de in dat lid gestelde toelatingseisen, niettemin in bijzondere gevallen door de Commissie van Toezicht tot de cursus worden toegelaten.

Artikel 7

  • 1. De cursisten zijn geen lesgeld verschuldigd.

  • 2. De cursisten bekostigen zelf kun boeken en verdere benodigdheden.

  • 3. de cursisten die de opleiding met succes beëindigen zijn gehouden daarop aansluitend (nog) vijf jaren onafgebroken in landsdienst werkzaam te zijn.

  • 4. Indien zij dit dienstverband voortijdig verbreken, zullen zij aan de Landsoverheid een schadevergoeding van $ 500,– voor iedere volle maand die ontbreekt aan genoemde periode van vijf jaren verschuldigd zijn.

  • 5. Geen schadevergoeding is verschuldigd indien de voortijdige verbreking van het dienstverband het gevolg is van welbewezen ziels- en of lichaamsgebreken, buiten eigen toedoen ontstaan, ter beoordeling van de Gouverneur.

Artikel 8

  • 1. De cursisten die zonder geldige reden niet geregeld de lessen bijwonen of door slecht gedrag het onderwijs verstoren of belemmeren of niet voldoende presteren, of zich aan enig bedrog aan een examen schuldig maken, kunnen op schriftelijk voorstel van de cursusleider door de Commissie van Toezicht van de verdere deelname aan de cursus worden uitgesloten.

  • 2. Uitsluiting vindt in ieder geval plaats op het moment dat, naar het oordeel van de Commissie van Toezicht, onvoldoende kansen resteren op het succesvol beëindigen van de opleiding.

Artikel 9

  • 1. Gedurende de cursus wordt onderwijs gegeven in de volgende vakken:

    • a. Algemene vorming;

    • b. Nederlandse taal;

    • c. Correspondentie en rapportage;

    • d. Privaatrecht;

    • e. Belastingrecht;

    • f. Boekhouden;

    • f. Voortgezet boekhouden;

    • h. Economie;

    • i. Controletechniek;

    • j. Sociale vaardigheden.

  • 2. De vakken a t/m i worden afgesloten met een schriftelijk examen. de vakken d, e en i worden tevens mondeling geëxamineerd. De Commissie van Toezicht kan bepalen dat tussentijdse (vrijstellende) tentamens worden afgenomen.

Artikel 10

  • 1. tot het afleggen van de examens worden slechts toegelaten de cursisten die zich hiervoor hebben aangemeld.

  • 2. De omvang van de kennis die bij de examens wordt gevorderd is aangegeven in het leerplan dat als bijlage bij dit landsbesluit is gevoegd.

  • 3. De examens worden afgenomen door de desbetreffende docent.

    De examens worden tevens afgenomen onder toezicht van de voor ieder vak door de examencommissie, op voordracht van de Commissie van Toezicht, aangewezen gecommitteerde.

  • 4. Bij afwijzing wordt de cursist binnen zes maanden na examendatum in de gelegenheid gesteld een herexamen af te leggen.

  • 5. Het zich niet aanmelden voor c.q. het niet deelnemen aan een aangemeld examen of herexamen wordt gelijkgesteld met een afwijzing met het cijfer 1 (één) als bedoeld in artikel 15.

Artikel 11

In het eilandgebied waar ingevolge artikel 1, eerste lid, een cursus is ingesteld, vormen de betrokken docenten, de cursusleider, de leden van de Commissie van Toezicht de examencommissie voor dat eilandgebied.

De Directeur van het Departement van Onderwijs of diens plaatsvervanger is ambtshalve voorzitter van de examencommissie. De secretaris van de Commissie van Toezicht is tevens secretaris van de examencommissie.

Artikel 12

  • 1. De examencommissie stelt een examenreglement vast waarin in ieder geval voorschriften worden opgenomen ten aanzien van:

    • a. de wijze van inrichting en tijdsduur van de examens;

    • b. de berekening van het eindcijfer der vakken;

    • c. de normen voor de vaststelling van de uitslag van de examens;

    • d. de herexamens.

  • 2. De schriftelijke opgaven worden door de docenten ontworpen en door de examencommissie vastgesteld.

  • 3. De secretaris van de examencommissie geeft aan elke kandidaat ten minste twee weken van te voren schriftelijk kennis waar en wanneer deze tot het afleggen van een examen moet verschijnen.

  • 4. De leden van de examencommissie nemen de nodige maatregelen opdat ten opzichte van alles wat op d examens betrekking heeft geheimhouding in acht wordt genomen.

Artikel 13

  • 1. Het schriftelijk werk wordt door alle kandidaten die deelnemen aan eenzelfde examen, gelijktijdig gemaakt.

  • 2. Bij een mondeling examen worden de kandidaten afzonderlijk in tegenwoordigheid van de aangewezen gecommitteerde ondervraagd. De gecommitteerde kan ook vragen stellen. Er wordt zoveel mogelijk aantekening gehouden van de daarbij gestelde vragen.

  • 3. Het gebruik van andere dan door de examencommissie toegestane hulpmiddelen is niet toegestaan.

  • 4. Aan hen, die zich aan enig bedrag bij het examen schuldig maken, kan door de voorzitter van de examencommissie de verdere deelneming aan dat examen worden ontzegd.

  • 5. De uitslag van het examen wordt op een door de voorzitter van de examencommissie belegde vergadering vastgesteld en zo spoedige mogelijk aan de kandidaten medegedeeld.

Artikel 14

Het oordeel over de kennis van de kandidaten wordt voor ieder vak uitgedrukt door een van de cijfer 1 t/m 10 – met eventueel de daartussen liggende decimalen – aan welke de volgende betekenis is te hechten:

10.

Uitmuntend

5.

bijna voldoende

9.

zeer goed

4.

onvoldoende

8.

goed

3.

zeer onvoldoende

7.

ruim voldoende

2.

slecht

6.

voldoende

1.

zeer slecht

Artikel 15

  • 1. De eindcijferlijst wordt in een door de voorzitter van de examencommissie belegde vergadering vastgesteld.

  • 2. Aan de geslaagden worden een getuigschrift en de eindcijferlijst uitgereikt. Deze worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

  • 3. Op verzoek kan aan de niet-geslaagden een eindcijferlijst worden uitgereikt.

Artikel 16

De gecommitteerden en examinatoren genieten voor het afnemen van examens een bij landsbesluit te bepalen vergoeding.

Artikel 17

Het in de voorgaande artikelen ten aanzien van examens bepaalde is eveneens van toepassing op tentamens.

Artikel 18

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschriften worden gegeven ten aanzien van onderwerpen waarin dit landsbesluit niet voorziet.

Artikel 19

  • 1. Het landsbesluit van de 21ste december 1981 no. 59 no. 5372/PZ wordt ingetrokken.

  • 2. Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als ‘Landsbesluit controleurscursus’, treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is en werkt terug tot en met 1 januari 1989.

  • 3. Voor zover na 10 september 1981, doch voor 1 januari 1989 cursussen voor benoembaarheid tot controleur der Belastingen zijn gegeven zonder dat de daarvoor noodzakelijke landsbesluiten worden vastgesteld en in werking getreden, worden deze geacht niettemin te hebben plaatsgevonden in overeenstemming met dit landsbesluit.

BIJLAGE behorende bij het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 13de mei 1992, P.B1992, no. 66 (Landsbesluit controleurscursus).

LEERPLAN
  • a. Algemene vorming

    Doel:

    Het geven van inzicht in o.a.:

    • staatsinrichting;

    • functies van de overheid in de maatschappij;

    • sociaal-economische belangenorganisaties een en ander uitgaande van de toekomstige beroepsoptiek van de cursisten.

  • b. Nederlands taal

    Doel:

    Het vergroten van de taalvaardigheid, zowel passief (luisteren en lezen als actief (spreken en schrijven

  • c. Correspondentie en rapportage

    Doel:

    Het leren opstellen van brieven en rapporten in begrijpelijk Nederlands op een logische en systematische wijze.

    Dit onderdeel valt uiteen in:

    • 1. basistechnieken;

    • 2. correspondentie;

    • 3. rapportage boekenonderzoek.

  • d. Privaatrecht

    Doel:

    Het geven van inzicht in de structuur en functie van het rechtsbestel. Nadruk wordt gelegd op onderdelen die een raakvlak hebben met het belastingrecht.

    De volgende onderwerpen komen aan de orde:

    • 1. inleiding;

    • 2. rechtssubject;

    • 3. overeenkomsten;

    • 4. verbintenissen;

    • 5. zakenrecht;

    • 6. procesrecht;

    • 7. ondernemingsrecht.

  • e. Belastingrecht

    Doel:

    Het op een zodanig peil brengen van de kennis omtrent de regelgeving t.a.v. de verschillende belastingmiddelen, dat op verantwoorde wijze kan worden opgetreden bij heffing, inning dan wel controle.

    Bijzondere nadruk valt op de winstsfeer.

    Indeling:

    • 1. inleiding tot de belastingheffing;

    • 2. inleiding directe belastingen;

    • 3. opbrengst van onderneming;

    • 4. Loonbelasting/premie AOV/AWW;

    • 5. winstbelasting (on-shore);

    • 6. opbrengst van roerend kapitaal;

    • 7. inleiding internationaal belastingrecht;

    • 8. winstbelasting (off-shore);

    • 9. diverse onderwerpen inkomsten belasting;

    • 10. overige landsverordeningen;

    • 11. invorderingsrecht;

    • 12. capita selecta.

  • f. Boekhouden

    Doel:

    Het bijbrengen van inzicht in boekhoudingen gevoerd door kleine en middelgrote ondernemingen en door beoefenaars van vrije beroepen. Tevens is opgenomen een aantal onderwerpen uit handelsrekenen en Handelskennis.

    Dit vak wordt als volgt behandeld:

    • 1. methodiek van het enkelboekhouden;

    • 2. methodiek van het dubbelboekhouden;

    • 3. handelsrekenen/bedrijfscalculatie;

    • 4. boekhouding industriële ondernemingen;

    • 5. boekhouding van diverse typen van ondernemingen;

    • 6. boeken en obligo’s;

    • 7. bijzondere boekingen/technieken.

  • g. Voortgezet boekhouden

    Doel:

    Het kennis laten maken met basis begrippen uit de statistiek en de financiële rekenkunde. Daarnaast het behandelen van enige onderwerpen uit het boekhouden die nauw verbonden zijn aan de bedrijfseconomie, alsmede het geven van enig inzicht in het geautomatiseerd administreren.

    Indeling:

    • 1. inleiding statistiek;

    • 2. inleiding financiële rekenkunde;

    • 3. computer boekhouden;

    • 4. bijzondere boekingen/capita selecta.

  • h. Economie

    Doel:

    Het bijbrengen van kennis van belangrijke economische begrippen en het verschaffen van inzicht in het economische gebeuren.

    Nadruk lig op bedrijfseconomische aspecten, de algemene economie komst slechts zijdeling aan de orde.

    Indeling:

    • 1. inleiding macro- en micro-economie;

    • 2. inleiding bedrijfseconomie;

    • 3. financiëring;

    • 4. organisate & planning.

  • i. Controletechniek

    Doel:

    De cursisten te leren hoe een boekhouding kan worden gecontroleerd. De controle is hierbij gericht op het uitbrengen van een advies m.b.t. de aanvaardbaarheid van belastingsaangiften.

    De volgende onderdelen zullen worden behandeld:

    • 1. inleiding controletechniek;

    • 2. inleiding administratieve organisatie;

    • 3. verbandscontroles;

    • 4. goederenbeweging;

    • 5. geldbeweging;

    • 6. vorderingen- en schuldenbeweging;

    • 7. vermogensvergelijk/kasopstelling;

    • 8. cijferbeoordeling;

    • 9. proces van aanslagregeling;

    • 10. algemene aanpak boekenonderzoek;

    • 11. controle van handelsbedrijven;

    • 12. controle van industriële bedrijven;

    • 13. controle van dienstverlenende bedrijven;

    • 14. techniek van de automatisering;

    • 15. controle van geautomatiseerde administraties.

  • j. Sociale vaardigheden

    Doel:

    Het leren omgaan met mensen in een van nature vaak vijandige sfeer, zonder de gestelde doelen van het oog te verliezen.

    In dit kader komen o.m. aan de orde:

    • conflict hantering;

    • assertiviteit;

    • onderhandelingstechniek;

    • problemsolving;

    • teamwork.

EXAMENREGLEMENT als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 13de mei 1992, P.B1992, no. 66 (Landsbesluit controleurscursus).

Artikel 1

Waarna hierna esproken wordt over ‘examen’ wordt daaronder mede verstaand ‘tentamen’

Artikel 2
  • 1. Voor het betreden van het examenlokaal tekent de kandidaat een door de examencommissie gewaarmerkte presentielijst, onder overlegging van een geldig legitimatiebewijs.

  • 2. Een kandidaat die te laat komt op een schriftelijk examen mag uiterlijk tot een half uur na aanvang van het schriftelijk examen tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op hetzelfde tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.

  • 3. Een kandidaat die te laat komt op een mondeling examen wordt in principe niet tot dat examen toegelaten.

Artikel 3
  • 1. Het schriftelijke werk door alle kandidaten die deelnemen aan eenzelfde examen gelijktijdig gemaakt.

  • 2. Het schriftelijke werk wordt gemaakt op gewaarmerkt papier, verstrekt door of vanwege de voorzitter van de examencommissie; daarbij is het gebruik van andere dan de door de examencommissie toegestane hulpmiddelen verboden

  • 3. De kandidaat plaatst zijn naam op het papier.

  • 4. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen aan de kandidaten verstrekt, tenzij de voorzitter van de examencommissie daartoe machtiging heeft verleend.

  • 5. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van degenen die toezicht houdt uit het examenlokaal te verwijderen.

  • 6. De kandidaat levert zijn werk tegen kwijting bij de toezichthouder in. Aan het einde van de zitting controleert de toezichthouder of alle kandidaten het gemaakt werk hebben ingeleverd.

  • 7. Degene die zich aan enig bedrog bij het examen schuldig maakt, wordt door de voorzitter van de examencommissie de verdere deelneming aan het examen ontzegd.

Artikel 4
  • 1. De secretaris van de examencommissie stelt zo spoedig mogelijk het door de kandidaten gemaakte schriftelijke werk met een exemplaar van de opgaven en van de standaarduitwerking aan de examinator ter hand.

  • 2. De examinator kijkt het werk zo spoedig mogelijk na, wijst er de onvolkomenheden in aan en geeft het met de standaarduitwerking en zijn beoordeling en voorzien van een toelichting die voor een juiste waardering van belang is, aan de gecommitteerde, die het werk zo spoedig mogelijk beoordeelt.

  • 3. De examinator vermeldt de door hem toegekende cijfers niet op het werk zelf, doch op een afzonderlijk vel papier, dat bij het werk gevoegd wordt.

  • 4. Indien voor een vak twee of mee examinatoren optreden (voor zover van toepassing de gecommitteerde daaronder begrepen), bepalen zij in onderling overleg de in het tweede lid bedoelde cijfers. Kunnen zij niet tot overeenstemming komen dan wordt als cijfer aangehouden het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen toegekende cijfer.

Artikel 5
  • 1. Bij het mondelinge examen worden de kandidaten afzonderlijk ondervraagd door de examinator in aanwezigheid van de aangewezen gecommitteerde. Ook de gecommitteerde mag vragen stellen.

  • 2. Voor mondelinge examens is artikel 3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6
  • 1. Indien voor een vak zowel een mondeling als een schriftelijk examen wordt afgenomen stellen de examinator(en) en de gecommitteerde in onderling overleg het examencijfer vast, volgens de regels zoals hierna opgenomen.

    Indien voor het vak geen verplicht tentamens zijn voorschreven is het aldus bepaalde examencijfer tevens eindcijfer.

  • 2. Bij de bepaling van het examencijfer respectievelijk eindcijfer passen de examinator(en) en de gecommitteerde de volgende waarderingsregels toe:

    • voor de vakken Algemene vorming, Nederlandse taal en Correspondentie en rapportage geldt als eindcijfer het bij het schriftelijke examen toegekende examencijfer.

    • voor het vak Privaatrecht wordt het eindcijfer bepaald op het gemiddelde van de bij het schriftelijke en mondelinge examen toegekende examencijfers.

    • voor het vak Belastingrecht wordt het examencijfer bepaald op het gemiddelde van het schriftelijke en het mondelinge examen.

    Het eindcijfer wordt bepaald door het examencijfer en dat van het tentamen Loonbelasting en dat van het tentamen Invorderingsrecht te wegen in de verhouding 4:2:1.

    • voor het vak Boekhouden wordt het examencijfer als volgt bepaald; de som van eenmaal het tentamencijfer Enkel boekhouden, tweemaal het tentamencijfer Handelsrekenen/Bedrijfscalculatie en driemaal het examencijfer wordt gedeeld door zes.

    • voor het vak Voortgezet Boekhouden wordt het eindcijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de cijfers toegekend bij tentamen en examen.

    • voor het vak Economie wordt het eindcijfer als volgt bepaald; de som van driemaal het cijfer voor Algemene economie, driemaal het cijfer voor bedrijfseconomie en tweemaal het cijfer voor organisatiekunde, wordt gedeeld door acht.

    • voor het vak controletechniek wordt het examencijfer bepaald op het gemiddelde van het schriftelijk en het mondelinge examen.

    Het eindcijfer wordt bepaald door het examencijfer en het bij het tentamen behaalde cijfer te wegen in de verhouding 3:1.

  • 3. Tot de bepaling van het eindcijfer vindt afronding plaats tot op een decimaal nauwkeurig; bij de bepaling van het eindcijfer vindt afronding op de cijfers 1 t/m 10 plaats waarbij het decimaal 0,5 en hoger leidt tot een afronding naar boven.

    Aan de cijfers 1 t/m 10 is de volgde betekenis te hechten:

    10.

    Uitmuntend

    5.

    bijna voldoende

    9.

    zeer goed

    4.

    onvoldoende

    8.

    goed

    3.

    zeer onvoldoende

    7.

    ruim voldoende

    2.

    slecht

    6.

    voldoende

    1.

    zeer slecht

  • 4. Komen de examinator en de gecommitteerden niet tot overeenstemming dan wordt het cijfer voor het schriftelijke danwel mondelinge examen bepaald op rekenkundig gemiddelde van het door de examinator en het door de gecommitteerde voorgestelde cijfer.

  • 5. De examinator vult de examencijfers in op een lijst van cijfers. De examinator en de gecommitteerde ondertekenen de lijst. De examinator levert de lijst tegelijk met de uitwerkingen van de schriftelijke examens, het exemplaar van de opgaven en de standaarduitwerking terstond daarna in bij de secretaris van de examencommissie.

    Deze vergewist zich ervan dat de lijst deugdelijk is ondertekend. De secretaris van de examencommissie draagt zorg voor de bewaring van de examenuitwerkingen. Na afloop van de laatste vergadering van de examencommissie stelt de secretaris de uitwerkingen ter archivering aan de cursusleider ter hand. De uitwerkingen worden minimaal gedurende een jaar bewaard.

  • 6. De cijfers voor de mondeling en schriftelijke examens en het eindcijfer worden op een door of namens de voorzitter van de examencommissie belegde vergadering officieel vastgesteld en zo spoedig mogelijk aan de kandidaten meegedeeld.

  • 7. Kandidaten hebben het recht in aanwezigheid van de examinator de door hen gemaakte uitwerkingen in te zien.

    Een daartoe strekkend verzoek dient schriftelijk ingediend te worden bij de secretaris van de examencommissie.

Artikel 7

Voor de verschillende examenonderdelen geldt de volgende tijdsduur:

 

Schriftelijk

Mondeling

Algemene vorming

2 uur

Nederlandse taal

2 uur

Correspondentie en rapportage

2 uur

Privaatrecht

2 uur

20 min

Belastingrecht

5 uur

40 min

Boekhouden

3 uur

Voortgezet boekhouden

3 uur

Economie

2 uur

Controletechniek

5 uur

40 min

Artikel 8

Geslaagd is de kandidaat die:

  • a. een voldoende heeft voor de vakken Belastingrecht en Controletechniek en

  • b. voor de vakken belastingrecht, boekhouden en Controletechniek in totaal tenminste 18 punten heeft behaald en

  • c. voor alle negen vakken in totaal tenminste 53 punten heeft behaald en

  • d. voor niet meer dan drie vakken van de negen een cijfer lager dan een zes heeft behaald.

Artikel 9
  • 1. De cursist die niet tenminste een zes (6) haalt voor een examen, wordt in de gelegenheid gesteld een herexamen af te leggen.

  • 2. Een herexamen wordt binnen zes maanden na de examendatum afgenomen.

  • 3. Het hoogste van de cijfers toegekend bij examen en herexamen, wordt als examencijfer vastgesteld.

Artikel 10
  • 1. Nadat de examencijfers zijn vastgesteld, worden deze door of namens de voorzitter van de examencommissie aan de cursisten medegedeeld.

  • 2. Aan elke cursist wordt een lijst verstrekt waarop de eindcijfers staan vermeld alsmede de uitslag van het examen.

  • 3. Aan elke geslaagde cursist wordt en getuigschrift uitgereikt.

  • 4. Getuigschriften en eindcijferslijsten worden getekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 11

In die gevallen waarvoor dit reglement geen voorschriften bevat beslist de examencommissie.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste maart 1994 ter uitvoering van artikel 358 van het burgerlijk wetboek van de Nederlandse Antillen (Landsbesluit gezinsvoogdij-instelling)

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. minister:

de minister van justitie;

b. instelling:

de in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of stichting, wier statuten of reglementen de begeleiding van gezinsvoogden en vrij patroons in het bijzonder ten doel stellen, voor zover het bestuur van zodanige vereniging of stichting schriftelijk een bereidverklaring overeenkomstig artikel 2 van dit landsbesluit heeft afgelegd en deze door de minister is aanvaard.

Artikel 2

  • 1. In de bereidverklaring bedoeld in artikel 1 wordt opgenomen dat de instelling zich onderwerpt aan de bepalingen van dit landsbesluit, alsmede aan de bepalingen die ter uitvoering van dit landsbesluit zijn of zullen worden gegeven. De bereidverklaring wordt voor onbepaalde tijd afgelegd en is vrij van zegel.

  • 2. De bereidverklaring wordt, onder overlegging van de statuten of reglementen, en onder opgave van de samenstelling van het bestuur van de instelling, ingediend bij de minister.

  • 3. De bereidverklaring, zomede haar aanvaarding, is schriftelijk opzegbaar met inachtneming van een termijn van zes maanden.

Artikel 3

Voor elk eilandgebied wordt door de minister bij voorkeur de bereidverklaring van slechts één instelling aanvaard.

Artikel 4

  • 1. Aanvaarding van de bereidverklaring geschiedt voor onbepaalde tijd.

  • 2. Indien en zolang de instelling niet aan alle wettelijke vereisten voldoet, kan de aanvaarding niet, dan wel voor een bepaalde tijd geschieden.

  • 3. De beschikking tot aanvaarding vermeldt de naam en de zetel van de instelling, alsmede het eilandgebied waarover de werkzaamheden van de instelling zich uitstrekt.

  • 4. De minister kan aan de aanvaarding voorwaarden verbinden.

  • 5. De minister kan de aanvaarding bij met redenen omklede beschikking intrekken, indien:

    • a. de instelling zich niet houdt aan de bepalingen van de bereidverklaring;

    • b. de instelling de aan de aanvaarding verbonden voorwaarden niet nakomt;

    • c. de instelling niet meer voldoet aan het bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaalde;

    • d. aan de activiteiten van de instelling naar het oordeel van de minister geen behoefte meer bestaat.

Artikel 5

  • 1. De instelling dient zodanig te zijn toegerust dat een doeltreffende uitoefening van haar taak is verzekerd.

  • 2. Zij dient in voldoende mate te beschikken over personeel dat van goed zedelijk gedragmoet zijn, hetgeen dient te blijken uit een overgelegde verklaring van de procureur-generaal dat tegen indienstneming geen justitiële bezwaren bestaan.

  • 3. Het personeel moet door opleiding, deskundigheid en persoonlijke geschiktheid voldoende bekwaam zijn voor de hem opgedragen taken.

Artikel 6

De instelling geeft van elke voorgenomen wijziging van haar statuten, stichtingsbrieven of reglementen zo spoedig mogelijk kennis aan de minister. Insgelijks geeft de instelling kennis aan de minister van wijzigingen in de samenstelling van haar bestuur en haar personeel.

Artikel 7

  • 1. De instelling legt van elk in behandeling zijnd geval een dossier aan, waarin in elk geval aantekening wordt gehouden van alle bijzondere voorvallen, de betrokken minderjarige of zijn omgeving betreffende, en waarin bescheiden omtrent de betrokken minderjarige worden opgeborgen.

  • 2. In het dossier kunnen bescheiden omtrent minderjarigen uit een zelfde gezin worden opgeborgen.

Artikel 8

  • 1. De instelling bevordert dat een voldoend aantal personen in staat en bereid is als gezinsvoogd of als vrij patroon op te treden.

  • 2. Zij houdt een register bij, waarin ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde personen de van belang zijnde gegevens worden aangetekend.

Artikel 9

  • 1. De instelling draagt zorg voor dagelijkse leiding, raad en bijstand aan personen die als gezinsvoogd of als vrij patroon optreden.

  • 2. Zij maakt daarbij van deskundige hulp gebruik, voor zoveel deze nodig is.

Artikel 10

De instelling ziet toe op en bevordert een doelmatige en geregelde rapportage van de door haar geregistreerde gezinsvoogden en vrij patroons, en houdt door tussenkomst van het bij haar in dienst zijnde personeel met hun een geregeld contact.

Artikel 11

De instelling brengt jaarlijks vóór 1 april de minister een verslag uit over haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 12

De instelling voldoet aan verzoeken van de rechter in eerste aanleg een persoon aan te wijzen die voor benoeming tot gezinsvoogd in aanmerking komt.

Artikel 13

De instelling voldoet aan verzoeken van de rechter in eerste aanleg om advies bij de benoeming van een gezinsvoogd, om inlichtingen tijdens de duur van de ondertoezichtstelling en bij opheffing of verlenging daarvan en om medewerking bij het uitoefenen van de leiding van het toezicht.

Artikel 14

  • 1. De vrij patroon is belast met preventieve hulpverlening aan het gezin en de minderjarige om een ondertoezichtstelling te vermijden en tevens met de begeleiding van het gezin en de minderjarige na opheffing door de rechter in eerste aanleg van de ondertoezichtstelling.

  • 2. De vrij patroon is verantwoording schuldig aan de instelling die hem aanwijst.

  • 3. De instelling verstrekt desgevraagd aan de rechter in eerste aanleg inlichtingen omtrent de begeleiding van in vrij patronaat genomen minderjarigen en omtrent de resultaten daarvan.

Artikel 15

  • 1. De instelling draagt zorg voor een nauwkeurige, gespecificeerde financiële administratie.

  • 2. Bij landsbesluit kunnen regels omtrent de inrichting van de administratie worden gegeven.

  • 3. De instelling draagt de contrôle over de administratie en over de financiële jaarstukken op aan een registeraccountant.

  • 4. De minister kan de administratie te allen tijde doen nazien.

Artikel 16

  • 1. De minister kan aan een instelling, wiens bereidverklaring op de voet van artikel 4 is aanvaard, op verzoek een jaarlijkse financiële bijdrage ter tegemoetkoming in de noodzakelijke kosten van de uitoefening van haar taak toekennen.

  • 2. De instelling legt bij haar verzoekschrift over een begroting van de te verwachten baten en lasten, alsmede een accountantsrapport, bevattende een overzicht van de financiële resultaten van het afgelopen kalenderjaar en een balans naar de vermogenstoestand op de laatste dag van dat kalenderjaar, voorzien van de nodige toelichtingen en specificaties.

  • 3. Het verzoekschrift wordt jaarlijks voor 1 maart door tussenkomst van de Directeur van het Departement van Financiën ingediend bij de minister.

  • 4. De Directeur van het Departement van Financiën doet het verzoekschrift en de daarbij overgelegde stukken, vergezeld van zijn advies, toekomen aan de minister.

  • 5. Ter beoordeling van het verzoek is de instelling verplicht alle door of namens de minister verlangde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 17

  • 1. In afwachting van het definitief vast te stellen bedrag dat de instelling zal kunnen worden toegekend, kan de minister de Directeur van het Departement van Financiën machtigen om bij wijze van voorschot een door hem goed te keuren bedrag betaalbaar te stellen aan de instelling.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd in vier gelijke termijnen, elk vervallende op de eerste werkdag van elk kalenderkwartaal.

Artikel 18

  • 1. De besteding van de bij wijze van voorschot uitgekeerde bedragen zal ten minste éénmaal per kalenderjaar door de Landsaccountantsdienst worden gecontroleerd.

  • 2. De definitief aan de instelling toe te kennen financiële bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van het door de Landsaccountantsdienst naar aanleiding van het in het eerste lid bedoelde contrôle uit te brengen rapport.

  • 3. Na definitieve vaststelling van het bedrag aan financiële bijdrage, wordt dit, onder aftrek van de reeds bij wijze van voorschot uitgekeerde bedragen, aan de instelling uitgekeerd. Ingeval de reeds bij wijze van voorschot uitgekeerde bedragen de definitief vastgestelde bijdrage overschrijdt, is de instelling verplicht het aldus teveel ontvangene terug te storten in Lands kas.

Artikel 19

  • 1. Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit landsbesluit bepaalde berust bij de minister.

  • 2. De instelling is verplicht contrôle vanwege de minister op de naleving van het bij of krachtens dit landsbesluit bepaalde toe te laten. De instelling verstrekt in het bijzonder alle door of namens de minister verlangde inlichtingen.

Artikel 20

Artikel 15 van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 16de september 1970, ter uitvoering van artikel 789, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen, P.B.1970, no.110, zoals gewijzigd, vervalt.

Artikel 21

Dit landsbesluit, dat kan worden aangehaald als ‘Landsbesluit gezinsvoogdij-instelling’, treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

LANDSVERORDENING van de 15de maart 2001 houdende berekening van termijnen in verband met de zaterdag, de zondag en algemeen erkende feestdagen.

ARTIKEL I

Artikel 1
  • 1. Een in een landsverordening gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of gebeurtenis.

Artikel 2

Een in een landsverordening gestelde termijn van ten minste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.

Artikel 3
  • 1. Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze landsverordening zijn:

    • a. de Nieuwjaarsdag;

    • b. de datum vallende na de, in ieder eilandgebied afzonderlijk, gehouden Carnavalsoptocht;

    • c. de Goede Vrijdag;

    • d. de Christelijke tweede Paasdag;

    • e. de Hemelvaartsdag;

    • f. de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd;

    • g. de dag van de arbeid (1 mei) of de dag waarop de dag van de arbeid officieel wordt gevierd;

    • h. de datum 21 oktober (‘Dia di Antia’);

    • i. de eerste en tweede Kerstdag;

    • j. de datum 6 september voor wat betreft het eilandgebied Bonaire, de datum 2 juli voor wat betreft het eilandgebied Curaçao, de datum 11 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Maarten, de datum 16 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Eustatius en de eerste vrijdag in de maand december voor wat betreft het eilandgebied Saba.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze landsverordening met de in het eerste lid genoemde worden gelijkgesteld.

Artikel 4

Deze landsverordening geldt niet voor termijnen:

  • a. omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden, of in een of meer jaren;

  • b. betreffende de bekendmaking, inwerkingtreding of buitenwerkingtreding van wettelijke voorschriften;

  • c. van vrijheidsbeneming.

Artikel 5

Op in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde termijnen zijn de artikelen 1 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing, tenzij bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, anders is bepaald.

Artikel 6

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Algemene termijnenlandsverordening.

ARTIKEL II

  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 15 maart 2001, maar alleen voor de termijnen gesteld in of krachtens het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen. Voor Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek werkt deze landsverordening terug tot en met 15 januari 2001 en voor de Boeken 3, 5, 6, 7 en 8 van het Burgerlijk Wetboek tot en met 1 januari 2001.

  • 2. Voor het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Faillissementsbesluit 1931 treedt deze landsverordening in werking met ingang van de dag waarop het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onderscheidenlijk de aanpassing van het Faillissementsbesluit 1931 aan het nieuwe Burgerlijke Wetboek, in werking treedt.

  • 3. Voor het overige wordt de inwerkingtreding bij landsverordening geregeld.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 24ste april 1998 houdende de toelating van het Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen als weerkorps in de zin van de Landsverordening op de weerkorpsen 1997 (P.B. 1997, No. 335) (Landsbesluit VKNA)

Artikel 1.

Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. stichting:

de stichting, bedoeld in artikel 2, derde lid;

b. bevoegd gezag:

het gezag waaronder het Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen bij een operationeel optreden is gesteld;

c. korpscommandant:

de korpscommandant, bedoeld in artikel 5;

d. VKNA:

Het Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen.

Artikel 2.

  • 1. Het VKNA wordt toegelaten als weerkorps in de zin van artikel 1, onderdeel c, van de Landsverordening op de weerkorpsen 1997.

  • 2. Het VKNA heeft ten doel het bevoegd gezag bij te staan in de handhaving van de openbare orde en rust en de in- of uitwendige veiligheid, dan wel in de hulpverlening bij rampen.

  • 3. Het VKNA wordt ondersteund door de Stichting Vrijwilligerskorps Nederlandse Antillen die belast is met het beheer over de door het VKNA ontvangen financiële en materiële middelen. Het bestuur van de stichting bestaat uit andere dan de in artikel 5, eerste lid, genoemde personen.

  • 4. Ten behoeve van het VKNA worden goedgekeurd:

    • a. de oprichtingsakte alsmede de statuten van de stichting;

    • b. het Korpsreglement;

    • c. het Reglement inwendige dienst;

    • d. het Reglement korpstucht;

    • e. het Korpsvoorschrift bewapening, kleding en uitrusting;

    • f. het Korpsvoorschrift opleidingen;

    • g. het Korpsvoorschrift extern optreden.

  • 5. Wijziging van de in het vierde lid genoemde documenten behoeft goedkeuring bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 6. Het VKNA kan worden georganiseerd in eilandelijke afdelingen. Tot de oprichting van een afdeling in enig eilandgebied wordt niet overgegaan dan nadat de betrokken gezaghebber daarmee heeft ingestemd.

Artikel 3.

Ten aanzien van de bewapening, kleding en uitrusting alsmede de opslag daarvan zijn de voorschriften van de krijgsmacht zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.

  • 1. Aan de minister worden ter goedkeuring voorgelegd:

    • a. het jaarlijks oefenprogramma; en

    • b. de te houden marsen en parades.

  • 2. Van de te houden marsen en parades geeft het VKNA kennis aan de gezaghebber van het desbetreffende eilandgebied.

Artikel 5.

  • 1. Het VKNA is samengesteld uit de korpscommandant, officieren, onderofficieren en manschappen.

  • 2. De benoeming, schorsing en ontslag van de korpscommandant geschieden door de Gouverneur op de voordracht van de minister, na overleg met de regionaal bevelhebber.

  • 3. De benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van officieren geschieden door de Gouverneur op de voordracht van de korpscommandant door tussenkomst van de minister.

  • 4. De benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van onderofficieren en manschappen geschieden door de minister op de voordracht van de korpscommandant.

  • 5. Benoeming als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid geschiedt niet dan nadat een antecedentenonderzoek ten aanzien van de betrokken persoon heeft plaatsgevonden.

  • 6. Gronden voor schorsing in afwachting van ontslag, alsmede voor ontslag worden neergelegd in het Korpsreglement.

  • 7. Gronden voor schorsing, met uitzondering van die in afwachting van ontslag, worden neergelegd in het Reglement op de korpstucht.

Artikel 6.

  • 1. De korpscommandant is, met inachtneming van artikel 7, verantwoordelijk voor de operationele inzet van het VKNA.

  • 2. Het operationeel beheer van het VKNA is opgedragen aan de korpscommandant. Het bestuur van de stichting is bevoegd terzake te adviseren.

Artikel 7.

  • 1. Het VKNA is verplicht zich onder alle omstandigheden te gedragen overeenkomstig de richtlijnen van de minister dan wel van het bevoegd gezag.

  • 2. Indien noodzakelijk, plegen de minister en het bevoegd gezag overleg omtrent de inzet.

  • 3. De doelstelling van het optreden van het VKNA, alsmede de noodzakelijke uitrusting en bewapening, wordt per geval vastgesteld door het bevoegd gezag.

  • 4. Het bevoegd gezag stelt, indien gewenst, in aanvulling op dan wel in afwijking van het Korpsvoorschrift extern optreden, een geweldsinstructie vast.

Artikel 8.

  • 1. De stichting legt jaarlijks, uiterlijk zes maanden voor het begin van elk boekjaar, een begroting van inkomsten en uitgaven aan de minister ter goedkeuring voor.

  • 2. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar, met uitzondering van het eerste jaar in welk geval het boekjaar loopt vanaf de datum waarop dit landsbesluit in werking treedt tot en met 31 december van het daarop volgende jaar.

  • 3. Jaarlijks wordt, uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, de rekening en verantwoording, vergezeld van een verslag van de korpscommandant en het bestuur van de stichting aan de minister aangeboden.

Artikel 9.

Het Landsbesluit weerkorpsen (P.B. 1965, no. 84) wordt ingetrokken.

Artikel 10.

Het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 18de februari 1966 ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Landsverordening Weerkorpsen (P.B. 1965, no. 22) (P.B. 1966, no. 53) wordt ingetrokken.

Artikel 11.

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de datum waarop de Landsverordening op de weerkorpsen 1997 in werking treedt.

Artikel 12.

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit VKNA.

LANDSBESLUIT SCHOLEN V.W.O., H.A.V.O., V.S.B.O. (P.B. 1985, NO. 155)

Zoals gewijzigd bij :P.B. 1997, no. 215, P.B. 2008, no. 52, P.B. 2008, no. 53, P.B. 2000, no. 54, P.B. 2009, no. 11

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de 25ste november 1985 terinvoering van artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezetonderwijs (P.B. 1979, no. 29).

IN NAAM VAN DE KONINGIN!

De Gouverneur van de Nederlandse Antillen,

In overweging genomen hebbende:

dat voorschriften moeten worden vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 11,21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29):

Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

minister:

de minister van onderwijs;

de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie; de ingevolge artikel 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie;

school:

een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. of een combinatie van twee of meer van deze schooltypen;

bevoegd gezag: voor wat betreft::

  • a. een openbare school:

    • 1°. het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied of

    • 2°. het openbaar orgaan, bedoeld in artikel 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • b. een bijzondere school: het schoolbestuur.

artikel l gewijzigd bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53) en bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B 2009, no. 11)

Hoofdstuk I Toelating; voorwaardelijke bevordering; verwijdering

Artikel 2
  • 1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating en stelt daartoe een toelatingscommissie in, bestaande uit de rector of directeur, of een door deze aan te wijzen persoon, en ten minste twee leraren van de school. Van de toelatingscommissie kunnen tevens lid zijn hoofden en onderwijzers van scholen voor funderend onderwijs.

  • 2. Het bevoegd gezag kiest uit één van de volgende drie mogelijkheden met betrekking tot de relatie bevoegd gezag – toelatingscommissie:

    • a. de toelatingscommissie heeft een adviserende taak met betrekking tot de toelating. Het bevoegd gezag neemt beslissingen voor de toelating aan de hand van de uitgebrachte adviezen, of

    • b. de toelatingscommissie beslist in eerste instantie. Tegen deze beslissing isberoep mogelijk bij het bevoegd gezag, of

    • c. het bevoegd gezag laat het nemen van beslissingen in eerste en in laatste instantie over aan de toelatingscommissie.

  • 3. Het bevoegd gezag geeft een schriftelijke regeling van de bevoegdheden en de werkzaamheden van de toelatingscommissie.

  • 4. Indien het bevoegd gezag twee of meer scholen voor voortgezet onderwijs beheert, kan het voor alle of voor een aantal van deze scholen een gemeenschappelijke toelatingscommissie instellen. Een gemeenschappelijke toelatingscommissie kan ook worden ingesteld door meer dan één bevoegd gezag. In deze gevallen behoeven niet alle rectoren of directeuren, of door deze aan te wijzen personen, van die scholen, noch leraren van elke school daarin zitting te hebben. Het tweede en derde lid van dit artikel zijn hier van overeenkomstige toepassing.

artikel 2, lid l, gewijzigd bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B. 2009, no. 11)

Artikel 3
  • 1. Tot het eerste leerjaar van een school kan als leerling slechts worden toegelaten hij die het achtste leerjaar van een school voor funderend onderwijs heeft doorlopen.

  • 2. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 3. In bijzondere gevallen kan in overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie worden afgeweken van het tweede lid.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel lic van de Landsverordening voortgezet onderwijs, als leerling tot het eerste leerjaar van de afdeling voor arbeidsgericht onderwijs aan een school voor v.s.b.o. worden toegelaten, hij die ten minste acht jaren funderend onderwijs heeft gevolgd.

Artikel 3, lid 3 opnieuw vastgesteld en lid 4 vastgesteld bij Lb ham van de 23ste juni 2008 (P.B. 2008, no. 53; lid l en lid 4 gewijzigd bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B. 2009, no. 11)

Artikel 4
  • 1. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan we! een school voor v.w.o. is gebaseerd op het rapport, bedoeld in artikel 21 van de Landsverordening funderend onderwijs.

  • 2. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel een school voor v.w.o. kan mede gebaseerd zijn op het resultaat van een onderzoek naar zijn geschiktheid voor het volgen van het onderwijs aan deze scholen.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek vindt plaats in het laatste leerjaar aan de school voor funderend onderwijs in de vorm van een onderzoek naar de kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden van de leerling.

  • 4. Een leerling die wordt toegelaten tot het eerste leerjaar van een school voor v.s.b.o. volgt onderwijs in een van de in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemde leerwegen, tenzij hij redelijkerwijs niet mag worden geacht het onderwijs in één van die leerwegen met een diploma te kunnen afronden, in welk geval de leerling, met inachtneming van artikel 11c van de voornoemde landsverordening, wordt geplaatst op een afdeling voor arbeidsgericht onderwijs.

Artikel 4 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53) lid l en lid 4 gewijzigd bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B. 2009, no. 11)

Artikel 5
  • 1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt voorbereid en uitgevoerd door een daartoe per eilandgebied in te stellen commissie die de opgaven en normen vaststelt.

  • 2. De voorzitter en de overige leden van de in het eerste lid bedoelde commissie worden jaarlijks vóór 1 november door het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied benoemd.

  • 3. Het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied stelt jaarlijks vóór november de datum vast waarop het onderzoek bedoeld in artikel 4, tweede lid, zal plaatsvinden.

artikel 5 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 6
  • 1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, geschiedt door middel van opgaven die betrekking hebben op de leerstof van het funderend onderwijs voor zover de leerling deze geacht rnag worden te beheersen op het moment van het onderzoek.

  • 2. De resultaten van het onderzoek worden ter beschikking gesteld van de ouders en de toelatingscommissie, bedoeld in artikel 2. Bij de resultaten van het onderzoek wordt voor iedere leerling aangegeven of hij geschikt is voor het volgen van onderwijs aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan een school voor v.w.o.

artikel 6 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53) lid l gewijzigd bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B. 2009, no. 11)

Artikel 7

Vervallen bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 8
  • 1. Jaarlijks vóór l oktober doet het bevoegd gezag aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie mededeling van de gekozen toelatingsprocedure tot het eerste leerjaar.

  • 2. Binnen zes maanden na de toelating zendt het bevoegd gezag een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmede opgedane ervaring aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie,

  • 3. Het bevoegd gezag stelt het hoofd van de school voor funderend onderwijs in kennis van de beslissing omtrent de toelating en na afloop van het eerste leerjaar, indien het hoofd dit verzoekt, van de studieresultaten van de desbetreffende leerlingen.

artikel 8, lid l opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53). Bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53) is lid 2 vervallen en zijn de leden 3 en 4 vernummerd tot 2 en 3. Bij Lb ham van de 4de februari 2009, (P.B. 2009, no. 11) is lid 3 gewijzigd).

Artikel 9

De leerling die tot het eerste leerjaar van een school is toegelaten, kan zonder nader onderzoek worden toegelaten tot het eerste leerjaar van een andere school.

artikel 9 gewijzigd bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 10
  • 1. Indien een leerling, komende van een ander soort school voor voortgezet onderwijs, toelating tot het tweede leerjaar of een hoger leerjaar vraagt, verzoekt de rector onderscheidenlijk de directeur inlichtingen omtrent de schoolloopbaan, de schoolvorderingen, de aanleg, de belangstelling en de lichamelijke gesteldheid van de leerling aan de rector onderscheidenlijk de directeur van de school die de leerling laatstelijk heeft bezocht.

  • 2. Een leerling als bedoeld in het eerste lid wordt geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs volgens de ontvangende en afleverende school met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt een leerling die in het bezit is van een diploma v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg en een voldoende heeft behaald voor een vak bedoeld in artikel 20, zesde lid, dan wel van een diploma m.a.v.o. tot het vierde leerjaar van een school voor h.a.v.o. zonder de overeenstemming, bedoeld in het tweede lid, toegelaten.

  • 4. Indien het verzoek tot toelating, bedoeld in het eerste lid, betreft een leerling komende van een school buiten de Nederlandse Antillen, dan wordt deze leerling, na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie, bij toelating geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

artikel 10 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54). Bij Lb ham van de 28ste juni 2008, (P.B-. 2008, no. 53) is lid l gewijzigd, is lid 3 nieuw ingevoegd en is het oorspronkelijke lid 3 vernummerd tot lid 4.

Artikel 11

Een leerling, komende van een gelijksoortig schooltype, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op de afleverende school het onderwijs had mogen volgen.

artikel 11 gewijzigd bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54)

Artikel 12
  • 1. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 2. In bijzondere gevallen kan in overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie worden afgeweken van het eerste lid.

artikel 12 ingevoegd bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 13

vervallen bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54)

Artikel 14
  • 1. Aan het einde van het eerste leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderscheidenlijk de rector over iedere leerling een voortgangsrapport op, waarin de stand van de vorderingen vermeld wordt ten aanzien van de vakken waarin de leerling gedurende de basisvorming onderwijs volgt.

  • 2. Aan het einde van het tweede leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderscheidenlijk de rector over iedere leerling een rapport op, waarin vermeld wordt of de leerling de vakken waarin hij gedurende de basisvorming onderwijs heeft gevolgd, in voldoende mate beheerst.

  • 3. Indien een leerling aan het einde van het eerste of tweede leerjaar van de basisvorming de vakken waarin hij gedurende het eerste onderscheidenlijk het tweede jaar onderwijs heeft gevolgd, in onvoldoende mate beheerst, kan de directeur onderscheidenlijk de rector, na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie, slechts in bijzondere gevallen de beslissing nemen de leerling het leerjaar te laten overdoen.

  • 4. Aan het einde van de overige leerjaren, met uitzondering van het eindexamenjaar, maakt de directeur onderscheidenlijk de rector voor iedere leerling een overgangsrapport op, waarin vermeld wordt of de leerling wel of niet bevorderd is naar het volgende leerjaar. Voorwaardelijke bevordering is slechts mogelijk aan het einde van het derde leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan het einde van het derde en vierde leerjaar aan een school voor v.w.o.

artikel 14 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 31stemei 2000, (P.B. 2000, no. 54) en lid 4 gewijzigd bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 15
  • 1. Het bevoegd gezag kan onder opgaaf van redenen tot definitieve verwijdering van een leerling overgaan, nadat zijn ouders, voogden of verzorgers in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord.Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.

  • 2. De definitieve verwijdering geschiedt slechts na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie en de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk in kennis van een definitieve verwijdering.

artikel l, lid 2 en lid 3 gewijzigd bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Hoofdstuk III Inrichting van het onderwijs

§ 1. De basisvorming
Artikel 16
  • 1. De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o, h.a.v.o. en v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen wekelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:

    Vakken

     

    Aantal lessen per vakof per groep van vakken

      

    7

    Nederlandse taal

     

    5

    Engelse taal

     

    7

    Papiamento

     

    4

    Spaanse taal

     

    7

    mens en maatschappij

     

    7

    wiskunde

     

    0,5

    informatiekunde

     

    4

    mens en natuur

     

    4

    techniek

     

    3

    verzorging

    }

     

    muziek

    }

    5

    drama

    }

     

    beeldende vorming

      

    lichamelijke opvoeding

     

    4

    begeleidingslessen

     

    2

  • 2. In afwijking van het eerste lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao waar Papiamento de instructietaal is, wekelijks ten minste 5 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 3. De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen wekelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:

    Vakken

     

    Aantal lessen per vak of per groep van vakken

    Nederlandse taal

     

    7

    Engelse taal

     

    5

    Franse taal of Papiamentu

     

    7

    Spaanse taal

     

    4

    mens en maatschappij

     

    7

    wiskunde

     

    7

    informatiekunde

     

    0.5

    mens en natuur

     

    4

    techniek

     

    4

    verzorging

     

    3

    muziek

    }

     

    drama

    }

    5

    beeldende vorming

    }

     

    lichamelijke opvoeding

     

    4

    begeleidingslessen

     

    2

  • 4. In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten waar de Engelse taal de instructietaal is, wekelijks ten minste 5 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5. De leerlingen volgen gedurende de eerste twee leerjaren in alle vakken tezamen 72 wekelijkse lessen, met dien verstande dat per leerjaar ten minste 33 wekelijkse lessen gevolgd worden.

  • 6. De leerlingen volgen onderwijs in ten minste twee van de vakken muziek, drama en beeldende vorming.

  • 7. Aan scholen waar het bevoegd gezag dit wenst, volgen de leerlingen onderwijs in de Franse of de Duitse taal, met dien verstande dat het in het vijfde lid genoemde aantal wekelijkse lessen in acht wordt genomen.

artikel 16 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54) bij Lb ham van de 23ste juni 2008 (P.B. 2008, no. 52) en bijLb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

§ 2. Profielvoorbereidend onderwijs
Artikel 17
  • 1. In het derde leerjaar van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curacao volgen de leerlingen onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. Zij volgen in dat leerjaar ten minste het aantal wekelijkse lessen dat in de tabel is aangegeven:

    Vakken

    Aantal lessen per vak of pergroep van vakken

    Nederlandse taal

    4

    Engelse taal

    3

    Papiamentu

    2

    Spaanse taal

    3

    algemene sociale wetenschappen

    5

    wiskunde

    4

    algemene natuurwetenschappen

    5

    culturele en artistieke vorming

    2

    lichamelijke opvoeding

    2

    stadiekeuzebegeleiding

    1

  • 2. Indien het bevoegd gezag dit wenst volgen leerlingen op hun verzoek daarbij 2 of 3 wekelijkse lessen in de Franse of Duitse taal.

  • 3. In het derde leerjaar van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten volgen de leerlingen onderwijs in de in onderstaande tabel aangegeven vakken met de daarbij vermelde aantallen wekelijkse lessen:

    Vakken

    Aantal lessen per vak of pergroep van vakken

    Nederlandse taal

    4

    Engelse taal

    4

    één of twee van de talen:

     

    Spaanse taal

    3

    Franse taal

    3

    Duitse taal

    3

    algemene sociale wetenschappen

    5

    wiskunde

    4

    algemene natuurwetenschappen

    5

    culturele en artistieke vorming

    2

    lichamelijke opvoeding

    2

    studiekeuzebegeleiding

    1

  • 4. Het vak Spaanse taal wordt afgesloten met een centrale toets. Indien de toetsmet een voldoende is afgerond, wordt een certificaat, als bedoeld in artikel l van het Landsbesluit landsexamens, uitgereikt.

  • 5. De leerlingen volgen gedurende het derde leerjaar in alle vakken samen ten minste 33 en ten hoogste 36 wekelijkse lessen.

artikel 17 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

§ 3. Het profielenonderwijs
Artikel 18
  • 1. Voor een leerling van een school voor v.w.o. is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 4800 uren en bestaat uit::

    • a. het gemeenschappelijk deel van ten hoogste 1920 uren,

    • b. het profieldeel van ten minste 1880 uren, en

    • c. het vrije deel van ten hoogste 1000 uren.

  • 2. Voor een leerling van een school voor h.a.v.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 3200 uren en bestaat uit::

    • a. het gemeenschappelijk deel van ten hoogste 1480 uren,

    • b. het profieldeel van ten minste 1040 uren, en

    • c. het vrije deel van ten hoogste 680 uren.

  • 3. Voor een leerling van een school voor h.a.v.o. in de eilandgebieden Saba, St. Eustatius en St. Maarten is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 3200 uren en bestaat uit:

    • a. het gemeenschappelijk deel van ten hoogste 1240 uren,

    • b. het profieldeel van ten minste 1040 uren, en

    • c. het vrije deel van ten hoogste 920 uren.

artikel 18 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 19
  • 1. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Nederlandse taal en literatuur

    480

    Engelse taal en literatuur

    400

    Papiamentu

    240

    Spaanse, Franse of Duitse taal

    240

    algemene natuurwetenschappen

    120

    algemene sociale wetenschappen

    120

    culturele en artistieke vorming 1

    160

    lichamelijke opvoeding

    160

  • 2. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Nederlandse taal en literatuur

    480

    Engelse taal en literatuur

    400

    Spaanse, Franse of Duitse taal

    480

    algemene natuurwetenschappen

    120

    algemene sociale wetenschappen

    120

    culturele en artistieke vorming 1

    160

    lichamelijke opvoeding

    160

  • 3. In afwijking van het eerste lid is een leerling die een van de vakken Spaanse taal, Franse taal of Duitse taal volgt in het profieldeel of in het vrije deel vrijgesteld van het volgen van dat vak in het gemeenschappelijke deel.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid is een leerling, die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de vakken algemene natuurwetenschappen, algemene sociale wetenschappen en culturele en artistieke vorming.

  • 5. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde B

    600

    natuurkunde

    480

    scheikunde

    440

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde D

    440

    informatica

    440

    aardrijkskunde

    440

    biologie

    480

  • 6. Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde Al

    520

    biologie

    480

    scheikunde

    440

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde D

    440

    informatica

    440

    aardrijkskunde

    440

    natuurkunde

    480

  • 7. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    economie

    480

    wiskunde A

    520

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met twee van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    geschiedenis

    440

    aardrijkskunde

    440

    informatica

    440

    management en organisatie

    440

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    480

  • 8. Het profïeldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde C

    480

    geschiedenis

    480

    een kunstvak (beeldende vorming, muziek, dans of drama) of Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    480

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    aardrijkskunde

    440

    management en organisatie

    440

    informatica

    440

    economie

    480

  • 9. De leerling volgt tevens onderwijs in ten minste één door de leerling te kiezen vak, genoemd in onderdeel a. Het vrije deel van elk profiel in het v.w.o. kan omvatten:

    • a. vakken genoemd in het zesde tot en met negende lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat:

      • 1. van de vakken wiskunde A, wiskunde B en wiskunde C er slechts één deel kan uitmaken van het profiel en dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en

      • 2. van de kunstvakken beeldende vorming, muziek, drama en dans erslechts één deel kan uitmaken van het profiel;

    • b. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen.

artikel 19 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 19a
  • 1. Het gemeenschappelijke deel van elk profiel in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Nederlandse taal en literatuur

    400

    Engelse taal en literatuur

    360

    algemene natuurwetenschappen

    120

    algemene sociale wetenschappen

    120

    culturele en artistieke vorming

    120

    lichamelijke opvoeding

    120

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn de leerlingen in de profielen natuur en techniek en natuur en gezondheid vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak algemene natuurwetenschappen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid omvat elk profiel in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao tevens het vak Papiamento met een studielast van 240 uur.

  • 4. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde B

    360

    natuurkunde

    400

    scheikunde

    320

  • 5. Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde A

    360

    biologie

    400

    scheikunde

    320

  • 6. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    economie

    400

    wiskunde A

    320

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    geschiedenis

    320

    aardrijkskunde

    320

    informatica

    320

    management en organisatie

    320

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    400

  • 7. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    400

    geschiedenis

    320

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    een kunstvak (beeldende vorming, muziek,

    360

    dans of drama)

     

    aardrijkskunde

    320

    management en organisatie

    320

    informatica

    320

    economie

    400

  • 8. De leerling volgt tevens onderwijs in ten minste een door de leerling te kiezen vak, genoemd in onderdeel a. Het vrije deel van elk profiel in het h.a.v.o. kan omvatten:

    • a. vakken genoemd in het vijfde tot en met achtste lid, voor zover nog niet gekozen, en tevens het vak wiskunde D, met dien verstande dat:

      • 1. van de vakken wiskunde A en wiskunde B er slechts één deel kan uitmaken van het profiel en dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en

      • 2. van de kunstvakken beeldende vorming, muziek, drama en dans erslechts één deel kan uitmaken van het profiel;

    • b. het vak algemene natuurwetenschappen;

    • c. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andereprogrammaonderdelen die alle leerlingen volgen;

    • d. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken, genoemd in artikel 19.

artikel 19a opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 19b
  • 1. Door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel, bedoeld in de artikelen 19, negendelid onderdeel b, en 19a, achtste lid onderdeel b, hebben een normatieve studielast van 40 uren of een geheel veelvoud daarvan. Het bevoegd gezagkan, met toestemming van de met het toezicht daarop belaste instantie, indien de aard van een ander programmaonderdeel daartoe noodzaakt, de studielastvan dat andere programmaonderdeel in afwijking van de eerste volzin vaststellen op minder dan 40 uren.

  • 2. Indien het bevoegd gezag bij de vaststelling van vakken en andere programmaonderdelen andere instellingen of deskundige personen van buiten de school betrekt, kan het onderwijs in die vakken en andere programmaonderdelen, onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het onderwijs aan de school, de met het toezicht daarop belaste instantie gehoord, mede worden verzorgd door die andere instellingen of deskundige personen.

artikel 19b opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 19c

vervallen bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

§ 4. Voorbereidend secundair beroepsonderwijs
Artikel 20

Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:

Vakken

aantal lessen per vak

 

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

Papiamento

8

6

5

Nederlandse taal

8

6

5

Engelse of Spaanse taal

7

6

5

mens en maatschappij 1

2

2

2

culturele en artistieke vorming

4

4

4

lichamelijke opvoeding

4

4

4

  • 2. In afwijking van het eerste lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao waar Papiamento de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk 6, 5 en 4 lessen in het vak Nederlandse taal

  • 3. Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten in de praktisch basisgerichte, praktisch- en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:

    vakken

    aantal lessen per vak

     

    theoretisch kadergerichte leerweg

    Praktisch kadergerichte leerweg

    Praktisch basisgerichte leerweg

    Engelse taal

    8

    6

    5

    Nederlandse taal

    8

    6

    5

    Franse taal of Spaanse taal

    6

    5

    4

    mens en maatschappij

    12

    2

    2

    culturele en artistieke vorming

    4

    4

    4

    lichamelijke opvoeding

    4

    4

    4

  • 4. In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten waar de Engelse taal de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk 6, 5 en 4 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5. Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in de sectoren techniek, zorg en welzijn en economie gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs in de per sector aangegeven vakken of sectorprogramma’s. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak of sectorprogramma aangegeven aantallen lessen:

    • a. sector techniek:

      vakken/sector-programma’s

      aantal lessen per vak/sectorprogramma

       

      Theoretisch kadergerichte leerweg

      Praktisch kadergerichte leerweg

      Praktisch basisgerichte leerweg

      Sectordeel:

         

      natuur-scheikunde 1

      6

      5

      4

      wiskunde

      6

      5

      4

      sectorprogramma:

         

      Metaal, bouw, motorvoertuigen-techniek, ecotechniek of instalectro

      24

      24

      Intrasectoraal programma

         

      Techniek

      8

      Informatie- en communicatietechnologie

      8

      24

      24

    • b. sector zorg en welzijn:

      vakken/sector programma’s

      aantal lessen per vak/sectorprogramma

       

      Theoretisch kadergerichte leerweg

      Praktisch kadergerichte leerweg

      Praktisch basisgerichte leerweg

      Sectordeel:

         

      biologie

      6

      5

      4

      wiskunde of mens en maatschappij 1,2

      6

      5

      4

      Sectorprogramma:

         

      algemene mensverzorging, uiterlijke verzorging of verzorging algemeen

      8

      24

      24

    • c. sector economie:

      vakken/ programma’s

      sectoraantal lessen per vak/sector-programma

       

      Theoretisch kadergerichte leerweg

      Praktisch kadergerichte leerweg

      Praktisch basisgerichte leerweg

      Sectordeel:

         

      economie

      6

      5

      4

      Spaanse taal, Franse taal of wiskunde

      6

      5

      4

      Sectorprogramma:

         

      hospitality of administratie en commercie

      8

      24

      24

  • 6. De leerlingen van een school voor v.s.b.o in de theoretisch kadergerichte leerweg kunnen op hun verzoek gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs volgen in ten minste een van de navolgende voor hun sector aangegeven vakken. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak aangegeven aantallen lessen:

    • a. sector techniek:

      vakken

      aantal lessen per vak

      Spaanse taal

      6

      Franse taa

      6

      natuur en scheikunde 2

      6

      economie

      6

      biologie

      6

      mens en maatschappij 1,2

      6

    • b. sector zorg en welzijn

      vakken

      aantal lessen per vak

      Spaanse taal

      6

      Franse taal

      6

      wiskunde

      6

      natuur- en scheikunde 1

      6

      natuur- en scheikunde 2

      6

      mens en maatschappij 1,2

      6

    • c. sector economie:

      vakken

      aantal lessen

      per vak Spaanse taal

      6

      Franse taal

      6

      wiskunde

      6

      natuur- en scheikunde 1

      6

      natuur- en scheikunde 2

      6

      biologie

      6

      mens en maatschappij 1,2

      6

  • 7. De leerlingen volgen bij het sectorprogramma ecotechniek in afwijking van het vijfde lid, onderdeel a, in het sectordeel het vak biologie in plaats van het vak wiskunde en volgen in afwijking van het zesde lid, onderdeel a, bij keuze van het vak biologie het vak wiskunde.

  • 8. De leerlingen van alle leerwegen volgen gedurende het derde en vierde leerjaar in alle vakken tezamen ten minste 64 en ten hoogste 72 wekelijkse lessen. In geval van een keuzevak als bedoeld in het zesde lid, wordt het maximaal aantal wekelijkse lessen, genoemd in de eerste volzin, verhoogd met twee wekelijkse lessen.

  • 9. In het derde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste één week en ten hoogste vier weken stage.

  • 10. In het vierde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste twee weken en ten hoogste zes weken stage.

artikel 20 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53) lid 5 gewijzigd bij Lb ham van de 4 februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 20a
  • 1. In afwijking van artikel 20 volgen de leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs, onderwijs in ten minste de vakken Papiamento, rekenen/wiskunde, informatica, lichamelijke opvoeding en mens en maatschappij. In afwijking van de eerste volzin volgen de leerlingen van een school in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten het vak Engelse taal in plaats van het vak Papiamento.

  • 2. In afwijking van artikel 20, negende en tiende lid, omvat de stage voor leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs ten hoogste de helft van de som van de wekelijkse lessen, met dien verstande dat de stage van leerlingen die jonger zijn dan 16 jaar, ten hoogste vier vijfde deel van de som van de wekelijkse lessen vormt.

artikel 20a ingevoegd bij Lb ham van de 23ste juni 2008 (P.B. 2008, no. 53)

Artikel 20b
  • 1. Het bevoegd gezag van een school kan een leerling in bijzondere gevallen op diens verzoek, of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van diens ouders, voogden of verzorgers:

    • a. ontheffing verlenen voor één van de vakken van de basisvorming metuitzondering van, voor de eilandgebieden Bonaire en Curagao, het vak Papiamento dan wel, voor de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius, SintMaarten, het vak Engelse taal. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffingwelk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor het vak waarvoorontheffing is verleend;

    • b. ontheffing verlenen voor het volgen van onderwijs in het vak lichamelijkeopvoeding, indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid nietin staat is dit onderwijs te volgen;

    • c. een aan het niveau van de leerling aangepast programma van het vak Papiamento aanbieden, in het geval dat diens moedertaal een andere is danhet Papiamento;

    • d. ontheffing verlenen voor het volgen van onderwijs in een van de talen Spaans, Frans of Duits, genoemd in artikel 19, eerste en tweede lid, in devolgende gevallen:

  • 1. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal;

  • 2. de leerling volgt onderwijs in het profiel Natuur en techniek of het profiel Natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindertnaar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.

  • 2. Het bevoegd gezag geeft de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie kennis van de verleende ontheffing, vermeldt de gronden waarop deze ontheffing berust alsmede welk onderwijs voor de leerling in de plaats komtvoor het vak waarvoor ontheffing is verleend.

  • 3. Bij de ontheffingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en d, sub l, is een medische indicatie vereist. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde ontheffingen.

artikel 20b ingevoegd bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

§ 4A. Godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijke vorming
Artikel 21
  • 1. Indien het bevoegd gezag dat wenst, volgen de leerlingen in het eerste tot en met derde leerjaar van een school voor v.w.o. en h.a.v.o.., en voor alle leerjaren in het v.s.b.o. wekelijks ten hoogste twee lessen godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijke vorming, met dien verstande dat de in de artikelen 16, 17 en 20 genoemde maximum aantallen wekelijkse lessen in acht worden genomen.

  • 2. Indien het bevoegd gezag dat wenst, kan godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijke vorming opgenomen worden in het vrije deel van het profielenonderwijs aan een school voor v.w.o. dan wel h.a.v.o., met dien verstande dat de maximale studielast hiervoor respectievelijk 240 en 160 uur bedraagt.

artikel 21 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. ll)

Artikel 22

Vervallen bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54)

Artikel 23

Vervallen bij Lb ham van de 31ste mei 2000, (P.B. 2000, no. 54)

§ 5 Duur van de lessen
Artikel 24
  • 1. De duur van de lessen is 45 minuten.

  • 2. In bijzondere gevallen kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie op verzoek van het bevoegd gezag afwijking van het eerste lidgoedkeuren.

artikel 24, lid l gewijzigd en lid 2 nieuw ingevoegd bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 52). Lid 2 is gewijzigd bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

§ 6. Keuzevakken

Vervallen bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 52)

Artikel 25

Vervallen bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 52)

§ 7. Splitsing en samenvoeging van klassen en vorming van groepen.
Artikel 26
  • 1. Vorming van klassen en vorming van groepen van leerlingen kan slechts geschieden, voor zover het totale aantal leraarlessen niet groter wordt dan de uitkomst van de formule 36n+ a + pen het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen ten minste 18 bedraagt.

  • 2. Onder het totale aantal leerlinglessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leerling volgens het lesrooster wekelijks volgt. Onder het totale aantal leraarlessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leraar volgens het lesrooster wekelijks geeft.

  • 3. In de formule 36 n + a + p stellen voor:

    • n: het aantal klassen van de school, te berekenen op de wijze zoals in artikel 27 is aangegeven.

    • a: het aantal klassen van het eerste en tweede leerjaar, berekend volgens artikel 27

    • p: voor een school voor v.w.o 32

      voor een school voor h.a.v.o. 24

      voor een school voor v.s.b.o. 16.

  • 4. Indien het bevoegd gezag de leerlingen niet de keuze biedt uit alle vakken waarin het eindexamen kan worden afgelegd, kan de minister de waarde van p op een lager aantal vaststellen.

artikel 26 gewijzigd bij Lb ham van de 31stemei 2000, (P.B. 2000, no. 54) en bij Lb ham van de 23stejuni 2008 (P.B. 2008, no. 52)

Artikel 27
  • 1. Het aantal klassen van een school wordt voor de bepaling van de waarde van n berekend door de som te bepalen van de naar boven op de naastbijgelegen gehele getallen afgeronde quotiënten die worden verkregen door het aantal leerlingen van elk leerjaar van die school te delen door 30. In afwijking van de eerste volzin is in geval van arbeidsgericht onderwijs het quotiënt 16. In bijzondere gevallen kan het bestuurscollege, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie gehoord, toestemming verlenen om het van het hierboven bepaalde af te wijken.

  • 2. Er worden klassen en groepen gevormd van ten hoogste 30 leerlingen. In bijzondere gevallen kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie op verzoek van het bevoegd gezag groepen van meer dan 30 leerlingen toestaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid worden aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs respectievelijk aan de praktisch kadergerichte leerweg of praktisch beroepsgerichte leerweg van een school voor v.s.b.o. groepen gevormd van ten hoogste 16 respectievelijk 24 leerlingen.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid is het toegestaan bij het onderwijs aan scholen voor v.s.b.o. in de sectorprogramma’s metaal, bouw en motorvoertuigentechniek respectievelijk de sectorprogramma’s instalectro en hospitality klassen of groepen te vormen van ten hoogste 10 respectievelijk 12 leerlingen, indien de veiligheid van de leerlingen dit vereist.

artikel 27, lid l gewijzigd en leden 2, 3 en 4 opnieuw vastgesteld bij Lb ham van de 23ste juni 2008, (P.B. 2008, no. 53).

Artikel 28

Indien het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen groter is dan 24, wordt het maximaal toegestane aantal leraarlessen vastgesteld op het naar boven afgerond quotiënt van het totaal aantal leerlinglessen en het getal 24.

Artikel 29

Bij toepassing van de voorgaande en de volgende artikelen wordt tot grondslag genomen het gemiddeld aantal leerlingen dat op l juni van het afgelopen schooljaar en op l september van het desbetreffende schooljaar als werkelijk schoolgaand bekend stond.

artikel 29 gewijzigd bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 52)

Artikel 30
  • 1. Indien twee of meer scholen, genoemd in artikel 26, derde lid, tot een scholengemeenschap zijn verenigd, worden deze scholen voor de toepassing van de voorgaande artikelen van deze paragraaf als één school aangemerkt, met dien verstande dat:

    • a. de leerjaren die deze scholen niet gemeenschappelijk hebben, voor de berekening van het aantal klassen worden aangemerkt als leerjaren van zelfstandige scholen;

    • b. indien twee of meer van deze scholen behalve eerste leerjaren ook tweede en/of derde leerjaren gemeenschappelijk hebben, de waarde a wordt vermeerderd met het getal dat gelijk is aan tweemaal het aantal klassen van de gemeenschappelijke tweede en/of derde leerjaren;

    • c. de waarde van p gesteld wordt op de som van de getallen, in artikel 26, derde lid, genoemd voor ieder van de scholen die tot descholengemeenschap behoren.

Artikel 31
  • 1. Artikel 28 blijft buiten toepassing, zolang de school niet alle leerjaren omvat.

  • 2. Indien van een school voor v.w.o. de hoogste drie leerjaren nog niet gevormd zijn, bedraagt de waarde van p 0. Indien van een zodanige school uitsluitend de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 10. Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 20.

  • 3. Indien van een school voor h.a.v.o. de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0. Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 15.

  • 4. Indien van een school voor v.s.b.o. de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd bedraagt de waarde van p 0. Indien van een school voor v.s.b.o. het hoogste leerjaar nog niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 10.

artikel 31, lid 4 opnieuw vastgesteld en lid 5 vervallen bij Lb ham van de 23stejuni 2008, (P.B. 2008, no. 53)

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 32
  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als ‘Landsbesluit scholen v.w.o., h.av.o., v.s.b.o.’.

  • 2. Het treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met l augustus 1968.

artikel 32 gewijzigd bij Lb ham van de 4de februari 2009 (P.B. 2009, no. 11)

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste juni 2008 ter uitvoering van artikel 32, vijfde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs en Cultuur;

b. school:

een dagschool, avondschool of dagavondschool voor onderscheidenlijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (v.w.o.), hoger algemeen voortgezet onderwijs (h.a.v.o.) en voorbereidend secundair beroepsonderwijs (v.s.b.o.);

c. de met het uitoefenen van hettoezicht daarop belaste instantie:

de ingevolge artikel 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie;

c. openbare school:

een door een eilandgebied in stand gehouden school;

d. bijzondere school:

een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechteijke rechtspersoon in stand gehouden school;

e. bevoegd gezag:

voor wat betreft:

  • a. een openbare school:

    • 1°. het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied, of

    • 2°. het openbaar orgaan, bedoeld in artikel 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • b. een bijzondere school: het schoolbestuur;

f. directeur:

de rector of directeur van een school, als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs of diens waarnemer;

g. adjunct-directeur:

de conrector of adjunct-directeur van een school, als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

h. kandidaat:

een leerling als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

i. examinator:

een leraar van wie de leerling onderwijs heeft ontvangen inhet schooljaar waarin de leerling eindexamen aflegt en die het eindexamen in één of meer vakken afneemt, of diens door de directeur aangewezen plaatsvervanger;

j. gecommitteerde:

een gecommitteerde als bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

k. surveillant:

de directeur of een door hem aangewezen leraar die toezichthoudt tijdens het examen;

l. eindexamen:

het schoolexamen en het centraal examen in alle vakken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de desbetreffende scholen, tenzij het tegendeel blijkt;

m. deeleindexamen:

het schoolexamen en het centraal examen in één of meer vakken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de desbetreffende scholen;

n. certificaat:

een aan een kandidaat afgegeven bewijs, waarop één of meer vakken vermeld staan, waarvoor een eindcijfer van een 6 of meer is behaald;

o. bewijs van kennis:

een bewijs van een, bij een eindexamen, met goed gevolg afgelegd examen in een vak, waarin ten minste een zeven als eindcijfer is behaald, met dien verstande dat het cijfer van het schoolexamen en, indien van toepassing, van het centraal examen van dat vak ten minste 6,0 bedraagt;

p. bewijs van vrijstelling:

een bewijs, als bedoeld in artikel 48.

q. profielwerkstuk:

een werkstuk, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden die van betekenis zijn in het desbetreffende profiel, aan de orde komen.

r. sectorwerkstuk:

een werkstuk waarin een thema uit de sector waarin deleerling het onderwijs volgt, aan de orde komt.

s. cultureel artistiek werkstuk:

een werkstuk waarin een thema uit het sectorprogramma en een thema uit het vak culturele en artistieke vorming op geïntegreerde wijze aan de orde komen.

t. aanvullend examen:

een landsexamen in één vak voor een kandidaat die inhetzelfde schooljaar een eindexamen aflegt;

u. landsexamencommissie:

een landsexamencommissie, als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

v. examenstof:

de aan de kandidaat te stellen eisen;

w. Hoofd van het Examenbureau:

degene die leiding geeft aan de uitvoerende dienst binnen het Ministerie van Onderwijs en Cultuur en belast is met de verantwoordelijkheid voor de constructie en normering van de centrale examens.

Hoofdstuk 2 Het eindexamen

§ 1 Algemeen
Artikel 2
  • 1. Het bevoegd gezag stelt de leerlingen van een school in de gelegenheid ter afsluiting van het desbetreffende onderwijs een eindexamen af te leggen.

  • 2. Het bevoegd gezag van een avondschool of een dagavondschool stelt de leerlingen in de gelegenheid om eindexamen dan wel deeleindexamen af te leggen.

  • 3. Het bevoegd gezag kan tot het eindexamen dan wel het deeleindexamen toelaten kandidaten die niet als leerling van de school zijn ingeschreven.

  • 4. Het bevoegd gezag van een school, als bedoeld in het tweede lid, kan tot het deeleindexamen toelaten kandidaten die niet als leerling van de school zijn ingeschreven.

  • 5. De leeftijd van de kandidaten moet op 1 april van het jaar waarin het deeleindexamen wordt afgenomen zijn:

    • a. voor v.s.b.o.-kandidaten 17 jaar of ouder;

    • b. voor h.a.v.o.-kandidaten 18 jaar of ouder;

    • c. voor v.w.o.-kandidaten 19 jaar of ouder.

Artikel 3
  • 1. Het eindexamen bestaat voor ieder vak uit een schoolexamen en, voor de vakken of programmaonderdelen genoemd in artikel 17, tevens uit een centraal examen.

  • 2. Het schoolexamen v.w.o. en h.a.v.o. omvat mede een profielwerkstuk. Het profielwerkstuk heeft betrekking op ten minste twee vakken dan wel twee deelvakken dan wel een vak en een deelvak van het door de kandidaat gevolgde profiel, genoemd in artikel 19 of 19a van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. De in de tweede volzin genoemde vakken en deelvakken behoren tot het desbetreffende profieldeel, met dien verstande dat indien het betreft het profiel cultuur en maatschappij, tot deze vakken en deelvakken tevens worden gerekend de vakken Papiamentu, Nederlandse taal en Engelse taal uit het gemeenschappelijk deel van dat profiel.

  • 3. Het schoolexamen v.s.b.o., voor zover het betreft de theoretische kadergerichte leerweg, genoemd in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs, omvat mede een sectorwerkstuk. Het sectorwerkstuk heeft betrekking op ten minste twee vakken, twee deelvakken of een vak en een deelvak. Deze vakken en deelvakken behoren tot het desbetreffende sectordeel.

  • 4. Het schoolexamen v.s.b.o, omvat naast het werkstuk genoemd in het derde lid, bovendien een cultureel artistiek werkstuk.

  • 5. De taal waarin de toetsing van literatuur, het profielwerkstuk, de eventuele presentatie ervan, en het sectorwerkstuk kan worden opgesteld, is naar keuze van de kandidaat één van de talen die op de school worden aangeboden. Op met redenen omkleed verzoek van de directeur kan in geval dat het bepaalde in de eerste volzin praktisch niet uitvoerbaar blijkt te zijn, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie afwijking van de eerste volzin toestaan.

Artikel 4
  • 1. Het eindexamen v.w.o. omvat:

    • a. de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 19, eerste en tweede lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., met dien verstande dat voor de bepaling van de eindcijfers de onderdelen literatuur van de talen tezamen als het vak Literatuur van het gemeenschappelijk deel worden aangemerkt, waarbij bij het berekenen van het gemiddelde het cijfer van het onderdeel literatuur van, voor de eilandgebieden Bonaire en Curaçao, het vak Papiamentu dan wel, voor de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten, het vak Engelse taal tweemaal en dat van ieder van de overige talen eenmaal weegt,

    • b. de vakken en deelvakken van het profieldeel van een van de profielen, genoemd in artikel 19, derde tot en met vijfde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., waaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, en

    • c. vakken, deelvakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 19, zesde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voorzover de Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.w.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken en deelvakken, waarvoor hij een bewijs van kennis kan overleggen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool bij het eindexamen vrijgesteld van de deelvakken culturele en artistieke vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool en in het bezit is van het diploma h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen, algemene sociale wetenschappen.

Artikel 5
  • 1. Het eindexamen h.a.v.o. omvat:

    • a. de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 19a, eerste tot en met het vierde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.;

    • b. de vakken en deelvakken van het profieldeel van een van de profielen, genoemd in artikel 19a, vijfde tot en met zevende lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., waaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, en

    • c. vakken, deelvakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 19a, achtste lid van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voorzover de Minister daaraan goedkeuring heeft verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken en deelvakken, waarvoor hij een bewijs van kennis kan overleggen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool, bij het eindexamen vrijgesteld van de deelvakken culturele en artistieke vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel.

Artikel 6
  • 1. Het eindexamen v.s.b.o. omvat:

    • a. de vakken in het gemeenschappelijk deel ingevolge artikel 20, eerste tot en met vierde lid van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., en

    • b. de twee vakken en het sectorprogramma in het sectordeel ingevolge artikel 20, vijfde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., en

    • c. indien gewenst, een vak als bedoeld in artikel 20, zesde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.s.b.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken, deelvakken en sectorprogramma, waarvoor hij een bewijs van kennis kan overleggen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool, vrijgesteld van de vakken lichamelijke opvoeding en culturele en artistieke vorming van het gemeenschappelijk deel. Tevens is de kandidaat vrijgesteld van het cultureel artistiek werkstuk.

Artikel 7
  • 1. Bij ministeriële beschikking met algemene werking wordt voor elk onderwijssoort, met uitzondering van het arbeidsgericht onderwijs, het eindexamenprogramma vastgesteld.

  • 2. In het eindexamenprogramma, bedoeld in het eerste lid, wordt voor alle vakken en deelvakken, met uitzondering van de vakken, bedoeld in artikelen 19, zesde lid, onderdeel d, en 19a, achtste lid, onderdeel d, en 21 van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. en alle sectorprogramma’s, aangegeven:

    • a. een omschrijving van de examenstof;

    • b. het deel van de examenstof dat centraal zal worden geëxamineerd,

    • c. het deel van de examenstof dat tijdens het schoolexamen zal worden geëxamineerd en zonodig de wijze van toetsing;

    • d. het aantal toetsen van het centraal examen, de wijze van toetsing, hun tijdsduur en, indien van toepassing, de toegestane hulpmiddelen.

  • 3. De examenprogramma’s voor zover het betreft leerwegen in het v.s.b.o. kunnen voorzien in differentiaties waaruit een leerling een keuze maakt.

Artikel 8
  • 1. Het deelexamen en eindexamen wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag afgenomen door de examencommissie, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De examencommissie bestaat uit de directeur en de examinatoren van de desbetreffende school. De directeur is voorzitter van de examencommissie. De directeur wijst één van de personeelsleden van de school aan als secretaris van de examencommissie.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een goed verloop van het eindexamen.

  • 4. Het centraal examen staat onder toezicht van de gecommitteerden.

§ 2 Het schoolexamen
Artikel 9
  • 1. Van alle vakken, deelvakken en programmaonderdelen, bedoeld in de artikelen 19, 19a en 20 van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., behalve van door het bevoegd gezag vast te stellen vakken die geen onderdeel zijn van het eindexamen, wordt een schoolexamen afgenomen.

  • 2. Het bevoegd gezag bepaalt het tijdstip waarop het schoolexamen aanvangt. Het schoolexamen wordt tenminste tien dagen vóór de aanvang van het centraal examen afgesloten.

  • 3. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het tweede lid, tweede volzin, een kandidaat die ten gevolg van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen niet heeft kunnen afsluiten voor de aanvang van het eerste tijdvak, in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak af te sluiten na de aanvang van het eerste tijdvak doch vóór het centraal examen in dat vak.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, tweede volzin, geldt voor het h.a.v.o. dan wel v.w.o. dat het schoolexamen voor de vakken lichamelijke opvoeding, culturele en artistieke vorming 1 en het profielwerkstuk uiterlijk moeten zijn afgesloten op een datum gelegen na de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen, doch uiterlijk een week voor de aanvang van het tweede tijdvak. In geval van een afwijking in de zin van de eerste volzin zendt het bevoegd gezag de met het schoolexamen en het profielwerkstuk behaalde resultaten zo spoedig mogelijk aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, tweede volzin, geldt voor het v.s.b.o. dat het schoolexamen voor de vakken waarin geen centraal examen wordt afgelegd en het sectorwerkstuk uiterlijk moeten zijn afgesloten op een datum gelegen na de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen, doch uiterlijk een week voor de aanvang van het tweede tijdvak. In geval van een afwijking in de zin van de eerste volzin zendt het bevoegd gezag de met het schoolexamen en het sectorwerkstuk behaalde resultaten zo spoedig mogelijk aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

Artikel 10
  • 1. Het schoolexamen in een vak bestaat uit mondelinge, schriftelijke of praktische toetsen dan wel een combinatie daarvan.

  • 2. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel over een kandidaat meetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis.

Artikel 11

Het schoolexamen bestaat uit een examendossier. Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het schoolexamen zoals gedocumenteerd in een door het bevoegd gezag gekozen vorm.

Artikel 12
  • 1. Het bevoegd gezag stelt een examenreglement vast. Het examenreglement bevat in elk geval informatie over de maatregelen, bedoeld in artikel 13, en de toepassing daarvan, alsmede regels met betrekking tot de organisatie van het eindexamen, de gang van zaken tijdens het eindexamen, het herexamen van het schoolexamen. Ten aanzien van het herexamen wordt in elk geval bepaald, in welke gevallen een herexamen mogelijk is. Ook kan worden bepaald dat tot die gevallen kunnen behoren gevallen dat de kandidaat door ziekte of als gevolg van een bijzondere, van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, niet in staat is geweest aan de desbetreffende toets deel te nemen.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks vóór 1 augustus een programma van toetsing en afsluiting vast, dat in elk geval betrekking heeft op het desbetreffende schooljaar. In het programma wordt in elk geval aangegeven welke onderdelen van het examenprogramma in het schoolexamen worden getoetst, de inhoud van de onderdelen van het schoolexamen, de wijze waarop het schoolexamen plaatsvindt, de tijdvakken waarbinnen de toetsen van het schoolexamen aanvangen, het herexamen daaronder mede begrepen de wijze van herexamen van het schoolexamen, alsmede de regels voor de wijze waarop de beoordeling van toetsen en de totstandkoming van cijfers voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt.

  • 3. Het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting worden door de directeur vóór 1 augustus toegezonden aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie en verstrekt aan de kandidaten.

Artikel 13
  • 1. Indien een kandidaat zich aan het schoolexamen onttrekt of zich aan enige andere onregelmatigheid ten aanzien van het schoolexamen schuldig maakt, kan, ongeacht hetgeen daaromtrent nader in de regeling wordt bepaald, de voorzitter van de examencommissie, na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie:

    • a. de kandidaat de deelname aan één of meer delen van het schoolexamen ontzeggen;

    • b. één of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het schoolexamen van de kandidaat ongeldig verklaren;

    • c. het cijfer 1 voor een toets van het schoolexamen van de kandidaat toekennen.

  • 2. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, wordt niet genomen dan nadat de kandidaat en bij minderjarigheid van de kandidaat in aanwezigheid van diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren.

  • 3. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, houdt ontzegging van deelname aan het centraal examen in.

  • 4. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, houdt in dat de kandidaat op een door de voorzitter van de examencommissie te bepalen tijdstip in de gelegenheid moet worden gesteld de ongeldig verklaarde toetsen wederom af te leggen.

  • 5. Van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, stelt de voorzitter van de examencommissie de kandidaat, en bij minderjarigheid van de kandidaat ook diens ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat, en de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie schriftelijk binnen drie dagen in kennis.

  • 6. Na in kennis te zijn gesteld kan de kandidaat tegen een schriftelijke beslissing van de voorzitter van de examencommissie binnen drie dagen schriftelijk in beroep gaan bij de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 7. In het geval van het zesde lid stelt de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie een onderzoek in en beslist binnen twee weken op het beroep. Hij kan de termijn, bedoeld in de vorige volzin, met redenen omkleed verlengen met ten hoogste twee weken. De met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie deelt zijn beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat en de voorzitter van de examencommissie.

Artikel 14
  • 1. De examinator drukt zijn eindoordeel over kennis, inzicht en vaardigheden van een kandidaat in elk vak uit in een cijfer voor het schoolexamen.

  • 2. Daartoe wordt gebruikt één van de cijfers 1 tot en met 10, met de daartussen liggende cijfers met een decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe:

    1 = zeer slecht 6 = voldoende

    2 = slecht 7 = ruim voldoende

    3 = zeer onvoldoende 8 = goed

    4 = onvoldoende 9 = zeer goed

    5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend

  • 3. Het cijfer voor het schoolexamen is het gemiddelde van de beoordelingen die voor de toetsen van het schoolexamen aan de kandidaat zijn gegeven.

  • 4. Voor zover een kandidaat door twee of meer leraren gezamenlijk is geëxamineerd, bepalen deze leraren in onderling overleg het cijfer voor het schoolexamen.

  • 5. Indien de leraren niet tot overeenstemming komen, wordt het cijfer bepaald op het rekenkundige gemiddelde van hun beoordeling. Indien bedoeld gemiddelde een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.

  • 6. In afwijking van het tweede lid, worden het deelvak culturele en artistieke vorming 1 en het deelvak lichamelijke opvoeding 1 uit het gemeenschappelijk deel van elk profiel, beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van de desbetreffende deelvakken, zoals blijkend uit het examendossier. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing op het vak culturele en artistieke vorming en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van elke leerweg.

  • 7. In afwijking van het tweede lid wordt het profielwerkstuk beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling geschiedt op de grondslag van het genoegzaam voltooien van het profielwerkstuk, zoals blijkend uit het examendossier. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing op het sectorwerkstuk en het cultureel artistieke sectorwerkstuk. Het profielwerkstuk, sectorwerkstuk en het cultureel artistieke sectorwerkstuk worden beoordeeld door ten minste twee examinatoren die de kandidaat hebben begeleid bij de totstandkoming van deze werkstukken.

Artikel 15
  • 1. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de kandidaat die eindexamen of deeleindexamen aflegt, in één vak van het schoolexamen waarin geen centraal examen wordt afgenomen, herexamen kan afleggen. Het herexamen omvat door het bevoegd gezag aangegeven onderdelen van het examenprogramma.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt vast hoe het cijfer van het in het eerste lid bedoelde herexamen wordt bepaald. Het hoogste van de cijfers behaald bij het herexamen in een vak en bij het eerder afgelegde schoolexamen in dat vak geldt als het definitieve cijfer van het schoolexamen in dat vak.

Artikel 16

Voor de aanvang van het centraal examen maakt de voorzitter van de examencommissie aan de kandidaat en bij minderjarigheid van de kandidaat ook diens ouders, voogden of verzorgers, schriftelijk bekend, voorzover van toepassing:

  • a. welke cijfers hij heeft behaald voor het schoolexamen,

  • b. de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, en

  • c. de beoordeling van het profielwerkstuk of het sectorwerkstuk en het cultureel artistiek sectorwerkstuk.

§ 3 Het centraal examen
Artikel 17

Van de volgende vakken of programmaonderdelen wordt een centraal examen afgenomen

  • a. in het v.w.o.:

    • de drie talen van het gemeenschappelijke deel;

    • alle vakken die tot een profieldeel behoren met uitzondering van het vak biologie 1;

    • de vakken informatica, management en organisatie uit het vrije deel.

  • b. in het h.a.v.o.:

    • de drie talen van het gemeenschappelijke deel;

    • alle vakken die tot een profieldeel behoren, met uitzondering van de vakken wiskunde A1 en biologie 1;

    • de vakken informatica, management en organisatie uit het vrije deel.

  • c. in het v.s.b.o.:

    • de drie talen van het gemeenschappelijke deel ;

    • alle vakken die tot een sectordeel behoren;

    • de vakken, genoemd in artikel 20, zesde lid, van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.;

    • de sectorprogramma’s.

Artikel 18
  • 1. De Minister wijst voor elke school één of meer gecommitteerden aan. De aanwijzing geldt tot na afloop van de herkansing. Indien dit door de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie wordt verzocht, stelt het bevoegd gezag gecommitteerden ter aanwijzing voor.

  • 2. Indien de Minister op grond van het eerste lid, tweede volzin, een leraar van een school heeft aangewezen als gecommitteerde ten behoeve van een andere school, draagt het bevoegd gezag van de eerstgenoemde school er zorg voor, dat de leraar diens verplichting kan nakomen.

  • 3. De gecommitteerden ontvangen uit ’s Landskas een bij ministeriële beschikking vastgestelde beloning voor de door hen verrichte werkzaamheden en een vergoeding van reis en verblijfskosten.

Artikel 19
  • 1. Het centraal examen kent een eerste, tweede en derde tijdvak.

  • 2. Het eerste en tweede tijdvak worden afgenomen in het laatste leerjaar.

  • 3. Het derde tijdvak wordt aansluitend aan het laatste leerjaar afgenomen door de landsexamencommissie.

  • 4. De Minister kan vakken aanwijzen waarin volgens zijn aanwijzingen het eindexamen in een of meer tijdvakken wordt afgenomen door de landsexamencommissie.

  • 5. Bij toepassing van het derde of vierde lid, leveren de kandidaten de opgaven, de door hen gemaakte aantekeningen alsmede andere door hen gemaakte stukken in bij een van degenen die toezicht houden. De voorzitter van de landsexamencommissie bepaalt, in welke gevallen wordt afgeweken van de eerste volzin, alsmede in welke gevallen en op welk tijdstip de opgaven, de aantekeningen en de andere stukken, bedoeld in die volzin, aan de kandidaten worden teruggegeven.

  • 6. De voorzitter van de landsexamencommissie kan bij toepassing van het derde of vierde lid een locatie aanwijzen, waar de examens worden afgenomen.

Artikel 20
  • 1. De voorzitter van de examencommissie deelt jaarlijks voor 1 november aan het Hoofd van het Examenbureau en aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie mede hoeveel kandidaten in elk vak aan het centraal examen in het eerste tijdvak zullen deelnemen.

  • 2. De voorzitter van de examencommissie zendt jaarlijks ten minste drie dagen voor de aanvang van de centrale examens in het eerste tijdvak, aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie een lijst waarop voor iedere kandidaat vermeld staat in welke vakken hij centraal examen zal afleggen en waarop is aangegeven welke cijfers de kandidaat voor het schoolexamen heeft behaald. Voor de aanvang van het tweede tijdvak worden een lijst met de kandidaten, de in het eerste tijdvak door die kandidaten behaalde cijfers, de, voor zover van toepassing, alsnog behaalde cijfers voor het schoolexamen, alsmede een overzicht van het vak of de vakken waarin elke kandidaat examen zal afleggen, aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie gezonden.

  • 3. Indien een examenprogramma differentiaties kent als bedoeld in artikel 7, derde lid, kan een kandidaat per tijdvak in niet meer differentiaties centraal examen afleggen dan volgens het desbetreffende programma is vereist.

Artikel 21
  • 1. De voorzitter van de examencommissie kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de voorzitter van de examencommissie de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 2. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat:

    • a. er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,

    • b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en

    • c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a. genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.

  • 3. Van elke afwijking op grond van het tweede lid wordt mededeling gedaan aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

Artikel 22
  • 1. De opgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen voor de vakken van het centraal examen zijn in de Nederlandse taal opgesteld en voor alle kandidaten gelijk. In geval dat een school voor v.w.o. of h.a.v.o. of een of meer leerwegen van een school voor v.s.b.o. het Papiamentu dan wel de Engelse taal als de instructietaal hanteert, zijn in afwijking van de eerste volzin de opgaven voor de leerlingen van die school of die leerweg opgesteld in het Papiamentu dan wel de Engelse taal.

  • 2. Het Hoofd van het Examenbureau draagt zorg voor de constructie van de examenopgaven met bijbehorende beoordelingsnormen van dat gedeelte van het centraal examen dat verschilt van het centraal examen van Nederland en stelt de examenopgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen vast.

Artikel 23
  • 1. Het Hoofd van het Examenbureau zorgt ervoor dat de opgaven en de beoordelingsnormen, bedoeld in artikel 22, tweede lid, tijdig worden gedrukt en verzonden aan de voorzitter van de examencommissie.

  • 2. De voorzitter van de examencommissie zorgt ervoor, dat de opgaven voor het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets waarbij deze opgaven aan de kandidaten worden voorgelegd. Het Hoofd van het Examenbureau kan opgaven aanwijzen waarop de eerste volzin niet van toepassing is.

Artikel 24
  • 1. Het toezicht tijdens het centraal examen is opgedragen aan de door de voorzitter van de examencommissie aangewezen surveillanten.

  • 2. In elk lokaal van een school waar een centraal examen wordt afgenomen, zijn ten minste twee surveillanten aanwezig.

  • 3. In bijzondere gevallen kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie bepalen dat van het tweede lid afgeweken wordt.

Artikel 25
  • 1. De voorzitter van de examencommissie of een door hem aangewezen lid van de examencommissie stelt de kandidaten vóór de aanvang van het centraal examen in kennis van alle aangelegenheden waarvan zij op de hoogte dienen te zijn.

  • 2. De pakketten met de in artikel 23, eerste lid, bedoelde opgaven worden, nadat de surveillanten de gegevens daarop hebben gecontroleerd en in orde bevonden, in tegenwoordigheid van de kandidaten geopend bij de aanvang van het centraal examen. Indien de kandidaten in meer dan één lokaal zijn geplaatst, geschiedt de opening in één van deze lokalen.

  • 3. Nadat de pakketten zijn geopend, mogen omtrent de examenopgaven geen mededelingen of inlichtingen aan de kandidaten worden verstrekt, tenzij door of namens het Hoofd van het Examenbureau daartoe opdracht is gegeven.

Artikel 26
  • 1. Het centraal examen wordt gemaakt op gewaarmerkt papier dat is verstrekt door of namens de voorzitter van de examencommissie, tenzij door het Hoofd van het Examenbureau ander papier is verstrekt. Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de voorzitter van de examencommissie.

  • 2. Bij het centraal examen is alleen het gebruik van die boeken, logaritmetafels, tabellen en andere hulpmiddelen toegestaan die op grond van artikel 7, tweede lid onderdeel d, zijn toegestaan. Deze boeken, logaritmetafels, tabellen en andere hulpmiddelen zijn in het examenlokaal aanwezig en worden vóór de aanvang van het centraal examen door de voorzitter van de examencommissie of een door hem aangewezen leraar onderzocht.

Artikel 27
  • 1. Gedurende het centraal examen verlaten de kandidaten niet zonder toestemming van een surveillant het examenlokaal.

  • 2. Een kandidaat wordt tot uiterlijk een half uur na de aanvang van het centraal examen tot dat centraal examen toegelaten.

  • 3. Een kandidaat die na de aanvang van het centraal examen tot het centraal examen is toegelaten, levert zijn werk uiterlijk in op hetzelfde tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.

  • 4. In bijzondere gevallen kan de voorzitter van de examencommissie, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie gehoord, afwijken van de tijdstippen, bedoeld in het tweede en derde lid, met dien verstande dat de duur van de toets niet wordt overschreden.

  • 5. De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een toets van het centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets.

Artikel 28

De surveillanten maken na afloop proces-verbaal op van het centraal examen en leveren dit in bij de voorzitter van de examencommissie.

Artikel 29
  • 1. Indien een kandidaat om een geldige reden ter beoordeling van de voorzitter van de examencommissie is verhinderd bij één of meer toetsen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen te voltooien. In overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie bepaalt de voorzitter van de examencommissie hoeveel toetsen maximaal afgenomen worden. Indien artikel 19, vierde lid, toepassing vindt, wordt gelegenheid gegeven het centraal examen op meer dan twee toetsen te voltooien, afhankelijk van de feitelijke mogelijkheden.

  • 2. Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de landsexamencommissie zijn eindexamen te voltooien.

  • 3. De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk, in geval van een examen aan een van de scholen door tussenkomst van de voorzitter van de examencommissie aan bij de voorzitter van de landsexamencommissie. In geval dat ten behoeve van de kandidaat toepassing is gegeven aan artikel 21, eerste, tweede dan wel derde lid, deelt de voorzitter van de examencommissie dit en waaruit de toepassing bestaat, tevens mede aan de voorzitter van de landsexamencommissie.

  • 4. Na afloop van het derde tijdvak deelt de voorzitter van de landsexamencommissie het resultaat mede aan de voorzitter van de examencommissie.

Artikel 30
  • 1. De voorzitter van de examencommissie doet het gemaakte werk van het centraal examen met een exemplaar van de opgaven, een exemplaar van de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator van het desbetreffende vak.

  • 2. De examinator beoordeelt het examenwerk zo spoedig mogelijk en retourneert dit aan de voorzitter van de examencommissie

  • 3. De voorzitter van de examencommissie zendt het door de examinator beoordeelde examenwerk onverwijld aan de betrokken gecommitteerde.

  • 4. De gecommitteerde beoordeelt het examenwerk zo spoedig mogelijk en retourneert dit aan de voorzitter van de examencommissie.

  • 5. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de beoordelingsprocedure, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 31
  • 1. De voorzitter van de examencommissie draagt er zorg voor dat tijdens het praktisch gedeelte van het centraal examen van een eindexamen v.s.b.o. de examinator in het desbetreffende vak of programma aanwezig is. De examinator beoordeelt de prestaties tijdens het maken van de praktijkopgaven en legt zijn bevindingen van de verrichtingen van de kandidaat schriftelijk vast. De examinator beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past daarbij de in artikel 22, tweede lid, bedoelde beoordelingsnormen toe. De examinator drukt zijn beoordeling uit in een score. De examinator zendt de score en voor zover mogelijk het beoordeelde werk aan de voorzitter van de examencommissie.

  • 2. De gecommitteerde beoordeelt het resultaat van de praktijkopgaven, alsmede de verrichtingen van de kandidaat zoals blijkend uit de in het eerste lid bedoelde schriftelijke vastlegging daarvan. De voorzitter van de examencommissie overhandigt de gecommitteerde daartoe een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal, alsmede de regels voor het bepalen van de score, bedoeld in het eerste lid. Artikel 30, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32
  • 1. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het cijfer voor het examenwerk vast. Artikel 14, tweede en vijfde lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De examinator vult de vastgestelde cijfers voor het centraal examen in op een cijferlijst, waarvan het model door het Hoofd van het Examenbureau wordt vastgesteld. De examinator levert de lijst na ondertekening door hem en de gecommitteerde in bij de voorzitter van de examencommissie. Deze vergewist zich ervan dat de lijst deugdelijk is ondertekend en de eindcijfers juist zijn berekend en ondertekent daarna de lijst.

Artikel 33
  • 1. Indien het centraal examen naar het oordeel van de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of twijfel is gerezen, of het centraal examen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie besluiten dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk bij één of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.

  • 2. De met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie verzoekt het Hoofd van het Examenbureau nieuwe opgaven vast te stellen en bepaalt op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen.

  • 3. Indien door onvoorziene omstandigheden het centraal examen in één of meer vakken niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist de Minister hoe alsdan moet worden gehandeld.

Artikel 34
  • 1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het centraal examen dan wel ten aanzien van een aanspraak op vrijstelling aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, dan wel zonder geldige reden afwezig is, kan de voorzitter van de examencommissie maatregelen nemen.

  • 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn:

    • a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het centraal examen,

    • b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer toetsen van het centraal examen,

    • c. het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het centraal examen,

    • d. het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in door de voorzitter van de examencommissie aan te wijzen onderdelen. Indien het hernieuwd examen bedoeld in de vorige volzin betrekking heeft op een of meer onderdelen van het centraal examen legt de kandidaat dat examen af in een volgend tijdvak van het centraal examen.

  • 3. Alvorens een beslissing, als bedoeld in het eerste en tweede lid, te nemen wordt de kandidaat in de gelegenheid gesteld door de voorzitter van de examencommissie te worden gehoord. Bij minderjarigheid van de kandidaat geschiedt dit in aanwezigheid van diens ouders, voogden of verzorgers.

  • 4. De voorzitter van de examencommissie stelt de kandidaat, en bij minderjarigheid van de kandidaat ook diens ouders, voogden of verzorgers, van zijn beslissing in kennis en wijst daarbij op het bepaalde in het zesde lid.

  • 5. De voorzitter van de examencommissie maakt van de beslissing en van de feiten waarop deze steunt, onverwijld een rapport op. Hij zendt van dit rapport terstond een afschrift aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 6. De kandidaat kan binnen drie dagen nadat de beslissing van de voorzitter van de examencommissie te zijner kennis is gebracht, schriftelijk aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie verzoeken de beslissing te herzien. De met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie stelt vervolgens een onderzoek in en beslist op het verzoek. In de beslissing wordt zo nodig vastgelegd op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het centraal examen af te leggen in de vakken waarvan hij de zittingen gedeeltelijk of geheel niet heeft meegemaakt.

§ 4 Uitslag, herkansing en diploma
Artikel 35
  • 1. Kennis, inzicht en vaardigheden van een kandidaat worden voor elk examenvak uitgedrukt in een eindcijfer. Artikel 14, tweede lid, is hierbij van toepassing.

  • 2. De voorzitter van de examencommissie bepaalt het eindcijfer op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Voor de in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemde praktisch basisgerichte leerweg geldt in afwijking van de eerste volzin dat voor de bepaling van het eindcijfer het cijfer voor het schoolexamen tweemaal wordt meegerekend, en het cijfer voor het centraal examen éénmaal.

  • 3. Bij de vakken waarin alleen een schoolexamen wordt afgenomen, is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen voor een schoolexamen tevens eindcijfer van het desbetreffende vak.

  • 4. Voor de slagingsregeling van het v.s.b.o., bedoeld in artikel 36, eerste lid, wordt het gemiddelde bepaald van de eindcijfers van de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel en het keuzedeel waarin slechts schoolexamen is afgelegd.

  • 5. Voor de slagingsregeling van het v.w.o. en het h.a.v.o., bedoeld in artikel 36, derde lid, wordt het gemiddelde bepaald van de eindcijfers van de verplicht te volgen vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel en het gekozen profieldeel, bedoeld in de artikelen 19 en 19a van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. met een studielast van ten hoogste 160 uren in het h.a.v.o. respectievelijk 200 uren in het v.w.o.

  • 6. Indien het gemiddelde niet een geheel getal is, wordt dit getal afgerond naar het dichtstbijgelegen geheel getal, waarbij een getal van 50 of meer achter de komma naar boven wordt afgerond tot een geheel getal.

Artikel 36
  • 1. De kandidaat die eindexamen v.s.b.o. heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:

    • a. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald,

    • b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, of

    • c. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, of

    • d. voor twee van zijn examenvakken, waarvan ten hoogste één behorend tot het sectordeel, het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, met dien verstande dat het eindcijfer van het sectorprogramma in de praktisch basisgerichte leerweg dan wel de praktisch kadergerichte leerweg een voldoende dient te zijn.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens dat voor het sectorwerkstuk en voor het cultureel artistiek sectorwerkstuk de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ is behaald.

  • 3. De kandidaat die eindexamen v.w.o. of h.a.v.o. heeft afgelegd, is geslaagd indien hij met inachtneming van artikel 35, vijfde lid, tweede volzin:

    • a. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald;

    • b. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 4 of 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald, of

    • c. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld het eindcijfer 4 en voor één van deze vakken het eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald, met dien verstande dat van deze vakken waarvoor het eindcijfer 4 of 5 is behaald, niet meer dan één vak het profieldeel betreft.

  • 4. In aanvulling op het derde lid geldt dat het profielwerkstuk en de deelvakken culturele en artistieke vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, moeten zijn beoordeeld als ‘voldoende’ of ‘goed’.

  • 5. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd en niet voldoet aan één van de voorwaarden, genoemd in het eerste en tweede dan wel derde en vierde lid, is afgewezen.

  • 6. Indien een kandidaat in het laatste leerjaar langdurig ziek is dan wel lange tijd niet in staat is onderwijs in het laatste leerjaar te volgen, kan het bevoegd gezag van een dagschool, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie gehoord, toestaan dat, in afwijking van het vijfde lid deze kandidaat het eindexamen gedurende twee achtereenvolgende schooljaren aflegt.

Artikel 37
  • 1. Ten aanzien van een kandidaat die in één schooljaar het eindexamen verspreid aan twee of meer scholen aflegt, is bij de bepaling van de uitslag artikel 36, eerste lid tot en met vierde lid, van toepassing.

  • 2. De kandidaat, bedoeld in het eerste lid, doet een schriftelijk verzoek tot toepassing van artikel 38, tweede lid, aan de directeur van de school waar hij eindexamen in het grootste aantal vakken aflegt.

  • 3. De Minister kan nadere voorschriften stellen met betrekking tot de uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 38
  • 1. De voorzitter en de secretaris van de examencommissie stellen een lijst op van de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen en de eindcijfers voor alle eindexamenvakken van elke kandidaat waarbij de op deze lijst vermelde vakken een eindexamen vormen als bedoeld in de artikelen 4 respectievelijk 5 respectievelijk 6. Hierbij wordt vermeld of de kandidaat voldaan heeft aan het bepaalde van artikel 36, eerste tot en met het vierde lid.

  • 2. Het aantal eindcijfers per kandidaat kan het aantal vereiste eindexamenvakken, bedoeld in de artikelen 4 respectievelijk 5 respectievelijk 6, overtreffen. In geval van de eerste volzin, en indien nodig om een kandidaat te laten slagen, betrekken de voorzitter en de secretaris van de examencommissie ook deze extra eindcijfers bij de bepaling van de uitslag.

  • 3. Indien de kandidaat slechts kan slagen wanneer één of meer van de in het tweede lid bedoelde eindcijfers niet bij de bepaling van de uitslag wordt betrokken, stellen de voorzitter en de secretaris van de examencommissie de kandidaat een keuze uit de eindcijfers, bedoeld in het tweede lid, voor. De keuze door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie is definitief, indien de kandidaat binnen vier dagen geen mededeling heeft gedaan van een andere keuze. De keuze, bedoeld in de eerste volzin, betreft slechts een of meer vakken die ter keuze van de kandidaat waren, met in achtneming van het aantal vereiste eindexamenvakken, bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6.

  • 4. Indien de kandidaat eindexamen heeft afgelegd en in datzelfde jaar een aanvullend examen, wordt het met het aanvullend examen behaalde cijfer, indien de kandidaat daarom tijdig en schriftelijk heeft verzocht, betrokken bij de uitslagbepaling.

  • 5. Met het afleggen van het eindexamen in enig jaar aan een avondschool of dagavondschool wordt gelijkgesteld het in dat jaar afleggen van examen in een of meer vakken aan die school met het oogmerk, in dat jaar het diploma te behalen door de combinatie met het overleggen door de desbetreffende kandidaat aan de examencommissie avondschool of dagavondschool van:

    • a. een in artikel 43, derde lid, bedoelde cijferlijst van een school die is uitgereikt in een eerder jaar;

    • b. een in artikel 43, derde lid, of artikel 44, eerste lid, bedoelde cijferlijst, afgegeven aan een andere avondschool of dagavondschool;

    • c. een of meer bewijzen van vrijstelling als bedoeld in artikel 48, vierde lid.

  • 6. Cijferlijsten worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken, indien na het jaar waarin zij zijn vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken. Vrijstellingsbewijzen worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken indien na het jaar waarin het onderliggende diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

Artikel 39
  • 1. De voorzitter van de examencommissie draagt er zorg voor dat de beoordeling van het schoolexamen en het centraal examen en de eindcijfers worden overgenomen op een verzamellijst, waarvan het model door het Hoofd van het Examenbureau is vastgesteld. Op de lijst wordt ten minste vermeld:

    • a. het profiel of de profielen dan wel de leerweg waarop het examen betrekking heeft;

    • b. de vakken waarin examen is afgelegd;

    • c. de cijfers van het schoolexamen, alsmede in voorkomend geval de beoordeling van het profielwerkstuk of sectorwerkstuk en de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft respectievelijk het thema van het sectorwerkstuk;

    • d. de cijfers van het centraal examen;

    • e. de eindcijfers;

    • f. de uitslag van het eindexamen;

    • g. het registratienummer van het afgegeven diploma.

  • 2. De voorzitter en de secretaris van de examencommissie vergewissen zich ervan dat de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen en de eindcijfers juist zijn overgenomen.

Artikel 40
  • 1. De examencommissie stelt in een vergadering vast welke kandidaten zijn geslaagd of afgewezen voor het eindexamen, nadat de voorzitter van de examencommissie de eindcijfers heeft opgelezen.

  • 2. De uitslag wordt aangetekend op de verzamellijst van cijfers, bedoeld in artikel 39, eerste lid.

  • 3. De voorzitter en de secretaris van de examencommissie ondertekenen vervolgens de verzamellijst van cijfers.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na de vergadering deelt de voorzitter van de examencommissie de uitslag tezamen met de eindcijfers aan iedere kandidaat en, bij minderjarigheid van de kandidaat, ook aan diens ouders, voogden of verzorgers mede.

Artikel 41
  • 1. Elke kandidaat die eindexamen dan wel deeleindexamen heeft afgelegd, heeft het recht om in één vak herkansing te doen.

  • 2. Indien de kandidaat een schriftelijk verzoek om herkansing doet aan de voorzitter van de examencommissie vóór een door de voorzitter van de examencommissie te bepalen en tijdig bekendgemaakt tijdstip, is de uitslag, bedoeld in artikel 40, tweede lid, voorlopig.

  • 3. Indien de kandidaat in het tweede tijdvak geen mogelijkheid tot herkansing heeft gehad, en hij een schriftelijk verzoek daartoe indient bij de voorzitter van de examencommissie vóór een door de voorzitter van de examencommissie te bepalen en tijdig bekendgemaakt tijdstip, alsmede in geval van artikel 29, tweede lid, is de uitslag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, voorlopig.

  • 4. Indien de kandidaat niet tijdig herkansing heeft aangevraagd, is de uitslag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, definitief.

Artikel 42
  • 1. De herkansing in een eindexamenvak geschiedt op dezelfde wijze als het examen is afgenomen in het eerste tijdvak.

  • 2. Het cijfer van de herkansing wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 35.

  • 3. Het hoogste van de cijfers, behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde centraal examen, geldt als definitief cijfer voor het centraal examen.

  • 4. Na afloop van de herkansing wordt met toepassing van artikel 36, eerste tot en met vijfde lid, de definitieve uitslag van het eindexamen door de examencommissie vastgesteld. Artikel 40 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een vak waarin in een examenjaar deeleindexamen is afgelegd. De kandidaat die in een examenjaar zowel eindexamen als een aanvullend examen aflegt, oefent het recht op herkansing per examenjaar ten hoogste eenmaal uit.

Artikel 43
  • 1. Na vaststelling van de uitslag van het eindexamen worden de diploma’s en de cijferlijsten opgemaakt.

  • 2. Bij ministeriële beschikking wordt het model voor de diploma’s en de cijferlijsten vastgesteld.

  • 3. De voorzitter van de examencommissie van een dagschool reikt aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing

    • a. de cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het centraal examen,

    • b. de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk, alsmede de beoordeling van het profielwerkstuk,

    • c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk

    • d. het thema van het cultureel artistiek sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het cultureel artistiek sectorwerkstuk,

    • e. de beoordeling van de deelvakken culturele en artistieke vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 in v.w.o. en h.a.v.o.,

    • f. de beoordeling van de vakken culturele en artistieke vorming en lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van de leerweg in het v.s.b.o.,

    • g. volgens welke differentiatie als bedoeld in artikel 7, derde lid, is geëxamineerd,

    • h. de eindcijfers voor de examenvakken,

    • i. de uitslag van het eindexamen, alsmede

    • j. de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken tenzij de kandidaat daartegen bedenkingen heeft geuit.

  • 4. De voorzitter van de examencommissie van een dagschool reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het eindexamen geslaagde kandidaat, daaronder mede begrepen de kandidaat die zijn eindexamen met gunstig gevolg heeft voltooid ten overstaan van de examencommissie, een diploma uit, waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de uitslag zijn betrokken. Op het diploma v.s.b.o. is de leerweg vermeld die bij de uitslag is betrokken.

  • 5. De deelvakken culturele en artistieke vorming en het vak lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijke deel, waarvoor de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool, ingevolge artikel 47, vierde lid, artikel 48, vierde lid, of artikel 6, derde lid is vrijgesteld, worden niet vermeld op de cijferlijst. Andere vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld bij het examen, worden zonder vermelding van een cijfer vermeld op de cijferlijst, behalve in geval van vrijstellingen als bedoeld in artikel 47, die wel leiden tot vermelding van een cijfer.

  • 6. De diploma’s en cijferlijsten worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 44
  • 1. De voorzitter van de examencommissie van een avondschool of dagavondschool reikt aan de kandidaat die deeleindexamen heeft afgelegd aan een avondschool of dagavondschool, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen,

    • b. de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk, alsmede de beoordeling van het profielwerkstuk,

    • c. het thema alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, en

    • d. de eindcijfers voor de examenvakken.

  • 2. De voorzitter van de examencommissie van een avondschool of dagavondschool reikt aan de in het eerste lid bedoelde kandidaat, alsmede aan de kandidaat aan wie op grond van de definitieve uitslag niet op grond van artikel 43, vierde lid, een diploma kan worden uitgereikt, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    • b. de vakken, het onderwerp, het thema of de titel van het profielwerkstuk, voor zover beoordeeld met ‘goed’ of ‘voldoende’, en

    • c. het thema van het sectorwerkstuk, voorzover beoordeeld met ‘goed’ of ‘voldoende’.

  • 3. De voorzitter van de examencommissie van een avondschool of dagavondschool reikt aan de definitief voor het eindexamen v.s.b.o.. afgewezen kandidaat die de school verlaat en die voor een of meer vakken van dat eindexamen een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voorzover van toepassing:

    • a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    • b. het thema van het sectorwerkstuk, voorzover beoordeeld met ‘goed’ of ‘voldoende’, en

    • c. het thema van het cultureel artistiek werkstuk, voorzover beoordeeld met ‘goed’ of ‘voldoende’.

  • 4. De Minister stelt het model van het certificaat en de cijferlijst vast.

Artikel 45
  • 1. Duplicaten van afgegeven diploma’s, certificaten, vrijstellingsbewijzen en cijferlijsten worden niet verstrekt.

  • 2. Een schriftelijke verklaring dat een in het eerste lid bedoeld document is afgegeven, welke verklaring dezelfde waarde heeft als dat document zelf, kan uitsluitend door de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie worden verstrekt.

  • 3. De voorzitter van de examencommissie is bevoegd aan degene die eindexamen of deeleindexamen heeft afgelegd een verklaring over het eindexamen en een afschrift van de cijferlijst te verstrekken.

Artikel 46

De voorzitter van de examencommissie zendt binnen een week na de uitslag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, en na afloop van de herkansing, bedoeld in artikel 42, vierde lid, een ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst, bedoeld in artikel 39, eerste lid, aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

§ 5 Bewijs van vrijstelling en bewijs van kennis
Artikel 47
  • 1. Onverminderd vrijstellingen, als bedoeld in artikelen 4, 5 en 6, is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool:

    • a. vrijgesteld van het examen in een vak in het v.s.b.o. van het gemeenschappelijk deel, bedoeld in artikel 20 van het Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o., op grond van het examen v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o., indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald,

    • b. vrijgesteld van het examen in een vak in het h.a.v.o. op grond van een examen v.w.o. of h.a.v.o., indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • c. vrijgesteld van het examen in een vak in het v.w.o. op grond van een examen v.w.o., indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • d. vrijgesteld van het examen in een vak van het v.w.o. of h.a.v.o. op grond van het overeenkomstige examen, afgelegd in Nederland of in Aruba, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • e. vrijgesteld van het profielwerkstuk of sectorwerkstuk, indien reeds eerder een profielwerkstuk respectievelijk sectorwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op twee vakken uit het desbetreffende profieldeel respectievelijk op een thema uit de desbetreffende sector, en dat is beoordeeld als ‘voldoende’ of ‘goed’.

  • 2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het cijfer of de beoordeling is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, onderdelen a en b, is de kandidaat die het eindexamen v.w.o. aflegt, vrijgesteld van het vak literatuur, indien de kandidaat hiervoor bij een eerder afgelegd examen een eindcijfer 6 of hoger heeft behaald.

  • 4. In aanvulling op het eerste lid, onderdelen a tot en met e, en het derde lid, kan de daar bedoelde kandidaat eveneens vrijgesteld worden voor één of twee vakken, waarvoor het eindcijfer 5 of 4 is behaald, mits redelijkerwijs verondersteld mag worden dat de kandidaat zal kunnen voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 om te slagen voor het eindexamen.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de toepassing van het eerste lid.

Artikel 48
  • 1. Onverminderd artikel 47 kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie op verzoek van de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een avondschool of dagavondschool vrijstelling verlenen voor een examenvak, indien de kandidaat op grond van eerder gevolgd onderwijs aantoonbaar in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden ter zake van het desbetreffende vak. De vrijstelling kan slechts worden verleend op basis van een diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk, al of niet behaald in de Nederlandse Antillen, dat door de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie wordt aanvaard als bewijs van voldoende kennis en vaardigheden. Indien de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie dit nodig oordeelt, onderzoekt zij of de kandidaat in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden.

  • 2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het in dat lid bedoelde diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken

  • 3. Tot de in het eerste lid bedoelde diploma’s, getuigschriften en andere bewijsstukken behoren in elk geval die betreffende het Internationaal Baccalaureaat, het Europees Baccalaureaat, het Baccalaureaat betreffende het overeenkomstige onderwijs in een lidstaat van de Europese Unie, dan wel met voornoemde bewijzen vergelijkbare bewijzen, afgegeven door de Caribbean Examinations Council.

  • 4. Indien de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie de gevraagde vrijstelling verleent, verstrekt zij de verzoeker een bewijs van vrijstelling.

  • 5. Het bewijs van vrijstelling vermeldt de gronden van de vrijstelling, het tijdstip van het verrichten van de onderwijs- of examenprestatie waarop de vrijstelling berust, en gaat in voorkomend geval vergezeld van een verklaring betreffende het in het eerste lid bedoelde onderzoek naar de kennis en vaardigheden van de examenkandidaat, of naar de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken.

  • 6. De Minister stelt het model van het bewijs van vrijstelling vast.

Artikel 49

Een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 48 wordt schriftelijk ingediend bij de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie onder overlegging van een uittreksel uit het geboorte- of persoonsregister en een gewaarmerkte fotokopie van het diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk waarop het verzoek om vrijstelling berust.

Artikel 50
  • 1. Een bewijs van kennis wordt op verzoek van de kandidaat door de voorzitter van de examencommissie uitgereikt binnen drie weken nadat de uitslag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aan de kandidaat is medegedeeld.

  • 2. Op het bewijs van kennis worden in ieder geval vermeld:

    • a. het vak of de vakken waarin de kandidaat het volgende schooljaar geen examen behoeft af te leggen;

    • b. de cijfers die voor de in onderdeel a. bedoelde vak of vakken zijn behaald;

    • c. de datum van afgifte van het bewijs van kennis.

  • 3. Het bewijs van kennis is slechts één jaar geldig.

Artikel 51

De voorzitter van de examencommissie zendt aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie:

  • a. binnen een week na de uitreiking daarvan een afschrift van een uitgereikt bewijs van kennis als bedoeld in artikel 50;

  • b. een lijst van kandidaten aan wie een bewijs van kennis is uitgereikt.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 52
  • 1. Het schriftelijk werk van het centraal examen en het schoolexamen der kandidaten, de beoordelingsnormen en de verzamellijst, bedoeld in artikel 39, eerste lid, worden gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard door de voorzitter van de examencommissie ter inzage voor belanghebbenden.

  • 2. Een door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie ondertekend exemplaar van de verzamellijst, bedoeld in artikel 39, eerste lid, wordt gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag in het archief van de school bewaard.

  • 3. De voorzitter van de examencommissie draagt er zorg voor dat een volledig stel van de bij de centrale examens en schoolexamens gebruikte opgaven gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard blijft in het archief van de school.

  • 4. Een kandidaat die voor een vak ten overstaan van de landsexamencommissie centraal examen als bedoeld in artikel 19, vierde lid, aflegt, kan omtrent zijn werk gedurende genoemde periode van zes maanden inlichtingen inwinnen bij de voorzitter van de landsexamencommissie.

Artikel 53

Elke voorzitter van een examencommissie brengt jaarlijks zo spoedig mogelijk na afloop van het eindexamen, doch vóór 1 oktober van het navolgende schooljaar, verslag uit aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie over de in het voorgaande schooljaar bij de uitvoering van zijn taak verrichte werkzaamheden, uitgeoefende bevoegdheden en gedane bevindingen.

Artikel 54

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit landsbesluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit landsbesluit de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 55

Ingetrokken worden:

  • a. Het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.;

  • c. Het Landsbesluit eindexamens alternatief lager beroepsonderwijs.

Artikel 56
  • 1. In afwijking van artikel 17, eerste lid, wordt in de vakken Papiamentu A en Papiamentu B geen centraal examen afgenomen voor:

    • a. de cohorten 2001–2002, 2002–2003, 2003–2004 en 2004–2005 van het v.w.o.;

    • b. de cohorten 2001–2002, 2002–2003, 2003–2004 en 2004–2005 van het h.a.v.o.

  • 2. In afwijking van artikel 17, eerste lid, wordt in de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en culturele en artistieke vorming 2 geen centraal examen afgenomen voor:

    • a. de cohorten 2001–2002, 2002–2003 en 2003–2004 van het v.w.o.;

    • b. de cohorten 2001–2002, 2002–2003 en 2003–2004 van het h.a.v.o.,

met dien verstande dat deze vakken worden beschouwd als centraal af te nemen vakken in de zin van artikel 17.

  • 2. In afwijking van artikel 17, eerste lid, wordt in het vak Papiamentu geen centraal examen afgenomen voor de cohort 2002-2003 van het v.s.b.o.

  • 3. Onder cohort in het eerste lid, onderdelen a en b dan wel onderdeel c, wordt verstaan de groep leerlingen die in dat betreffende schooljaar het vierde leerjaar van het v.w.o. of h.a.v.o. dan wel het derde leerjaar van het v.s.b.o. volgt.

Artikel 57

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is en werkt terug tot en met 1 augustus 2002 met uitzondering van de artikelen die betrekking hebben op het eindexamen van het h.a.v.o. die met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2001 inwerkingtreden, met dien verstande dat de bepalingen van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. het Landsbesluit beroepsvoorbereidend onderwijs (P.B. 1995, no. 106) zoals die luiden op de datum voor de inwerkingtreding van dit landsbesluit, van kracht blijven voor de leerlingen die reeds met het eindexamen zijn gestart voor wat betreft:

  • a. het v.w.o. en v.s.b.o. vóór 1 augustus 2002;

  • b. het h.a.v.o. vóór 1 augustus 2001.

Artikel 58

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste november 2000 ter uitvoering van artikel 36, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) (Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

In overweging genomen hebbende:

dat het wenselijk is ter uitvoering van artikel 36, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) voorschriften vast te stellen omtrent het verlenen door de Minister belast met onderwijs van de bevoegdheid tot het geven van voortgezet onderwijs aan een, buiten de Nederlandse Antillen, behaald diploma of getuigschrift hetwelk, niet opgenomen is in de bijlage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van voornoemde landsverordening;

Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

Artikel 1

  • 1. Indien een diploma voldoet aan de vastgestelde voorwaarden kan de Minister verklaren dat de bezitter van een, buiten de Nederlandse Antillen, behaald diploma, de bevoegdheid heeft om voortgezet onderwijs te geven in de Nederlandse Antillenin de vakken en aan de scholen, door hem aangegeven.

  • 2. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. het diploma moet behaald zijn aan een buiten de Nederlandse Antillen gevolgde opleiding hetwelk qua duur en inhoud gelijkwaardig is aan enige Nederlands-Antilliaanse opleiding waaraan een diploma met onderwijsbevoegdheid is verbonden;

    • b. aan het diploma moet in het land van herkomst een onderwijsbevoegdheid verbonden zijn;

    • c. het diploma is niet opgenomen in de bijlage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29).

  • 3. Ter verkrijging van de onderwijsbevoegdheid dient de bezitter, bedoeld in het eerste lid, bij de Minister een verzoek daartoe in onder bijvoeging van:

    • a. een kopie van het diploma;

    • b. een kopie van de cijferlijst c.q. het transcript;

    • c. een kopie van de studiegids van het betreffende examen-jaar;

    • d. personalia van de bezitter.

  • 4. De Minister neemt binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek een beslissing op het verzoek.

  • 5. Het model van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Minister vastgesteld.

  • 6. In dit artikel wordt onder Minister verstaan de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd- en Sportzaken.

Artikel 2

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 3

Dit besluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste november 2000 ter uitvoering van artikel 36, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) (Landsbesluit bevoegdheidsverklaring leraren).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

In overweging genomen hebbende:

dat het wenselijk is ter uitvoering van artikel 36, derde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) voorschriften vast te stellen op grond waarvan de Minister belast met Onderwijs kan verklaren dat een leraar geacht wordt in het bezit te zijn van een bewijs van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs in vakken waarvoor geen bewijzen van bekwaamheid zijn aangewezen, en van een bewijs als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van voornoemde landsverordening;

Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd- en Sportzaken;

b. de landsverordening:

de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29);

c. het bevoegd gezag:

voor wat betreft:

  • 1°. een openbare school: het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied;

  • 2°. een bijzondere school: het schoolbestuur.

Artikel 2

  • 1. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, kan de Minister verklaren, dat een leraar geacht wordt in het bezit te zijn van een bewijs van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs in vakken waarvoor geen bewijzen van bekwaamheid zijn aangewezen, en van een bewijs als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de landsverordening.

  • 2. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. de leraar komt niet in aanmerking voor een verklaring als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de landsverordening;

    • b. de leraar moet tenminste twee schooljaren naar volle tevredenheid van het bevoegd gezag lesgegeven hebben in het desbetreffende vak;

    • c. het bevoegd gezag vraagt met toestemming van de leraar de verklaring, bedoeld in het eerste lid, aan;

    • d. de inspectie brengt, na het indienen van het verzoek van het bevoegd gezag, een positief advies uit over het functioneren van de leraar;

    • e. geen enkel bewijs van bekwaamheid voor het desbetreffende vak voor de desbetreffende schoolsoort is aangewezen;

    • f. het desbetreffende vak komt niet voor op het, jaarlijks door de Minister samen te stellen, overzicht van de vakken waarvoor geen verklaring als bedoeld in het eerste lid, meer zal worden afgegeven.

  • 3. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt in elk geval aangevraagd indien het de intentie is de leraar na het tweede schooljaar nogmaals met de lessen te belasten.

  • 4. De Minister neemt binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek een beslissing op het verzoek.

  • 5. Het model van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Minister vastgesteld.

  • 6. Bij het totstandbrengen van het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, moet gewerkt worden met gegevens van de instanties belast met aangelegenheden betreffende studie-financiering.

Artikel 3

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 4

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit bevoegdheidsverklaring leraren.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 9de april 2010 houdende aanwijzing van een Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed als bedoeld in de Landsverordening maritiem beheer voor de Eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Artikel 1

Als Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed wordt in elk van de Eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangewezen het onderdeel van de bestuursdienst waaronder de bescherming van archeologisch erfgoed ressorteert.

Artikel 2

Bij de vervulling van de taken, omschreven in artikel 32, tweede lid, en die, voortvloeiend uit artikel 32, derde lid, van de Landsverordening maritiem beheer stelt het desbetreffende Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed het Instituut voor National Archeological and Anthropological Memory Management (Stichting NAAM) in de gelegenheid terzake te adviseren.

Artikel 3

Ingeval een melding zaken betreft die zich bevinden in de aansluitende zone van de territoriale zee van een eilandgebied, draagt de desbetreffende dienst, bedoeld in artikel 1, ervoor zorg dat de Minister van Onderwijs en Cultuur onverwijld langs schriftelijke weg wordt ingelicht.

Artikel 4

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 5

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin deze geplaatst is.

Artikel 6

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 23ste november 2000 ter uitvoering van artikel 1, vijfde lid, van het Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 142).

DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR, JEUGD- EN SPORTZAKEN;

Overwegende:

dat het wenselijk is het model van de verklaring, bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van het Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 142), vast te stellen;

Gelet op:

artikel 1, vijfde lid, van het Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 142);

HEEFT BESLOTEN:

Artikel 1

De verklaring, bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van het Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 142), wordt overeenkomstig het model, opgenomen in de bij deze ministeriële beschikking behorende bijlage, opgesteld.

Artikel 2

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Bijlage behorende bij de Ministeriële Beschikking van de 23ste november 2000 ter uitvoering van artikel 1, vijfde lid, van het Landsbesluit voorschriften onderwijsbevoegdheid niet-Antilliaanse diploma’s (P.B. 2000, no. 142)

Gelezen:

het verzoek van ..... te .....;

Overwegende:

dat voor het voortgezet onderwijs in het vak .....geen bewijs van bekwaamheid is aangewezen;

Gelet op:

artikel 36, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29);

Gezien:

het advies van de inspectie van het voortgezet onderwijs;

VERKLAART:

dat te rekenen van .....

aan de heer/mevrouw .....,

geboren ..... te ..... op grond van haar buiten de Nederlandse Antillen behaalde getuigschrift/diploma ....., behaald aan ....., d.d. .... de bevoegdheid wordt verleend tot het geven van voortgezet onderwijs in de Nederlandse Antillenin de/het vak(ken) .... aan de in de bijlage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29), met de/het codenummer(s) ..... aangeduide soorten van onderwijs.

Curaçao,

De Minister van Onderwijs, Cultuur,

Jeugd- en Sportzaken,

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29).

DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR, JEUGD- EN SPORTZAKEN;

Overwegende:

dat het wenselijk is de ministeriële beschikking met algemene werking ter uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B.1979, no. 29) opnieuw vast te stellen;

HEEFT BESLOTEN :

Artikel 1

Het schooljaar vangt aan op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daaropvolgende jaar.

Artikel 2

  • 1. Het totaal aantal vakantiedagen bedraagt, met inbegrip van de feestdagen, genoemd in het tweede lid, 61 schooldagen per jaar.

  • 2. Geen school wordt gehouden op:

    de nieuwjaarsdag;

    de datum vallende na de in ieder eilandgebied afzonderlijk gehouden Carnavalsoptocht;

    de Goede Vrijdag;

    de christelijke tweede Paasdag;

    de Hemelvaartsdag;

    de dag waarop de verjaardag van de Koningin officieel wordt gevierd;

    de dag waarop de dag van de Arbeid officieel wordt gevierd;

    de datum 21 oktober (‘Dia di Antia’);

    de eerste en tweede Kerstdag;

    de datum 6 september voor wat betreft het eilandgebied Bonaire;

    de datum 2 juli voor wat betreft het eilandgebied Curaçao;

    de datum 11 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Maarten;

    de datum 16 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Eustatius;

    de eerste vrijdag in de maand december voor wat betreft het eilandgebied Saba.

Artikel 3

De Ministeriële Beschikking van de 29ste juli 1983 ter uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) (P.B. 1983, no. 83) wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag van de uitgifte van het Publicatieblad waarin het is opgenomen en werkt terug tot en met 21 oktober 1997.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 6de januari 2009 ter uitvoering van artikel 9, zesde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs

Artikel 1
  • 1. Het totale aantal vakantiedagen bedraagt, met inbegrip van de feestdagen, genoemd in het tweede lid, 61 schooldagen per jaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde feestdagen zijn:

    de nieuwjaarsdag;

    de dag vallende na de in het desbetreffende eilandgebied gehouden Carnavalsoptocht;

    de Goede Vrijdag;

    de christelijke tweede Paasdag;

    de Hemelvaartsdag;

    de dag waarop de verjaardag van de Koningin officieel wordt gevierd;

    de dag waarop de dag van de Arbeid officieel wordt gevierd;

    de datum 15 december (‘de Koninkrijksdag dan wel Dia di Reino dan wel Kingdom Day’);

    de eerste en tweede Kerstdag;

    de datum 6 september voor wat betreft het eilandgebied Bonaire;

    de datum 2 juli voor wat betreft het eilandgebied Curaçao;

    de datum 11 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Maarten;

    de datum 16 november voor wat betreft het eilandgebied Sint Eustatius;

    de eerste vrijdag in de maand december voor wat betreft het eilandgebied Saba.

Artikel 2
  • 1. Deze beschikking wordt aangehaald als: Regeling vakantiedagen funderend onderwijs.

  • 2. Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 6de januari 2009 ter uitvoering van artikel 21, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs betreffende de eisen voor een onderwijskundig rapport

Artikel 1

Het onderwijskundig rapport geeft de noodzakelijke basisinformatie over de schoolvorderingen en leermogelijkheden van de leerling op grond waarvan de doorstroom naar het voortgezet onderwijs plaatsvindt.

Artikel 2

Het onderwijskundig rapport bevat minimaal de volgende informatie:

  • a. gegevens van de leerling,

  • b. het verwijzingsadvies en motivering hiervan, vergezeld van het portfolio,

  • c. gegevens van de toeleverende school,

  • d. gegevens van de ontvangende school,

  • e. gegevens over de schoolloopbaan van de leerling,

  • f. gegevens over de beheersing van de acht educatiegebieden in woord en cijfers,

  • g. gegevens over de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling, en

  • i. gegevens over de werkhouding van de leerling.

Artikel 3

Het bestuurscollege stelt het formaat voor het onderwijskundig rapport vast.

Artikel 4
  • 1. Deze beschikking wordt aangehaald als: Beschikking onderwijskundig rapport funderend onderwijs.

  • 2. Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 8ste mei 1973 t.u.v. artikel 5, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 6, vierde lid, sub c, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194)

Artikel 1

Niet als verzekerd in de zin van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) worden aangemerkt de werknemers van Saipem S.p.A., die van vreemde nationaliteit zijn, indien hun verblijf in de Nederlandse Antillen niet langer dan vier jaren heeft geduurd.

Artikel 2

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1970.

LANDSVERORDENING van 23 december 1996 houdende een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering ter zake van bijzondere ziektekosten (Landsverordening algemene verzekering bijzondere Ziektekosten)

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen
Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

b. Uitvoeringsorgaan:

de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

c. Fonds:

het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 18, eerste lid;

d. Indicatiecommissie:

de Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid;

e. Bank:

de Bank van de Nederlandse Antillen;

f. Inspecteur:
  • i. ten aanzien van de werkgever, die hetzij zijn woonplaats, hetzij zijn vestigingsplaats, of bij gebreke daarvan zijn vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft

    • 1. in het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire;

    • 2. in het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao;

    • 3. in één van de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

  • ii. ten aanzien van de verzekerde, die bij het begin van het desbetreffende jaar of bij de aanvang van zijn premieplicht in de loop van dat jaar, zijn woonplaats heeft:

    • 1. in het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire;

    • 2. in het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao;

    • 3. in één van de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

g. toezichthouder:

de toezichthouder, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

h. ingezetene:

degene die blijkens inschrijving in het bevolkingsregister van een der eilandgebieden, metterwoon in een der eilandgebieden van de Nederlandse Antillen gevestigd is;

i. instelling:

een instelling die zich jegens het Uitvoeringsorgaan heeft verbonden om onder bij overeenkomst, bedoeld in artikel 13, te bepalen voorwaarden, behandeling, verpleging of verzorging te verlenen;

j. zorgverlener:

een medische beroepsbeoefenaar of andere deskundige die zich jegens het Uitvoeringsorgaan heeft verbonden om onder bij overeenkomst, bedoeld in artikel 13, te bepalen voorwaarden, behandeling, verpleging of verzorging te verlenen;

k. chronische zieke:

degene die als gevolg van een ziekte of een complicatie ervan of door ouderdom dermate verpleeg- of zorgbehoeftig is geworden, dat deze zich in zowel sociaal, maatschappelijk als economisch opzicht, niet meer als zelfstandig individu in de samenleving kan handhaven;

l. psychiatrisch zieke:

degene die door een combinatie van persoonlijke en maatschappelijke factoren in psychische nood verkeert;

m. gehandicapte:

degene die in een nadelige positie verkeert door een stoornis of een beperking die de normale rolvervulling van die persoon begrenst of verhindert; onder stoornis wordt verstaan iedere afwezigheid of afwijking van een psychologische, fysiologische of anatomische structuur of functie; onder beperking wordt verstaan iedere vermindering of afwezigheid van de mogelijkheid van een voor de mens normale activiteit;

n. lichamen:

rechtspersonen, maat- en vennootschappen, andere verenigingen van personen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;

o. prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie:

het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde afgeleide prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in de Nederlandse Antillen.

Artikel 2
  • 1. Waar een lichaam feitelijk gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2. Degene die de Nederlandse Antillen metterwoon heeft verlaten en binnen één jaar nadien metterwoon terugkeert zonder inmiddels in Nederland, Aruba of op het grondgebied van een andere mogendheid te hebben gewoond, wordt ook voor de duur van zijn afwezigheid geacht in de Nederlandse Antillen te hebben gewoond.

Artikel 3

Behoudens hetgeen in deze landsverordening ten aanzien van de heffing en de invordering van premies is bepaald, wordt in de uitvoering van de in deze landsverordening geregelde verzekering voorzien door het Uitvoeringsorgaan.

Hoofdstuk II Kring der verzekerden
Artikel 4
  • 1. Verzekerd ingevolge deze landsverordening is degene die:

    • a. ingezetene is; of

    • b. geen ingezetene is, doch ter zake van in de Nederlandse Antillen verrichte arbeid, aan loonbelasting onderworpen is.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.

  • 3. Een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de Staten overgelegd. Het treedt in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, bij landsbesluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door de Staten de wens te kennen wordt gegeven dat de uitbreiding of beperking bij landsverordening wordt goedgekeurd. In dat geval wordt een daartoe strekkende ontwerp-landsverordening zo spoedig mogelijk aan de Staten aangeboden.

Hoofdstuk III Aanspraken
Artikel 5
  • 1. Verzekerden hebben met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het tweede lid aanspraak op de volgende vormen van zorg in de Nederlandse Antillen:

    • a. behandeling, verpleging en verzorging van chronisch zieken in een verpleeghuis;

    • b. behandeling, verpleging en verzorging van psychiatrisch zieken in een psychiatrisch ziekenhuis voor zover deze een ononderbroken periode van tenminste 90 verpleegdagen in een psychiatrisch ziekenhuis te boven gaat;

    • c. verpleging en verzorging van psychiatrisch zieken in een gezinsvervangend tehuis voor psychiatrisch zieken;

    • d. verzorging en begeleiding van psychiatrisch zieken in een dagverblijf voor psychiatrisch zieken;

    • e. verzorging en begeleiding van psychiatrisch zieken in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • f. behandeling, verpleging en verzorging van verstandelijk gehandicapten in een instelling voor verstandelijk gehandicapten;

    • g. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in een gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten;

    • h. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in ten dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten;

    • i. verzorging en begeleiding van verstandelijk gehandicapten in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • j. behandeling, verpleging en verzorging van lichamelijk gehandicapten in een instelling voor lichamelijk gehandicapten;

    • k. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in een gezinsvervangend tehuis voor lichamelijk gehandicapten;

    • l. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in een dagverblijf voor lichamelijk gehandicapten;

    • m. verzorging en begeleiding van lichamelijk gehandicapten in de thuissituatie door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • n. voortzetting van de behandeling in een algemeen ziekenhuis van een somatisch chronisch zieke na een ononderbroken verblijf in een ziekenhuis van tenminste 365 dagen alsmede indien na ontslag uit het ziekenhuis na 365 dagen binnen een periode van 182 dagen wederom om dezelfde reden opname in het ziekenhuis noodzakelijk is;

    • o. verpleging en verzorging van een somatisch chronisch zieke in de thuissituatie na een periode van 90 dagen door organisaties die integrale thuiszorg verlenen met waar nodig professionele ondersteuning;

    • p. verstrekking van kunst- of hulpmiddelen voor zover noodzakelijk in het kader van de ingevolge deze landsverordening te verstrekken zorg;

    • q. de voorziening van geneesmiddelen ten behoeve van de nazorg van psychiatrisch zieken aansluitend op de zorg, bedoeld in onderdeel b;

    • r. andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, de Sociaal-Economische Raad gehoord, te bepalen vormen van zorg.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden inhoud en omvang van de zorg waarop en de tijdsduur gedurende welke aanspraak bestaat, geregeld; daarbij kan met betrekking tot de inhoud en omvang van de desbetreffende zorg worden bepaald dat deze onder beperkingen wordt verleend en kan als voorwaarde voor het verkrijgen van zorg worden gesteld, dat degene die zorg geniet, bijdraagt in de kosten daarvan. Daartoe worden in dat landsbesluit mede criteria gesteld voor het bepalen van deze bijdrage.

  • 3. Voor zover de zorg als bedoeld in het eerste lid mede de verstrekking van geneesmiddelen, verbandmiddelen daaronder begrepen, omvat, geschiedt deze verstrekking overeenkomstig bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde regels.

  • 4. Indien in verband met de uitvoering, bedoeld in het derde lid, diensten worden verleend waaraan kosten zijn verbonden, kan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, een vergoeding worden vastgesteld voor de verlening van elk van die diensten.

  • 5. Aanspraken op zorg als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts geldend gemaakt worden indien daarop niet krachtens een andere wettelijke voorziening noch krachtens een particuliere ziektekostenverzekering aanspraak gemaakt kan worden. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het in de eerste volzin bepaalde.

Artikel 6
  • 1. Het Uitvoeringsorgaan draagt zorg, dat de aanspraken van verzekerden tot gelding kunnen worden gebracht. Ten aanzien van de wijze waarop aanspraken tot gelding kunnen worden gebracht, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen regels worden gesteld.

  • 2. Alvorens de verzekerde de aanspraken, welke hem ingevolge deze landsverordening toekomen, tot gelding kan brengen, dient de verzekerde daartoe een aanvraag in bij het Uitvoeringsorgaan met inachtneming van het ingevolge het derde lid bepaalde. Het Uitvoeringsorgaan legt deze aanvraag voor aan de Indicatiecommissie. Na ontvangst van het advies van de Indicatiecommissie neemt het Uitvoeringsorgaan een beslissing.

  • 3. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld inzake de aanvraag, de daarbij over te leggen bescheiden en de te volgen procedure.

  • 4. De verzekerde die zijn aanspraak op zorg daadwerkelijk tot gelding wil brengen, wendt zich na de beslissing, bedoeld in het tweede lid, voor de gewenste zorg tot de door het Uitvoeringsorgaan bij de beslissing aangewezen instelling of tot een zorgverlener.

Artikel 7
  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op vergoeding wegens kosten terzake van in of buiten de Nederlandse Antillen verleende zorg als bedoeld in artikel 5, eerste lid, in gevallen, waarin aan een verzekerde als gevolg van in dat landsbesluit omschreven omstandigheden zorg is verleend, welke deze, indien die omstandigheden zich niet zouden hebben voorgedaan, op de krachtens artikel 6 omschreven wijze had kunnen verkrijgen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde krachtens artikel 5, tweede lid, kan het Uitvoeringsorgaan degene die zorg behoeft, en aan wiens opzet of grove schuld is te wijten dat hij deze zorg behoeft, extra in de kosten van de te verlenen zorg doen bijdragen.

Artikel 8
  • 1. Ieder is verplicht aan het Uitvoeringsorgaan of aan een daartoe door of vanwege het Uitvoeringsorgaan aangewezen persoon de ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening van hem verlangde inlichtingen te geven.

  • 2. De inlichtingen moeten, indien dit wordt verzocht, schriftelijk worden verstrekt binnen een door het Uitvoeringsorgaan of een daartoe door of vanwege het Uitvoeringsorgaan aangewezen persoon schriftelijk te stellen termijn.

  • 3. Ieder is verplicht aan het Uitvoeringsorgaan of een door of vanwege het Uitvoeringsorgaan daartoe aangewezen persoon desgevraagd inzage te verlenen van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover dit nodig is ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening.

  • 4. Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan het Uitvoeringsorgaan de door deze gevraagde uittreksels uit die registers kosteloos te verstrekken. Publiekrechtelijke lichamen zijn verplicht op de door de Minister van Algemene Zaken aan te geven wijze kosteloos hun medewerking te verlenen tot het verkrijgen van de inlichtingen, benodigd voor de uitvoering van deze landsverordening.

Artikel 9

Het Uitvoeringsorgaan vordert van degene die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, aanspraken heeft doen gelden, alsmede van degene die met wetenschap daarvan zijn medewerking daaraan heeft verleend, het bedrag aan ten onrechte of te veel verleende zorg terug.

Hoofdstuk IV Uitvoering
§ 1. Uitvoeringsorgaan
Artikel 10
  • 1. Met de uitvoering van deze landsverordening wordt belast de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen.

  • 2. Het Uitvoeringsorgaan is gevestigd op Curaçao. Het Uitvoeringsorgaan kan op elk der andere eilanden een hulpkantoor vestigen.

  • 3. Het Uitvoeringsorgaan heeft mede tot taak:

    • a. het doelmatig financieel beheer van het Fonds; en

    • b. het adviseren van de Minister inzake de uitvoering van deze landsverordening.

  • 4. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld inzake de uitvoering van deze landsverordening door het Uitvoeringsorgaan.

  • 5. De Minister kan het Uitvoeringsorgaan met het oog op de uitvoering van deze landsverordening aanwijzingen geven.

Artikel 11
  • 1. Het Uitvoeringsorgaan stelt een meerjarenbeleidsplan op dat een periode van ten minste drie jaren omvat en dat jaarlijks wordt bijgesteld. Dit plan behoeft de goedkeuring van de Minister.

  • 2. Jaarlijks stelt het Uitvoeringsorgaan voor het daaropvolgende kalenderjaar een overzicht van de geraamde kosten, investeringen en middelen vast welke ten laste onderscheidenlijk ten gunste van het Uitvoeringsorgaan komen. Dit overzicht wordt vóór 15 november van elk kalenderjaar aan de Minister aangeboden.

  • 3. Jaarlijks stelt het Uitvoeringsorgaan over het afgelopen kalenderjaar een jaarverslag vast bestaande uit een algemeen verslag en een financieel verslag.

  • 4. Het algemeen verslag geeft een overzicht van de in het afgelopen kalenderjaar verrichte werkzaamheden.

  • 5. Het financieel verslag bevat een overzicht van de ten laste van het Uitvoeringsorgaan gemaakte kosten en investeringen, van de door het Uitvoeringsorgaan ontvangen middelen en van de bezittingen van het Uitvoeringsorgaan.

  • 6. Het jaarverslag wordt, vergezeld van een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, vóór 1 juli van het jaar volgend op dat waarop het verslag betrekking heeft, aangeboden aan de Minister en de Bank.

  • 7. Met het oog op de controle van de administratie en van het financieel verslag wijst het Uitvoeringsorgaan een deskundige aan als bedoeld in het zesde lid.

§ 2. Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten.
Artikel 12
  • 1. Er is een Indicatiecommissie Bijzondere Ziektekosten.

  • 2. De Indicatiecommissie heeft tot taak het beoordelen van door het Uitvoeringsorgaan aan haar voorgelegde aanvragen van verzekerden voor zorg en het uitbrengen van advies aan het Uitvoeringsorgaan of er voor de toewijzing van een aanvraag voor zorg een noodzakelijke indicatie bestaat.

  • 3. De Indicatiecommissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter, die beschikken over ruime en veelzijdige ervaring op gebieden van zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 5 te weten:

    • a. een arts;

    • b. een verpleegkundige;

    • c. een maatschappelijk werker.

  • 4. De arts bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bekleedt het voorzitterschap.

  • 5. De leden worden benoemd, geschorst en ontslagen bij landsbesluit. Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd. Het bepaalde in de eerste volzin is van toepassing.

  • 6. Een benoeming geldt voor een periode van vijf jaren.

  • 7. Een lid of plaatsvervangend lid van de Indicatiecommissie wordt ontslagen:

    • a. op eigen verzoek;

    • b. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een zodanige uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • d. indien hij uit hoofde van ziekte of gebrek gedurende langere tijd ongeschikt is geworden zijn functie te vervullen;

    • e. bij ongeschiktheid voor zijn functie anders dan door ziekten of gebreken.

  • 8. De Indicatiecommissie stelt een reglement op betreffende haar werkwijze, dat de goedkeuring van de Minister behoeft.

  • 9. De Indicatiecommissie raadpleegt steeds deskundigen indien zulks voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk is.

  • 10. De leden en plaatsvervangende leden van de Indicatiecommissie alsmede de deskundigen, bedoeld in het negende lid, ontvangen een bij landsbesluit te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden.

  • 11. De Indicatiecommissie wordt bijgestaan door een secretaris die door de Directeur van het Uitvoeringsorgaan wordt aangewezen uit de medewerkers van dat orgaan.

§ 3. Instellingen en zorgverleners
Artikel 13
  • 1. Het Uitvoeringsorgaan sluit met in de Nederlandse Antillen gevestigde instellingen en zorgverleners overeenkomsten ter verwezenlijking van de aanspraken van verzekerden, neergelegd in hoofdstuk III, in zodanige omvang dat het in staat is zijn verplichtingen jegens de verzekerden naar behoren na te komen.

  • 2. Een overeenkomst wordt schriftelijk aangegaan.

  • 3. Een overeenkomst houdt ten minste bepalingen in over:

    • a. het tijdstip waarop de overeenkomst aanvangt te werken en de periode waarvoor zij Is gesloten;

    • b. de te verlenen vorm van zorg, de omvang en de kwaliteit van die zorg;

    • c. de acceptatie van patiënten;

    • d. de medewerking aan kwaliteitsbewaking;

    • e. de voorwaarden van administratieve aard waaraan partijen hebben te voldoen;

    • f. de controle op de naleving van de overeenkomst

    • g. de gegevensverstrekking ten behoeve van die controle;

    • h. de vergoedingen die bij het Uitvoeringsorgaan in rekening kunnen worden gebracht, de berekeningswijze en de hoogte van die vergoedingen en de regeling van de betaling;

    • i. de wijze waarop de overeenkomst kan worden beëindigd.

  • 4. De Minister kan nadere regels omtrent de inhoud van de overeenkomsten vaststellen.

  • 5. Het Uitvoeringsorgaan brengt een overeenkomst ter kennis van de Minister.

Artikel 14

Het Uitvoeringsorgaan stelt kwaliteitseisen vast voor instellingen en zorgverleners die worden gehanteerd bij het aangaan van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde overeenkomsten. Deze kwaliteitseisen behoeven de goedkeuring van de Minister.

Artikel 15

De Minister stelt, gehoord het Uitvoeringsorgaan, eens per vier jaren per instelling het jaarlijkse totaalbedrag vast van de ten laste van het Fonds komende middelen ter dekking van de kosten van de ingevolge deze landsverordening door die instelling te verlenen zorg.

Artikel 16

Elke bepaling in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde overeenkomsten, die in strijd is met deze landsverordening of de daarop berustende bepalingen is nietig.

§ 4. Toezicht op het Uitvoeringsorgaan
Artikel 17
  • 1. De Bank houdt toezicht op het Uitvoeringsorgaan. Zij adviseert, op verzoek of uit eigen beweging, de Minister, de Minister van Financiën en het Uitvoeringsorgaan met betrekking tot aangelegenheden het Uitvoeringsorgaan betreffende, overeenkomstig de regels van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (P.B. 1990, no. 77).

  • 2. Het Uitvoeringsorgaan vergoedt op declaratiebasis de kosten welke voor de Bank aan de uitvoering van haar taken krachtens het eerste lid zijn verbonden. Daartoe houdt de Bank een overzicht bij van verrichte werkzaamheden in het kader van bedoelde taken. De declaraties worden eens per kwartaal ingediend en terstond betaalbaar gesteld.

  • 3. Het Uitvoeringsorgaan is gehouden de Bank alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan verlangen ter uitoefening van het in het eerste lid bedoelde toezicht.

  • 4. De artikelen 42 tot en met 45 zijn van overeenkomstige toepassing op het door de Bank ingevolge het eerste lid te houden toezicht.

Hoofdstuk V Dekking van de kosten
Artikel 18
  • 1. Er is een Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

  • 2. De middelen tot dekking van de uitgaven voor de zorg ingevolge deze landsverordening en van de aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden kosten alsmede de middelen nodig voor het vormen en in standhouden van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen reserve, bestaan uit:

    • a. het heffen van premie;

    • b. het heffen van bijdragen als bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 7, tweede lid, van degenen die zorg genieten;

    • c. de jaarlijkse bijdrage van het Land; en

    • d. overige inkomsten.

  • 3. De premies, de bijdragen van degenen die zorg genieten, de jaarlijkse bijdrage van het Land en de overige inkomsten worden gestort in het Fonds

  • 4. Het Fonds wordt beheerd door het Uitvoeringsorgaan.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot belegging van de gelden van het Fonds.

Artikel 19

De Minister geeft jaarlijks, gehoord het Uitvoeringsorgaan, een aanwijzing voor het totaal van de ten laste van het Fonds komende besteedbare middelen ter dekking van de kosten van de ingevolge deze landsverordening te verlenen zorg.

Artikel 20
  • 1. De premie, bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel a, wordt, met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden, geheven naar de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en bedraagt een percentage van dat inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar in de plaats.

  • 2. Onder inkomen wordt verstaan het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (PB. 1956, no. 9) met dien verstande dat dit inkomen wordt vermeerderd met de krachtens de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 als persoonlijke last in aftrek toegelaten premies algemene ouderdomsverzekering ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), algemene weduwen weduwnaars- en wezenverzekering ingevolge de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194).

  • 3. Premie is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op het bereiken van de vijftienjarige leeftijd.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen met betrekking tot het bepaalde in het eerste en tweede lid nadere regelen worden gesteld.

Artikel 21
  • 1. Het premiepercentage, bedoeld in artikel 20, eerste lid, wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gehoord het Uitvoeringsorgaan en de Sociaal-Economische Raad, vastgesteld.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde percentage kan voor een zuiver inkomen dat minder bedraagt dan het laagste bedrag dat wordt genoemd in de tabel, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, afwijkend worden vastgesteld doch niet meer dan de helft minder bedragen.

  • 3. Het premie percentage bedraagt ter zake van het zuiver inkomen voorzover bestaande uit pensioen het percentage bedoeld in het eerste lid, verminderd met het percentage, bedoeld in het vijfde lid. Onder pensioen wordt verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke terzake van een vroegere dienstbetrekking wordt ontvangen

  • 4. Indien het inkomen meer bedraagt dan NAF. 382.214,–, dan is over het meerdere geen premie verschuldigd.

  • 5. Werkgevers die personen in dienst hebben, die krachtens deze landsverordening verzekerd zijn, betalen aan deze werknemers ter compensatie van de door hen verschuldigde premie een toeslag op het loon. Deze toeslag bedraagt een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen deel van het in het eerste lid bedoelde percentage.

  • 6. Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 7. Het in het derde [bedoeld zal zijn: vierde] lid genoemde bedrag wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangepast aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

  • 8. De aanpassing, bedoeld in het zesde [bedoeld zal zijn: zevende] lid, heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie ultimo augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer ultimo augustus van het voorafgaande jaar.

  • 9. Het is een werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer.

Artikel 22
  • 1. Tenzij bij of krachtens deze landsverordening anders is bepaald, geschiedt de heffing van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, onder verrekening van eventueel krachtens het derde lid geheven premie, bij wege van aanslag en met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regelen.

  • 2. De aanslag wordt vastgesteld door de Inspecteur. De in het eerste lid bedoelde aanslag blijft achterwege indien artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 toepassing vindt.

  • 3. De premie van de verzekerde, die in dienstbetrekking werkzaam is, wordt geheven bij wege van inhouding door de werkgever. Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4 en 5, 4, 21, lid 1, 21a, 21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies, met dien verstande dat in plaats van ‘inhoudingsplichtige’ telkens gelezen wordt ‘werkgever(s)’. Indien de ingevolge artikel 20, eerste lid, in totaal over een kalenderjaar verschuldigde premie door inhouding is geheven, blijft het bepaalde in het eerste lid buiten toepassing. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een werkgever gelijkgesteld de Sociale Verzekeringsbank, het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen, alsmede pensioenfondsen in zin van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, no. 44), verzekeringsmaatschappijen voor zover het betreft door deze uit te betalen pensioenen en de bestuurscolleges van de onderscheiden eilandgebieden voor wat betreft door deze te verstrekken onderstanduitkeringen.

  • 4. De werkgever is verplicht de premie in te houden op het tijdstip waarop het loon:

    • a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; of

    • b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.

  • 5. De premie wordt geïnd door de Landsontvanger.

  • 6. Tenzij bij of krachtens deze landsverordening anders is bepaald, zijn ten aanzien van de invordering van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, de regels geldende voor de invordering van directe belastingen als opgenomen in de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943 (P.B. 1942, no. 248), van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De Minister en de Minister van Financiën kunnen nadere regels geven inzake de heffing, de invordering en de afdracht van de premie ingevolge deze landsverordening.

Artikel 23

De Minister van Financiën is bevoegd, met inachtneming van het vastgestelde premiepercentage, bedoeld in artikel 20, eerste lid, de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie te doen berekenen volgens tabellen. Bij het opstellen van deze tabellen en voor de toepassing daarvan bepaalt de Minister van Financiën de door hem nodig geachte afrondingen.

Artikel 24
  • 1. De werkgever is verplicht de premie, die hij over een tijdvak van een maand of korter heeft ingehouden of had moeten inhouden te zamen met de te zijnen laste komende toeslag, vóór de zestiende dag van de daarop volgende maand, op aangifte af te dragen. Indien de inhouding over een tijdvak van langer dan een maand geschiedt, is de werkgever verplicht de premie vóór de zestiende dag na het einde van dat tijdvak op aangifte af te dragen.

  • 2. De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de Landsontvanger die de ontvangen premies zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst, stort op de rekening van het Fonds.

  • 3. De Inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel van het indienen van aangifte verlenen.

  • 4. De Inspecteur kan van de werkgever die de premie over een tijdvak van langer dan een maand moet afdragen, vorderen dat hij binnen vijftien dagen na het einde van elke maand een gedeelte van de in te houden premie bij wijze van voorlopige betaling afdraagt.

  • 5. De werkgever houdt in en draagt af onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer inhouden, behoudens een andersluidende beslissing van de Inspecteur. Indien onverschuldigd is betaald, zal de onverschuldigd betaalde premie op verzoek door de Inspecteur worden gerestitueerd aan de rechthebbenden. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is afgedragen.

  • 6. Een werkgever die de Nederlandse Antillen metterwoon wenst te verlaten, is verplicht terstond aangifte en afdracht te doen over het lopende kalenderjaar.

  • 7. Ook in de gevallen, dat geen premie behoeft te worden ingehouden, moet de aangifte op de in de vorige leden aangegeven tijden ingediend worden. Personen, die stellen geen werkgever te zijn, moeten niettemin de hen verstrekte aangifteformulieren vóór de zestiende dag van de daarop volgende maand, waarin de aangifteformulieren aan hen zijn verstrekt, indienen.

Artikel 25
  • 1. De Inspecteur verstrekt de inhoudingsplichtige het benodigde aantal aangifteformulieren, hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve. De werkgever is, in het geval hij deze formulieren niet van de Inspecteur heeft ontvangen, verplicht om de Inspecteur te verzoeken deze te verstrekken.

  • 2. De werkgever is gehouden het aangifteformulier duidelijk, volledig, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen of te doen invullen en te ondertekenen.

  • 3. De Minister stelt het model voor het aangifteformulier vast

Artikel 26

Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn door de werkgever is afgedragen, kan de niet of te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, door de Inspecteur nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag te verhalen op zijn werknemer voor zover het betrekking heeft op van de werknemer ten onrechte niet ingehouden premie.

Artikel 27
  • 1. Indien de werkgever niet binnen de voorgeschreven termijn aangifte en afdracht doet, dan wel het aangifteformulier onjuist of onvolledig invult, wordt het bedrag van de premie verhoogd met ten hoogste 100%.

  • 2. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt als premie beschouwd. De werkgever is niet gerechtigd deze verhoging op zijn werknemers te verhalen.

  • 3. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, blijft buiten toepassing, indien de in gebreke geblevene uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig premie is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt.

  • 4. Dwanginvordering geschiedt overeenkomstig de regels van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942, no. 246).

Artikel 28
  • 1. Indien bij het vaststellen van de premie-aanslag of bij controle van de door de werkgever ingehouden premie blijkt dat teveel of te weinig is ingehouden dan wel teveel of te weinig is betaald op een voorlopige premie-aanslag, wordt gedurende een periode van ten hoogste vijf jaren de teveel ingehouden premie gerestitueerd of verrekend en de te weinig ingehouden premie alsnog ingevorderd.

  • 2. Geen restitutie of invordering als bedoeld in het eerste lid heeft plaats, indien het te restitueren of alsnog in te vorderen bedrag lager is dan NAF. 50,-.

  • 3. In een geval als bedoeld in het tweede lid blijft het opleggen van de definitieve premieaanslag achterwege.

Artikel 29
  • 1. De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend en ingehouden.

  • 2. De werkgever is gehouden na afloop van het kalenderjaar aan de werknemer, die bij het einde van het kalenderjaar in zijn dienst is of persoonlijk in aangenomen werk arbeid voor hem verricht, een verklaring af te geven betreffende het in dat kalenderjaar verkregen loon en de ingehouden premie. Bij beëindiging van het dienstverband of de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar is de werkgever gehouden aan de werknemer eenzelfde verklaring af te geven over de tijd, waarin hij bij hem in dat kalenderjaar in dienstverband werkzaam was onderscheidenlijk voor hem werkzaamheden verrichtte. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.

  • 3. De loonadministratie moet gedurende tien jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden bewaard.

Artikel 30
  • 1. Hoofdelijk aansprakelijk is:

    • a. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever de leider van zijn vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen, zijn binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger dan wel degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden;

    • b. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders;

    • c. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van de werkgevers.

  • 2. De werknemer kan hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de van hem ten onrechte niet of te weinig ingehouden premie, tenzij hij de Inspecteur tijdig van de nalatigheid van de werkgever in kennis heeft gesteld.

  • 3. Indien de werkgever niet binnen de Nederlandse Antillen woont of gevestigd is, kan de werknemer mede aansprakelijk worden gesteld voor het gedeelte van de premie dat ten laste komt van de werkgever.

  • 4. De werknemer die in dienstbetrekking is bij of werkzaamheden verricht voor een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever en die de Nederlandse Antillen metterwoon wenst te verlaten, dient hiervan schriftelijk mededeling te doen aan de Inspecteur en kan terstond mede aansprakelijk gesteld worden voor het gedeelte van de premie dat te zijnen laste komt.

  • 5. De heffing van de premie ingevolge het eerste tot en met het vierde lid geschiedt door middel van een aanslag.

Artikel 31
  • 1. De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan de Inspecteur of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke voor de vaststelling van de premie redelijkerwijs van belang zijn.

  • 2. Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt.

  • 3. Bij een weigering om te voldoen aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden, niet met vrucht een beroep doen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.

Artikel 32
  • 1. De jaarlijkse bijdrage van het Land, bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel c, wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

  • 2. De Minister en de Minister van Financiën kunnen regelen geven inzake de betaling van de in het eerste lid bedoelde bijdrage aan het Uitvoeringsorgaan.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt jaarlijks bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid aangepast aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

  • 4. Aanpassing van de in het eerste lid bedoelde bijdrage heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie ultimo van de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer ultimo augustus daaraan voorafgaand.

Hoofdstuk VI Bezwaar en beroep
Artikel 33
  • 1. Aan de belanghebbende wordt schriftelijk kennis gegeven van een beslissing betreffende:

    • a. het verlenen van zorg en het vaststellen van een bijdrage als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • b. het vaststellen van een bijdrage in de kosten van geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 2. Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vermeldt de dagtekening van de beslissing, de gronden waarop deze berust, alsmede de rechtsmiddelen die tegen de beslissing openstaan.

Artikel 34
  • 1. De belanghebbende die bezwaar heeft tegen een beslissing van het Uitvoeringsorgaan, kan binnen zes weken na de dagtekening daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij het Uitvoeringsorgaan. Een bezwaarschrift kan tevens worden ingediend, indien het Uitvoeringsorgaan, na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, niet binnen zes weken na de aanmaning een beslissing heeft genomen. In laatstgenoemd geval vangt de termijn van zes weken aan op de dag volgend op die waarop de termijn van zes weken na de aanmaning verstreken is.

  • 2. Indien de reclamant zich buiten de Nederlandse Antillen bevindt, bedraagt de termijn, genoemd in de eerste volzin van het eerste lid, zes weken.

  • 3. Indien de reclamant redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht binnen de in het eerste of tweede lid gestelde termijnen een bezwaarschrift in te dienen, worden die termijnen verlengd, zodanig dat een nieuwe termijn van zes weken begint te lopen vanaf de dag waarop hij redelijkerwijs wel in staat kan worden geacht een bezwaarschrift in te dienen.

  • 4. Het bezwaarschrift heeft geen schorsende werking.

Artikel 35
  • 1. Het Uitvoeringsorgaan beschikt op een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 34, eerste lid.

  • 2. Indien de reclamant in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe heeft te kennen gegeven, wordt hij vooraf door of vanwege het Uitvoeringsorgaan gehoord. Hij kan ook ambtshalve worden opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen of om de overwegingen te vernemen die bij het nemen van de beslissing hebben gegolden.

  • 3. De reclamant kan zich door een gemachtigde doen vertegenwoordigen.

  • 4. De reclamant is, desgevraagd, gehouden aan het Uitvoeringsorgaan of aan de door deze aangewezen personen inzage te verlenen van boeken of andere bescheiden, die tot staving zijner beweringen kunnen dienen.

Artikel 36
  • 1. Het Uitvoeringsorgaan beschikt binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift. In voorkomende gevallen kan het Uitvoeringsorgaan onder schriftelijke mededeling aan de reclamant de genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen. Indien het Uitvoeringsorgaan niet binnen bedoelde termijn heeft beschikt, geldt zulks als een weigering om te beschikken.

  • 2. De beschikking van het Uitvoeringsorgaan op het bezwaarschrift is met redenen omkleed.

  • 3. Afschrift wordt door het Uitvoeringsorgaan aan de reclamant uitgereikt bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.

Artikel 37

Tegen een beschikking van het Uitvoeringsorgaan staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.

Artikel 38

[vervallen]

Artikel 39
  • 1. Voor zover bij of krachtens deze landsverordening niet anders is bepaald, zijn ter zake van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies, die bij wege van aanslag dan wel bij wijze van inhouding worden geheven, de rechtsmiddelen die gelden in het kader van de heffing van de inkomstenbelasting, bedoeld in de artikelen 43 tot en met 47 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 en in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (P.B. 1941, no. 12) van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De Inspecteur doet op een bezwaarschrift eerst uitspraak nadat is komen vast te staan, dat geen feiten en omstandigheden in geding zijn, welke tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, dan wel voor zover zulks wel het geval is, de beslissing daaromtrent voor de heffing van die belasting onherroepelijk is geworden.

  • 3. Met betrekking tot een naheffingsaanslag, welke geheel of gedeeltelijk berust op feiten welke mede tot het opleggen van een naheffingsaanslag [bedoeld zal zijn: navordering] in de inkomstenbelasting ten laste van belanghebbende aanleiding hebben gegeven, neemt de termijn voor het instellen van beroep eerst een aanvang op de datum, waarop laatstbedoelde naheffingsaanslag onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 4. Tegen hetgeen omtrent de toepassing van artikel 2 van deze landsverordening alsmede omtrent het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) voor de heffing van die belasting onherroepelijk is komen vast te staan, is beroep niet toegelaten.

Hoofdstuk VII Toezicht en opsporing
Artikel 40
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening zijn belast:

    • a. de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren of personen werkzaam bij het Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, voor wat betreft alle aangelegenheden met uitzondering van die betreffende de premieheffing alsmede die betreffende het toezicht op het Uitvoeringsorgaan; en

    • b. de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren werkzaam bij de Inspectie der Belastingen, voor wat betreft alle aangelegenheden de premieheffing betreffende.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

Artikel 41
  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthouders een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 42
  • 1. De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

  • 4. Indien de plaats, bedoeld in het eerste lid, een woning is, treedt een toezichthouder de woning zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid.

  • 5. Op het binnentreden in woningen is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

Artikel 43

Toezichthouders zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 44
  • 1. Toezichthouders zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

  • 4. Indien zulks voor de uitoefening van hun taak wenselijk is, kunnen zij de hulp van deskundigen inroepen voor de beoordeling van gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45
  • 1. Een ieder is verplicht aan toezichthouders alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen vorderen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 46
  • 1. Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze landsverordening zijn, behalve de ambtenaren, bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij landsbesluit aangewezen:

    • a. ambtenaren of personen werkzaam bij het Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, voor wat betreft alle aangelegenheden met uitzondering van die betreffende de premieheffing alsmede die betreffende het toezicht op het Uitvoeringsorgaan; en

    • b. ambtenaren werkzaam bij de Inspectie der Belastingen, voor wat betreft alle aangelegenheden betreffende de premieheffing.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 3. Artikel 41 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Hoofdstuk VIII Strafbepalingen
Artikel 47
  • 1. Op overtreding van artikel 21, negende lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 24, zesde en zevende lid, 30, vierde lid, 31, eerste lid, 45, eerste lid, 61, en in krachtens deze landsverordening gegeven regels wordt een administratieve boete geheven van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Onder het niet voldoen aan de verplichtingen, genoemd in de artikelen 31, eerste lid en 45, eerste lid, wordt mede verstaan het verstrekken van onjuiste inlichtingen.

  • 3. Indien een aanslag, welke werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting van artikel 24, zevende lid, in zijn geheel moet worden verminderd, wordt een boete geheven van honderd gulden.

  • 4. Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste tot en met het derde lid, verdubbeld.

  • 5. De boete wordt geheven door middel van aanslagen.

Artikel 48
  • 1. De werkgever die de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk verhaalt op het loon van de werknemer wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

  • 2. De werkgever, die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd krachtens artikel 21, vijfde lid, wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen. Deze straffen kunnen worden opgelegd voor elk geval waarin een werkgever voor één zijner werknemers de in dit lid bedoelde verplichting niet nakomt.

Artikel 49

Degene, die niet voldoet aan een der verplichtingen opgelegd in artikel 27 wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

Artikel 50
  • 1. Degene, die de bij artikel 61 opgelegde geheimhouding opzettelijk schendt, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.

  • 2. Degene, aan wiens schuld schending van die geheimhouding te wijten is wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

  • 3. Geen vervolging heeft plaats dan op klacht van hem, te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

Artikel 51

Degene, die op grond van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde bepalingen gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden, hetzij met beide straffen

Artikel 52

Degene, die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift, dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk een opgave doet in strijd met de waarheid, zulks met het oogmerk om aldus de verlening van zorg of een uitgebreidere verlening van zorg te verkrijgen, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.

Artikel 53

Overtredingen van bepalingen van een krachtens deze landsverordening vastgesteld landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, worden gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

Artikel 54

De in de artikelen 50, eerste lid, 51 en 52 bedoelde strafbare feiten zijn misdrijven, de in de artikelen 48, 49, 50, tweede lid, en 53, bedoelde strafbare feiten zijn overtredingen.

Artikel 55

[vervallen]

Artikel 56

Een administratieve boete vervalt, indien degene die haar heeft belopen, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging.

Hoofdstuk X Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 57
  • 1. Verzekerden die op het tijdstip van het in werking treden van deze landsverordening krachtens enige wettelijke voorziening of particuliere verzekering zorg genieten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en zoals nader uitgewerkt ingevolge het tweede lid van dat artikel, genieten, in afwijking van artikel 5, vierde lid, deze zorg krachtens deze landsverordening met ingang van het tijdstip waarop deze landsverordening in werking treedt.

  • 2. Voor zover de betrokkenen daarvoor reeds premie hadden betaald, verlaagt de desbetreffende ziektekostenverzekeraar voor alle betrokken verzekerden in gelijke mate en naar rato van het vervallen gedeelte van de in het derde lid bedoelde overeenkomsten de tarieven van gesloten en nieuw af te sluiten ziektekostenverzekeringsovereenkomsten.

  • 3. De premie, welke degene wiens verzekering krachtens het bepaalde in het tweede lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de ziektekostenverzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst, terugbetaald onder aftrek van ten hoogste 25 percent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.

Artikel 58

Zolang de Landsontvanger nog niet over de mogelijkheid beschikt tot dwanginvordering over te gaan, geschiedt de dwanginvordering op verzoek van de Landsontvanger door de Eilandsontvanger. Artikel 27, vierde lid, is van toepassing.

Artikel 59

Het Uitvoeringsorgaan is voor de bij of krachtens deze landsverordening opgedragen taken geen winstbelasting verschuldigd.

Artikel 60

Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen, zijn vrij van recht van zegel en formaliteit van registratie.

Artikel 61

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 62
  • 1. Ieder beding dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitsluit of vermindert, is nietig.

  • 2. De aansprakelijkheid van de niet hier te lande gevestigde werkgever krachtens de bepalingen van deze landsverordening wordt gedragen door zijn hier te lande gevestigde vertegenwoordiger dan wel degene die de leiding heeft over de hier te lande verrichte werkzaamheden.

  • 3. Degene die gehouden is tot vergoeding der schade door de verzekerde geleden als gevolg van ziekte of ongeval, is voor ingevolge deze landsverordening aan de verzekerde verleende zorg aansprakelijk jegens het Uitvoeringsorgaan.

Artikel 63

Het meerjarenbeleidsplan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt voor de eerste keer vastgesteld binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze landsverordening.

Artikel 64

De bijdrage van het Land, bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel c, bedraagt in het jaar 1997 NAF. 21.753.130,–.

Artikel 65
  • 1. Het premiepercentage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, bedraagt voor de jaren 1997 en 1998: 2.

  • 2. Het premiepercentage, bedoeld in artikel 21, tweede lid, bedraagt voor de jaren 1997 en 1998: 1.

  • 3. Het premiepercentage, bedoeld in artikel 21, derde lid, bedraagt voor de jaren 1997 en 1998: 1,5.

  • 4. Het toeslagpercentage, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, bedraagt voor de jaren 1997 en 1998: 0,5

Artikel 66

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel 67

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten.

Verordening van den 9den Juni 1921, houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten.

TEKST in P.B. 1921, no. 61

Inwtr. 1 januari 1922, P.B. 1921, no. 67, gewijzigd bij:

P.B. 1923, no. 24: (inwtr. m.i.v. 1 juni 1923);

P.B. 1931,no. 76;

P.B. 1944,no. 184 (inwtr. m.i.v. 1 november 1944);

P.B. 1948, no. 40 (inwtr. m.i.v. 5 mei 1948);

P.B. 1952, no. 164 (inwtr. m.i.v. 1 januari 1953 (P.B. 1952, no.175);

P.B. 1957, no. 18 (inwtr. m.i.v. 9 februari 1957);

P.B. 1960, no. 60 (inwtr. m.i.v. 12 april 1960);

P.B. 1975, no. 185; P.B. 1989, no. 93;

P.B. 1997, no. 237 (inwtr. m.i.v............);

P.B. 2000, no. 99 (inwtr. m.i.v. 1 oktober 2000);

P.B. 2003, no. 8 (inwtr. m.i.v. l februari 2003);

P.B. 2005, no. 5 (inwtr. m.i.v. 29 januari 2005).

IN NAAM DER KONINGIN

DE GOUVERNEUR van Curaçao,

In overweging genomen hebbende, dat het noodig is de bestaande bepalingen tot voorziening tegen besmettelijke ziekten te wijzigen en aan te vullen;

Heeft, na verkregen goedkeuring van den Kolonialen Raad, vastgesteld onderstaande verordening:

Algemeene bepalingen

Art. 1. Onder zieken worden in de Algemeene bepalingen dezer verordening personen verstaan, lijdende aan eene der besmettelijke ziekten, in art. 4 bedoeld; onder ziekten deze besmettelijke ziekten zelve.

Art. 2. Twijfelachtige gevallen van een besmettelijke ziekte, als in deze verordening genoemd en bedoeld, waarbij de aan de aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel l van de Gezondheidslandsverordening 1952 (P.B. 1952, no.157), ter beschikking staande methoden en hulpmiddelen van onderzoek nog niet, niet, of met twijfelachtig resultaat werden gebruikt, worden als duidelijke gevallen der ziekte beschouwd.

Art. 3. Onder ontsmetting wordt in deze verordening mede verstaan reiniging, benevens het verdelgen van ongedierte en insecten.

Art. 4. De ziekten, waarop de Algemeene bepalingen dezer verordening worden toegepast, zijn:

  • a. cholera,

  • b. diphterie,

  • c. dysenterie,

  • d. gele koorts,

  • e. pest,

  • f. pokken (variolae en variolïdes)

  • g. roodvonk,

  • h. febris typhoidea en paratyphus,

  • i. vlektyphus.

Bij besluit van den Gouverneur kan deze verordening, geheel of gedeeltelijk, ook op andere, niet in deze verordening genoemde ziekten in de gehele kolonie, of in deelen daarvan, tijdelijk van toepassing worden verklaard.

Dat besluit is niet langer geldig dan na gedurende twee jaren na zijne afkondiging, tenzij het binnen dien tijd door eene verordening is bekrachtigd.

Art. 5. De door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige is bevoegd zieken, die zich in hotels, pensions of slaapsteden bevinden, naar eene inrichting, ter afzondering, verpleging en geneeskundige behandeling te doen overbrengen.

Laat de toestand van den zieke geen vervoer toe, dan worden ter plaatse door de in het vorig lid bedoelde geneeskundige de noodige maatregelen van afzondering en verpleging voorgeschreven.

Bij niet naleving dezer voorschriften kan het hotel en het pension of de slaapstede door het plaatselijk hoofd van politie worden gesloten, zoolang de ziekte en het besmettingsgevaar zulks eischen, zonder eenig recht op schadevergoeding voor belanghebbenden.

Dezelfde bevoegdheid, als in het eerste lid vermeld, bestaat ten opzichte van ziekten, die zich in andere dan de in het eerste lid bedoelde verblijven bevinden, woningen inbegrepen, indien:

  • a. de omstandigheden niet toelaten den zieke voldoende af te zonderen en te verplegen, terwijl ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt;

  • b. de voorgeschreven maatregelen van afzondering en verpleging niet stipt worden nagekomen, waardoor ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt.

Op personen, die behooren tot de naaste omgeving van den zieke en verder op hen, van wie ernstig vermoed wordt, dat zij de besmetting op anderen kunnen overbrengen, kunnen maatregelen van onderzoek, behandeling en ontsmetting worden toegepast; benevens tijdelijke afzondering, al dan niet in eene vanwege het eilandgebied aangewezen inrichting, overeenkomstig den incubatieduur der ziekte.

Zij, die smetstof-dragers blijken te zijn, kunnen voor ten hoogste vier weken in afzondering, als in de vorige alinea aangeduid, worden gesteld en kunnen ook zoowel gedurende dien tijd als daarna worden onderworpen aan toezicht buiten afzondering, met verplichting hunnerzijds om de hun voorgeschreven maatregelen van voorzorg nauwkeurig op te volgen.

Indien belanghebbenden tegen een der krachtens dit artikel gegeven voorschriften zonder verwijl bij het bestuurscollege bezwaar maken, wordt, hangende de beslissing van het bestuurscollege, aan het voorschrift geen gevolg gegeven, mits de hulpmaatregelen eventueel middelwijl door de gezaghebber bevolen tipt worden nageleefd.

Art 6. De door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige is bevoegd maatregelen van ontsmetting toe te passen in verblijven, waar zieken vertoeven of vertoefd hebben, benevens andere maatregelen ter voorkoming van verspreiding der ziekte.

Bij verzet tegen deze maatregelen in hotels, pensions en slaapsteden kunnen deze inrichtingen door het plaatselijk hoofd van politie zoolang worden gesloten, als met het oog op den aard der besmetting en den duur van het besmettingsgevaar noodig is; en worden niet weder geopend dan na ontsmetting en verdere noodig geachte maatregelen.

Art. 7. Het bestuurscollege is bevoegd alle gebouwen, inrichtingen, getimmerten en vaartuigen van wat aard en naam of tot welk doel dienende ook, met het oog op van daaruit dreigend of gevreesd besmettingsgevaar, te doen ontsmetten; en besmette en van besmetting verdachte voorwerpen, goederen en stoffen, waar ook aanwezig te doen ontsmetten.

Nagenoeg waardeloze stoffen en goederen, als kaf, gebruikt stroo, bedvulsel van varen en zeegras en onbruikbaar geworden stoffen in kleine hoeveelheid worden zonder vergoeding vernietigd.

In de overige gevallen, waarin ontsmetting door den aard, den toestand of de hoeveelheid der voorwerpen en goederen of stoffen niet mogelijk is zonder groote schade aan die voorwerpen, goederen en stoffen, kan onteigening geschieden volgens de bestaande voorschriften.

Art. 8. Bij het dreigen, verschijnen of heerschen van besmettelijke ziekten kan het bestuurscollege verzamelingen van mest of ander vuil, waar die zich ook bevinden, doen onschadelijk maken of opruimen, terreinen doen reinigen en andere voorzieningen tot bevordering der reinheid treffen, tenzij belanghebbenden binnen een door hem vastgestelden termijn zelven de door hem noodig geachte maatregelen nemen.

Die maatregelen worden uitgevoerd op kosten van belanghebbenden, indien de toestand, die op hunne, of onder hunne berusting zijnde, eigendommen verbetering eischte in strijd was met de voorschriften, te dien aanzien bestaande.

Art. 9. Het is verboden voorwerpen, die in aanraking waren met of afkomstig zijn van personen, die leden of stierven aan eene besmettelijke ziekte, te vervoeren, ten geschenke of in gebruik te geven of te nemen, tenzij na de ontsmetting door de zorg van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige uitgevoerd of onder toezicht en volgens regelen, door of vanwege hem gesteld, verricht.

Het is verboden opzettelijk of door schuld gevaar van besmetting met eene besmettelijke ziekte voor anderen te doen ontstaan.

Art. 10. Het is verboden over den openbaren weg zieken te vervoeren, of lijdende aan eene der ziekten in artikel 4 genoemd, zich naar eene andere plaats te begeven, tenzij met toestemming en onder inachtneming van de voorschriften van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

Het is verboden daarbij van openbare middelen van vervoer gebruik te maken.

Art. 11. Overledenen aan eene der in art. 4 bedoelde ziekten, moeten langs den kortsten weg naar de voor hen bestemde begraafplaats of crematorium worden vervoerd.

Het lijk moet gekist zijn volgens de aanwijzingen door of vanwege de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige te geven.

De lijkkist mag slechts in een bedehuis worden gebracht, dat uitsluitend ten behoeve van de begraafplaats of crematorium gebruikt wordt.

Indien de zorg voor de gezondheid van de bewoners van het sterfhuis of van nabijwonenden zulks noodig maakt, kan het gekiste lijk op last van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige naar de begraafplaats of crematorium worden vervoerd, ter tijdelijke bewaring in een lijkenhuis.

Art. 12. Bewoners van verblijven, van wat naam of aard ook, als bedoeld in art. 5, waarin eene ziekte voorkomt of voorkwam, mogen geene scholen bezoeken, dan na overlegging van eene schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring, afgegeven door de personen in de volgende alinea aangewezen, dat het gevaar van besmetting, door het schoolbezoek van den met name genoemde persoon, als geweken kan worden beschouwd. Deze verklaring kan worden gevraagd van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige die verplicht is haar af te geven, indien de omstandigheden zulks toelaten; eene verklaring van gelijken inhoud als in het eerste lid van dit artikel aangeduid en afgegeven door eenen particulieren geneeskundige, is geldig, indien zij voor gezien is geteekend door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

Hoofden of bestuurders van scholen mogen de personen, in het eerste lid van dit artikel aangeduid, niet toelaten zonder eene verklaring als in dit lid omschreven.

De verklaringen in dit artikel genoemd zijn vrij van zegel.

Art 13. De geneeskundigen doen aan de Inspecteur van de Volksgezondheid en de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige onverwijld mededeling van een door hen waargenomen geval van ziekte, als in art. 4 bedoeld, zoomede van andere door hen waargenomen ziekten, waardoor de volksgezondheid bedreigd wordt; dit evenwel met uitzondering van melaatscheid, tuberculose en van de besmettelijke geslachtsziekten.

De mededeeling, in het eerste lid van dit artikel genoemd, moet naam, leeftijd, geslacht, beroep en woonplaats van den zieke vermelden, plaats en wijze van verpleging, benevens, zoo mogelijk, gegevens omtrent de oorzaak der besmetting.

Art. 14. Het hoofd van een gezin, inrichting of verblijf van wat naam of aard ook, dat weet, vermoedt, of van wien redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat hij kon vermoeden, dat in zijn verblijf een geval van ziekte voorkomt, als bedoeld in art. 4, is verplicht daarvan terstond kennis te geven aan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige, indien geen geneeskundige den zieke heeft waargenomen of nog behandelt.

De in het eerste lid bedoelde geneeskundige licht terstond de Inspectie voor de Volksgezondheid in.

Art. 15. Verblijven, waarin eene ziekte voorkomt, bedoeld in art. 4, worden na de aangifte, onverwijld voorzien van een van buiten duidelijk zichtbaar kenmerk, zoo nodig van meer dan een, de woorden ‘besmettelijke ziekte’ en den naam der ziekte, zoowel in het Nederlandsen als in de landstaal vermeldende.

Het kenmerk wordt door de zorg van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige aangebracht en verwijderd; dit laatste, indien het gevaar van besmetting als geweken kan worden beschouwd.

Dat het gevaar van besmetting als geweken kan worden beschouwd, wordt op overeenkomstige wijze als in art. 12 is omschreven, vastgesteld.

De verklaringen in de vorige alinea bedoeld zijn vrij van zegel.

Blijkt het hoofd van het verblijf, in het eerste lid van dit artikel genoemd, niet in staat of geneigd om het aangebrachte kenmerk tegen wegneming of onbruikbaarmaking te beveiligen, dan kan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige door een wachtpost of door openbare aankondiging op het bestaande gevaar van besmetting de aandacht vestigen. Van het plaatsen van den wachtpost geeft de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige zoo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan het plaatselijk hoofd van politie.

Het kenmerk, in de eerste zinsnede van dit artikel aangeduid, wordt niet aangebracht, indien voor den zieke spoedig geneeskundige hulp is ingeroepen, het geval van ziekte na de waarneming onverwijld is aangegeven, de zieke terstond daarop uit het verblijf is verwijderd en de noodige maatregelen van ontsmetting zijn genomen.

De aanhechting van het kenmerk wordt uitgesteld zoolang de door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige voorgeschreven maatregelen van afzondering en verpleging van den zieke, benevens de verdere maatregelen van voorzorg stipt worden nageleefd; deze voorschriften worden gegeven in de gevallen, dat behoorlijke verpleging van den zieke in zijn verblijf, door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige niet onmogelijk of volstrekt onraadzaam wordt geacht.

Art. 16. De geneeskundigen van de gezondheidsdienst van het betrokken eilandgebied en de gouvernements-geneeskundigen mogen bij hun onderzoek in woningen en verblijven, als in het vorig artikel genoemd, niet tegen den wil der naaste verwanten en omgeving tot een geneeskundig onderzoek van een zieke overgaan.

Wordt hun de toestemming voor het geneeskundig onderzoek van een zieke overgaan.

Wordt hun de toestemming voor het geneeskundig onderzoek van een zieke zonder deugdelijken grond geweigerd, in de gevallen voorzien in de beide laatste zinsneden van het voorgaande artikel, dan worden de bijzondere voorschriften, in die alinea’s ten gunste van belanghebbenden gemaakt, niet toegepast.

Art. 16bis. De krachtens deze landsverordening door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige(n) is (zijn) gehouden de door de Inspecteur van de Volksgezondheid gegeven aanwijzingen op te volgen.

BIJZONDERE BEPALINGEN

Van het weren en verdelgen van ongedierte en insecten, die ziekten kunnen overbrengen

§ 1. Van de bestrijding van de gele koorts mug

Art. 17. Vervallen.

Art. 17A. Vervallen.

Art. 17B. Vervallen.

Art. 17C. Alle voor gebruik dienende holle voorwerpen, van welk soort of aard ook, waarin muggen broeden of kunnen broeden, worden behandeld overeenkomstig door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige te stellen regelen.

Art. 17D. De eigenaar, huurder of gebruiker van terreinen is verplicht alle verzamelingen van blikken, flessen en andere niet voor gebruik dienende holle voorwerpen welke water bevatten of kunnen bevatten ongeschikt voor het broeden van muggen te doen maken ofte doen opruimen en binnen een door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige gestelde termijn, volgens aanwijzingen door deze te geven, die terreinen te doen reinigen en alle door deze ter zake nodig geachte maatregelen te treffen.

Art. 17E. Het is verboden voorwerpen of goederen zodanig te stapelen of gestapeld te hebben op voorwerpen welke water bevatten of kunnen bevatten, dat het onderzoek en de te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 46 derde lid bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt wordt.

Art. 17F.

  • 1. Elke watertank, waterbak, regenbak of ander voorwerp dat water bevat of kan bevatten en niet of moeilijk toegankelijk is voor onderzoek en behandeling, moet toegankelijk gemaakt worden door het aanbrengen van een toegangsluik of mangat met deksel, tenzij van deze bepaling in bijzondere gevallen door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige ontheffing wordt verleend.

  • 2. De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het eerste lid genoemde voorwerpen is verplicht zorg te dragen dat deze voorwerpen muggendicht afgesloten zijn en volgens aanwijzingen van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige muggendicht worden gehouden.

  • 3. Het vorige lid is niet van toepassing op irrigatiebakken, die doorlopend in gebruik zijn.

  • 4. De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het eerste lid genoemde voorwerpen is gehouden op zijn kosten de daartoe te maken veranderingen te doen aanbrengen.

Art. 17G. De bewoners of gebruikers van gebouwen zijn verplicht zorg te dragen, dat de daarbij behorende erven vrij zijn en gehouden worden van lege blikken, flessen of andere niet voor gebruik dienende voorwerpen welke water bevatten of kunnen bevatten.

Art. 17H.Eigenaars van opgeslagen oude metalen of ander materiaal op terreinen, werven of andere plaatsen, zijn verplicht zorg te dragen, dat deze op zodanige wijze zijn opgeslagen, dat zij geen muggenbroedplaatsen zijn of kunnen vormen.

Art. 17I.

  • 1. Dakgoten moeten zo ingericht zijn en door de eigenaars, huurders of gebruikers volgens aanwijzingen van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige dusdanig onderhouden worden, dat er geen stilstaand water daarin achter kan blijven.

  • 2. Eigenaars van beerputten en putten voor afvalwater zijn verplicht zorg te dragen dat deze muggendicht afgesloten zijn en volgens aanwijzingen van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige muggendicht worden gehouden.

  • 3. Indien door het afsluiten, zoals bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige de putten niet meer aan hun doel zouden beantwoorden, moeten deze ten minste eenmaal per week met een muggenlarvendodende vloeistof behandeld of met water doorgespoeld worden.

Art. 17J. Eigenaars van percelen zijn verplicht zorg te dragen, dat de tot deze percelen behorende afvoerleidingen van faecaliën of huishoudwater ontoegankelijk voor muggen zijn en uitmonden in een beerput, put voor afvalwater, riolering of zee.

Art. 17K. Indien de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige dit nodig acht of de belanghebbenden zulks uitdrukkelijk verzoeken, wordt een schriftelijk bewijs verstrekt, waarop de datum van onderzoek en de genomen maatregelen zijn aangegeven.

Art. 17L.

  • 1. Ter bestrijding van de volwassen gele koorts mug kan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige de muuroppervlakken, zowel die aan de buitenkant van als die in woningen, gebouwen, loodsen, bergplaatsen en andere door hem nodig geachte ruimten, met een muggendodend middel laten besproeien.

  • 2. De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het vorige lid bedoelde ruimten is verplicht toe te laten dat de daarin gemelde besproeiing met een muggendodend middel plaats vindt.

  • 3. De besproeiing geschiedt zodanig, dat geen schade wordt toegebracht aan wandschilderingen, beschilderde panelen of wandsieraden, welke niet van de wand te verwijderen zijn.

Art. 17M. De eigenaar, huurder of gebruiker van regenbakken, waterputten en waterreservoirs is verplicht toe te laten dat het zich daarin bevindende water of de wanden van deze reservoirs worden behandeld met een muggendodend of muggenlarvendodend middel.

Art. 17N. Het is, voor zover het Wetboek van Strafrecht voor Curacao er niet in voorziet, verboden de handelingen van de ambtenaren als bedoeld in het eerste lid van artikel 17, ter uitvoering van de bepalingen vervat in deze paragraaf, op enigerlei wijze te verijdelen, te bemoeilijken, of ongedaan te maken.

Art. 17O.

  • 1. Indien de in deze paragraaf bedoelde eigenaars, huurders of gebruikers geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven binnen een door de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige gestelde termijn de door deze ter uitvoering van de bepalingen van deze paragraaf gegeven aanwijzingen of opdrachten te volgen kan hij de nodige voorzieningen treffen en de maatregelen doen uitvoeren als bedoeld in artikel 46 derde lid.

  • 2. De eigenaar, huurder of gebruiker is aansprakelijk voor de kosten gemaakt in verband met de voorzieningen en maatregelen in het vorige lid bedoeld.

Art. 18. Eigenaars en huurders zijn verplicht te zorgen, dat zich op de bij hun woning of werkplaats behorende erven bevindende verzamelingen van regenwater, huishoudwater of ander afvalwater, waarin muggen kunnen broeden, worden opgeheven.’.

§ 2. Van de bestrijding van andere insecten en ongedierte

Art. 19. Aan eigenaars en huurders is het verboden in werkplaatsen, winkels, pakhuizen, magazijnen, loodsen, schuren en stallen niet verpakte levensmiddelen, veevoeder of andere stoffen en waren, die ratten en muizen kunnen aanlokken, zoodanig te bewaren, dat zij voor dat gedierte open toegankelijk zijn.

De in het eerste lid genoemde gebouwen moeten zindelijk worden gehouden en zodanig ingericht, onderhouden en gebruikt worden, dat zij geene voor ratten en muizen geschikte schuil- en broedplaats vormen.

Aan het daartoe door of vanwege het bestuurscollege aangewezen personeel van de gezondheidsdienst van het eilandgebied moet tusschen zonsopkomst en zonsondergang toegang worden verleend tot de gebouwen in dit artikel bedoeld, tot het plaatsen of wegnemen van ratten- en muizenvallen, die van overheidswege worden uitgezet.

Art. 20. Huisvuil, keuken- en ander afval moeten buiten bereik van ratten, muizen en insecten bewaard worden, in goed gesloten, na elke lediging behoorlijk gereinigde voorwerpen.

Eigenaars en huurders van erven zijn verplicht te zorgen, dat zich daarop bevindende mestputten of beerputten voortdurend en volkomen afgedekt en de luchtkokers daarvan met metaalgaas van ten minste achttien mazen per vijf en twintig millimeter (Engelsche duim) afgesloten worden gehouden.

Art. 21. Het is verboden aan eigenaars en huurders, om levensmiddelen of andere stoffen en waren, die vliegen kunnen aanlokken, in hotels, logementen, pensions, restauraties, koffiehuizen, winkels, pakhuizen, magazijnen en werkplaatsen zoo te bewaren, dat zij voor vliegen toegankelijk zijn.

De in het eerste lid genoemde levensmiddelen, stoffen en waren, waar en door wie ook ten verkoop uitgestald, moeten buiten het bereik van vliegen worden gehouden.

Uitwerpselen van mensch en dier, mestverzamelingen en vuilnishoopen, moeten in voldoende mate bedeeld worden met stoffen, die vliegen weren of vliegenlarven verdelgen, of na ten hoogste elke zes dagen geheel worden opgeruimd en onschadelijk gemaakt.

Het in het voorgaande lid ten opzichte van mestverzamelingen en voorgeschrevene is niet van toepassing op voor uitvoer bestemde meststoffen, mits deze in voor vliegen en ander ongedierte ontoegankelijke voorwerpen, vertrekken of pakhuizen bewaard worden.

Tonnen of andere voorwerpen, gebruikt tot het opvangen of verzamelen van menschelijke faecaliën, moeten zoo zijn ingericht of geplaatst, dat hun inhoud voor vliegen ontoegankelijk is, of die inhoud in voldoende mate bedeeld worden met stoffen, die vliegen weren of vliegenlarven dooden.

Art. 22. In de artikelen 17D–21 worden onder ‘eigenaars’ ook verstaan beheerders en voorts allen, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over eenig goed hebben.

Van maatregelen tegen melaatschheid.

Art. 23. De geneeskundigen, die een geval of verdacht geval van melaatschheid hebben waargenomen, geven daarvan binnen een week of zoo spoedig als anders doenlijk is kennis aan de Inspecteur van de Volksgezondheid en de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige onder meedeeling van naam, geslacht, leeftijd en woonplaats van den zieke of verdachte.

Art. 24. Ieder van melaatschheid verdachte wordt door de zorg van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige door ten minste drie geneeskundigen in overheidsdienst, hemzelf inbegrepen, geneeskundig onderzocht

De verdachte wordt gedurende den tijd van het onderzoek op kosten van het eilandgebied verpleegd in een apart vertrek of gedeelte eener inrichting voor besmettelijke ziekten, doch niet in een gesticht voor melaatschen.

De verdachte zieke is gehouden zich voor het onderzoek beschikbaar te stellen en zich daaraan te onderwerpen; hij zal, op vooraf te bepalen tijd, daartoe vanwege de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige van zijne woning of verblijf worden afgehaald.

Voor verdachten, op Curafao woonachtig, mag slechts met hunne toestemming een observatie-termijn van twee weken achtereen voor het onderzoek worden overschreden, maar het onderzoek kan tweemalen worden herhaald.

Tot het onderzoek wordt niet overgegaan dan na machtiging van de Inspecteur van de Volksgezondheid.

Art. 25. Melaatschen worden, op kosten van het Gouvernement, in een gesticht voor me-laatschen opgenomen en verpleegd.

Art. 26. Opneming in en ontslag uit een gesticht voor melaatschen heeft niet plaats dan met schriftelijke lastgeving van den Gouverneur, uitgevaardigd na kennisneming van een gemotiveerd rapport van de Inspecteur van de Volksgezondheid, die daarbij de afzonderlijke adviezen overlegt van de geneeskundigen, die het ziekte-geval eveneens hebben onderzocht.

Op verzoek van den persoon, die voor opneming in een gesticht voor melaatschen wordt voorgedragen, of op verzoek van zijne naaste familie of verzorgers worden de rapporten in de vorige alinea genoemd, overgelegd aan een of meer door hen aangewezen, niet in overheidsdienst zijnde geneeskundigen.

Art. 27. De Gouverneur kan in bepaalde gevallen, op gemotiveerd advies van de Inspecteur van de Volksgezondheid, aan melaatschen toestaan tijdelijk buiten een gesticht voor melaatschen te vertoeven, mits alle voorwaarden, waaronder het verlof wordt gegeven, stipt worden nageleefd.

Het is aan melaatschen geoorloofd onder stipte inachtneming van de voorwaarden hun door de Inspecteur van de Volksgezondheid, gesteld, de kolonie te verlaten.

Bij verlating van het gesticht door melaatschen zonder dat daartoe toestemming is gegeven door de Inspecteur van de Volksgezondheid, worden zij opgespoord en naar het gesticht teruggebracht.

Art. 28. Er bestaat een gesticht voor melaatschen op het eiland Curacao.

Melaatschen en van melaatschheid verdachten op de eilanden buiten Curacao worden voor rekening van het Gouvernement en onder geleide van een persoon door de Inspecteur van de Volksgezondheid daartoe aangewezen of goedgekeurd, met inachtneming de noodige maatregelen van voorzorg, naar Curacao overgebracht.

Herstelde melaatschen, en niet als melaatschen herkende verdachten, die het geneeskundig onderzoek hebben ondergaan, genoemd in art. 24, kunnen voor rekening van het Gouvernement terugkeeren.

Art. 29. Het gesticht voor melaatschen op Curacao wordt, ten minste eenmaal in de drie maanden, bezocht door den Procureur-generaal, die van zijn bezoek verslag uitbrengt aan den Gouverneur.

De Inspectie voor de Volksgezondheid vergezelt den Procureur-generaal bij dat bezoek telkens als de Gouverneur hem daartoe de opdracht geeft.

Van maatregelen tegen tuberculose

Art. 30. De geneeskundigen doen binnen eene week aan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige mededeeling van een door hen waargenomen geval van open tuberculose.

Die mededeeling moet naam, leeftijd, geslacht, beroep en woonplaats van den zieke vermelden, benevens bijzonderheden over de wijze waarop de verpleging geschiedt.

Art. 31. Het hoofd van een verblijf, dat weet, begrijpt of vermoedt, dat een persoon lijdende aan open tuberculose daarin zijn intrek heeft genomen of daaruit is verhuisd, is verplicht binnen eene week daarvan aan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige kennis te geven.

Art. 32. De door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige is bevoegd, na overleg met den behandelenden geneeskundige en onder toestemming van belanghebbenden, in het verblijf van een persoon, lijdende aan open tuberculose, ter beperking van het gevaar van besmetting, maatregelen te bevorderen of te treffen; deze maatregelen mogen zoonodig zich ook uitstrekken tot de verzorging en verpleging van den zieke.

Art. 33. Voor zooveel noodig licht de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige een zieke, als in het vorig artikel bedoeld, benevens zijne huisgenooten in omtrent eenvoudige maatregelen, die in aller belang kunnen genomen worden.

De inlichting geschiedt bij zieken, die geheel of gedeeltelijk nog hun gewone werk buiten hun verblijf verrichten, aan hen zelven en voorts aan geene andere omgeving dan in het vorig lid bedoeld.

Art. 34. De door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige kan een verblijf met zijnen inhoud doen ontsmetten, indien een zieke, als in art. 30 aangeduid, is verhuisd of is overleden.

Van maatregelen tegen besmettelijke geslachtsziekten

Art. 34bis. De plaatselijke hoofden van politie in de eilandgebieden Curacao en Aruba leggen ieder voor zich, respectievelijk voor het eiland Curacao en het eiland Aruba, een register aan, waarin worden opgenomen de namen, leeftijden, woonadressen en hetgeen verder noodig wordt geacht, van de personen van het vrouwelijk geslacht, die van het plegen van ontucht met personen van het andere geslacht een beroep of gewoonte maken.

Genoemde plaatselijke Hoofden der Politie geven de namen, leeftijden en woonadressen, alsmede de verdere gegevens welke gewenscht worden en in het register voorkomen, van haar, die in het register worden ingeschreven, ten spoedigste schriftelijk op aan den door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

Van alle wijzigingen in reeds eerder toegezonden opgaven, wordt eveneens ten spoedigste schriftelijk opgave gedaan aan genoemde geneeskundige. In de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwindse Eilanden wordt het register door of vanwege de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige voor het betreffende eilandgebied aangelegd.

Art. 34ter. Personen van het vrouwelijk geslacht, die van het plegen van ontucht met personen van het andere geslacht, een beroep of gewoonte maken, zijn verplicht zich persoonlijk aan te melden ten bureele van het daarvoor aangewezen Plaatselijk Hoofd der Politie voor het eiland waar zij verblijven, teneinde zich te doen inschrijven in het register in het artikel 34bis bedoeld. In de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwindse Eilanden geschiedt de aanmelding ten burele van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

De aanmelding m het vorig lid bedoeld dient te geschieden:

  • a. binnen een week na het in werking treden van het bepaalde in het eerste lid voor het betreffende eilandgebied

  • b. door haar voor wie verplicht tot inschrijving later komt te ontstaan, binnen een week na het ontstaan van zoodanige verplichting;

  • c. door haar, die uit het buitenland het Staatsdeel binnenkomt, zoo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 24 uren na aankomst.

In bedoeld register ingeschreven zijnde, zijn zij verplicht van elke verandering in hun woonadres, binnen tweemaal vierentwintig uren in persoon kennis te geven ten bureele van het plaatselijk hoofd van politie, onderscheidenlijk de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige, waar zij zijn ingeschreven.

Art. 34quater. Zij, die in het in artikel 34bis bedoelde register zijn ingeschreven, zijn verplicht zich ten minste eenmaal per week aan te melden bij de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige, teneinde zich door dezen geneeskundig te doen onderzoeken. De aanmelding moet telkenmale geschieden op plaats en tijd, welke door deze geneeskundige te harer kennis zijn gebracht.

Zij, die van buiten het Staatsdeel binnenkomen, melden zich voor de eerste maal op den eersten werkdag volgende op den dag van aankomst.

Art. 34quinquie. Van het niet nakomen van de bepalingen van artikel 34quater geeft de in artikel 34quater genoemde geneeskundige ten spoedigste schriftelijk kennis aan het Plaatselijk Hoofd der politie, die, zoo het een vreemdelinge betreft, de noodige maatregelen treft voor haar verwijdering uit het Staatsdeel. Betreft het een niet-vreemdelinge, dan treft hij de noodige maatregelen om haar voor den aangewezen geneeskundige te doen verschijnen.

Art. 34sexies. Zij, die in het in artikel 34bis bedoelde register zijn ingeschreven, zijn verplicht de aanwijzingen, welke haar door of vanwege de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige met betrekking tot de hygiëne worden gegeven, nauwgezet op te volgen.

Art. 34septies. Het is aan haar, die in het in artikel 34bis bedoelde register zijn ingeschreven, verboden, personen van het andere geslacht, alcoholhoudende drank te schenken of te doen schenken, toe te staan dat deze in hare verblijven alcoholhoudenden drank gebruiken of, in welken vorm ook, medewerking te verleenen om deze alcoholhoudenden drank te doen gebruiken.

Art. 35. Zij, die aan eene besmettelijke geslachtsziekte lijden, en zulks weten, begrijpen of vermoeden, mogen geene geslachtsgemeenschap uitoefenen, zoolang zij daarbij ernstig gevaar voor besmetting opleveren.

Art. 36. Onverminderd de bepaling van het vorig artikel is het aan personen lijdende aan eene besmettelijke geslachtsziekte verboden opzettelijk of door schuld gevaar voor besmetting daarmede voor anderen te doen ontstaan.

Art. 37. Indien de dader van een der in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen, die niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot is van den persoon tegen wien het misdrijf is gepleegd, wordt eene strafvervolging slechts ingesteld op klachte van den anderen echtgenoot.

Art. 38. De personen, in art. 35 aangeduid, zijn verplicht zich onder geregelde, persoonlijke behandeling te stellen van eenen in de kolonie bevoegden geneeskundige, ten minste zoolang tot ernstig gevaar van besmetting voor anderen geweken is.

Art. 38bis. De geneeskundige, wien na onderzoek gebleken is, dat een persoon aan een besmettelijke geslachtsziekte lijdt, is verplicht:

  • 1e. te onderzoeken of deze persoon zich daarvoor onder geregelde geneeskundige behandeling heeft gesteld;

  • 2e. Indien hem gebleken is, dat deze persoon zich niet onder geregelde geneeskundige behandeling heeft gesteld of, zich onder geneeskundige behandeling gesteld hebbende, zich zonder advies van den behandelenden geneesheer, niet meer regelmatig aan die behandeling onderwerpt, binnen 48 uur hiervan mededeeling te doen aan den door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

De verplichting bestaat niet, voorzoover de geneeskundige is gebleken, dat de betrokken persoon geheel is genezen of zoodanig is hersteld, dat ernstig gevaar voor besmetting voor anderen geweken is en de geneeskundige dien persoon daarvan een schriftelijke, gedateerde verklaring heeft afgegeven.

Art. 39. Zij, die een der artikelen 35, 36 en 38 overtreden, worden, op schriftelijken last van de Gezaghebber, op kosten van het eilandgebied, in eene daartoe aangewezen inrichting geneeskundig behandeld tot ernstig gevaar van besmetting voor anderen geweken is.

Wie zich aan de geneeskundige behandeling, of aan een, volgens art. 41 bevolen geneeskundig onderzoek onttrekt, of de inrichting verlaat, vóór daartoe toestemming is gegeven door de geneeskundige, die de behandeling leidt, wordt opgespoord en naar de inrichting teruggebracht.

Nadat hem gebleken is, dat een in de inrichting opgenomen persoon geheel of voldoende is genezen, zoodat er geen ernstig gevaar voor besmetting meer aanwezig is, geeft de geneeskundige, die de behandeling leidt, toestemming tot het verlaten van de inrichting, onder kennisgeving hiervan aan de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

Art. 40. Zij, die in een inrichting, als in het vorig artikel aangeduid, worden onderzocht, behandeld en verpleegd, hebben zich aan de huisorde te onderwerpen, rust en vrede te bewaren en de gegeven voorschriften op te volgen.

Art. 41. Personen, omtrent wie er eene aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestaat, dat zij een der artikelen 35, 36 en 38 overtreden, kunnen, mits met stipte inachtneming van hetgeen verder in dit artikel is bepaald, van overheidswege aan een geneeskundig onderzoek worden onderworpen, om na te gaan, of zij aan eene besmettelijke geslachtsziekte lijden en ernstig gevaar van besmetting opleveren.

De door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige, geneeskundig onderzoek van een persoon, als in den aanhef van het vorig lid bedoeld, noodig achtende, wendt zich met gemotiveerd advies tot de gezaghebber.

De gezaghebber beslist niet, dan na den persoon, voor wien een geneeskundig onderzoek is voorgesteld, de gelegenheid te hebben gegeven, op korten termijn, zich uit te spreken terzake van het tegen hem uitgebracht advies en eventuele bezwaren daartegen toe te lichten, zoono-dig door getuigenis van derden.

De gezaghebber kan het hooren van personen in de vorige alinea aangeduid, opdragen aan den Kantonrechter ter plaatse met de uitspraak belast, aan wien als deskundige wordt toegevoegd.

Indien de gezaghebber beslist, dat een geneeskundig onderzoek zal plaats hebben, wordt dit geleid door een geneeskundige, bedoeld in de eerste alinea van art. 43. Wijst dit onderzoek uit, dat de onderzochte persoon lijdt aan een geslachtsziekte, die ernstig gevaar van besmetting van anderen oplevert, dan geeft de geneeskundige, die het onderzoek leidt, den betrokken persoon schriftelijk daarvan kennis met mededeeling, dat hij zich onder geregelde, persoonlijke behandeling van eenen in de kolonie bevoegden geneeskundige moet stellen, totdat ernstig gevaar voor besmetting met eene geslachtsziekte voor anderen geweken is.

Indien de betrokken persoon in gebreke blijft binnen eene week daaraan te voldoen, of zich aan de verdere behandeling van laatstbedoelden geneeskundige onttrekt, wordt hij op schrifte-lijken last van de gezaghebber op kosten van het eilandgebied in de in art. 39 bedoelde inrichting opgenomen en verpleegd.

Tegen den uitslag van het geneeskundig onderzoek bedoeld in de 5e alinea van dit artikel, kan de betrokken persoon, binnen een week, nadat hem die uitslag zal zijn medegedeeld, rechtstreeks bij de Gezaghebber zijne schriftelijke, met redenen omkleede bezwaren indienen, waarna deze een nieuw geneeskundig onderzoek kan doen gelasten en, indien daartoe termen bestaan, de maatregelen, tegen den betrokken persoon genomen, kan opschorten.

Art. 42. De Gouverneur stelt het tijdstip, waarop de artt. 35, 36, 37,38, 39, 40,41 en 43 in werking treden, afzonderlijk vast.

Art. 42bis. De Gouverneur stelt het tijdstip vast, waarop artikel 38bis in werking treedt.

Art. 432. Vervallen

Toezicht- en strafbepalingen

Art. 44. Vervallen

Art. 45. Vervallen

Art. 46.

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe door het bestuurscollege aangewezen geneeskundigen en ambtenaren van de Gezondheidsdienst van het betrokken eilandgebied. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. Zij zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. van ieder inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Voor onderzoek naar, alsmede ter uitvoering van het in paragraaf l van de Bijzondere bepalingen van deze landsverordening vervatte zijn de in het eerste lid bedoelde personen voorts bevoegd tot:

    • a. het verzamelen van inlichtingen en gegevens in het belang van de muggenbestrijding;

    • b. het opsporen en vangen van gelekoortsmuggen of andere muggen;

    • c. het opsporen van alle broedplaatsen van de gelekoortsmug;

    • d. het treffen van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundigen noodzakelijk geachte voorzieningen, genoemd in paragraaf 1, tot opheffing van broedplaatsen van de gelekoortsmug;

    • e. het treffen van door het bestuurscollege aangewezen geneeskundigen noodzakelijk geachte maatregelen, genoemd in paragraaf 1, ter verhindering van het broeden, het zich ontwikkelen en in leven blijven van de gelekoortsmug.

  • 4. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 5. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de gezaghebber.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen geneeskundigen en ambtenaren.

  • 7. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen geneeskundigen en ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Art. 47. Behoudens het voorschrift van art. 42 treedt deze verordening op een door den Gouverneur vast te stellen tijdstip in werking.

Art. 48. De kosten van de uitvoering der maatregelen in deze verordening bedoeld, komen, behoudens het bepaalde in het tweede lid van art. 8 en artikel 34 quinquies, voor rekening van het eilandgebied.

Art. 48a. Waar ter uitvoering dezer landsverordening bevoegdheden worden toegekend aan de bestuurscolleges der eilandgebieden om, zo nodig op kosten van de overtreders, te doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd mét deze landsverordening is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen, weggelaten, beschadigd of weggenomen, kunnen de bestuurscolleges de daaraan verbonden kosten bij dwangbevel invorderen. Het dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering van de Nederlandse Antillen ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.

Binnen dertig dagen na de dagtekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het eilandgebied. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.

Art. 49. Met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste f 25,– wordt gestraft overtreding van de art. 9, 10, 11, 12, lste lid, 13, 14, 19, 20, 21, 23, 30, 31 en 38bis.

Art. 49A.

  • 1. Hij, die een der artikelen 17 D tot en met 17 J, of 18 overtreedt, wordt voor zover het Wetboek van Strafrecht voor Curaçao er niet in voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste zeven dagen of een geldboete van ten hoogste f 50,–.

  • 2. Hij, die een der artikelen 17 A, 17 L tweede lid, 17 M of 17 N overtreedt, wordt, voor zover het Wetboek van Strafrecht voor Curaçao er niet in voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of een geldboete van ten hoogste f 100,–.

  • 3. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kunnen de in de eerste twee leden genoemde straffen verdubbeld worden. Met een vroegere veroordeling wordt gelijkgesteld vrijwillige voldoening aan de voorwaarden, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens het eerste lid van artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht voor Curaçao gesteld.

Art. 50. Met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste f 100,-wordt, voor zoover het Wetboek van Strafrecht er niet in voorziet, gestraft:

  • 1. verzet tegen de uitvoering van maatregelen, voorgeschreven krachtens art. 5, 1ste, 4e, 5e en 6e lid, art. 6, 1ste lid, 7, 1ste lid, 8, 1ste lid, 19,3de lid, 24, 3de lid en art. 34;

  • 2. het wegnemen, verplaatsen, onleesbaar of onzichtbaar maken van het kenmerk in art. 15 vermeld;

  • 3. niet nakoming van de bepalingen van artikel 34ter en overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 34septies.

Art. 51. Met hechtenis van ten hoogste 45 dagen of geldboete van ten hoogste f 75,– wordt gestraft:

  • 1. overtreding van art. 34quater, 34quinquies, 34sexies, 35, 36,38 en 40;

  • 2. het zich onttrekken aan het geneeskundig onderzoek of de geneeskundige behandeling, benevens het verlaten van de inrichting, een en ander in art. 39, 2e lid, bedoeld;

  • 3. de weigering van toelating onder de omstandigheden vermeld in het tweede lid van art. 45, voor zoover het wetboek van Strafrecht er niet in voorziet.

Art. 51 bis. Overtreding van artikel 38bis eerste lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste l maand of geldboete van ten hoogste f 250,–.

Art. 52. De bij deze verordening strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Art. 53. Slotbepaling

Bij de inwerktreding dezer verordening vervallen:

de verordening van 28 februari 1888 (P.B. 1888, No. 2) tot voorziening tegen besmettelijke ziektes in de kolonie Curaçao;

de verordening van den 23sten Juli 1902 (P.B. 1902,No 28), betreffende de gestichten voor melaatschen in de kolonie Curaçao;

de verordening van den 7den April 1906, (P.B. 1907, No. 2), houdende bijzondere voorschriften tot voorkoming en beteugeling van gele koorts;

de verordening van den 25sten November 1901 (P.B. 1902 No. 34), houdende bijzondere voorschriften tot voorkoming en beteugeling van de pest;

zooals deze verordeningen sedert zijn gewijzigd en aangevuld;

en verder alle bepalingen inzake bestrijding van besmettelijke ziekten in de kolonie Curaçao, uitgezonderd de Quarantaine-verordening (PB. 1917, No. 42).

 

Gegeven te Willemstad, den 9den Juni 1921

 

O. L. HELFRICH.

De Gouvernements-Secretaris,

 

BOOMGAART

 
 

Uitgegeven den 26n. November 1921

 

De wd. Gouvernements-Secretaris,

 

HAAYEN

LANDSVERORDENING van de 3de December 1952 houdende regeling van het toezicht op en de bevordering van de volksgezondheid

HOOFDSTUK I Laboratoriumonderzoeken ten behoeve van de volksgezondheid en justitie
Artikel 1
  • 1. Bij landsbesluit wordt een rechtspersoon aangewezen die tot taak heeft laboratoriumonderzoeken te verrichten ten behoeve van de volksgezondheid en justitie. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat de aangewezen rechtspersoon andere diensten dan die in de eerste volzin genoemd, ten behoeve van de volksgezondheid en justitie dient te verrichten. Bij landsbesluit wordt bepaald welke autoriteiten en instanties met een publiekrechtelijke taak een beroep op die rechtspersoon kunnen doen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats als de rechtspersoon naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling in staat blijkt te zijn de in het eerste lid bedoelde taak naar behoren te vervullen.

  • 3. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan bij landsbesluit worden ingetrokken, indien de aangewezen rechtspersoon naar het gezamenlijk oordeel van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling en de Minister van Justitie niet meer in staat blijkt te zijn de in het eerste lid bedoelde taak naar behoren te vervullen dan wel een publiek belang dit vereist.

  • 4. Intrekking van de in het eerste lid bedoelde aanwijzing geschiedt onder gelijktijdige voorziening door de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling in de in het eerste lid genoemde taak, waaromtrent hij nadere regels kan stellen. De intrekking heeft onmiddellijk ontbinding van de rechtspersoon tot gevolg en doet de vermogensbestanddelen daarvan onder algemene titel op het Land overgaan.

  • 5. Een aanwijzing en een intrekking van een aanwijzing als bedoeld in dit artikel, worden aangekondigd in het blad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst.

  • 6. De aangewezen rechtspersoon kan zijn statuten niet wijzigen, tenzij de wijziging door de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling is goedgekeurd.

Artikel 2
  • 1. De aangewezen rechtspersoon stelt jaarlijks vóór 1 juli een verslag op van zijn werkzaamheden, het gevoerde beleid ten aanzien van de in artikel 1 genoemde taak, alsmede de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen jaar. Het verslag wordt aan de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling toegezonden.

  • 2. De werknemers van de aangewezen rechtspersoon zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun bij het verrichten van hun werkzaamheden is bekend geworden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit hun taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

  • 3. De Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling stelt jaarlijks vóór 1 juli, na overleg met de aangewezen rechtspersoon, de tarieven vast voor door de aangewezen rechtspersoon ten behoeve van de volksgezondheid en justitie verrichte onderzoeken en andere diensten. Ingeval de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling vóór 1 juli van het lopend jaar de tarieven niet vaststelt, blijven de tarieven die golden vóór 1 juli van het lopend jaar van toepassing tot het moment dat de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling de tarieven vaststelt.

  • 4. Tenzij tussen de aangewezen rechtspersoon en de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen anders is overeengekomen, vindt betaling van door de aangewezen rechtpersoon verrichte onderzoeken en andere diensten plaats binnen zestig dagen na de dag dat het resultaat van het onderzoek bekend is gemaakt.

HOOFDSTUK II Strafbepalingen
Artikel 3
  • 1. Degene die opzettelijk de bij artikel 2, tweede lid, opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren hetzij met een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

  • 2. Degene aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden hetzij met een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

  • 3. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klachte van degene te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

HOOFDSTUK III Slotbepaling
Artikel 4
  • 1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als ‘Gezondheidslandsverordening 1952’.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag waarop de Overdrachtslandsverordening IX: Volksgezondheid in werking treedt.

  • 3. Met ingang van deze dag vervalt de Gezondheidsverordening (P.B. 1917, no. 44, zoals sindsdien gewijzigd) en worden overal in de geldende wettelijke regelingen, besluiten en beschikkingen in plaats van ‘Dienst van de Openbare Gezondheid’ en ‘Directeur van de Openbare Gezondheidsdienst’ gelezen: respectievelijk ‘Inspectie van de Volksgezondheid’ en ‘Inspecteur van de Volksgezondheid’.

19. QUARANTAINE-VERORDENING

Beschikking van den 10den december 1931, no. 1662, bepalende de opneming in het publicatieblad van den thans geldenden tekst van de quarantaine-verordening (P.B. 1917 no. 42).

Tekst in P.B. 1931, no. 92.

Inwtr.: ......

Gewijzigd bij: PB. 1936, no. 81; PB. 1950, no. 143; PB. 1952, no. 164 (inwtr. PB. 1952, no. 175); PB. 1958, no. 170; PB. 1960, no. 46; PB. 1997, no. 237; P.B. 2001, no. 80; PB 2003, no. 8

DE GOUVERNEUR van Curaçao

Overwegende, dat ingevolge artikel 2 van de verordening van den 10den November 1931, P.B. No. 82. de Gouverneur bevoegd is den tekst van de Quarantaine-verordening (P.B. 1917 No. 42), zoals deze luidt volgens de daarin, laatstelijk door gemelde verordening, aangebrachte wijzigingen en plaats gehad hebbende aanvullingen, door opneming in het Publicatieblad bekend te maken, voor zoover noodig in eene doorloopend genummerde reeks artikelen samengevat en onder wijziging dienovereenkomstig van de aanhaling daarin van de artikelen of gedeelten daarvan.

Heeft goedgevonden te bepalen:

dat de tekst van voormelde verordening, zoals deze luidt volgens de daarin aangebrachte wijzigingen en aanvullingen bij:

  • 1. de verordening van den 16den Februari 1918 (P.B. No. 8),

  • 2. de verordening van de 20sten Januari 1919 (P.B. No. 45),

  • 3. de verordening van den l Iden September 1919 (P.B. No. 89),

  • 4. de verordening van den 11 den Maart 1921 (P.B. No. 17),

  • 5. de verordening van den 2den Januari 1922 (P.B. No. 16),

  • 6. de verordening van den Ssten Mei 1930 (P.B. No. 30) en

  • 7. de verordening van den l Oden November 1931 (P.B. No. 82)

in een doorloopend genummerde reeks artikelen samengevat en onder wijziging dienovereenkomstig van de aanhaling daarin van de artikelen of gedeelten daarvan, nevens afschrift dezer beschikking, in het Publicatieblad zal worden opgenomen.

De Gouverneur voornoemd,

VAN SLOBBE.

Uitgegeven den 16den December, 1931,

De Gouvernements-Secretaris,

BOOMGAART

Tekst van de Quarantaine-verordening

(P.B. 1917 No. 42),

zooals deze luidt volgens de daarin aangebrachte wijzigingen een aanvullingen bij:

  • 1. de verordening van den 16den Februari 1918 (P.B. No. 8),

  • 2. de verordening van den 20sten Januari 1919 (P.B. No. 45),

  • 3. de verordening van den 11den September 1919 (P.B. No. 89),

  • 4. de verordening van den 11den Maart 1921 (P.B. No. 17),

  • 5. de verordening van den 2den Januari 1922 (P.B. No. 16),

  • 6. de verordening van den 8sten Mei 1930 (P.B. No. 30) en

  • 7. de verordening van den 10den November 1931 (P.B. No. 82).

Art. 1. Onder schepen verstaan deze verordening en de daarop berustende besluiten alle vaar- en vliegtuigen, van welken aard en vorm en tot welk doel dienende ook.

Art. 2. De jongste zeereis wordt, in deze verordening en in de daarop berustende besluiten gerekend te zijn aangevangen in de haven waar het schip thuis behoort en overigens op niet langer dan zes maanden gesteld.

Art. 3. Onder quarantaine-maatregelen verstaat deze verordening en de daarop berustende besluiten de maatregelen, die ter voorkoming of wering van besmettingsgevaar, op uit zee komende en in dit gebiedsdeel liggende schepen, hunnen inhoud en hunne opvarenden, geheel of gedeeltelijk kunnen worden toegepast, als daar zijn:

  • 1°. een gezondheidsonderzoek;

  • 2°. het buiten gemeenschap met den wal en met andere schepen houden;

  • 3°. het voorkomen en verhinderen van ontreiniging of besmetting van bodem, lucht of water, door schepen en hunne opvarenden;

  • 4°. het reinigen en ontsmetten van schepen met hunnen geheelen inhoud, het opslaan van ladingen en goederen, het onschadelijk maken van smetstof in stoffen en goederen en het vernietigen van ratten of ander ongedierte en insecten aan boord:

  • 5°. de afzondering of waarneming van en toezicht op opvarenden, reiniging, ontsmetting, geneeskundig onderzoek, verzorging en verpleging en geneeskundige behandeling;

  • 6°. het verbieden of aan voorwaarden onderwerpen van den invoer, den doorvoer of het vervoer van huiden, lompen, gebruikte kleedingstukken, gebruikt lijf- en beddegoed en van andere goederen, scheepslading of scheepsinhoud.

Art. 4. Het gezondheidsonderzoek, in deze verordening en in de daarop berustende besluiten genoemd, kan zich uitstrekken tot alle scheepspapieren, tot het schip met zijnen geheelen inhoud en tot alle opvarenden, met aanwending van alle hulpmiddelen, die voor het onderzoek noodig of bevorderlijk zijn.

Art. 5. Onder de geneeskundige verstaat deze verordening en de daarop berustende besluiten een geneeskundige, die door het Bestuurscollege met het gezondheidsonderzoek van schepen en met de uitvoering van quarantaine-maatregelen is belast.

Art. 6. Elk schip, uit zee in dit gebiedsdeel aankomende of na aankomst daar liggende, wordt onderworpen aan een gezondheidsonderzoek:

  • 1°. wanneer het komt uit landen, landstreken of plaatsen, die, op het tijdstip van het vertrek van het schip, door den Gouverneur zijn besmet verklaard of van besmetting verdacht verklaard, wegens eene der ziekten, in of krachtens het volgend artikel aangewezen, of waarvan op het tijdstip van aankomst van het schip in dit gebiedsdeel bekend is, dat er een of meer gevallen van een der ziekten in of krachtens het volgend artikel aangewezen, voorkomen;

  • 2°. wanneer een of meer gevallen van ziekte, al dan niet in het volgende artikel genoemd, tijdens de jongste zeereis zijn voorgekomen of nog voorkomen;

  • 3°. wanneer een der opvarenden tijdens de jongste zeereis aan boord is overleden;

  • 4°. wanneer er veel ratten aan boord zijn of sterfte onder de ratten is waargenomen of met pest besmette of van pest verdachte ratten aan boord gevonden zijn;

  • 5°. wanneer de geneeskundige, die steeds de bevoegdheid heeft, om op elk binnenkomend schip de scheepspapieren in te zien, een gezondheidsonderzoek noodig acht;

  • 6°. wanneer een schip, niet vallende onder het bepaalde sub 1°. tot en met 5°. van dit artikel, in dit gebiedsdeel aankomt en ligt op eene plaats, die niet voor het gezondheidsonderzoek en voor quarantaine-maatregelen is aangewezen.

De Gezaghebbers der eilandgebieden zijn in voorkomende gevallen bevoegd tot verklaring, bedoeld sub 1°. van het eerste lid van dit artikel, voorzooveel hun ambtsgebied betreft.

De genomen maatregel wordt ten spoedigste aan de beslissing van den Gouverneur onderworpen.

Art. 7. De ziekten, in het voorgaande artikel bedoeld, zijn: cholera, gele koorts, pest en pokken. Bij besluit van den Gouverneur kan deze verordening ook van toepassing verklaard worden op daarin niet genoemde ziekten.

Dit besluit is niet langer van kracht dan gedurende een jaar na zijne afkondiging, tenzij het binnen dat tijdperk door eene verordening bekrachtigd is.

Art 8. De Gezagvoerder van een schip, als bedoeld sub 1°., 2°., 3°., 4°. en 6°. van art. 6, uit zee een der eilanden van het gebiedsdeel willende aandoen en niet rechtstreeks komende van een eiland, haven, baai of plaats van het gebiedsdeel zorgt, zoodra hij in het gezicht van den wal is, dat zijn schip een bij besluit van den Gouverneur te omschrijven sein voert totdat het schip dit gebiedsdeel heeft verlaten en zorgt voorts, dat geene gemeenschap met den wal of met andere schepen plaats hebbe, alvorens het gezondheidsonderzoek is afgeloopen of het schip door of vanwege den geneeskundige tot het vrije verkeer is toegelaten.

De loods, die het schip hulp verleent, is gehouden voor de naleving van het in de eerste alinea van dit artikel vermelde voorschrift te waken, voor zoover dit nog niet vóór zijne komst is nageleefd, en den gezagvoerder zooveel mogelijk bekend te maken met zijne verplichtingen krachtens deze verordening.

De gezagvoerder is verplicht met zijn schip de ligplaats hem, door of vanwege het Bestuurscollege aangewezen in te nemen en aldaar te blijven totdat hem, in verband met op eene andere plaats te nemen quarantaine-maatregelen, bevel tot opvaren daarheen is verstrekt, of zijn schip tot het vrije verkeer is toegelaten, of hij, gebruik makende van de bevoegdheid hem bij art. 13 toegekend, weder zee kiest.

Art. 9. Het verbod van gemeenschap met den wal of met andere schepen brengt mede, dat geen der opvarenden het schip mag verlaten en dat niemand zich aan boord van het schip mag begeven dan de loods, de geneeskundige, de desbetreffende Inspecteur voor de volksgezondheid, de ambtenaren van de gezondheidsdienst van het eilandgebied, de personen onder hunne leiding met de uitvoering van quarantaine-maatregelen belast, de dienaren van den Godsdienst, voor zoover hun ambtsplicht hen aan boord roept, de ambtenaren der belastingen, de ambtenaren bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, wanneer hunne ambtsverrichtingen dit vereischen, notarissen, voor zooveel hunne tegenwoordigheid aan boord, voor het opmaken van een testament, verlangd wordt, en de naaste betrekkingen van een ernstig zieke, die niet naar den wal kan worden vervoerd; dat geene goederen uitgezonderd de post gelost mogen worden tenzij met toestemming van de gezaghebber en geene andere goederen aan boord gebracht mogen worden dan die voor het levensonderhoud der opvarenden, voor de uitvoering van quarantaine-maatregelen of voor de verpleging van zieken noodig zijn, met bepaling, dat de personen met het overbrengen belast zich niet aan boord mogen begeven.

De personen, die krachtens het vorig lid aan boord worden toegelaten, zijn verplicht zich te onderwerpen aan de voorschriften van den geneeskundige, ook voor wat betreft de ontsmetting van hunne kleederen en andere materialen, die de besmetting kunnen overbrengen. Zij, die zich in strijd met het verbod aan boord hebben begeven, worden onder de opvarenden gerekend en zijn aan dezelfde bepalingen als dezen onderworpen, onverminderd de straffen tegen de overtreding bedreigd.

De gezagvoerder van een buiten gemeenschap met den wal of met andere schepen gehouden schip, die zich met den geneeskundige in verbinding wil stellen is verplicht een bij besluit van den Gouverneur te omschrijven sein te geven.

Art. 10. Vervallen.

Art. 11. Het gezondheidsonderzoek heeft plaats tusschen zonsopgang en zonsondergang. Het gezondheidsonderzoek wordt tusschen zonsondergang en zonsopkomst ingesteld:

  • a. indien een of meer opvarenden aan boord van een schip, dat aan een gezondheidsonderzoek onderworpen is, zoodanig ongesteld zijn, dat hunne onmiddellijke overbrenging naar eene ziekeninrichting aan den wal noodig is;

  • b. indien de aard of toestand van lading aan boord van een schip, als sub a bedoeld, bespoedigd onderzoek noodig maakt, om des te eerder met lossen te kunnen aanvangen;

  • c. om andere gewichtige redenen, ook die, in verband met de navigatie en de veiligheid van het schip;

  • d. indien de betrokken eigenaar, gezagvoerder of scheepsagent daartoe het verzoek doet:

  • e. in spoedeischende gevallen, dit ter beoordeeling van de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige.

Door belanghebbenden is ten behoeve van het betrokken eilandgebied verschuldigd:

  • 1. indien het onderzoek plaats heeft tusschen 6 uur ’s namiddags en 10 uur ’s namiddags een bedrag van f. 33,–;

  • 2. indien het onderzoek plaats heeft tusschen 10 uur ’s middags en 6 uur ’s voormiddags een bedrag van f. 55,–.

  • 3. Voor een gezondheidsonderzoek van de opvarenden tot vaststelling van hun gezondheidstoestand zijn de in het vorige lid genoemde bedragen niet verschuldigd.

Art. 11a. De beoordeling van den toestand sub a, b en c van het vorig artikel aangeduid, staat aan den geneeskundige, genoemd in art. 5.

Het gezondheidsonderzoek kan slechts op die schepen des nachts worden voltooid, die met zoodanige middel van verlichting zijn uitgerust, als voor het onderzoek bij kunstlicht noodig zijn; op de overige schepen, vallende onder de bepalingen van artt. 11 en l la, wordt het des nachts aangevangen onderzoek overdag herhaald en voltooid.

Art. 12. De gezagvoerder van een in dit gebiedsdeel liggend vaartuig geeft uiterlijk binnen twaalf uren kennis wanneer een der opvarenden ziek is geworden. Deze kennisgeving geschiedt aan de gezaghebber of een ambtenaar van de gezondheidsdienst van het eilandgebied of aan een der ambtenaren bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering.

Art. 13. De gezagvoerder zorgt met al de te zijner beschikking staande middelen de middelen voor de stipte naleving van de voorschriften, die in of krachtens deze verordening worden gegeven.

Het staat hem evenwel vrij weder naar zee te vertrekken, wanneer hij zich aan deze voorschriften niet wil onderwerpen; hij neemt daarbij de hem gegeven bevelen in acht.

In het geval, in de vorige alinea bedoeld, kan het ontschepen van passagiers, van poststukken en van eenige lading door den gezaghebber worden toegestaan, onder nader te stellen voorwaarden.

Echter mag de gezagvoerder, die zich eerst aan de gegeven voorschriften onderwierp, niet naar zee vertrekken zoolang de voorgeschreven maatregelen nog niet zijn uitgevoerd, tenzij met vergunning van de gezaghebber en onder in achtneming van de nader gegeven.

De Gezaghebber is gehouden de hem door of vanwege de Gouverneur gegeven aanwijzingen in acht te nemen.

Maatregelen, waaraan het schip, dat aan een gezondheidsonderzoek onderworpen is geweest, zijn inhoud en zijne opvarenden worden of kunnen worden onderworpen.

Art. 14. De geneeskundige, genoemd in art. 5, zal bij de keuze en de mate van toepassing der door hem noodig geachte maatregelen, rekening houden met:

  • a. de gezondheidsmaatregelen, die op een schip, in de haven van vertrek of in eene andere haven zijn toegepast, indien van die maatregelen blijkt door juiste, volledige onderteekende en gedagteekende verklaringen van bevoegde ambtenaren van den gezondheidsdienst ter plaatse;

  • b. de aanwezigheid aan boord van een scheepsgeneeskundige, indien de wijze waarop de zieken verzorgd worden, maatregelen worden genomen, registers en ziektegeschiedenissen worden bijgehouden, vertrouwen wekken kan;

  • c. de aanwezigheid aan boord van een ontsmettingstoestel of van eene inrichting tot het verdelgen van ratten en insecten, indien het gebruik en de bruikbaarheid dier toestellen en inrichtingen geen bedenking geven.

Hij is gehouden de hem door de Inspectie voor de Volksgezondheid gegeven aanwijzingen in acht te nemen.

Art 14a. Poststukken zullen niet aan ontsmetting worden onderworpen, uitgezonderd postpakketten, indien deze, naar het oordeel van den geneeskundige, ontsmetting behoeven. De zakken, waarin de poststukken worden aangebracht, zullen zoonoodig worden ontsmet. Waardeloze bedvulling en kleeding lorren, gebruikte verbandstoffen, papier en andere voorwerpen of goederen van weinig waarde, worden met goedvinden van den gezagvoerder, niet ontsmet, maar verbrand.

Art. 14b.Voor de toepassing van quarantaine-maatregelen worden de schepen in de volgende klassen verdeeld:

klasse A omvat de schepen, waar aan boord gevallen van cholera, gele koorts, pest of pokken

voorkomen of gedurende de jongste zeereis zijn voorgekomen;

klasse B omvat de schepen, komende uit landen of plaatsen, die besmet of van besmetting verdacht verklaard zijn wegens cholera, gele koorts, pest of pokken, maar waar aan boord geen geval van een dier ziekten voorkomt of gedurende de jongste zeereis voorkwam, benevens de schepen genoemd sub 4°. van art. 6;

klasse C omvat de schepen vallende onder 2 (voor zooveel niet schepen van klasse A bedoeld zijn), 3, 5 en 6 van art. 6.

Verdachte gevallen van de ziekten, in dit artikel genoemd, worden, tot de definitieve uitslag van het ingestelde onderzoek bekend is, voor werkelijke gevallen dier ziekten gehouden.

Van maatregelen bij cholera

Art. 14c. Schepen van klasse A worden aan de volgende maatregelen onderworpen:

  • 1°. de zieken worden, tenzij hun toestand dit niet gedoogt, ontscheept en overgebracht naar eene daarvoor aan te wijzen inrichting; zij worden afgezonderd, gereinigd, nader onderzocht, geneeskundig behandeld en verpleegd tot zij geen gevaar voor het overbrengen van besmetting meer opleveren;

  • 2°. de personen, die met de lijders in aanraking zijn geweest en zij, die als verdacht worden beschouwd, worden eveneens ontscheept, gereinigd, nader onderzocht, verpleegd en gedurende een tijd van ten hoogste zes dagen na de aankomst van het schip afgezonderd;

  • 3°. de overige opvarenden worden, zoo mogelijk en zoo noodig, eveneens ontscheept, gereinigd, nader onderzocht en gedurende ten hoogste zes dagen na de aankomst van het schip, hetzij afgezonderd, hetzij aan waarneming en toezicht buiten afzondering onderworpen;

Zij die aan waarneming en toezicht buiten afzondering worden onderworpen, zijn verplicht:

  • a. nauwkeurig hunne verblijfplaats op te geven; wanneer die verblijfplaats, naar het oordeel van den geneeskundige, te veraf gelegen is moet eene andere dichterbij worden gezocht;

  • b. zich in persoon voor een geneeskundig onderzoek aan te melden ter plaatse en ten tijde door den geneeskundige bepaald, en bij verhindering door overmacht om te komen, onmiddellijk kennis daarvan te geven aan den geneeskundige. Dit geneeskundig onderzoek geschiedt voor zoover het de bemanning van stoomschepen betreft, zooveel doenlijk (ter beoordeling van den geneeskundige aan boord van die schepen.

Wanneer iemand zich niet strikt houdt aan de voorschriften sub a en b gegeven of op andere wijze hinderlijk, nalatig en wederstrevig is, wordt waarneming en toezicht in afzondering veranderd, onverminderd de straffen bedreigd in art. 23 en 24.

De geneeskundige is bevoegd van den aanvang af, de waarneming en het toezicht te veranderen in afzondering, voor die personen, van wie hij vreest, dat zij de gegeven voorschriften niet of niet getrouw zullen nakomen.

De personen in afzondering of onder waarneming en toezicht buiten afzondering, gedragen zich naar de bevelen en aanwijzingen, hun door de bevoegde autoriteiten gegeven.

  • 4°. lijf- en beddegoed, gebruiksvoorwerpen, kleeding en bagage van de opvarenden worden, zooveel noodig, ontsmet en die opvarenden zelf gereinigd;

  • 5°. de gedeelten van het schip, waarin choleralijders verblijf hebben gehouden, privaten, urinoirs, badkamers en andere gedeelten, die als besmet worden beschouwd, zoomede, voor zooveel noodig, drink- en ballastwatertanks en de vullingen of het ruimwater worden ontsmet;

  • 6°. het drinkwater aan boord, als het verdacht is, wordt onschadelijk gemaakt en – zoo mogelijk ten koste van het schip – vervangen door goed drinkwater; op dezelfde wijze kan met levensmiddelen en eetwaren worden gehandeld;

  • 7°. ballastwater, ingenomen in eene besmet verklaarde haven, vulling- of ruimwater, huishoudwater en faecaliën mogen niet dan met vergunning en na ontsmetting uit het schip worden geloosd.

Aan boord kunnen de noodige voorzieningen worden getroffen om het bepaalde sub 7 te bevorderen als daar zijn: het plaatsen van hulpprivaten en tonnen voor menagewater, het afsluiten van privaten en huishoud- en badleidingen.

Art. 14d. Op schepen van klasse B kunnen de voorschriften sub 4,6 en 7 van het vorig artikel toegepast worden.

Het schip kan, zoo dit noodig wordt geoordeeld, geheel of gedeeltelijk worden gereinigd of ontsmet.

Aan de bemanning kan, gedurende hoogstens zes dagen, na het verlaten van het besmette land of de besmette haven, verboden worden van boord te gaan, behoudens voor zooveel dienstredenen, naar het oordeel van den geneeskundige, het verlaten van het schip vereischen.

Alle opvarenden, voor zooveel hun het verlaten van het schip niet verboden is, kunnen worden onderworpen aan waarneming en toezicht buiten afzondering, als in het vorig artikel beschreven, van gelijken tijdsduur als in het vorig lid vermeld.

Art. 14e. Op schepen van klasse C kunnen, indien de omstandigheden zulks vereischen, de maatregelen in de beide vorige artikelen aangegeven eveneens in hun geheel of gedeeltelijk worden toegepast.

Van maatregelen bij gele koorts.

Art. 14f. Voor schepen van Klasse A gelden naar de omstandigheden de maatregelen voorgeschreven in art. 14c tot aan het bepaalde sub 5, evenwel met dien verstande, dat de zieken en verdachten worden afgezonderd in ruimten, die vrij zijn van en ontoegankelijk voor muggen; voorts worden geene maatregelen van afzondering of waarneming en toezicht buiten afzondering toegepast op gezonde personen, die bewijzen kunnen, dat zij tien jaar vertoefden in een land, waar gele koorts voorkomt, of dat zij aan gele koorts hebben geleden.

Het schip moet ankeren op minstens 200 M. verwijderd van den wal en van andere schepen, indien het tot de vastgestelde ligplaatsen voor het gezondheidsonderzoek en voor de quarantaine-maatregelen aangewezen, wordt toegelaten.

Op Curaçao zal het schip, als regel, eerst naar de Caracasbaai worden verwezen, om van daar terug te keeren zodra de noodige maatregelen van muggenverdelging zijn toegepast. De verdelging van de muggen aan boord moet hebben plaats gehad vóór tot de lossing of lading van het schip kan worden overgegaan. Het schip kan geheel of gedeeltelijk worden gereinigd of ontsmet.

Art 14g. Op schepen van klasse B kan de afgezonderde ligging, de verdelging van muggen, de waarneming en toezicht buiten afzondering, en de reiniging of ontsmetting worden toegepast, een en ander als bedoeld in het vorig artikel; eveneens het bepaalde in het derde lid van art. I4d.

Art. 14h. Op schepen van klasse C kunnen, indien de omstandigheden zulks vereischen, de maatregelen in de beide vorige artikelen aangegeven, eveneens in hun geheel of gedeeltelijk worden toegepast.

Van maatregelen bij pest

Art. 14i. Voor schepen van klasse A gelden naar de omstandigheden de maatregelen voorgeschreven in art. 14c, met dien verstande, dat het bepaalde in het tweede gedeelte sub 5, sub 6 en 7 niet van toepassing te achten is.

Voorts mag met de lossing of lading van het schip niet worden begonnen dan na vernietiging van ratten en insecten aan boord; deze uitrooking zal uiterlijk binnen 24 uur na den aanvang moeten zijn afgeloopen.

Terstond na aankomst worden de kabels van het schip voorzien van rattenschermen, terwijl het schip op minstens vijf meter uit den wal wordt vastgesmeerd en vooral na zonsondergang en vóór zonsopkomst, niet door loop-planken of bruggen voortdurend met den wal mag verbonden zijn. De in de vorige alinea voorgeschreven maatregelen worden minstens gehandhaafd tot de uitrooking van het schip is afgeloopen.

Art. 14j. Op schepen van klasse B kunnen de voorschriften sub 4 van art. 14c worden toegepast. Het schip kan, zoo dit noodig wordt geoordeeld, worden gereinigd, ontsmet en uitge-rookt. Totdat de eventueel voorgeschreven maatregelen zijn uitgevoerd, mag met het lossen of laden niet worden aangevangen; eveneens gelden de voorschriften betreffende rattenschermen en betreffende den in acht te nemen afstand van den wal.

Aan de bemanning kan, gedurende hoogstens zes dagen, na het verlaten van het besmette land of de besmette haven, verboden worden van boord te gaan, behoudens voor zooveel dienstre-denen, naar het oordeel van den geneeskundige, het verlaten van het schip vereischen. Alle opvarenden, voor zooveel hun het verlaten van het schip niet verboden is, kunnen worden onderworpen aan waarneming en toezicht buiten afzondering, van gelijken tijdsduur, als in het vorig lid vermeld.

Art. 14k. Op schepen van klasse C kunnen, indien de omstandigheden zulks vereischen, de maatregelen in de beide vorige artikelen aangegeven, eveneens in hun geheel of gedeeltelijk worden toegepast.

Van maatregelen bij pokken

Art. 14l. Schepen van klasse A worden aan de volgende maatregelen onderworpen:

  • 1°. de zieken worden, tenzij hun toestand dit niet bedoogt, ontscheept en overgebracht naar eene daarvoor aan te wijzen inrichting; zij worden afgezonderd, gereinigd, nader onderzocht, geneeskundig behandeld en verpleegd tot zij geen gevaar voor het overbrengen van besmetting meer opleveren;

  • 2°. de personen, die met de lijders in aanraking zijn geweest, en zij, die als verdacht worden beschouwd, worden eveneens ontscheept, gereinigd, nader onderzocht, zoonodig ingeënt, verpleegd en gedurende een tijd van ten hoogste twee weken na de aankomst van het schip afgezonderd;

  • 3°. de overige opvarenden worden, zoo mogelijk en zoo noodig, eveneens ontscheept, gereinigd, nader onderzocht en gedurende ten hoogste twee weken na de aankomst van het schip, hetzij afgezonderd, hetzij aan waarneming en toezicht buiten afzondering, onderworpen;

Voor waarneming en toezicht gelden verder de bepalingen in art. 14c tusschen sub 3 en sub 4 ingelascht.

  • 4°. lijf- en beddegoed, gebruiksvoorwerpen, kleeding en bagage van de opvarenden worden, zooveel noodig, ontsmet en die opvarenden zelf gereinigd;

  • 5°. de gedeelten van het schip, waarin pokkenlijders hebben verblijf gehouden, en andere

gedeelten, die als besmet worden beschouwd, worden ontsmet;

  • 6°. de koepokinenting wordt toegepast op alle opvarenden, voor wie dit noodig wordt geoordeeld, in de eerste plaats bij het ontbreken van volledige en betrouwbare bewijzen, dat de koepokinenting met goed gevolg en binnen de laatstverloopen tien jaren is ondergaan;

  • 7°. maatregelen van ontsmetting of uitrooking van lading worden niet genomen, tenzij daarvoor bijzondere aanleiding bestaat, in de eerste plaats gelegen in den aard der goederen en voorts in de mogelijkheid van besmetting.

Art. 14m. Op schepen van klasse B kunnen de voorschriften sub 3,4, 6 en 7 van het vorig artikel worden toegepast.

Het schip kan, zoo dit noodig wordt geoordeeld, geheel of gedeeltelijk worden gereinigd of ontsmet.

Aan de bemanning kan, gedurende hoogstens twee weken na het verlaten van het besmette land of de besmette haven, verboden worden van boord te gaan, behoudens voor zooveel dienstredenen, naar het oordeel van den geneeskundige, het verlaten van het schip vereischen.

Alle opvarenden, voor zooveel hun het verlaten van het schip niet verboden is, kunnen worden onderworpen aan waarneming en toezicht buiten afzondering, als in het vorig artikel beschreven, en van gelijken tijdsduur als in het vorig artikel geschreven, en van gelijken tijdsduur als in het vorig lid vermeld.

Art 14n. Op schepen van klasse C kunnen, indien de omstandigheden zulks vereischen, de maatregelen in de beide vorige artikelen aangegeven eveneens in hun geheel of gedeeltelijk worden toegepast.

Art. 15.

  • 1. Een schip zijn inhoud en opvarenden kunnen vóór en bij vertrek uit dit gebiedsdeel aan maatregelen worden onderworpen:

    • a. indien in de kolonie eene der ziekten voorkomt, bedoeld in art. 7;

    • b. indien goederen of lading van welken aard ook, eerst na den invoer van elders als besmet of van besmetting verdacht, zijn kenbaar geworden;

    • c. indien andere redenen, voornamelijk in verband met de gezondheid der opvarenden, tot het nemen van maatregelen nopen.

  • 2. De hier bedoelde maatregelen zijn het verbod dat het schip vertrekt, voordat de algemene reiniging ontsmetting en uitrooking daarvan heeft plaats gehad, het verbod dat zieken of bepaalde zieken worden meegenomen en kunnen voorts ontleend worden aan de voorschriften, die, ter wering en bestrijding van de ziekten bedoeld in art. 7 in dit gebiedsdeel van kracht zijn.

  • 3. Het in het voorgaand lid bedoeld verbod wordt door de gezaghebber uitgevaardigd.

Art. 15a.

  • 1. Op verzoek van belanghebbenden kunnen, buiten het bepaalde in het vorig artikel om, maatregelen van reiniging, ontsmetting en uitrooking, ter verdelging van ratten en insecten, door de gezondheidsdienst van het eilandgebied worden toegepast op vertrekkende schepen en hunnen inhoud.

  • 2. Door belanghebbenden zijn, ten behoeve van de kas van het eilandgebied, de voor de in het vorige lid bedoelde verrichtingen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde bedragen verschuldigd.

  • 3. Van de toegepaste maatregelen wordt, door of namens de door de bestuurscollege aangewezen geneeskundige eene verklaring aan belanghebbenden afgegeven, volgens model door den Gouverneur vast te stellen.

Indien bij onderzoek door het personeel van den gezondheidsdienst is gebleken, dat er geen ratten aan boord van een schip zijn, kan het bestuurscollege een vrijstellingscertificaat afgeven, volgens model door den Gouverneur vast te stellen.

Dit certificaat is geldig voor ten hoogste zes maanden. De kosten van dit vrijstellingscertificaat worden door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige vastgesteld.

Art. 16. Bij besluit van den Gouverneur kunnen voorschriften worden gegeven ten aanzien van de periodieke verdelging van ratten aan boord van alle schepen in het gebiedsdeel liggende.

Art. 17. Desverlangd wordt kosteloos aan belanghebbenden een gezondheidspas afgegeven, benevens desgevraagd verklaringen betreffende de quarantaine-maatregelen toegepast op hun persoon, en op de schepen en goederen in hun eigendom of aan hunne zorg toevertrouwd. Bij besluit van den Gouverneur wordt de vorm van dezen gezondheidspas en van deze verklaringen vastgesteld.

Art. 18. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden de plaatsen aangewezen, waar het gezondheidsonderzoek wordt ingesteld en waar de quarantaine-maatregelen worden toegepast.

In het besluit kunnen tevens de gevallen worden aangegeven, waarin afwijking van den regel kan worden toegestaan en de voorwaarden waaronder.

Art. 19. Op oorlogsschepen kan het gezondheidsonderzoek zich bepalen tot eene schriftelijke en onderteekende beantwoording van vragen door den geneeskundige gedaan.

Art. 20.

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d. de in de Nederlandse Antillen aankomende of afgemeerde schepen met uitzondering van tot woning bestemde gedeelten daarvan zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e. de tot woning bestemde gedeelten van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een schip verschaft met behulp van de sterke arm. Van de handeling en van de aanleiding daartoe maken de betrokken personen binnen twee etmalen proces-verbaal op, dat aan de bij de handeling betrokken gezagvoerder in afschrift wordt toegezonden.

  • 4. Op het binnentreden in woningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is titel X van het Derde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de Gezaghebber.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Art. 21. Vervallen.

Art. 22. Onverminderd de bepaling van het tweede lid van artikel 11 komen de kosten van het gezondheidsonderzoek, indien dit tussen 6 uur ’s namiddags en 6 uur ’s voormiddags plaats heeft, alsmede de kosten van de quarantainemaatregelen, waaronder niet begrepen het geneeskundig onderzoek bedoeld in artikel 3 onder 5°, ten laste van de belanghebbende en worden door of namens deze in de kas van het eilandgebied gestort. Voor den nachtdienst krijgt de havendokter op Aruba en die op Curaçao de door de belanghebbenden te storten bedragen tot een maximum van f. 6000,– ’s jaars. Blijven die jaarlijksche bedragen beneden f. 3000,– dan vult het eilandgebied het ontbrekende tot dit bedrag aan.

De hoegrootheid van de vergoeding voor quarantainemaatregelen wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Schepen, die ná 6 uur ’s voormiddags voor het gezondheidsonderzoek gereed liggen – dit ter beoordeeling door den loods, die het schip binnenbracht en vastmeerde – worden ten aanzien van de volgens het eerste lid van dit artikel anders verschuldigde gelden beschouwd als voor dien tijd onderzocht te zijn.

Art. 23. Overtreding van de artikelen 8, 9,12 en 13 dezer verordening of van de krachtens deze verordening uitgevaardigde besluiten wordt gestraft met gevangenisstraf van eene maand tot een jaar of geldboete van driehonderd gulden tot vijfduizend gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft:

  • 1°. overtreding van de maatregelen genomen ter uitvoering van het in deze verordening bepaalde betreffende de afzondering van zieken en andere personen en betreffende de waarneming en het toezicht buiten afzondering;

  • 2°. Het in strijd met deze verordening lossen of laden, van boord gaan of uit een schip loozen van ballast, vulling-, ruim- of huishoudwater of faecaliën;

  • 3°. Het niet in acht nemen van den bij deze verordening voorgeschreven afstand van den wal;

  • 4°. overtreding van de maatregelen bedoeld in artikel 15, voorlaatste lid.

Art. 24. Vervallen.

Art. 25. Vervallen

Art. 26. De stukken krachtens deze verordening of krachtens de naar aanleiding hiervan uit te vaardigen besluiten op te maken, zijn vrij van zegel.

Art. 26a. De in artikel 11, derde lid sub l en 2, artikell4 e, tweede lid, sub c, en artikel 22, tweede lid, genoemde bedragen kunnen voor ieder eilandgebied bij eilandsverordening worden gewijzigd.

Art. 27. Deze verordening kan worden aangehaald als quarantaine-verordening.

Art. 28. Deze verordening treedt in werking op een door den Gouverneur te bepalen tijdstip; alsdan vervallen de verordening van 20 september 1883 (P.B. No. 17), waarbij voorzorg- en quarantaine-maatregelen worden vastgesteld tot wering van besmettelijke epidemische ziekten, welke door de scheepvaart naar deze kolonie kunnen worden overgebracht, zooals aangevuld en gewijzigd bij de verordeningen van 5 Maart 1900 (P.B. No. 8), 12 juli 1905 (P.B. No. 31), 20 juli 1907 (P.B. No. 19) en 17 Maart 1913 (P.B. No. 13), en alle andere bepalingen in zake quarantaine-maatregelen.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 13de juli 2001 ter uitvoering van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, tweede volzin, en artikel 38, derde lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211) (Landsbesluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten)

Artikel 1
  • 1. Benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van het College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten geschiedt voor de tijd van zes jaren. De leden en plaatsvervangende leden zijn bij hun aftreden terstond herbenoembaar.

  • 2. Op hun verzoek wordt hen vóór het verstrijken van het in het vorig lid genoemd tijdvak door de tot benoeming bevoegde instantie ontslag verleend.

  • 3. Bij met redenen omkleed besluit van de tot benoeming bevoegde instantie kunnen zij voorts worden ontslagen:

    • a. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf tot gevangenisstraf of hechtenis zijn veroordeeld;

    • b. wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;

    • c. wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij herhaaldelijk gebleken achteloosheid in de uitoefening hunner functie.

  • 4. In geval van tussentijds ontslag of overlijden van een lid of plaatsvervangend lid wordt een nieuw lid onderscheidenlijk plaatsvervangend lid benoemd voor het overblijvende deel der ambtsperiode.

Artikel 2

Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de leden en plaatsvervangende leden in handen van de Minister de eed of belofte af dat zij de verplichtingen, aan hun ambt verbonden, naar behoren en getrouw zullen vervullen.

Artikel 3
  • 1. Het is de leden en de plaatsvervangende leden vergund reis- en verblijfkosten te declareren wanneer werkzaamheden van het College op een ander eiland dan waarop zij woonachtig zijn dienen plaats te vinden, een en ander conform het bepaalde in de Beschikking van de 20ste juni 1933, no. 700, houdende vaststelling van een regeling der vergoeding voor reis- en teerkosten, gelijk mede voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen (P.B. 1958, no. 153).

  • 2. Het Landsbesluit Verzekering Vliegrisico’s 1952 (P.B. 1952, no. 10) is op de leden en plaatsvervangende leden van het College van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4
  • 1. Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het College wordt voor het bijwonen van de bijeenkomsten van het College als presentiegeld een vergoeding toegekend van NAF. 500,– per maand.

  • 2. Aan de overige leden van het College en hun plaatsvervangers wordt voor het bijwonen van de bijeenkomsten van het College als presentiegeld een vergoeding toegekend van NAF. 250,– per maand

  • 3. Dit presentiegeld wordt door een lid of een plaatsvervangend lid slechts genoten indien deze in de daarmee corresponderende maand tenminste één bijeenkomst van het College heeft bijgewoond.

Artikel 5

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 6

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten.

VERORDENING van den 13den Februari 1934, regelende de praktijk als Vroedvrouw

Artikel 1
  • 1. tot de uitoefening van de praktijk als vroedvrouw in Curaçao zijn bevoegd:

    • 1°. Zij, die in het bezit zijn van een in Nederland of Nederlandsch-Indië afgegeven geldig diploma als vroedvrouw;

    • 2°. zij, die:

      • a. in het bezit zijn van een in Suriname afgegeven diploma as vroedvrouw;

      • b. het examen als vroedvrouw met goed gevolg hebben afgelegd voor een commissie van tenminste drie personen, met dien verstande dat het aantal leden der commissie steeds oneven moet zijn.

  • 2. De voorzitter van de in het eerste lid, 2°, onder b, bedoelde commissie is de Directeur Volksgezondheid. De andere leden en hun plaatsvervangers worden op de voordracht van de directeur bij Landsbesluit benoemd.

  • 3. Indien het examen met goed gevolg wordt afgelegd, reikt de commissie daarvan een getuigschrift uit.

Artikel 2

Het in artikel 1 onder 2°. sub b. bedoeld examen wordt niet afgenomen, dan na overlegging van:

  • 1°. een geboorteakte, of bij gebreke daarvan van een getuigschrift, waaruit blijkt, dat de candidate den leeftijd van 21 jaren heeft bereikt;

  • 2°. het zij een geldig, buiten Nederland, Nederlandsch-Indië of Suriname afgegeven akte van bevoegdheid als vroedvrouw, hetzij het bewijs, dat de candidate een opleiding van ten minste twee jaren van een in Curaçao bevoegd geneeskundige heeft gehad en ten minste twintig gewone verlossingen en ten minste twee buitengewone verlossingen in tegenwoordigheid en onder leiding van een in Curaçao bevoegd geneeskundige heeft verricht;

  • 3°. het bewijs, dat voor dit doel het bedrag van vijf en twintig gulden in ’s Lands kas is gestort.

Het onder 3° bedoeld bewijs geeft het recht zich tweemaal voor het afleggen van het examen aan te melden, echter niet later dan twee jaar na de gedane storting.

Artikel 3

Aan haar, dit met goed gevolg het in artikel 1 onder 2°. sub b. bedoeld examen heeft afgelegd, wordt door de daarin genoemde commissie een akte van bevoegdheid uitgereikt.

Artikel 4

Het is aan een vroedvrouw als in artikel 1 bedoeld, verboden in Curaçao de praktijk als zoodanig uit te oefenen, alvorens door den Gouverneur tot de uitoefening er van te zijn toegelaten.

Artikel 5

Zoo noodig kan de Gouverneur, den Directeur van het departement van Volksgezondheid gehoord, met afwijking in zooverre van het bepaalde bij artikel 1, voor wat andere eilanden dan het eiland Curaçao aangaat, en op het eiland Curaçao voor wat andere districten dan het stadsdistrict aangaat, voor de uitoefening van de praktijk als vroedvrouw toelating verleenen aan eene vrouwe, die den leeftijd van 21 jaren heeft bereikt en, na door een gouvernements-geneeskundige gedurende ten minste twee jaren te zijn opgeleid en in Curaçao ten minste twintig gewone verlossingen in tegenwoordigheid en onder leiding van dien geneeskundige te hebben verricht, door dezen en den de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige bekwaam wordt geacht de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen.

Eene toelating als in dit artikel bedoeld, kan te allen tijde door den Gouverneur, den Directeur van het Departement van Volksgezondheid gehoord, worden ingetrokken.

Artikel 6

Het is aan een vroedvrouw als in artikel 1 of 5 bedoeld, verboden de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen alvorens:

  • 1°. hare akte van bevoegdheid, of in het geval bedoeld bij artikel 5, hare toelating door den Directeur van het departement van Volksgezondheid voor gezien is geteekend;

  • 2°. in handen van den betrokken gezaghebber den volgende eed (belofte) te hebben afgelegd:

    ‘Ik zweer (beloof), dat ik de verloskunst volgens de daar op wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen, tenzij mijne verklaring als getuige of deskundige in rechten of ik anderszins tot het geven van mededeeling door een algemeene verordening verplicht worde.

    Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig! (Dat beloof ik)’.

Artikel 7

De vroedvrouwen zijn bevoegd:

  • a. de zwangeren in de tweede helft van de zwangerschap raad of bijstand te geven met betrekking tot de zwangerschap;

  • b. bij het waarnemen van afwijkingen over te gaan tot het nemen van maatregelen, indien en voor zoover deze bij besluit van den Gouverneur zijn aangegeven.

    In alle andere gevallen zijn zij verplicht de waargenomen afwijkingen ter kennis te brengen van een door belanghebbende aan te wijzen geneeskundige.

  • c. tot het verleenenen van verloskundigen raad of bijstand, het aanwenden van den katheter hieronder begrepen, bij ongestoord verloopende baringen.

Zoodra de vroedvrouw bemerkt, dat het verrichten van eenige verloskundige kunstbewerking noodig is of zal worden, draagt zij zorg, dat ten spoedigste de hulp van een geneeskundige wordt ingeroepen.

Indien een geneeskundige als bedoeld in het vorige lid niet aanwezig is op een tijdstip, waarop een noodzakelijke verloskundige kunstbewerking, welke zonder gebruikmaking van instrumenten kan geschieden, moet plaats vinden en niet langer kan worden uitgesteld, gaat de vrouwvrouw zelve tot die kunstbewerking over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd vroedvrouwen, bedoeld in artikel 1 onder 2° en in artikel 5.

Artikel 8

Zoodra de vroedvrouw bemerkt, dat in verband met de baring het toedienen van eenig geneesmiddel noodig is of zal worden, draagt zij zorg, dat ten spoedigste de hulp van een geneeskundige wordt ingeroepen.

Indien een geneeskundige niet aanwezig is op een tijdstip waarop de toediening van een der bij besluit van den Gouverneur aan te wijzen geneesmiddelen moet plaats vinden, gaat de vroedvrouw zelve tot de toediening van het geneesmiddel over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd de vroedvrouwen bedoeld in artikel 1 onder 2°. en in artikel 5.

Artikel 9

De vroedvrouwen zijn bevoegd de kraamvrouwen gedurende tien dagen of zooveel langer als voor het herstel noodig is te behandelen.

Bij de waarneming van afwijkingen zijn zij verplicht de hulp van een geneeskundige in te roepen.

Artikel 9a

De vroedvrouw, die na 23 juli 1951 in Nederland een geldig diploma als zodanig heeft behaald, of die een aantekening op haar diploma heeft gekregen ingevolge de Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 juli 1951, Afdeling Volksgezondheid 1, No. 13150 (Ned. Stcrt. 1951, nr. 135), bezit naast de bevoegdheid tot het verrichten van de handelingen als in de artikelen 7, 8 en 9 van deze verordening bedoeld, daarenboven nog de bevoegdheid tot:

  • a. het geven van raad of bijstand aan zwangeren in de eerste helft der zwangerschap, met dien verstande, dat zij bevoegd is tot het nemen van maatregelen ter voorkoming van afwijkingen, daaronder begrepen het door middel van de aderprik afnemen van bloed voor onderzoek;

  • b. het hechten van inscheuringen van beperkt omvang volgens bij beschikking van de Minister van Volksgezondheid vast te stellen regelen, welke in het publicatieblad zal worden bekendgemaakt.

Artikel 10

De vroedvrouwen geven aan den Directeur van het departement van Volksgezondheid en de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige alle door hen verlangde inlichtingen in den vorm en binnen den tijd, door hen vastgesteld.

Van al hare verrichtingen houden zij een dagboek aan, waarvan de inrichting door den directeur van het departement van Volksgezondheid wordt vastgesteld.

Artikel 11

Voor zoover het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao er niet in voorziet, wordt overtreding van eenige bepaling van deze verordening gestraft met geldboete van ten hoogste één honderd gulden.

De feiten bij deze verordening strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Slot- en Overgangsbepalingen.

Deze verordening treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

Vroedvrouwen, die bij de in werking treding van deze verordening bevoegd zijn de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen, behouden deze bevoegdheid in denzelfden omvang als onder de werking van de wettelijk bepalingen, krachtens welke haar zoodanige bevoegdheid is verleend.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 31ste december 1996 ter uitvoering van artikel 5, tweede lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211) (Landsbesluit zorg)

Artikel 1
  • 1. In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

    a. landsverordening:

    de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211);

    b. intramurale zorg:

    de zorg binnen de muren van een instelling, waar personen 24 uur per dag zijn opgenomen en volledige verzorging krijgen, zoals in algemene en psychiatrische ziekenhuizen, verpleeghuizen, bejaardenhuizen met een gedeeltelijke verpleeghuisfunctie en instellingen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten;

    c. semi-murale zorg:

    de zorg die wordt geboden aan psychiatrische zieken en geestelijk gehandicapten die na verkregen intramurale zorg zodanig zijn hersteld dat zij buiten deze instelling in een beschermde woonomgeving onder professioneel toezicht in beperkte mate zelfstandig kunnen wonen;

    d. extramurale zorg:

    de zorg die wordt geboden aan thuiswonende, somatisch en psychiatrische zieken of lichamelijk of verstandelijk gehandicapten, welke zorg tot doel heeft deze personen zo lang mogelijk onder optimale omstandigheden in de thuissituatie te laten blijven; deze zorg kan bestaan uit verpleegkundige zorg, gezinshulp of bejaardenhulp, waar nodig, met ondersteuning door zorgverleners van diverse professionele disciplines;

    e. professionele zorg:

    de zorg die wordt geboden door psychiaters, psychologen, orthopedagogen, revalidatie-artsen, ergotherapeuten, logopedisten, fysiotherapeuten, oefentherapeuten of podotherapeuten met wie het Uitvoeringsorgaan een zorgcontract heeft afgesloten; deze zorg vindt plaats in de praktijkruimte van deze zorgverlener onder de in het zorgcontract overeengekomen voorwaarden met dien verstande dat bij uitzondering, onder door het Uitvoeringsorgaan vast te stellen voorwaarden, de zorg bij de verzekerde thuis wordt geboden;

    f. kunstmiddelen:

    middelen die dienen ter vervanging van een geamputeerd lichaamsdeel, zoals een beenprothese of ter ondersteuning van een krachteloos lichaamsdeel, zoals een spalk;

    g. hulpmiddelen:

    zijnde hulpmiddelen voor de voortbeweging van een lichamelijk gehandicapte, zoals een rolstoel of een looprek; hulpmiddelen ter ondersteuning van een lichamelijk gehandicapte, mede ter voorkoming van doorliggen of doorzitten (decubitus); hulpmiddelen die een lichamelijk gehandicapte in staat stelt gebruik te maken van sanitair, zoals steunbeugels en een verhoogde toiletpot; hulpmiddelen om lichamelijk gehandicapten te verplaatsen, zoals een zogenaamde papegaai of tillift; mede begrepen hieronder zijn de kosten van woningaanpassing voor het zodanig aanpassen van de eigen woning van de rolstoelgebonden gehandicapte dat deze zich met zijn rolstoel (zelfstandig) door zijn woning kan verplaatsen, alsmede gebruik kan maken van zijn sanitaire voorzieningen.

  • 2. Aanvragen van verzekerden voor professionele zorg wordt door het Uitvoeringsorgaan beoordeeld aan de hand van de daartoe opgestelde criteria.

  • 3. Het realiseren van de aanpassingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, vindt plaats conform de richtlijnen die door het Uitvoeringsorgaan ter zake zijn vastgesteld.

Artikel 2

Onder instellingen waar intramurale zorg wordt verleend, worden begrepen:

a. algemeen ziekenhuis:

zijnde een instelling waar medisch specialistische zorg wordt geboden in de vorm van onderzoek en behandeling van lichamelijke ziekten en aandoeningen en letsels door ongevallen en waar de nodige faciliteiten voor deze zorgverlening aanwezig zijn;

b. psychiatrisch ziekenhuis:

zijnde een instelling waar personen met een psychiatrische ziekte vrijwillig of gedwongen worden onderzocht en behandeld door psychiaters en andere zorgverleners op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg;

c. verpleeghuis:

zijnde een instelling waar personen verblijven en worden verzorgd die verpleegbehoeftig zijn en (para)medische, verpleegkundige of psychosociale zorg nodig hebben, waarbij de verpleegbehoeftigheid op basis van internationaal geldende criteria wordt vastgesteld door meting van de activiteiten van het dagelijks leven die betrokkene nog zelf kan uitvoeren; de oorzaak van de verpleegbehoeftigheid kan lichamelijk, geestelijk of een combinatie van beide zijn;

d. bejaardenhuis met een verpleeghuisfunctie:

zijnde een in oorsprong gesticht verzorgingshuis voor bejaarden in een eilandgebied dat niet beschikt over een verpleeghuis, waar een deel van de bewoners voldoet aan de criteria van verpleegbehoeftigheid en waar verpleeghuiszorg kan worden geboden;

e. psychogeriatrisch verzorgingshuis:

zijnde een instelling ter verzorging van personen die lijden aan een geestesstoornis die kan worden aangeduid met dementie, waarvan de ernst zodanig is dat wordt voldaan aan de opnamecriteria van deze instelling, hetgeen wordt vastgesteld door middel van een screeningtest, bestaande uit een algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek met aanvullend laboratoriumonderzoek, een psychiatrisch onderzoek, een neuropsychologisch en verpleegkundig onderzoek;

f. instelling voor lichamelijk gehandicapten:

zijnde een instelling waar lichamelijk gehandicapten of lichamelijk èn geestelijk gehandicapten verblijven die worden behandeld en verzorgd door speciaal daartoe opgeleid personeel, met als doelstelling voor elke opgenomen gehandicapte de meest bereikbare revalidatie en resocialisatie te bewerkstelligen;

g. instelling voor geestelijk gehandicapten:

zijnde een instelling waar geestelijk gehandicapten verblijven die worden verzorgd en geholpen door speciaal daartoe opgeleid personeel met als doelstelling het contact van de geestelijk gehandicapten met de samenleving zo lang mogelijk in stand te houden, met name door voorbereiding voor doorstroming naar een semi-murale instelling of waar mogelijk naar het eigen gezin.

Artikel 3

Onder instellingen waar semi-murale zorg wordt verleend, worden begrepen:

woonvormen voor een beperkt aantal bewoners die bestaan uit òf geestelijk gehandicapten òf grotendeels herstelde psychiatrische patiënten die onder professionele begeleiding met elkaar een zelfstandig huishouden voeren; deze instellingen worden ook wel gezinsvervangende tehuizen genoemd.

Artikel 4
  • 1. Onder instellingen en organisaties alwaar of door welke extramurale zorg wordt verleend, worden begrepen:

    a. dagverblijf of activiteitencentrum:

    zijnde opvang in verblijven, respectievelijk centra van geestelijk of lichamelijk gehandicapten of psychiatrische patiënten van elke leeftijd, die thuis wonen, op werkdagen naar deze verblijven of centra worden vervoerd en aldaar worden opgevangen, beziggehouden, begeleid en waar nodig verzorgd, met de nadruk op bezighouden, hetgeen kan bestaan uit het doen van spelen, het maken van dingen, koken, tuinieren en het kijken naar speciaal voor deze doelgroepen ontwikkelde films op een televisietoestel, waarbij elk verblijf of centrum haar eigen populatie vaststelt;

    b. organisatie van wijkverpleging:

    zijnde een instelling die wijkverpleegkundige zorg biedt aan verzekerden, bestaande uit een veelzijdig pakket van zorg, zoals verpleging, verzorging, begeleiding, verpleegtechnisch handelen, algemene en psychosociale ondersteuning en voorlichting met betrekking tot medicatie, dieet, hygiëne of leefstijl;

    c. organisaties van gezinshulp:

    een vorm van zorg die bestaat uit het bieden van lichte huishoudelijke hulp aan de verzekerde thuis, met nadruk op de verstrekking van voedsel, het wassen van kleding en beddengoed en het in huis handhaven van aanvaardbare hygiënische normen;

    d. organisaties van open bejaardenwerk:

    een vorm van zorg die bestaat uit ondersteuning bij lichte huishoudelijke taken, waaronder het doen van boodschappen, het waken over het welzijn van de verzekerde en het bieden van gezelschap;

    e. organisaties van thuiszorg:

    een vorm van zorg waarin de in onderdelen b, c en d beschreven vormen van zorg zijn geïntegreerd tot een aantal op maat gesneden pakketten van thuiszorg.

  • 2. De instellingen en organisaties, bedoeld in het eerste lid, bieden extramurale zorg op grond van een met het Uitvoeringsorgaan afgesloten zorgcontract.

Artikel 5

De zorg bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de landsverordening omvat:

a. somatische zorg:

de zorg aan personen die wegens een ziekte, aandoening of letsel langer dan 365 dagen onafgebroken in een algemeen ziekenhuis zijn opgenomen, bij wie deze behandeling moet worden voortgezet en waarvoor de Indicatiecommissie vooraf toestemming heeft verleend. De omvang van de behandeling betreft het totaal aan specialistische zorg die het desbetreffende ziekenhuis aan deze persoon kan bieden, hetgeen nader is omschreven in het zorgcontract dat het Uitvoeringsorgaan met de desbetreffende instelling afsluit. De duur van de zorg is in principe onbeperkt, maar staat onder toezicht van het Uitvoeringsorgaan;

b. psychiatrische zorg:

de zorg aan personen die lijden aan een psychiatrisch ziekte die langer dan 90 dagen behandeling behoeven in een psychiatrisch ziekenhuis of langer dan 90 dagen wijkverpleegkundige zorg behoeven in de thuissituatie en waarvoor de Indicatiecommissie vooraf toestemming heeft verleend. De omvang van de psychiatrische behandeling betreft het totaal aan psychiatrische zorg die het psychiatrisch ziekenhuis kan bieden, hetgeen nader is omschreven in het zorgcontract dat het Uitvoeringsorgaan met de desbetreffende instelling afsluit. De omvang van de zorg in de thuissituatie betreft de wijkverpleegkundige zorg die kan worden geboden mede op aanwijzingen van de behandelend psychiater of de huisarts van de betrokken psychiatrisch zieke, hetgeen nader is omschreven in het zorgcontract dat het Uitvoeringsorgaan met de wijkverpleegkundige organisaties afsluit. De duur van beide vormen zorg is in principe onbeperkt, maar staat onder toezicht van het Uitvoeringsorgaan;

c. verpleeghuiszorg:

de zorg die een verpleeghuis of een bejaardenhuis biedt aan personen die verpleegbehoeftig zijn. De omvang van de zorg betreft het totaal aan zorg wat het verpleeghuis en bejaardenhuis op dit gebied kan geven, hetgeen nader is omschreven in het zorgcontract dat het Uitvoeringsorgaan met de verpleeghuizen en bejaardenhuizen afsluit. De duur van deze zorg gaat in vanaf de eerste dag van opname en is verder onbeperkt, maar staat onder toezicht van het Uitvoeringsorgaan;

d. gehandicaptenzorg:

de zorg aan lichamelijk, geestelijk en dubbel gehandicapten, in zowel de intra-, semi- als extramurale vorm, zoals in artikel 1 van dit landsbesluit is omschreven. De omvang van deze zorg is het totaal aan zorg dat de intra- en semi-murale instellingen, alsmede wijkverpleegkundige organisaties kunnen bieden, hetgeen nader wordt omschreven in de zorgcontracten die het Uitvoeringsorgaan met deze instellingen of thuiszorgorganisaties afsluit. De duur van deze zorg is in principe onbeperkt, maar staat onder toezicht van het Uitvoeringsorgaan;

e. verstrekking van kunst- en hulpmiddelen:

de verstrekking van middelen aan lichamelijk gehandicapten, bij wie op het tijdstip dat de lichamelijk handicap of ziekte is ontstaan, direct met zekerheid kan worden gesteld dat deze handicap blijvend is, zonder enig uitzicht op herstel, of bij wie deze vaststelling niet mogelijk is, een half jaar na bedoeld tijdstip hiervoor in aanmerking komt.

Artikel 6
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de landsverordening, van een verzekerde aan wie intramurale zorg wordt verleend en die een pensioen ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) ontvangt, is gelijk aan uitsluitend dat pensioen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsorgaan de bijdrage wegens sociaal-maatschappelijke en humanitaire overwegingen tijdelijk verlagen nadat een maatschappelijk rapport door of namens de verzekerde ter beoordeling van het Uitvoeringsorgaan is overlegd.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel 8

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit zorg.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 27ste december 2001 ter uitvoering van artikel 21, zevende lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (Landsbesluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002)

Artikel 1

Het bedrag, bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten wordt vastgesteld op: NAF. 336.830,-.

Artikel 2

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002

Artikel 3

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 27ste december 2001 ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, onderdeel r, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten ( Landsbesluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten)

Artikel 1

De in artikel 5 van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten wordt uitgebreid met de zorg aan visueel en auditief gehandicapten die een zodanige stoornis van het gezichtsvermogen of het gehoor hebben, dat de normale activiteiten van het dagelijks leven niet of nauwelijks meer zelfstandig door die persoon kunnen worden uitgevoerd en deze persoon als gevolg hiervan, voor zijn functioneren sterk afhankelijk is van anderen of van kunst- of hulpmiddelen die het niet of gebrekkig functioneren van het desbetreffende zintuiglijke orgaan zinvol kunnen compenseren.

Artikel 2

De verzekerden ingevolge de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211) hebben met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 5, tweede lid, van genoemde landsverordening naast de vormen van zorg, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met q, van genoemd artikel aanspraak op de volgende vormen van zorg:

  • a. verzorging en begeleiding van de in artikel 1 bedoelde visueel of auditief gehandicapten in een speciaal daartoe ingericht dagverblijf voor blinden of slechtzienden of dagverblijf voor doven en ernstig slechthorenden, die door het Uitvoeringsorgaan is erkend en waarmee het uitvoeringsorgaan een overeenkomst heeft gesloten;

  • b. verzorging en begeleiding van de in artikel 1 bedoelde visueel of auditief gehandicapten thuis door een wijkverpleegkundige of een zorgverlener van een integrale thuiszorgorganisatie, indien deze persoon door zijn stoornis van het zichtsvermogen al dan niet in combinatie met andere stoornissen, verpleegbehoeftig is geworden en dus niet meer in staat is zonder hulp de normale activiteiten van het dagelijks leven uit te voeren.

Artikel 3

Onder kunst- of hulpmiddelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder p, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten worden voor de in artikel 1 bedoelde visueel of auditief gehandicapten verstaan bijzondere, elektronische voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen, zoals brillen, contactlenzen en standaard gehoorapparaten die thans door de meeste ziektekosten-verzekeraars normaal worden verstrekt aan personen die geen zintuiglijk gehandicapte in de zin van onderdeel a zijn, die zijn opgenomen in een door het Uitvoeringsorgaan met behulp van medische specialisten op het gebied van visuele en auditieve handicaps samengestelde lijst, die gedeponeerd wordt bij het Uitvoeringsorgaan en jaarlijks kan worden aangepast binnen de financiële ruimte van het Fonds op basis van nieuwe technologische ontwikkelingen en verbeteringen op dit gebied.

Artikel 4

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Artikel 5

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van 27 december 2001 ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211) (Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ)

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

landsverordening:

de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211).

Artikel 2
  • 1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die uitsluitend buiten de Nederlandse Antillen arbeid verricht.

  • 2. Verricht de betrokkene zowel in de Nederlandse Antillen als daarbuiten arbeid dan is hij niet verzekerd ingevolge de landsverordening, indien hij:

    • a. buiten de Nederlandse Antillen in loondienst arbeid verricht; dan wel

    • b. niet overeenkomstig het gestelde in artikel 4, eerste lid, van de landsverordening ingezetene is, tenzij hij in Nederlandse Antillen in loondienst werkzaam is.

Artikel 3
  • 1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die uitsluitend in dienstbetrekking staat tot een orgaan van een buitenlandse overheid of tot een buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij hij in de Nederlandse Antillen is aangeworven dan wel onmiddellijk voorafgaand aan deze dienstbetrekking reeds verzekerd was ingevolge de landsverordening.

  • 2. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening zijn de echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden van de in het eerste lid bedoelde persoon, tenzij zij in de Nederlandse Antillen arbeid verrichten.

  • 3. Het tweede lid blijft ingeval van overlijden van de in het eerste lid bedoelde persoon van overeenkomstige toepassing op de aldaar bedoelde echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden gedurende een periode van een jaar na de dag van overlijden, tenzij zij in de Nederlandse Antillen arbeid verrichten of een uitkering ontvangen krachtens een verordening van een eilandgebied van de Nederlandse Antillen inzake financiële bij stand aan onvermogenden ter voorziening in de eerste levensbehoefte.

Artikel 4

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die behoort tot het vliegend of varend personeel van een buiten de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever die internationaal vervoer verricht tenzij hij in hoofdzaak in de Nederlandse Antillen arbeid verricht dan wel werkt bij een filiaal of een vaste vertegenwoordiging van die onderneming in de Nederlandse Antillen.

Artikel 5

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die niet duurzaam in de Nederlandse Antillen woonachtig is, en die onder overlegging van een door het bevoegd gezag van een andere mogendheid afgegeven schriftelijke verklaring ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kan aantonen dat op hem een voorziening van die andere mogendheid van toepassing is, waaraan hij dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kan ontlenen als aan de landsverordening.

Artikel 6

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die zich metterwoon in de Nederlandse Antillen heeft gevestigd met het oogmerk te worden behandeld, verpleegd of verzorgd als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de landsverordening, tenzij de betrokkene vóór de vestiging in de Nederlandse Antillen reeds verzekerd was ingevolge de landsverordening.

Artikel 7

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is degene die, geen ingezetene zijnde, in het genot is gesteld van een pensioen of een periodieke uitkering ten laste van de begroting van de Nederlandse Antillen of van een der tot de Nederlandse Antillen behorende eilandgebieden, dan wel van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, en die onder overlegging van door het bevoegd gezag van een andere mogendheid afgegeven schriftelijke verklaring ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kan aantonen dat op hem een voorziening van die andere mogendheid van toepassing is, waaraan hij dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kan ontlenen als aan de landsverordening.

Artikel 8
  • 1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening zijn de leden van de consulaire post van een andere mogendheid, niet zijnde honorair consul, zijn echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden, indien zij geen ingezetene zijn.

  • 2. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening zijn de leden van het particuliere personeel, die uitsluitend in dienst zijn van de in het eerste lid bedoelde leden van de consulaire post indien zij niet duurzaam in de Nederlandse Antillen woonachtig zijn of geen ingezetene zijn en die onder overlegging van een verklaring van het bevoegd gezag van een andere mogendheid ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kunnen aantonen dat op hen, een voorziening van die andere mogendheid van toepassing is, waaraan zij dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kunnen ontlenen als aan de landsverordening.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de aldaar bedoelde leden van de consulaire post of het particuliere personeel voor zover deze in de Nederlandse Antillen arbeid verrichten anders dan uit hoofde van hun dienstbetrekking.

  • 4. Het eerste en tweede lid is niet van toepassing op de echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden van het lid van de consulaire post of het particuliere personeel, indien zij in de Nederlandse Antillen arbeid verrichten of voor zolang het aldaar bedoelde lid van de consulaire post in de Nederlandse Antillen niet van de werking van de landsverordening zijn uitgesloten.

  • 5. Het eerste en tweede lid blijven ingeval van overlijden van het aldaar bedoelde lid van de consulaire post en het lid van het particuliere personeel van overeenkomstige toepassing op de echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden van het overleden lid van de consulaire post of het particuliere personeel, gedurende een periode van een jaar na de dag van overlijden, mits zij geen arbeid verrichten of een uitkering ontvangen krachtens een verordening van een eilandgebied van de Nederlandse Antillen inzake financiële bijstand aan onvermogenden ter voorziening in de eerste levensbehoefte

Artikel 9

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de vreemdeling die deel uitmaakt van de bemanning van een zeevaartuig, mits hij woont aan boord van dat vaartuig.

Artikel 10

Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de niet ingezetene die ter zake van in de Nederlandse Antillen als de musicus of anderszins als artiest of als beroepssportbeoefenaar in dienstbetrekking verrichte arbeid aan loonbelasting onderworpen is, indien die dienstbetrekking van korte duur is.

Artikel 11
  • 1. De ingezetene die een uitkering ontvangt ingevolge een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid of ingevolge een regeling van een volkenrechtelijke organisatie, kan op verzoek door het Uitvoeringsorgaan van de verzekering, bedoeld in de landsverordening, worden vrijgesteld tenzij hij in de Nederlandse Antillen arbeid verricht, en mits hij onder overlegging van een schriftelijke verklaring van het bevoegd gezag van het land, krachtens de wettelijke regeling waarvan hij bovenbedoelde uitkering ontvangt, of van de volkenrechtelijke organisatie, krachtens de regeling waarvan hij bovenbedoelde uitkering ontvangt, ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kan aantonen dat op hem een voorziening van dat andere land of die volkenrechtelijke organisatie van toepassing is, waaraan hij dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kan ontlenen als aan de landsverordening.

  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, gaat in met ingang van de datum van het verzoek om vrijstelling doch niet eerder dan op het moment van de buitenlandse uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie daadwerkelijk wordt ontvangen.

Artikel 11a

[dit artikel is nog niet in werking getreden]

  • 1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die onder overlegging van een door het bevoegd gezag van een andere mogendheid afgegeven schriftelijke verklaring ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kan aantonen dat op hem op het tijdstip van inwerkingtreding van de landsverordening reeds een voorziening van die andere mogendheid van toepassing is, waaraan hij dezelfde of nagenoeg dezelfde rechten kan ontlenen als aan de landsverordening, doch slechts voor zolang de betrokkene zulks ten genoegen van het Uitvoeringsorgaan kan aantonen.

  • 2. Het aantonen, bedoeld in de laatste zinsnede van het eerste lid, dient, behoudens voor zover het verzoek betrekking heeft op jaren voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit landsbesluit, te geschieden uiterlijk een maand vóór de aanvang van elk nieuw kalenderjaar.

Artikel 12

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van een bij landsbesluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Artikel 13

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 31ste augustus 2009 ter uitvoering van artikel 13 van de Landsverordening Ongevallenverzekering, artikel 13 van de Landsverordening Ziekteverzekering, artikel 13 van de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden, de artikelen 9, eerste lid, 12, vierde lid, en 13, vierde lid, van de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren, en artikel 5, derde lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (Landsbesluit vergoeding kosten geneesmiddelen)

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1

In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling;

b. uitvoeringsorgaan:
  • 1. Bureau Ziektekostenvoorzieningen;

  • 2. het Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden;

  • 3. de Sociale Verzekeringsbank;

c. geneesmiddel:

een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening;

d. spécialité:

een geneesmiddel in een farmaceutische vorm, dat in de handel wordt gebracht onder een speciale benaming en in een standaardverpakking;

e. preparaat:

een geneesmiddel in een farmaceutische vorm, dat in de handel wordt gebracht, niet onder een speciale benaming of niet in een standaardverpakking;

f. farmaceutische vorm:

de vorm die met het oog op de toediening of aanwending van een geneesmiddel wordt gebezigd;

g. branded generic:

een spécialité dat in de handel wordt gebracht onder een benaming waarin de stofnaam is vermeld en waaraan een merknaam is toegevoegd;

h. combinatiepreparaat:

een geneesmiddel dat meer dan één werkzaam bestanddeel bevat;

i. geregistreerd geneesmiddel:

een geneesmiddel dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening;

j. Defined Daily Dose:

de dagdosis van een geneesmiddel, zoals vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology;

k. Anatomical Therapeutical Chemical Classification:

de classificatie van geneesmiddelen, zoals samengesteld onder verantwoordelijkheid van het WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology;

l. standaardkuur:

de totale hoeveelheid van het werkzame bestanddeel van een geneesmiddel die wordt gegeven, blijkens de dosering, welke wordt vermeld in de door de fabrikant, ingevolge artikel 13, vierde lid, van het Landsbesluit verpakte geneesmiddelen geleverde gegevens inzake het gebruik;

m. referentiehoeveelheid:

de hoeveelheid van een werkzaam bestanddeel van een geneesmiddel, niet zijnde een retardvorm, waarmee, gegeven de standaarddosis en het gebruikelijke aantal keren per dag dat het geneesmiddel wordt gegeven om die standaarddosis te bereiken, de gebruikelijke dagelijkse dosering kan worden bereikt;

n. rechthebbende:

een ieder die krachtens wettelijke regeling aanspraak kan maken op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten verbonden aan de verstrekking van geneesmiddelen;

o. importeur:

degene die geneesmiddelen invoert en krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening aflevert;

p. werkelijke kosten:

de kosten van inkoop door de apotheek;

q. vergoedingslimiet:

het bedrag dat ten hoogste wordt vergoed voor verstrekte geneesmiddelen;

r. recept:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel h, van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening, mits voorzien van de naam, het adres, het telefoonnummer van de voorschrijvende geneeskundige en de datum van afgifte daarvan.

Artikel 2

Hetgeen in dit landsbesluit is bepaald ten aanzien van geneesmiddelen is van overeenkomstige toepassing op verbandmiddelen.

§ 2. Vergoeding van geneesmiddelen
Artikel 3
  • 1. Voor vergoeding komen in aanmerking verstrekte:

    • a. geregistreerde geneesmiddelen, die zijn opgenomen in de bij dit landsbesluit behorende bijlagen;

    • b. niet geregistreerde geneesmiddelen, die op grond van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening hier te lande mogen worden afgeleverd, indien de behandeling met die geneesmiddelen als rationele farmacotherapie kan worden aangemerkt;

    • c. bloedproducten in de zin van de Landsverordening organisatie bloedvoorziening voor zover die therapeutische werking hebben;

    • d. polymere, oligomere, monomere en modulaire dieetpreparaten.

  • 2. Bij dit landsbesluit behoren twee bijlagen. Bijlage 1 bevat de lijst van de geneesmiddelen die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze bijlage bestaat uit twee delen, te weten deel A, dat bevat de lijst van geneesmiddelen waarvoor een vergoedingslimiet is vastgesteld, en deel B, dat bevat de lijst van geneesmiddelen waarvoor geen vergoedingslimiet is vastgesteld. Bijlage 2 bevat een lijst van geneesmiddelen, die eveneens voorkomen in, doch die slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover wordt voldaan aan in Bijlage 2 genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden kunnen verschillend zijn voor zover het betreft de uitvoering van de onderscheiden wettelijke regelingen ter uitvoering waarvan dit landsbesluit strekt.

  • 3. In de bijlagen bij dit landsbesluit kunnen afwijkingen per eilandgebied worden opgenomen.

  • 4. Wijziging van de bijlagen, bedoeld in het tweede lid, kan geschieden bij ministeriële beschikking met algemene werking.

Artikel 4

Niet voor vergoeding komen in aanmerking:

  • a. geneesmiddelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, indien niet voldaan is aan de in Bijlage 2 bij dit landsbesluit gestelde voorwaarden;

  • b. geneesmiddelen uit voorzorg of ter voorkoming van een ziekte aan verzekerde af te leveren met het oog op een reis;

  • c. geneesmiddelen als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening tenzij het een verzekerde betreft die lijdt aan een hier te lande zelden voorkomende ziekte, te wiens behoeve het desbetreffende uitvoeringsorgaan vooraf toestemming heeft verleend;

  • d. dieetpreparaten, tenzij het een verzekerde betreft die lijdt aan een ernstige slikstoornis, een ernstige passagestoornis, een ernstige resorptiestoornis, een ernstige voedselallergie, een ernstige stofwisselingsstoornis, chronisch obstructief longlijden, cystische fibrose of een ernstige congenitaal hartfalen en bij dat hartfalen een dreigende groeiachterstand heeft;

  • e. verbandmiddelen, tenzij het een verzekerde betreft met een ernstige aandoening waarbij een langdurige medische behandeling met deze middelen is aangewezen;

  • f. een geneesmiddel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, dat gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig is aan enig niet aangewezen geregistreerd geneesmiddel.

Artikel 5
  • 1. Een uitvoeringsorgaan kan ten aanzien van verzekerden wier kosten door hem worden vergoed in afwijking van artikel 3, eerste lid, geneesmiddelen, bloedproducten of dieetpreparaten aanwijzen, die:

    • a. slechts voor vergoeding in aanmerking komen;

    • b. niet voor vergoeding in aanmerking komen;

    • c. slechts na voorafgaande goedkeuring door dat uitvoeringsorgaan vergoed worden;

    • d. slechts vergoed worden indien zij zijn voorgeschreven door een specialist;

    • e. slechts vergoed worden indien zij op stofnaam zijn voorgeschreven, waarbij tevens een maximale vergoeding die lager is dan de vergoedingslimiet kan worden vastgesteld. In dat geval geldt die maximale vergoeding als vergoedingslimiet.

  • 2. Een uitvoeringsorgaan kan ten aanzien van verzekerden wier kosten door hem worden vergoed andere geneesmiddelen, bloedproducten of dieetpreparaten dan die bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanwijzen, die voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 3. Een uitvoeringsorgaan kan ten aanzien van verzekerden wier kosten door hem worden vergoed in afwijking van artikel 6 de maximale hoeveelheden en perioden bepalen waarop verzekerden aanspraak kunnen maken.

  • 4. Het eerste, tweede of derde lid vindt geen toepassing voor zover behandeling met een krachtens die leden aangewezen geneesmiddel, bloedproduct of dieetpreparaat voor een verzekerde medisch niet verantwoord is. In een zodanig geval behoeft de verzekerde vooraf de toestemming van het desbetreffende uitvoeringsorgaan.

Artikel 6
  • 1. De rechthebbende heeft, behoudens schriftelijke instemming van het uitvoeringsorgaan waarbij deze is ingeschreven, per recept slechts aanspraak op geneesmiddelen voor een periode van ten hoogste:

    • a. een half jaar, indien het orale anticonceptiva betreft;

    • b. drie maanden, indien het geneesmiddelen betreft ter behandeling van chronische ziekten, waaronder insuline, met uitzondering van hypnotica of anxiolytica;

    • c. vijftien dagen, indien het geneesmiddelen betreft ter bestrijding van acute aandoeningen met antibiotica of chemotherapeutica;

    • d. de periode van een standaardkuur voor zover voor het desbetreffende geneesmiddel een standaardkuur is vastgesteld;

    • e. een maand, in alle overige gevallen, tenzij de behandeling van een ziekte een kortere duur rechtvaardigt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft de rechthebbende die wordt ingesteld op een voor hem nieuwe medicatie, aanspraak op aflevering van geneesmiddelen voor een periode van ten hoogste vijftien dagen.

Artikel 7
  • 1. Een uitvoeringsorgaan verleent de rechthebbende overeenkomstig de voor dat orgaan geldende wettelijke voorschriften en met inachtneming van de bij dit landsbesluit gegeven regels voor verstrekte geneesmiddelen een vergoeding die gelijk is aan het bedrag van de werkelijke kosten doch niet meer bedraagt dan de vergoedingslimiet voor zover deze is vastgesteld, vermeerderd met een bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde vergoeding per receptregel, die voor elk uitvoeringsorgaan en per eilandgebied verschillend kan worden vastgesteld. Indien toepassing is gegeven aan artikel 5, eerste lid, onder e, dan bedraagt de vergoeding, bedoeld in de eerste volzin, het bedrag vastgesteld krachtens evengenoemde bepaling vermeerderd met de vastgestelde vergoeding per receptregel.

  • 2. Indien voor een geneesmiddel een vergoedingslimiet geldt doch de werkelijke kosten van dat geneesmiddel meer bedragen dan die vergoedingslimiet, is de rechthebbende een bijdrage verschuldigd ter grootte van het verschil tussen de vergoedingslimiet en de werkelijke kosten. Een bijdrage is eveneens verschuldigd voor zover een geneesmiddel is bereid uit een geneesmiddel waarvoor een bijdrage is verschuldigd.

  • 3. De rechthebbende betaalt de in het tweede lid bedoelde bijdrage aan de apotheek die het geneesmiddel aflevert.

§ 3. Onderlinge vervangbaarheid van geneesmiddelen
Artikel 8

Bij de opneming van een geneesmiddel in de bijlagen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, wordt vastgesteld of het geneesmiddel onderling vervangbaar is met een of meer andere geneesmiddelen.

Artikel 9

Bij de toepassing van de artikelen 10 tot en met 16 van dit landsbesluit wordt uitsluitend acht geslagen op:

  • a. de door de fabrikant krachtens artikel 12, vierde lid, van het Landsbesluit verpakte geneesmiddelen geleverde gegevens;

  • b. de publicaties onder auspiciën van de Wereldgezondheidsorganisatie over de Defined Daily Dose en de Anatomical Therapeutical Chemical Classification;

  • c. de in medisch-farmaceutische kringen gebruikelijke farmacologische en farmacotherapeutische handboeken;

  • d. publicaties in tijdschriften die in medisch-farmaceutische kringen als betrouwbare bronnen voor geneesmiddeleninformatie gelden.

Artikel 10
  • 1. Geneesmiddelen worden als onderling vervangbaar als bedoeld in artikel 8 aangemerkt, indien zij:

    • a. een gelijksoortige wijze van werking of een gelijksoortig werkingsmechanisme hebben;

    • b. bij een gelijksoortig indicatiegebied kunnen worden toegepast;

    • c. via een gelijke toedieningsweg worden toegediend; en

    • d. in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd.

  • 2. Bij de toedieningswegen wordt een onderscheid gemaakt in toediening door middel van injectie waarbij systemisch het gewenste effect wordt beoogd, toediening niet door middel van een injectie waarbij systemisch het gewenste effect wordt beoogd, toediening door middel van injectie waarbij lokaal het gewenste effect wordt beoogd en toediening niet door middel van een injectie waarbij lokaal het gewenste effect wordt beoogd.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden geneesmiddelen niet als onderling vervangbaar beschouwd, indien:

    • a. tussen die geneesmiddelen verschillen in eigenschappen bestaan;

    • b. deze verschillen in eigenschappen zich voordoen of kunnen voordoen bij de gehele patiëntenpopulatie, bij welke de geneesmiddelen kunnen worden toegepast; en

    • c. uit de gegevens en publicaties, bedoeld in artikel 9, blijkt dat deze verschillen in eigenschappen, tezamen genomen, bepalend zijn voor de keuze van het geneesmiddel door de geneeskundige.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid worden geneesmiddelen die behoren tot een subgroep die alleen uit preparaten bestaat of alleen uit spécialités onder dezelfde merknaam niet als onderling vervangbaar beschouwd.

  • 5. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid wordt een combinatiepreparaat als onderling vervangbaar aangemerkt met een in de bijlagen bij dit landsbesluit vermeld geneesmiddel, niet zijnde een combinatiepreparaat, dat een werkzaam bestanddeel bevat dat voorkomt in het combinatiepreparaat, indien:

    • a. alle werkzame bestanddelen van het combinatiepreparaat voorkomen in geneesmiddelen niet zijnde combinatiepreparaten, die zijn vermeld in de bijlagen bij dit landsbesluit; en

    • b. de in onderdeel a bedoelde geneesmiddelen langs dezelfde toedieningsweg worden toegediend en in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd als het combinatiepreparaat.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op combinatiepreparaten van oestrogenen en progestagenen en combinatiepreparaten van thiazide- en kaliumsparende diuretica.

§ 4. Berekening vergoedingslimiet
Artikel 11

Bij de opneming van een geneesmiddel in de bijlagen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, wordt voor de geneesmiddelen waarvan is vastgesteld dat zij onderling vervangbaar zijn met een of meer andere geneesmiddelen, een vergoedingslimiet vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 12 tot en met 18. De vergoedingslimiet kan per eilandgebied verschillend worden vastgesteld.

Artikel 12
  • 1. Voor de berekening van de vergoedingslimiet wordt uitgegaan van een standaarddosis van het werkzame bestanddeel van het geneesmiddel.

  • 2. De standaarddosis is gelijk aan de Defined Daily Dose, voor zover deze is vastgesteld.

  • 3. Indien een werkzaam bestanddeel onder verschillende zout- of estervormen in de handel is en bij de Defined Daily Dose geen onderscheid is gemaakt naar de zout- of estervorm, wordt de standaarddosis voor de verschillende zout- of estervormen, voor zoveel mogelijk, herleid tot de zout- of estervorm die het meest voorkomt in de in artikel 9 genoemde bronnen.

  • 4. Voor uitwendig toegepaste dermatologica geldt als standaarddosis 1 gram, 1 ml of 100 cm2, afhankelijk van de gehanteerde hoeveelheidsmaat.

  • 5. Indien voor een geneesmiddel geen Defined Daily Dose is vastgesteld, wordt de standaarddosis zoveel mogelijk vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de methodiek, die wordt gehanteerd bij de vaststelling van de Defined Daily Dose.

  • 6. In afwijking van het eerste tot en met het vijfde lid wordt bij geneesmiddelen waarvoor geldt dat de kuur van de medicatie wordt bekort door de hoeveelheid per dag gegeven werkzame bestanddelen te verhogen, uitgegaan van de standaardkuur.

  • 7. De vergoedingslimiet van een geneesmiddel wordt opnieuw vastgesteld, indien:

    • a. de Defined Daily Dose van dat geneesmiddel bij een herziening van de Defined Daily Doses van een categorie van geneesmiddelen in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4 wordt gewijzigd ten opzichte van de Defined Daily Dose waarvan eerder bij de bepaling van de standaarddosis was uitgegaan; of

    • b. voor dat geneesmiddel de standaarddosis was bepaald overeenkomstig het vijfde lid en voor dat geneesmiddel alsnog een Defined Daily Dose wordt vastgesteld.

  • 8. Indien de Defined Daily Dose van een geneesmiddel of van geneesmiddelen, van de prijs waarvan is uitgegaan voor de berekening van een vergoedingslimiet, bij een herziening van de Defined Daily Dose van een categorie van geneesmiddelen in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4 wordt gewijzigd, wordt de vergoedingslimiet voor de groep onderling vervangbare geneesmiddelen waartoe dat geneesmiddel behoort, opnieuw vastgesteld. Bij de berekening van de nieuwe vergoedingslimiet worden slechts betrokken de geneesmiddelen die betrokken zijn bij de eerdere berekening van de vergoedingslimiet.

Artikel 13
  • 1. Per groep van onderling vervangbare geneesmiddelen wordt een gemiddelde prijs berekend.

  • 2. Voor de berekening van de gemiddelde prijs wordt de groep verdeeld in subgroepen van geneesmiddelen die hetzelfde werkzaam bestanddeel of dezelfde combinatie van werkzame bestanddelen hebben.

  • 3. Binnen een subgroep wordt voor de spécialités met eenzelfde merknaam, met uitzondering van de branded generics, een gemiddelde prijs per standaarddosis berekend.

  • 4. Binnen een subgroep wordt voor andere geneesmiddelen dan die, bedoeld in het derde lid, een gemiddelde prijs per standaarddosis berekend. Die prijs is het gemiddelde van de laagste prijzen van de geneesmiddelen in dezelfde farmaceutische vorm.

  • 5. Per subgroep worden de ingevolge het derde en vierde lid berekende gemiddelde prijzen per standaarddosis opgeteld en wordt die uitkomst gemiddeld, zodat een prijs per subgroep wordt verkregen.

Artikel 14
  • 1. Indien de groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit slechts één subgroep, is de in artikel 13, vijfde lid, bedoelde prijs per subgroep de basis voor de berekening van de vergoedingslimiet van de tot die groep behorende geneesmiddelen.

  • 2. Indien de groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit meer dan een subgroep, worden, indien:

    • a. de geneesmiddelen behoren tot een categorie in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4, alle prijzen per subgroep bij elkaar opgeteld en wordt vervolgens het gemiddelde ervan berekend;

    • b. de geneesmiddelen behoren tot verschillende categorieën op niveau 4 van de Anatomical Therapeutic Chemical Classification, de prijzen voor de verschillende subgroepen, voor zover behorend tot dezelfde categorie, gemiddeld, worden de aldus berekende prijzen voor de afzonderlijke categorieën opnieuw gemiddeld en vormt het aldus verkregen gemiddelde de berekeningsbasis voor de bepaling van de vergoedingslimiet.

Artikel 15
  • 1. Indien er binnen een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen een geneesmiddel is, waarvan de prijs per standaarddosis gelijk is aan de in artikel 14 bedoelde berekeningsbasis, is de vergoedingslimiet voor de geneesmiddelen uit die groep gelijk aan de prijs per standaarddosis van dat geneesmiddel.

  • 2. Indien er binnen een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen geen geneesmiddel is waarvan de prijs per standaarddosis gelijk is aan de in artikel 14 bedoelde berekeningsbasis, is de vergoedingslimiet voor de geneesmiddelen uit die groep gelijk aan de prijs per standaarddosis van het geneesmiddel die zo dicht mogelijk onder de berekeningsbasis ligt.

Artikel 16
  • 1. Indien van een geneesmiddel verschillende toedieningsterkten bestaan, wordt de vergoedingslimiet, berekend overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 15, voor het geneesmiddel met de kleinste toedieningsterkte gecorrigeerd door de ongecorrigeerde vergoedingslimiet te vermenigvuldigen met 2/10 maal het quotiënt van de referentiehoeveelheid en de kleinste toedieningsterkte van dat geneesmiddel, vermeerderd met 8/10.

  • 2. Voor geneesmiddelen die voor andere leeftijdscategorieën dan volwassenen zijn bestemd, is de referentiehoeveelheid de hoeveelheid die voorkomt in het preparaat van de hoogste hoeveelheid van die andere leeftijdscategorieën.

  • 3. De dimensie van de referentiehoeveelheid moet gelijk zijn aan de dimensie van de kleinste toedieningsvorm.

  • 4. Bij geneesmiddelen als bedoeld in de artikelen 10, vijfde lid, en 12, zesde lid, blijft het eerste tot en met het derde lid buiten toepassing.

Artikel 17
  • 1. De vergoedingslimiet voor een combinatiepreparaat als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, is gelijk aan de som van de vergoedingslimieten voor de geneesmiddelen, niet zijnde combinatiepreparaten, die de werkzame bestanddelen bevatten die in het combinatiepreparaat voorkomen en langs dezelfde toedieningsweg worden toegediend en in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd als het combinatiepreparaat.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde geneesmiddelen, niet zijnde combinatiepreparaten, een in het combinatiepreparaat voorkomend werkzaam bestanddeel bevatten in een andere hoeveelheid of in een andere toedieningsvorm dan die welke in het combinatiepreparaat voorkomt, wordt uitgegaan van de vergoedingslimieten, die voor die geneesmiddelen zouden hebben gegolden indien die geneesmiddelen dat werkzaam bestanddeel zouden hebben bevat in de hoeveelheid en de toedieningsvorm die in het combinatiepreparaat voorkomt.

Artikel 18
  • 1. Bij de toepassing van de artikelen 8 tot en met 17 wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. geneesmiddelen die vóór 1 januari 2009 zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Landsverordening op de Geneesmiddelenvoorziening; en

    • b. geneesmiddelen die ná 1 januari 2009 zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Landsverordening op de Geneesmiddelenvoorziening.

  • 2. Indien twee of meer geneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, als onderling vervangbaar worden aangemerkt, wordt voor de berekening van de vergoedingslimiet voor die geneesmiddelen uitgegaan van de prijzen per 1 januari 2009.

  • 3. Indien twee of meer geneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als onderling vervangbaar worden aangemerkt, wordt voor de berekening van de vergoedingslimiet uitgegaan van het geneesmiddel met de laagst bekende prijs.

  • 4. Indien een of meer geneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, als onderling vervangbaar worden aangemerkt met een of meer geneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt voor de berekening van de vergoedingslimiet uitgegaan van de prijs of de prijzen van het geneesmiddel of de geneesmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per 1 januari 2009, en worden de prijzen van de geneesmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing gelaten.

  • 5. Bij de berekening van de vergoedingslimiet worden de prijzen van door apotheken parallel geïmporteerde geneesmiddelen en van combinatiepreparaten als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 19

In de gevallen waarin de artikelen 8 tot en met 18 niet voorzien of waarin de toepassing van deze artikelen naar het oordeel van de Minister tot een uitkomst leidt die niet in overeenstemming is met de strekking van deze artikelen, beslist de Minister over de opneming in de bijlagen zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van het in deze artikelen bepaalde en met inachtneming van de strekking daarvan.

§ 5. Commissie Geneesmiddelenvergoedingssysteem
Artikel 20

Er is een Commissie Geneesmiddelenvergoedingssysteem, verder te noemen de Commissie GVS.

Artikel 21

De Commissie GVS heeft tot taak:

  • a. het beoordelen van aanvragen om opneming in de bijlagen behorende bij dit landsbesluit;

  • b. het uitbrengen van een advies aan de Minister met het oordeel van de Commissie GVS ter zake van een ingediende aanvraag; en

  • c. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Minister over alle aangelegenheden het onderhavige landsbesluit betreffende, waaronder voorgenomen wijzigingen daarvan.

Artikel 22
  • 1. De Commissie GVS bestaat uit de volgende leden:

    • een onafhankelijk voorzitter te benoemen bij landsbesluit op de voordracht van de Minister, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers;

    • de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank of een door deze aan te wijzen medewerker;

    • de Directeur van het Bureau Ziektekostenvoorzieningen of een door deze aan te wijzen medewerker;

    • een onafhankelijk bij landsbesluit te benoemen apotheker; en

    • een onafhankelijk bij landsbesluit te benoemen geneeskundige.

  • 2. De Commissie GVS wijst uit haar midden een secretaris aan.

  • 3. De bij landsbesluit te benoemen leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaren en kunnen ten hoogste eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 23

De Commissie GVS stelt een reglement op betreffende haar werkwijze. Het reglement behoeft de goedkeuring van de Minister.

Artikel 24

De bij landsbesluit benoemde leden van de Commissie GVS ontvangen een vergoeding, welke wordt vastgesteld bij landsbesluit.

Artikel 25
  • 1. De Commissie GVS wordt voor haar werkzaamheden bijgestaan door een Bureau. De medewerkers van het Bureau worden in onderling overleg en zo veel mogelijk in een gelijke verdeling ter beschikking gesteld door de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen en de Sociale Verzekeringsbank. De aanstelling van de medewerkers behoeft de instemming van de Commissie GVS.

  • 2. De Commissie GVS is bevoegd voor haar werkzaamheden een beroep te doen op externe deskundigen, met dien verstande dat de door deze in rekening te brengen honoraria en overige kosten alsmede de toedeling daarvan voorafgaande goedkeuring behoeven van de Minister.

Artikel 26
  • 1. De leden van de Commissie GVS zijn bevoegd om, indien zulks voor de uitvoering van de opgedragen taken noodzakelijk is, vergaderingen bij te wonen in een ander eilandgebied, dan waar zij woonachtig zijn.

  • 2. De leden van de Commissie GVS kunnen de hieraan verbonden reis- en verblijfskosten declareren overeenkomstig de regels vermeld in de Beschikking van de 20ste juni 1933, no. 700, houdende vaststelling van een regeling der vergoeding voor reis- en teerkosten, gelijk mede voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen.

  • 3. Het Landsbesluit Vliegrisico’s 1952 is op de leden van de Commissie GVS van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27
  • 1. De Commissie GVS stelt jaarlijks een begroting op voor het daaropvolgende kalenderjaar. De regels van de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, no. 1) en de daarop berustende bepalingen worden daarbij in acht genomen. De begroting behoeft de goedkeuring van de Minister.

  • 2. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

  • 3. Binnen vijf maanden na afloop van elk kalenderjaar maakt de Commissie de rekening op van de staat van inkomsten en uitgaven gedurende het daaraan voorafgaande kalenderjaar. De rekening behoeft de goedkeuring van de Minister.

Artikel 28

De aan de werkzaamheden van de Commissie GVS verbonden kosten komen voor wat betreft de kosten van de bij landsbesluit benoemde leden en de uitvoeringskosten van de commissie, waaronder de kosten verband houdende met het voeren van het secretariaat, ten laste van het hoofdstuk betreffende het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling van de Landsbegroting. De kosten van de overige leden komen ten laste van de organisatie of dienst waaruit zij afkomstig zijn. De kosten van het Bureau, bedoeld in artikel 25, eerste lid, komen in gelijke mate ten laste van de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen en de Sociale Verzekeringsbank.

§ 6. Verzoeken om opneming in bijlagen
Artikel 29
  • 1. De importeur kan de Minister verzoeken een door hem geïmporteerd geneesmiddel in de bijlagen behorende bij dit landsbesluit te doen opnemen.

  • 2. Het verzoek wordt gericht aan de Minister en ingediend bij Directie Volksgezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling met gebruikmaking van een namens de Minister door de genoemde directie te verstrekken formulier.

  • 3. Bij de indiening van het verzoek worden de voor de beslissing benodigde gegevens en bescheiden overgelegd.

  • 4. De datum van ontvangst wordt aan de verzoeker meegedeeld.

  • 5. De verzoeker is voor de behandeling van diens verzoek een vergoeding verschuldigd van NAF. 500,– .

  • 6. Indien de krachtens het derde lid verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, dan wel indien de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid, niet is betaald, stelt de Directie Volksgezondheid de verzoeker in de gelegenheid binnen een door die directie te bepalen termijn deze alsnog aan te vullen respectievelijk te betalen.

  • 7. Indien de verzoeker nalatig is binnen de door de Directie Volksgezondheid te bepalen termijn de gevraagde aanvullende gegevens of bescheiden te verstrekken dan wel de verschuldigde vergoeding te betalen, wordt dit door genoemde directie aan de Minister meegedeeld. De Minister deelt de verzoeker vervolgens schriftelijk onder opgave van reden mee dat het verzoek niet of niet verder in behandeling wordt genomen.

Artikel 30
  • 1. De Directie Volksgezondheid zendt een verzoek als bedoeld in artikel 29 zo snel mogelijk door naar de Commissie GVS, die ter zake van een zodanig verzoek binnen twee maanden advies uitbrengt aan de Minister door tussenkomst van de Directie Volksgezondheid.

  • 2. De Minister neemt binnen een maand na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde advies een beslissing en deelt deze aan de verzoeker mee. Daarbij wordt dat advies overgelegd en wordt de motivering vermeld tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. Aan de verzoeker wordt meegedeeld welke rechtsmiddelen hem ter beschikking staan.

  • 3. Indien de Directie Volksgezondheid de verzoeker heeft uitgenodigd de door deze verstrekte gegevens en bescheiden aan te vullen, begint de in het eerste lid genoemde termijn opnieuw te lopen op de dag waarop deze aanvullingen zijn ontvangen of de daarvoor gestelde termijn is verstreken.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na het nemen van de beslissing, bedoeld in het tweede lid, doet de Minister, indien zulks uit die beslissing voortvloeit, een voordracht aan de Gouverneur tot wijziging van de bij dit landsbesluit behorende bijlagen.

Artikel 31
  • 1. Artikel 29, tweede tot en met zevende lid, en artikel 30 zijn van overeenkomstige toepassing indien de importeur van een bepaald geneesmiddel verzoekt om herziening van een beslissing tot opneming van dat geneesmiddel in de bijlagen en hij daartoe nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aanvoert.

  • 2. Indien de Minister, zonder een daartoe strekkend verzoek, voornemens is te beslissen tot opname van een geneesmiddel in de bijlagen of een beslissing inzake de opneming in de bijlagen te wijzigen, deelt hij zulks, uiterlijk zes weken voor de beoogde datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging van de bijlagen, mee aan de importeur van het desbetreffende geneesmiddel. Artikel 30, eerste en tweede lid, is in een zodanig geval van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien sprake is van een geneesmiddel met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm als een geneesmiddel dat reeds ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, in de bij dit landsbesluit behorende bijlagen is opgenomen, zijn het eerste en tweede lid, zomede de artikelen 29, tweede, derde, vierde, zesde en zevende lid, en 30, eerste lid, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, niet van toepassing.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 32

De Minister brengt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit landsbesluit en vervolgens elke vier jaar een verslag uit over de doeltreffendheid en effecten van dit landsbesluit in de praktijk.

Artikel 33
  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 29, eerste lid, behoeft niet te worden ingediend voor geneesmiddelen die zijn geregistreerd vóór de datum van inwerkingtreding van dit landsbesluit.

  • 2. De geneesmiddelen, bedoeld in het eerste lid, worden ambtshalve overeenkomstig de regels van dit landsbesluit, met uitzondering van artikel 31, tweede lid, in de bij dit landsbesluit behorende bijlagen opgenomen.

Artikel 34

De in artikel 7, eerste lid, bedoelde vergoeding per receptregel bedraagt in geval van vergoeding krachtens:

  • a. de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden NAF. 10,00; en

  • b. de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren en de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten NAF. 9,00.

Artikel 35

De bij dit landsbesluit behorende bijlagen worden met inbegrip van de latere wijzigingen ervan ter inzage gelegd bij:

  • de Directie Volkgezondheid;

  • de Inspectie Geneesmiddelen;

  • de Sociale Verzekeringsbank;

  • het Bureau Ziektekostenvoorzieningen;

  • de eilandelijke dienst belast met de gezondheidszorg;

  • de eilandelijke dienst belast met juridische zaken;

  • het kabinet van de gezaghebber voor zover aanwezig;

  • de Directie Wetgeving en Juridische Zaken; en

  • de Afdeling Documentaire Informatievoorziening van het Land.

Artikel 36

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is, met dien verstande dat de artikelen 3, vierde lid, 7, eerste lid, voor wat betreft de vaststelling van de vergoeding per receptregel bij ministeriële beschikking met algemene werking, en 29, vijfde lid, op een later bij landsbesluit te bepalen tijdstip in werking treden en dat artikel 34, onderdeel a, terugwerkt tot en met 1 augustus 2006.

Artikel 37

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Landsbesluit vergoeding kosten geneesmiddelen.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 lid 2 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, N. 14)

Artikel 1

De kunstmiddelen, bedoeld in artikel 4 lid 21 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14) zijn:

Kunstogen, brillen.

Tandprothesen.

Pruiken.

Steuncorsetten.

Buikbanden.

Breukbanden.

Suspensoirs.

Beugels.

Kniekappen, polsriemen, leren manchetten.

Elastieken kousen.

Steunzolen.

Orthopedische schoenen.

Prothesen voor verloren gegane extremiteiten of delen daarvan.

Krukken.

Loopstoelen.

Plastische aangezichtsprothesen, indien het beroep van getroffene aanleiding geeft tot verstrekken daarvan, bijv. kunstmatige neuzen of oren.

Invalidenwagentjes of -rijwielen.

Blindenstokken.

Geleidehonden voor blinden.

Hoorapparaten.

Artikel 2

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1967.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14)

Artikel 1

De vergoeding aan de werknemer, bedoeld in artikel 4 lid 2 laatste volzin van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14), wordt vastgesteld met inachtneming van het volgende:

  • a. indien de werknemer niet tevens arbeidsongeschikt is en hij terzake van het verzuimen van zijn werkzaamheden geen aanspraak heeft op loon, wordt de vergoeding terzake van loonderving gesteld op het bedrag, dat hem bij gehele arbeidsongeschiktheid tijdens de eerste 52 weken aan ongevallengeld zou toekomen;

  • b. indien de werknemer niet ter verpleging of observatie in een ziekeninrichting wordt opgenomen, wordt de vergoeding terzake van verblijfkosten voor de duur van het verblijf op het andere eiland gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op 40,– per etmaal. Gedeelten van een etmaal van langer dan 12 uur worden daarbij voor een vol etmaal gerekend; gedeelten van etmaal van langer dan 6 uur doch niet langer dan 12 uur voor een 1/2 etmaal, terwijl gedeelten van een etmaal van 6 uur of korter worden verwaarloosd;

  • c. de vergoeding terzake van reiskosten worden gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op een bedrag gelijk aan de kosten van vliegtuigpassage.

Artikel 2

De vergoeding aan de verzekerde, bedoeld in artikel 4 lid 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14) wordt gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op het bedrag, dat ten laste van de Sociale Verzekeringsbank zou zijn gekomen, in geval de geneeskundige behandeling en verpleging zouden zijn geschied door de bij de bank ingeschreven medewerkenden.

Artikel 3

Het verzoek om een vergoeding, bedoeld in het voorgaande artikel, moet worden gericht tot de Sociale Verzekeringsbank dan wel – ingeval de werkgever eigen risicodrager is – tot de werkgever uiterlijk 6 maanden nadat de genees- of tandheelkundige behandeling of verpleging heeft plaats gehad onder overlegging van bewijsstukken omtrent de gedane uitgaven.

Artikel 4

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1967.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 21ste april 1966 t.u.v. artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ziekteverzekering

Artikel 1

De vergoeding aan de verzekerde, bedoeld in artikel 4 lid 2 laatste volzin van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15), wordt vastgesteld met inachtneming van het volgende:

  • a. indien de werknemer niet tevens arbeidsongeschikt is en hij terzake van het verzuimen van zijn werkzaamheden geen aanspraak heeft op loon, wordt de vergoeding terzake van loonderving gesteld op het bedrag, dat hem bij arbeidsongeschiktheid aan ziekengeld zou toekomen;

  • b. indien de verzekerde niet ter verpleging of observatie in een ziekeninrichting wordt opgenomen, wordt de vergoeding terzake van verblijfkosten voor de duur van het verblijf op het andere eiland gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op 40,– per etmaal. Gedeelten van een etmaal van langer dan 12 uur worden daarbij voor een vol etmaal gerekend; gedeelten van een etmaal van langer dan 6 uur doch niet langer dan 12 uur voor een 1/2 etmaal, terwijl gedeelten van een etmaal van 6 uur of korter worden verwaarloosd;

  • c. de vergoeding terzake van reiskosten wordt gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op een bedrag gelijk aan de kosten van vliegtuigpassage.

Artikel 2

De vergoeding aan de verzekerde, bedoeld in artikel 4 lid 3 van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) wordt gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op het bedrag, dat ten laste van de Sociale Verzekeringsbank zou zijn gekomen, in geval de geneeskundige behandeling en verpleging zouden zijn geschied door de bij de bank ingeschreven medewerkenden dan wel ingeval van tandheelkundige behandeling op ten hoogste:

f 25,– per consult zonder verdere behandeling;

f 25,– per extractie van een element;

f 50,– voor behandeling van een geïmpacteerde kies, tand of wortelrest;

f 8,75 per keer voor wondbehandeling;

f 25,– per behandeling van mondinfectie en

f 20,– voor een röntgenfoto.

Artikel 3

Het verzoek om een vergoeding, bedoeld in het voorgaande artikel, moet worden gericht tot de Sociale Verzekeringsbank dan wel – ingeval de werkgever eigen risico-drager is – tot de werkgever uiterlijk 6 maanden nadat de genees- of tandheelkundige behandeling of verpleging heeft plaats gehad onder overlegging van bewijsstukken omtrent de gedane uitgaven.

Artikel 4

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 mei 1966.

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 29ste april 2005 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder j, van de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) (Landsbesluit productie en uitvoer producten op basis van melk)

§ 1. Algemene voorschriften
Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. rauwe melk:

melk die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien, en die niet is verwarmd tot boven 40 °C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

b. warmtebehandelde melk:

melk die is verkregen door rauwe melk een warmte-behandeling te laten ondergaan van boven 40 °C of met een gelijkwaardig effect;

c. producten op basis van melk:

zuivelproducten, dat wil zeggen producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk, en producten die zijn samengesteld uit melk, dat wil zeggen producten waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten;

d. warmtebehandeling:

elke behandeling door verhitting die, onmiddellijk na de toepassing ervan, een negatieve reactie bij de fosfatasetest tot gevolg heeft;

e. pasteurisatie:

verhitting van, in bijlage B, hoofdstuk I, bedoelde melk verkregen uit melkpoeder, gedurende ten minste 15 seconden op een temperatuur van minimaal 71,7 °C, zodat de melk na deze behandeling negatief reageert op de fosfatasetest en positief reageert op de peroxydasetest;

f. melkverwerkingsinrichting:

een inrichting waar producten op basis van melk worden behandeld, verwerkt en verpakt;

g. bevoegde autoriteit:

de Inspectie voor de Volksgezondheid, zijnde de autoriteit van de Nederlandse Antillen die belast is met het toezicht op de uitvoering van de gezondheids- en de veterinaire controles;

h. onmiddellijke verpakking:

het beschermen van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde producten door middel van een eerste omhulsel of een eerste bergingsmiddel dat rechtstreeks in contact komt met het betrokken product, alsmede het eerste omhulsel of het eerste bergingsmiddel zelf;

i. eindverpakking:

het plaatsen van een of meer in artikel 2, eerste lid, bedoelde producten die al dan niet van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien, in een bergingsmiddel, alsmede het bergingsmiddel zelf;

j. derde landen:

die landen welke niet toebehoren tot het grondgebied van de Nederlandse Antillen

l. Europese Commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de artikelen 211 tot en met 219 van het Vedrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (PbEG 1997 C 340).

Artikel 2
  • 1. Het is verboden naar het douanegebied van de Europese Gemeenschap uit te voeren: rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk, met toepassing van de regels inzake producten van oorsprong, bedoeld in bijlage III bij het Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap (PbEG L 314).

  • 2. Van het verbod kan door de Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling ontheffing verleend worden voor producten op basis van melk.

  • 3. Bij verzoeken om een ontheffing worden overlegd:

    • a. een verklaring van de bevoegde autoriteit dat de producten op basis van melk worden vervaardigd in een door deze erkende en geïnspecteerde melkverwerkingsinrichting;

    • b. een verklaring van de Directie Economische Zaken dat de producten op basis van melk voldoen aan de vereisten gesteld aan producten van oorsprong als opgenomen in bijlage III bij het Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap;

    • c. een verklaring van de Europese Commissie dat het bedrijf is geplaatst op de derde landenlijst voor melk en melkproducten van de Europese Commissie.

  • 4. Een ontheffing wordt ingetrokken indien gehandeld wordt in strijd met voorschriften bij of krachtens de Warenlandsverordening (P.B. 1997, no. 334) gegeven.

§ 2. Voorschriften voor de productie van producten op basis van melk, bestemd voor uitvoer naar het douanegebied van de Europese Gemeenschap.
Artikel 3
  • 1. Het gebruik van inheemse, in de Nederlandse Antillen geproduceerde, rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk, hetzij vloeibaar of bevroren, alsmede het gebruik van uit derde landen ingevoerde rauwe melk en warmtebehandelde melk, hetzij vloeibare of bevroren melk, is niet toegestaan voor de productie van producten op basis van melk bestemd voor de export naar het douanegebied van de Europese Gemeenschap.

  • 2. Voor de productie van producten op basis van melk mogen uitsluitend worden gebruikt producten op basis van melk, die afkomstig zijn uit de landen behorende tot de Europese Gemeenschap dan wel uit landen die geplaatst zijn op de lijst, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/46/EEG van de Europese Raad van 16 juni 1992, mits deze producten op basis van melk afkomstig zijn vanuit in die landen door de Europese Gemeenschap geïnspecteerde inrichtingen en vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat welke tenminste gelijkwaardige garanties biedt als de in bijlage D opgenomen gezondheidscertificaten.

  • 3. Producten op basis van melk:

    • a. worden toebereid in een melkverwerkingsinrichting die voldoet aan de normen en voorschriften van bijlage A, hoofdstukken I, II, III en IV, en die wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 6;

    • b. voldoen aan de in bijlage B, hoofdstuk II, vastgestelde normen;

    • c. worden voorzien van een onmiddellijke en een eindverpakking overeenkomstig bijlage B, hoofdstuk III, en, indien het gaat om vloeibare producten die bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker, overeenkomstig punt 3 van dat hoofdstuk;

    • d. worden opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage B, hoofdstuk IV;

    • e. worden gecontroleerd overeenkomstig artikel 6 en bijlage B, hoofdstuk V;

    • f. bevatten uitsluitend voor menselijke consumptie geschikte stoffen;

    • g. hebben tijdens het bereidingsproces een warmtebehandeling ondergaan, of worden bereid uit producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan, of worden onderworpen aan voldoende strenge hygiënevoorschriften om te voldoen aan de hygiënecriteria die voor elk eindproduct worden gewaarborgd.

  • 4. Producten op basis van melk mogen niet worden onderworpen aan ioniserende straling.

Artikel 4
  • 1. De bevoegde autoriteit stelt de lijst op van erkende melkverwerkingsinrichtingen. Elke inrichting krijgt een erkenningsnummer.

  • 2. De bevoegde autoriteit erkent de desbetreffende inrichtingen slechts indien zij zich ervan vergewist heeft dat deze aan de eisen van dit landsbesluit voldoen.

  • 3. Wanneer de exploitant of de beheerder van de inrichting een geconstateerde inbreuk niet binnen de door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn verhelpt, trekt deze autoriteit de erkenning in.

  • 4. De bevoegde autoriteit dient zich met name te voegen naar de conclusies van een eventuele controle overeenkomstig artikel 6.

  • 5. Wanneer een erkenning wordt opgeschort of ingetrokken, wordt dit medegedeeld aan de Europese Commissie.

  • 6. De inrichtingen worden door de bevoegde autoriteit geïnspecteerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage B, hoofdstuk V.

  • 7. De inrichting staat onder permanente controle van de bevoegde autoriteit, met dien verstande dat de noodzaak van een permanente of periodieke aanwezigheid van de bevoegde autoriteit in een bepaalde inrichting afhangt van de grootte daarvan, het soort product dat wordt vervaardigd, het risicobeoordelingssysteem en de overeenkomstig artikel 6, eerste lid, aanhef, onderdelen e en f, geboden garanties.

  • 8. De bevoegde autoriteit analyseert regelmatig de resultaten van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde controles. Zij kan op grond van deze analyses aanvullend onderzoek laten verrichten in alle productiestadia of op de producten.

  • 9. De aard en de frequentie van de controles, alsmede de bemonsteringsmethoden en de methoden voor microbiologisch onderzoek worden vastgesteld door de bevoegde autoriteit.

  • 10. Het resultaat van de analyses wordt neergelegd in een verslag waarvan de conclusies of aanbevelingen ter kennis worden gebracht van de exploitant of de beheerder van de inrichting, die er zorg voor draagt dat de vastgestelde gebreken worden verholpen ter verbetering van de hygiëne.

Artikel 5

De thans in bedrijf zijnde inrichtingen die voornemens hebben te exporteren naar de Europese Gemeenschap dienen bij de bevoegde autoriteit een verzoek in om op basis van artikel 4 te worden erkend.

Artikel 6
  • 1. De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de exploitant of de beheerder van de melk-verwerkingsinrichting alle nodige maatregelen treft om ervoor te zorgen dat de relevante voorschriften van dit landsbesluit in alle stadia van de productie worden nageleefd. Daartoe dient de exploitant of de beheerder van de inrichting zelf constant controles uit te oefenen die gebaseerd zijn op de volgende beginselen:

    • a. identificatie van de kritieke punten in de inrichting aan de hand van de gebruikte procédés;

    • b. toezicht en controle op deze kritieke punten volgens adequate methoden;

    • c. monsterneming voor analyse in een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium met het oog op de controle van de reinigings- en ontsmettingsmethoden en om na te gaan of de in dit landsbesluit vastgestelde normen worden nageleefd;

    • d. bewaring van de uit hoofde van de onderdelen a, b, en c verlangde gegevens op schrift of op een andere wijze geregistreerd, ten einde deze aan de bevoegde autoriteit te kunnen voorleggen. De resultaten van de verschillende controles en tests worden gedurende ten minste twee jaar bewaard, behalve in het geval van producten op basis van melk die niet bij kamertemperatuur kunnen worden bewaard, waardoor de termijn wordt teruggebracht tot twee maanden ingaande op de datum van minimale houdbaarheid;

    • e. informatie van de bevoegde autoriteit indien op grond van het laboratoriumonderzoek of van andere gegevens waarover zij beschikken een ernstig gevaar voor de gezondheid wordt vastgesteld;

    • f. in geval van direct gevaar voor de menselijke gezondheid, uit de handel nemen van de hoeveelheid producten die is verkregen onder technologisch vergelijkbare omstandigheden en die hetzelfde gevaar kan opleveren. Deze uit de handel genomen hoeveelheid moet onder toezicht en onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit blijven, totdat zij wordt vernietigd, voor andere doeleinden dan menselijke consumptie wordt gebruikt, dan wel na toestemming van genoemde autoriteit opnieuw wordt behandeld om de veiligheid ervan te waarborgen.

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde beginselen worden aan de bevoegde autoriteit meegedeeld, die op gezette tijden controleert of ze worden nageleefd.

  • 3. De exploitant of de beheerder van de inrichting verstrekt een opleidingsprogramma of zet een zodanig programma op dat het personeel in staat stelt te voldoen aan de voorschriften inzake hygiënische productie die zijn aangepast aan de productiestructuur, behalve indien het personeel reeds over een voldoende kwalificatie beschikt, ten bewijze waarvan het een diploma kan overleggen. De bevoegde autoriteit waaronder de inrichting ressorteert, wordt bij het opzetten en de uitvoering van dit programma of, wanneer het een programma betreft dat op de datum van inwerkingtreding van dit landsbesluit bestaat, bij de controle daarop, betrokken.

  • 4. Wanneer een gegrond vermoeden bestaat dat niet aan de eisen van dit landsbesluit wordt voldaan, verricht de bevoegde autoriteit de nodige controles en, indien dat vermoeden wordt bevestigd, neemt zij de passende maatregelen die kunnen leiden tot schorsing van de erkenning.

Artikel 7
  • 1. De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat in het kader van de in artikel 6 bedoelde controles, controles worden verricht met het oog op het opsporen van residuen van stoffen met farmacologische en hormonale werking, van antibiotica, van bestrijdingsmiddelen, van detergenten en van andere stoffen die schadelijk zijn, die de organoleptische kenmerken van de producten op basis van melk kunnen beïnvloeden of die eventueel ertoe kunnen leiden dat de consumptie van producten op basis van melk gevaarlijk of schadelijk is voor de menselijke gezondheid wanneer deze residuen de toegestane toleranties overschrijden.

  • 2. Indien in de onderzochte producten op basis van melk sporen van residuen voorkomen in hoeveelheden die de toegestane toleranties overschrijden, worden zij van gebruik voor menselijke consumptie uitgesloten.

  • 3. Het onderzoek op residuen moet worden verricht volgens methoden die weten-schappelijk zijn erkend en op hun praktische waarde zijn getoetst, en met name volgens die welke zijn omschreven op internationaal niveau.

  • 4. De bevoegde autoriteit stelt steekproefsgewijze onderzoek in of de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, worden nageleefd en naar de wijze van uitvoering en de frequentie van deze controles, alsmede de in het eerste lid bedoelde toleranties en referentiemethoden.

Artikel 8
  • 1. De lokalen, de installaties en de apparatuur mogen voor andere levensmiddelen worden gebruikt mits alle passende maatregelen worden genomen om besmetting of aantasting van de producten op basis van melk te voorkomen.

  • 2. Wanneer een inrichting levensmiddelen bereidt die producten op basis van melk bevatten en daarnaast andere ingrediënten, die geen warmtebehandeling of een andere behandeling met een gelijkwaardig effect hebben ondergaan, moeten deze producten op basis van melk en deze ingrediënten afzonderlijk worden opgeslagen om besmetting te voorkomen en moeten zij in daartoe bestemde lokalen behandeld of verwerkt worden.

  • 3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, worden door de bevoegde autoriteit met inachtneming van bijlage B vastgesteld, met name de voorschriften inzake wassen, reinigen en ontsmetten vóór gebruik, alsmede de voorschriften inzake de verpakking voor vervoer.

Artikel 9

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de vervaardiging van in dit landsbesluit bedoelde producten waarin een deel van de melkbestanddelen vervangen is door andere producten dan producten op basis van melk, wordt onderworpen aan de in dit landsbesluit in artikel 6 vastgestelde hygiënevoorschriften.

Artikel 10
  • 1. De bevoegde autoriteit stelt vast:

    de referentiemethoden voor de analyses en tests en, in voorkomend geval, de criteria voor de routinemethoden, die moeten worden gebruikt om te controleren of de eisen van dit landsbesluit worden nageleefd, alsmede de wijze van bemonstering;

    de analysemethoden voor de in Bijlage B, hoofdstukken I en II, bedoelde normen. Zolang de in onderdeel a bedoelde vaststelling niet heeft plaatsgevonden, worden de internationaal aanvaarde analyse- en testmethoden als referentiemethoden erkend.

  • 2. De bevoegde autoriteit kan besluiten dat sommige bepalingen van dit landsbesluit niet van toepassing zijn op de producten op basis van melk die andere levensmiddelen bevatten en waarvan het percentage melk of producten op basis van melk niet essentieel is.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde afwijkingen mogen geen betrekking hebben op:

    de voorwaarden inzake de erkenning van de inrichtingen als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I;

    de voorwaarden inzake inspectie als bedoeld in bijlage B, hoofdstuk V. Bij het verlenen van de afwijkingen wordt zowel met de aard als met de samenstelling van het product rekening gehouden.

  • 4. Onverminderd het in het tweede lid bepaalde ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat alle in de handel gebrachte producten op basis van melk deugdelijke producten zijn die zijn bereid uit producten op basis van melk die voldoen aan de eisen van dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel 11
  • 1. De bevoegde autoriteit belast het laboratorium, vermeld in bijlage C, hoofdstuk I, met:

    • a. de analyses voor de controle op de chemische of bacteriologische normen en met de tests, als bedoeld in dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen;

    • b. het assisteren van de bevoegde autoriteit bij de organisatie van het systeem voor de controle op producten op basis van melk;

    • c. de periodieke organisatie van vergelijkende tests.

  • 2. De bevoegdheden en taken van het in het eerste lid bedoeld laboratorium zijn, in het bijzonder voor wat betreft de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, vermeld in hoofdstuk II van genoemde bijlage.

Artikel 12

Met het oog op de ondertekening van de Gezondheidsverklaring (dierengezondheid), bedoeld in onderdeel IV van de Gezondheidscertificaten, opgenomen in de bij dit landsbesluit behorende Bijlage D, wijst de bevoegde autoriteit, met inachtneming van artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid (P.B. 2003, no. 8), een officieel dierenarts aan.

§ 3. Overgangs- en Slotbepalingen
Artikel 13

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 7 april 2005.

Artikel 14

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit productie en uitvoer producten op basis van melk.

TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 19 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de bijlage van die wet (de zogenoemde ‘IBES-lijst’) worden gewijzigd bij ministeriële regeling, die gelijktijdig met de wet zelf inwerking treedt. Hierdoor is het mogelijk op het laatste moment de lijst nog aan te vullen of aan te passen.

Voor zover wijziging van de IBES-lijst de toevoeging (of verwijdering) betreft van Nederlands-Antilliaanse regelingen die de status van wet of algemene maatregel van bestuur verkrijgen (of zouden verkrijgen), geldt dat dit op grond van artikel 19 alleen kan, indien het ontbreken (of het vóórkomen) van die regelingen op de lijst tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden.

De wijzigingen die door middel van deze regeling worden aangebracht in de IBES-lijst zijn noodzakelijk gebleken vanwege een aantal redenen.

Ten eerste zijn er nieuwe Nederlands-Antilliaanse regelingen afgekondigd door de Staten van de Nederlandse Antillen. Enkele van deze regelingen komen in de plaats van verouderde regelingen die dringend vervangen moeten worden. Het ligt in de rede om de nieuwe teksten over te nemen in de nieuwe situatie, en niet de oude teksten van toepassing te laten blijven.

Ook blijkt bij nader inzien dat het niet wenselijk is om een aantal regelingen van toepassing te laten zijn in de nieuwe situatie.

Ten derde is een aantal regelingen toegevoegd aan de lijst, die eerder over het hoofd waren gezien of waarvan de exacte inhoud pas in een laat stadium achterhaald kon worden. Het is echter wel noodzakelijk dat bedoelde regelingen blijven gelden.

Daarnaast zijn op de IBES-lijst op een aantal onderdelen correcties aangebracht met betrekking tot citeertitels en zijn enkele taalkundige onvolkomenheden aangepast.

Het pakket regelgeving dat van toepassing blijft in de openbare lichamen is op grond van deze wijzigingen zo volledig en actueel mogelijk.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.


XNoot
1

Dienstaanbieder: een natuurlijke- of rechtspersoon die telecommunicatiedienstverlening aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestaat uit de overdracht en routering van signalen over de telecommunicatie-infrastructuur van de concessiehoudster. (deze definitie staat in de concessielandsbesluiten).

XNoot
2

Contractant: degene die met de houder van een concessie een overeenkomst heeft aangegaan met betrekking tot de levering van een dienst. (deze definitie staat in de concessielandsbesluiten).

XNoot
3

Zie de uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba in de uitspraken van in de zaken Setel N.V. vs de Minister van Verkeer en Vervoer 93H-LAR 2005/13 uitspraak 21 november 2005 en 100H-LAR 2005/23 uitspraak 21 november 2005.

Naar boven