Besluit van de Minister van Justitie van 13 september 2010, nummer WBN 2010/11, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Minister van Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit optie-en Naturalisatiegelden 2002, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor het afleggen en de behandeling van de verklaring van optie en van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen en de mate waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.

De te betalen bedragen voor het afleggen van een optieverklaring en voor het indienen van een verzoek om naturalisatie zijn vastgelegd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

Met het oog op de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden (zie artikel 9, eerste lid, BON) zijn geen concrete bedragen opgenomen in deonderstaande toelichting. Verwezen wordt naar de in onderstaande tabel vermelde tariefgroepen en de daarbij behorende tariefcodes en bedragen.

Tariefgroep

Tarief(code)

Bedrag

optie; enkelvoudig

A

€ 168

optie; gemeenschappelijk

B

€ 286

optie; medeopterende minderjarige

C

€ 20

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

D

€ 789

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

E

€ 1008

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

F

€ 587

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

G

€ 806

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

H

€ 116

B

Paragraaf 1.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.1 Tarieven

Tarief A is verschuldigd indien een optant een optieverklaring aflegt op grond van artikel 6 RWN of artikel 28 RWN dan wel artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270).

Tarief B is verschuldigd indien twee optieverklaringen gelijktijdig worden afgelegd door twee:

  • met elkaar gehuwden; of

  • personen die een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan; of

  • ongehuwden die samenleven in een duurzame relatie.

De regeling voor de optiegelden bevat, anders dan bij de naturalisatiegelden het geval is, geen verlaagd tarief voor een houder van een asielvergunning dan wel een staatloze.

Tarief C is verschuldigd voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening bij optie als bedoeld in artikel 6, achtste lid, RWN. Dit betekent dat voor de behandeling van een verzoek voor een minderjarige om met zijn ouder(s) mee te opteren, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen bij het afleggen van hun optieverklaring (tarief A of B), het tarief C moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een verzoek tot medeverlening bij optie wordt ingediend.

Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).

C

Paragraaf 1.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.2 Categoriale vrijstelling van optiegelden

Optanten die ingevolge de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld zijn ingevolge artikel 4, eerste lid, BON vrijgesteld van leges.

D

Paragraaf 2.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.1 Tarieven naturalisatiegelden

Voor naturalisatie is in het algemeen betaling van naturalisatiegelden verschuldigd. Per individueel geval dient te worden bekeken welk bedrag aan naturalisatiegelden moet worden betaald. Hierbij zijn te onderscheiden:

  • 1. Tarief D: het standaard tarief voor een enkelvoudig verzoek;

  • 2. Tarief E: het standaard tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;

  • 3. Tarief F: het verlaagd tarief voor een enkelvoudig verzoek;

  • 4. Tarief G: het verlaagd tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;

  • 5. Tarief H: het tarief voor een verzoek tot medenaturalisatie ten behoeve van een minderjarig kind.

Zie voor gevallen van categoriale vrijstelling van naturalisatiegelden paragraaf 2.5 en voor de mogelijkheid een ontheffingsverzoek van de betalingsverplichting in te dienen paragraaf 2.6.

E

Paragraaf 2.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.2 Tarieven D en E

Bepaling normaal dan wel verlaagd tarief

Komen verzoekers niet in aanmerking voor het verlaagd tarief F of G (zie paragraaf 2.3), dan zijn de tarieven D en E verschuldigd voor de behandeling van een enkelvoudig dan wel een gemeenschappelijk verzoek om naturalisatie.

Definitie gemeenschappelijk verzoek

Een gemeenschappelijk verzoek wil zeggen dat een verzoek om naturalisatie is ingediend door twee met elkaar gehuwden of door twee wederzijds geregistreerde partners dan wel door twee ongehuwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven.

F

Paragraaf 2.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.3 Tarieven F en G

Het verlaagd tarief voor een verzoek om naturalisatie geldt in de volgende gevallen:

  • a. In het geval de meerderjarige verzoeker houder is van een verblijfsvergunning asiel of staatloos is, is het tarief F verschuldigd.

  • b. In het geval sprake is van een gemeenschappelijk verzoek, dat wil zeggen een verzoek om naturalisatie van twee met elkaar gehuwden of van twee geregistreerde partners dan wel van twee ongehuwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven en beiden of één van beide partners is/zijn houder van een verblijfsvergunning asiel of is/zijn staatloos, is het tarief G verschuldigd.

Om in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief dient betrokkene in de GBA te staan ingeschreven met de nationaliteitscode voor ‘staatloos’ (code 499). Is betrokkene in de GBA opgenomen met ‘onbekende nationaliteit’, dan geldt dat het normale tarief van toepassing is, tenzij betrokkene houder is van een verblijfsvergunning asiel.

G

Paragraaf 2.4/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.4 Tarief H

Voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN, is het tarief onder H verschuldigd. Dit betekent dat voor de behandeling van een verzoek voor een minderjarige om met zijn ouder(s) mee te naturaliseren, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen voor hun naturalisatie (tarief D, E, F of G ), het tarief H moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een verzoek tot medeverlening wordt ingediend.

H

Paragraaf 2.6/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.6 Ontheffing van naturalisatiegelden

Onze Minister kan aan de volgende personen ontheffing verlenen van betaling van de naturalisatiegelden:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient;

  • b. een persoon die ingevolge een administratieve vergissing reeds meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;

  • c. een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing dient gelijktijdig met de indiening van het verzoek om naturalisatie een gemotiveerd ontheffingsverzoek te worden ingediend. De burgemeester is gemandateerd in de ministeriële regeling om te beslissen op het verzoek tot ontheffing van naturalisatiegelden. Zie artikel 4, vijfde lid, BON.

Hieronder wordt toegelicht onder welke omstandigheden aan bovengenoemde categorieën van personen ontheffing wordt verleend.

  • ad a. In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de gemeente en het ministerie van Justitie vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Slechts onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden.

  • Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief E, hetzij tarief G in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief E hetzij tarief G is verschuldigd;

  • In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder dan wordt dat kind ontheffing verleend van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting dient het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder te zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht;

  • In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in Nederland verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.

  • ad b. Met betrekking tot personen die ingevolge een administratieve vergissing reeds meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout heeft gemaakt, deze fout hersteld moet worden zonder kosten voor betrokkene. Indien de fout aan betrokkene zelf te wijten is, bijvoorbeeld indien er sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de naturalisatiegelden verleend.

  • ad c. In gevallen waarin iemand op grond van staatsbelang of zijn verdiensten voor de Staat genaturaliseerd wordt, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden vanwege dat staatsbelang en die verdiensten voor de Staat.

Voorbeeld
  • 1. Een hoogleraar van vreemde nationaliteit komt in aanmerking voor de functie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Voor de vervulling van dit ambt is het bezit van het Nederlanderschap vereist. Deze persoon kan op grond van staatsbelang voor naturalisatie in aanmerking komen (ervan uitgaande dat tegen het verblijf voor onbepaalde duur geen bedenkingen bestaan).

  • 2. Een militair van vreemde nationaliteit die een uitzonderlijk hoge Nederlandse militaire onderscheiding heeft gekregen, kan op grond van verdiensten voor de Staat in aanmerking komen voor naturalisatie.

De bevoegdheid tot verlening van ontheffing is gemandateerd aan de burgemeester. Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.24 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.25 beschikbaar.

I

Paragraaf 3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 3 Betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden

De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd alvorens een verklaring van optie of verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in behandeling wordt genomen. De betaling wordt in Nederland voldaan bij de autoriteit die de verklaring of het verzoek in ontvangst neemt, namelijk de burgemeester. Eerst na ontvangst van de betaling dan wel na de beslissing op een ontheffingsverzoek wordt het ingediende verzoek om naturalisatie dan wel de verklaring van optie in behandeling genomen (zie de nota van toelichting bij het BON). Ongeacht het verdere verloop van de naturalisatieprocedure - toewijzing, afwijzing of intrekking van het verzoek nadat de behandeling is begonnen - zijn de rechten verschuldigd betaald (vergelijk artikelen 2 en 3 BON).

De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het afleggen van de optieverklaring of voor het verzoek om naturalisatie wordt in beginsel vastgesteld (ingevolge de in paragrafen 1.1, 1.3, 2.2 tot en met 2.4 en 2.6 opgenomen richtlijnen) op het moment dat de verklaring of het verzoek door de burgemeester in ontvangst wordt genomen.

Vrijgesteld van en ingelicht over de optiegelden (model 1.25) en naturalisatiegelden (model 2.8)

Modellen van een schriftelijke bevestiging door betrokkene dat hij is geïnformeerd over de hoogte en de termijn van de te betalen naturalisatiegelden en dat hij instemt met de betaling van de opgelegde naturalisatiegelden dan wel is vrijgesteld van de betaling dan wel een verzoek om ontheffing heeft ingediend, zijn opgenomen als model 1.25 en model 2.8. De vaststelling van de hoogte van de te betalen naturalisatiegelden is een voorbereidingshandeling zoals bedoeld in artikel 6:3 Awb en is niet afzonderlijk vatbaar voor bezwaar of beroep.

Buiten behandelingstelling

Uitgangspunt is dat de leges worden betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan, betaling in termijnen is niet mogelijk. Wordt niet betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie, dan wordt betrokkene op dat moment op grond van artikel 4:5, eerste lid, Awb in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te betalen (hiervoor zijn model 1.25 en model 2.8 beschikbaar). De termijn van zes weken vloeit voort uit artikel 6 BON. Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen deze zes weken, dan wordt de verklaring of het verzoek buiten behandeling gesteld (artikel 6 BON). Een besluit tot buitenbehandelingstelling wegens niet- of niet tijdige betaling wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene (artikel 4, tweede lid, BVVN). Daarvoor zijn beschikbaar de modellen 1.26 en 2.23.

Is verzocht om ontheffing van optie- of naturalisatiegelden, dan wordt de zes-wekentermijn opgeschort tot de dag waarop op het ontheffingsverzoek (negatief) is beslist.

Tegen de buitenbehandelingstelling van een optieverklaring of een verzoek om naturalisatie kan binnen zes weken bezwaar worden aangetekend bij de Minister van Justitie. Het bezwaar wordt behandeld door het regiokantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst waar de gemeente onder valt.

Stelt de burgemeester een verzoek om naturalisatie buiten behandeling, dan brengt hij geen advies uit aan de Minister. Zowel indien de verzoeker bezwaar aantekent tegen de buitenbehandelingstelling, als wanneer de verzoeker dat niet doet, stuurt de burgemeester het dossier inzake het verzoek om naturalisatie aan de IND.

Overgangsregeling legesverhoging per 1 januari 2011

Voor verzoeken om naturalisatie die zijn ingediend bij de gemeente na 31 oktober 2010, maar vóór 1 januari 2011 en waarvoor de verschuldigde betaling van de leges niet direct heeft plaatsgevonden, geldt het volgende. Om als op tijd ingediend te gelden, moet een vóór 1 januari 2011 gedateerd en door verzoeker ondertekend model 2.1 (verzoek om naturalisatie) in het dossier aanwezig zijn. Dit voor 1 januari 2011 ingevulde en ondertekende model moet in het dossier aanwezig zijn, omdat er anders geen sprake is van een rechtsgeldige aanvraag in het kader van de Awb. Deze overgangsregeling geldt dus uitdrukkelijk alleen voor verzoeken waarbij model 2.1 tussen 31 oktober 2010 en 1 januari 2011 is ingevuld en ondertekend.

In afwijking van hetgeen in paragraaf 3.7.4 bij artikel 7 is opgenomen, wordt de verzoeker die de verschuldigde leges niet direct bij indiening van het verzoek om naturalisatie voldoet een termijn gegund tot 1 maart 2011 om de leges alsnog te voldoen dan wel aan te vullen als bedoeld in art. 4:5, eerste lid Awb.

Bij betaling van een tussen 31 oktober 2010 en 1 januari 2011 ingediend naturalisatieverzoek vóór 1 maart 2011 gelden nog de leges van vóór 1 januari 2011. Wordt in deze gevallen niet vóór 1 maart 2011 betaald, dan wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buitenbehandeling gesteld. Deze buitenbehandelingstelling moet ingevolge art. 4:5, vierde lid Awb binnen vier weken na 1 maart 2011 aan de verzoeker worden bekendgemaakt. Dit betekent dat de verzoeker de beslissing van buitenbehandelingstelling voor 29 maart 2011 moet hebben ontvangen.

Zolang het verzoek niet buitenbehandeling is gesteld, kunnen de leges nog betaald worden en kan het verzoek nog aangevuld worden met ontbrekende documenten. Wordt ná 28 februari 2011, maar vóór de buitenbehandelingstelling alsnog betaald, dan heft de burgemeester de leges zoals die vanaf 1 januari 2011 gelden. De overgangsperiode is dan namelijk verstreken en de legesbedragen zoals die gelden vanaf 1 januari 2011 zijn dan van toepassing.

De gemeente verstrekt bij verzoeken ingediend gedurende de overgangsperiode (dus na 31 oktober 2010 tot 1 januari 2011) bij model 2.8 aan verzoekers een bijlage met de volgende tekst:

‘Voor naturalisatieverzoeken die op of na 1 november 2010, maar voor 1 januari 2011 zijn ingediend, geldt dat de leges uiterlijk 1 maart 2011 moeten zijn betaald. Alleen dan gelden de legestarieven zoals die tot 1 januari 2011 golden. Heeft u op 1 maart 2011 nog niet betaald, dan zal uw verzoek op zijn laatst 28 maart 2011 buiten behandeling gesteld worden. Wordt op of na 1 maart 2011 – maar vóór de buitenbehandelingstelling – alsnog betaald, dan gelden de nieuwe tarieven van 2011.’

J

Paragraaf 4/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 4 Afdracht naturalisatiegelden

De in het kader van het afleggen van een verklaring van optie ontvangen gelden, behoeven niet te worden afgedragen. De behandeling van en de beslissing op de verklaring van optie liggen immers geheel in handen van de ontvangende instantie.

Artikel 8 BON bepaalt dat een gedeelte van de ontvangen naturalisatiegelden moet worden afgedragen aan de rijksoverheid. Gemeenten in Nederland dragen rechtstreeks af aan het ministerie van Justitie (de IND). Tevens regelt artikel 8 BON de hoogte van het bedrag dat de gemeente behoudt en op welke wijze de afdracht aan de IND geschiedt. Bij de afdracht stuurt de gemeente aan de IND tevens een lijst met de namen van personen die een verzoek om naturalisatie hebben ingediend. Over de wijze van afdracht van de ontvangen naturalisatiegelden door de gemeente aan de IND, worden gemeenten nader geïnformeerd met een brief van de Stafdirectie Middelen en Control van de IND.

De afdracht van naturalisatiegelden alsmede het indienen van verzoeken tot vergoeding van leges waarvoor ontheffing is verleend door de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland geschiedt via de Minister van Buitenlandse Zaken aan de IND.

De gemeente behoudt per enkelvoudig verzoek om naturalisatie € 168, ongeacht of betrokkene het standaard of het verlaagde tarief betaalt. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen, wordt afgedragen aan het ministerie van Justitie (de IND) (€ 621 bij standaard tarief en € 419 bij verlaagd tarief).

Bij een gemeenschappelijk verzoek of een gelijktijdig verzoek om naturalisatie van meerdere kinderen binnen één gezin behoudt de gemeente € 286 eveneens ongeacht of het standaard of het verlaagde tarief is betaald. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen wordt afgedragen aan het ministerie van Justitie (€ 722 bij het standaard tarief en € 520 bij het verlaagd tarief). In het geval van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN behoudt de gemeente € 20 per kind. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen (€ 96) wordt afgedragen aan het ministerie van Justitie (de IND). Indien de verzoeker tijdens de naturalisatieprocedure verhuist, behoudt de gemeente die de leges geïnd heeft het gemeentelijke deel van de leges en draagt zorg voor de afdracht van het resterende bedrag.

Vanaf 1 januari 2011 gelden de volgende afdrachtcodes:

Tariefgroep

af te dragen

afdrachtcode

bedrag

   

optie; enkelvoudig

nvt

nvt

optie; gemeenschappelijk

nvt

nvt

optie; medeopterende minderjarige

nvt

nvt

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

€ 621

110

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

€ 722

113

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

€419

111

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

€ 520

114

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

€ 96

115

In geval van ontheffing van betaling van de naturalisatiegelden kan de gemeente verzoeken om een vergoeding (artikel 8, tweede lid, BON). Een dergelijk schriftelijk verzoek dient te worden gericht aan het Hoofd Financiële administratie van de Stafdirectie Middelen & Control van de IND, Postbus 1821, 2280 DV te Rijswijk. Indien het verzoek van de gemeente door de IND wordt gehonoreerd, ontvangt de gemeente een bedrag van € 168 voor een enkelvoudig verzoek en € 286 voor een gemeenschappelijk verzoek.

K

Het Model 1.25 HRWN komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

L

Het Model 2.8 HRWN komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

M

Het Model 2.8a HRWN komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 september 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

BIJLAGE 1

Model 1.25: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van optiegelden’ tevens inverzuimstelling*;

alsook: Verklaring vrijgesteld van optiegelden

BIJLAGE 2

Model 2.8: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van naturalisatiegelden’ tevens inverzuimstelling*;

alsook:Verklaring vrijgesteld van naturalisatiegelden

BIJLAGE 3

Model 2.8a: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van naturalisatiegelden’ tevens inverzuimstelling*;

alsook:Verklaring vrijgesteld van naturalisatiegelden

TOELICHTING

ALGEMEEN

Bij algemene maatregel van rijksbestuur is het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 (hierna: BON 2002) gewijzigd . Het besluit verhoogt de naturalisatieleges per 1 januari 2011 en wijzigt het tariefstelsel in die zin dat voortaan ook voor medeverlening aan minderjarige kinderen bij optie moet worden betaald.

ARTIKELSGEWIJS

A,D, E, F, G, H, J

De optie- en naturalisatiegelden worden met ingang van 1 januari 2011 meer verhoogd dan de gebruikelijke indexering. Voor een toelichting op deze verhoging en de wijze van indexeren wordt verwezen naar de wijziging van het BON 2002. De indexering en de wijziging in de hoogte van de leges hebben ook gevolg voor de hoogte van de bedragen die de gemeenten zelf behouden en het deel dat ze afdragen aan de IND. Nieuw is dat de gemeenten voortaan ook geld ontvangen voor het in behandeling nemen van verzoeken om medeverlening, zowel bij optie als bij naturalisatie.

B en C

Vanaf 1 januari 2011 moet, als gezegd, ook betaald worden voor medeverlening aan minderjarige kinderen bij optie. Dit is ingevoerd omdat de behandeling van dergelijke verzoeken de gemeenten ook tijd kost.

I

In de aanloop naar de verhoging van de optie- en naturalisatiegelden per 1 januari 2010 is er voor gekozen om een overgangsregeling in te stellen waardoor de gemeenten langer de tijd hadden om de verwachte extra toestroom van naturalisatieverzoeken ingediend vóór 1 januari 2010 te verwerken. Op verzoek van de gemeenten is er voor gekozen dezelfde overgangsregeling toe te passen bij de legesverhoging per 1 januari 2011.

K, L, M

De modellen 1.25, 2.8 en 2.8a zijn overeenkomstig de wijzigingen in het BON 2002 aangepast.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven