Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 september 2010 , nr. IVV/LZW/2010/15370, tot wijziging van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen in verband met een aanpassing van de urenindicatie en elektronische gegevensverstrekking

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Jeugd en Gezin,

Gelet op artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING OUDERS VAN THUISWONENDE GEHANDICAPTE KINDEREN

A

In artikel 2, eerste lid, wordt na ‘de artikelen 4, 5, 6,’ ingevoegd ‘8,’ en wordt na ‘waarbij voor’ ingevoegd ‘behandeling,’.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De aanvraag wordt ingediend binnen acht weken nadat de SVB het aanvraagformulier aan de aanvrager ter beschikking heeft gesteld.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt mede op grond van de door een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a, onderscheidenlijk een stichting als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, AWBZ, op grond van artikel 5.18a van het Besluit SUWI aan de SVB verstrekte gegevens. Bij de aanvraag wordt het indicatiebesluit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, slechts overgelegd indien de SVB daarom verzoekt.

  • 5. Indien de aanvraag niet is ingediend binnen de in het derde lid bedoelde termijn, gaat het recht op tegemoetkoming in met ingang van het kwartaal waarin de aanvraag door de SVB is ontvangen. De SVB is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste zin.

  • 6. Indien de SVB medisch advies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, inwint, geschiedt de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van het vierde lid mede op grond van dit advies. Het derde en vijfde lid zijn niet van toepassing.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel A terugwerkt tot en met 1 april 2010 en artikel I, onderdeel B in werking treedt met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 september 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Met deze regeling is de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG-regeling), in overeenstemming met de Minister voor Jeugd en Gezin, gewijzigd. Door deze wijziging wordt de functie ‘behandeling in een groep’ in aanmerking genomen voor het recht op TOG en kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) elektronisch uitgewisselde gegevens gebruiken.

Functie behandeling

Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor TOG is dat een kind minstens tien uur geïndiceerde zorg heeft op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij de bepaling van het voor de TOG vereiste totaal aantal uren wordt door de wijziging van de regeling ook de omvang van de functie ‘behandeling in een groep’ meegenomen.

De reden hiervoor is dat op deze manier de TOG behouden blijft voor kinderen die zo ernstig gehandicapt zijn dat zij een of meer dagen per week naar een gespecialiseerd kinderdagverblijf gaan. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indiceerde deze kinderen tot voor kort onder ‘activerende begeleiding’ en indiceert ze nu onder ‘behandeling in een groep’. In tegenstelling tot de uren ‘activerende begeleiding’ werden de uren zorg voor ‘behandeling in een groep’ op grond van de TOG echter niet meegenomen bij de bepaling van het voor de TOG vereiste aantal uren. Door de functie ‘behandeling in een groep’ ook mee te tellen voor het bepalen van de omvang van de zorg, wordt vergelijkbare zorg op dezelfde manier gewaardeerd voor de TOG. Het gaat immers om dezelfde kinderen met dezelfde AWBZ-zorg. De wijziging kent een terugwerkende kracht tot en met 1 april 2010. Sinds deze datum wordt gebruik gemaakt van een AWBZ-indicatie voor het recht op TOG.

Voor de volledigheid zij vermeld dat een indicatie voor de functie behandeling in de AWBZ alleen een aantal uren vermeldt als het gaat om behandeling in een groep. Voor behandeling anders dan in een groep wordt geen aantal uren vermeld in de indicatie. Om die reden is een indicatie voor behandeling anders dan in een groep niet relevant voor het recht op TOG.

Gegevensuitwisseling

Een voorgenomen aanpassing in de SUWI-wetgeving per 1 januari 2011 zorgt ervoor dat het CIZ en Bureau Jeugdzorg elektronisch gegevens aanleveren aan de SVB. Deze instanties geven aan de SVB door voor welke kinderen minstens tien uur zorg per week geïndiceerd is. De SVB zal na deze melding een zoveel mogelijk vooringevuld aanvraagformulier opsturen aan de ouders, waarmee ze TOG kunnen aanvragen. Dit betekent dat ouders per 1 januari 2011 niet langer een AWBZ-indicatie hoeven op te sturen aan de SVB. Hiermee wordt een klantvriendelijker proces bereikt.

De wijziging van artikel 6 volgt uit bovenstaande elektronische gegevensuitwisseling. In dit artikel was bepaald dat bij het doen van een aanvraag voor de TOG een indicatiebesluit opgestuurd moest worden. Vanaf 1 januari 2011 is dat niet meer nodig door de melding van het CIZ of Bureau Jeugdzorg.

De ouder dient het aanvraagformulier dat hij van de SVB ontvangt, binnen acht weken ondertekend te retourneren. Het recht op TOG gaat in met ingang van het kwartaal waarin het indicatiebesluit geldig is. In de situatie dat ouders de aanvraag niet indienen binnen acht weken nadat de SVB het aanvraagformulier aan de ouder heeft opgestuurd, gaat het recht op TOG in met ingang van het kwartaal waarin de SVB het ondertekende aanvraagformulier ontvangt. Hiermee wordt een prikkel aan ouders gegeven op tijd het aanvraagformulier terug te sturen aan de SVB. Dit wordt geregeld in de leden 3 en 5 van artikel 6.

In uitzonderingsgevallen kan het voorkomen dat een ouder een aanvraag doet en een indicatiebesluit op papier opstuurt, bijvoorbeeld indien de SVB geen melding heeft gekregen van het CIZ of Bureau Jeugdzorg. In dat geval gaat het recht op TOG in met ingang van het kwartaal waarin het indicatiebesluit geldig is.

Indien het kind elders in de EU woont, geldt een ander proces. In die gevallen zal de SVB na de aanvraag de procedure voor een medisch advies starten. Zodra de SVB dit advies heeft gekregen, zal de SVB vaststellen of recht op TOG bestaat. Het recht op TOG gaat dan in met ingang van het kwartaal waarin het medisch advies is afgegeven. In deze gevallen zijn het derde tot en met vijfde lid niet van toepassing.

De situatie waarin een kind in het buitenland woont, wordt apart geregeld in het zesde lid, omdat het vierde lid (oud derde lid) van artikel 6 is aangepast. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven