Onderlinge regeling rechtsopvolging en boedelscheiding APNA alsmede de rechtsopvolging van een aantal niet kapitaal gefinancierde pensioen(vervangende) verplichtingen van het Land de Nederlandse Antillen

Onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, tot splitsing van het vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA), tot toescheiding van de deelgenoten bij en de pensioengerechtigden van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, splitsing van het -Werkliedenpensioenfonds , toescheiding van deelgenoten met recht of uitzicht op een uitkering in het kader van de Duurtetoeslagregeling, de VUTregeling, de uitkering bij wijze van pensioen en de Pensioenregeling politieke gezagsdragers. alsmede nadere bepalingen met het oog op een goede uitvoering hiervan,

De Nederlandse Antillen en Nederland, evenals gelet op artikel 60 c van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de landen Curaçao en Sint Maarten ingaande 10 oktober 2010,

De minister van Financiën van de Nederlandse Antillen,

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland,

De gezaghebber van Curaçao, dan wel de door hem aangewezen gemachtigde,

De gezaghebber van Sint Maarten, dan wel de door hem aangewezen gemachtigde,

Hierna gezamenlijk te noemen: ‘Partijen’;

Partijen nemen in overweging:

  • dat binnen het staatkundig proces waarin het Koninkrijk der Nederlanden zich bevindt, de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten gekozen hebben voor de status van land binnen het Koninkrijk en dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna ‘de BES-eilanden’) als openbare lichamen onderdeel zullen worden van het Nederlandse staatsbestel;

  • dat als gevolg van voornoemde staatkundige ontwikkelingen de boedel van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen over de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland (voor de BES-eilanden) moet worden verdeeld, hetgeen onderlinge afspraken vergt;

  • dat in artikel 9 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen wordt bepaald dat de vaststelling van de omvang en de verdeling van dat vermogen geschieden overeenkomstig de daartoe in de Onderlinge regeling opvolging en boedelscheiding Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en opvolging van enkele andere aanverwante regelingen vastgelegde afspraken;

  • dat het daarom wenselijk is om afspraken te maken over toedeling van de pensioenverplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen naar de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland (voor de BES-eilanden) en over de, uitgaande van die toedeling, definitieve vaststelling en toedeling van het vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen;

  • dat het voorts wenselijk is dat de pensioenfondsen van de landen zich moeten kunnen voorbereiden op de overkomst van de verplichtingen per tijdstip van transitie en er dus een voorlopige vaststelling van de aan NL , Sint Maarten en Curaçao toevallende delen en een hierop gebaseerde betaling van voorschotten moet plaatsvinden;

  • dat het bovendien wenselijk is een en ander zodanig te regelen dat de continuïteit van de dienstverlening en aanspraken van de deelgenoten niet worden aangetast;

  • dat het tevens wenselijk is om voor een aantal met pensioen gerelateerde uitkeringsregelingen een toedeling van de aanspraken van (toekomstig)uitkeringsgerechtigden over de nieuwe entiteiten af te spreken;

  • dat het tenslotte wenselijk is om de afspraken neer te leggen in een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

Komen het volgende overeen:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling regeling

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. land:

    Curaçao, Sint Maarten of, met betrekking tot de BES, Nederland;

    b. BES:

    De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    c. overnemende land:

    het land dat ingevolge artikel 2 of 4 de met een bepaalde aanspraak op een uitkering of verzekering corresponderende verplichting overneemt.

    d. tijdstip van transitie:

    het tijdstip waarop artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;

    e. actieve deelnemer:

    degene die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie overheidsdienaar is in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no. 312).

    f. gepensioneerde:

    degene die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie gepensioneerd overheidsdienaar is in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no. 312) of de nagelaten betrekking van deze ambtenaar.

    g. gewezen overheidsdienaar:

    degene die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie gewezen overheidsdienaar is in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no. 312).

    h. uitkering:

    een uitkering, verstrekking of tegemoetkoming op grond van:

    • 1°. De pensioenlandsverordening overheidsdienaren ( P.B. 1997, no. 312)

    • 2°. De Duurtetoeslagregeling pensioengerechtigden 1943 (P.B. 1943 no. 77)

    • 3°. De landsverordening verhoging leeftijdsgrens ambtenaren (P.B. 1959 no. 126) in samenhang met artikel VII van de Invoeringslandsverordening rechtspositionele regelingen 1998 (P.B. 1997, no. 313);

    • 4°. De landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 (P.B. 1995 no 230)

    • De landsverordening Pensioenregeling politieke gezagsdragers (P.B. 2006, no 31) ;

    • De regeling uitkering bij wijze van pensioen. (P.B. 1959, no 126)

    • De werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978 no 376)

    i. vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen:

    het blijkens de eindbalans uit de op te stellen gecontroleerde jaarrekening, per tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie, totale vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

    j. Premiereserves = voorziening pensioenverplichting (netto vpv):

    de contante waarde van de opgebouwde pensioenrechten op basis van reeds verstreken dienstjaren tot aan het tijdstip van transitie. Voorst is in de waardering opgenomen de contante waarde van de toekomstige uitbetalings- en beheerskosten. Bij de berekening van de contante waarde is een rekenrente gehanteerd van 4% en GBM/V 2000–2005 -1-2. De overige actuariële grondslagen en veronderstellingen zijn gelijk de wetenschappelijke balans 2008

    k. Werklieden:

    deelgenoten in het Werkliedenpensioenfonds die een uitkering of een opgebouwd recht hebben op basis van de Werkliedenverodening 1944 (P.B. 1978 no 376)

    • l. Indien een land de bevoegdheid ter zake van de uitvoering van een uitkering dan wel een hiermee naar aard en strekking overeenkomende voorziening, rechtstreeks opdraagt aan een daartoe aangewezen rechtspersoonlijkheid bezittende uitvoeringsorganisatie, kan die uitvoeringsorganisatie voor de toepassing van deze regeling in de plaats van dat land treden.

§ 2 Toedeling categorieën belanghebbenden

Artikel 2 Toedeling deelgenoten Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds en de verplichtingen jegens hen

  • 1. De verplichtingen op grond van het recht op pensioen dat de gepensioneerde onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie op grond van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no 312) gaan op dat tijdstip over op:

    • a. indien de gepensioneerde op het moment van diens ontslag in dienst was van het eilandgebied Sint Maarten of in dienst was van het land Nederlandse Antillen met als laatste standplaats Sint Maarten of als de laatste werkgever van de gepensioneerde op Sint Maarten gevestigd was: het land Sint Maarten.

    • b. indien de gepensioneerde op het moment van diens ontslag in dienst was van het eilandgebied Bonaire, het eilandgebied Sint Eustatius of het eilandgebied Saba of in dienst was van het land Nederlandse Antillen met als laatste standplaats een van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba of als de laatste werkgever van de gepensioneerde op het eilandgebied Bonaire, het eilandgebied Sint Eustatius dan wel het eilandgebied Saba gevestigd was: het land Nederland;

    • c. in alle overige gevallen: het land Curaçao.

  • 2. Ten aanzien van de verplichtingen op grond van opgebouwde rechten die een gewezen overheidsdienaar of een actieve overheidsdienaar onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie ontleent aan de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no 312) is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van de actieve overheidsdienaar geldt daarbij in de plaats van het moment van ontslag, het moment van transitie.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de verplichtingen ten aanzien van het recht op nabestaanden- en wezenpensioen dat onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie wordt ontleend aan de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren. Daarbij geldt in de plaats van het moment van ontslag, het moment van overlijden van degene aan wiens overlijden dat recht wordt ontleend.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is het Regionaal Service Centrum een op het eilandgebied Bonaire gevestigde werkgever.

  • 5. De overnemende landen zullen de noodzakelijke landelijke wetgeving tot stand brengen waarin het recht op pensioen, bedoeld in het eerste lid, en de verplichtingen op grond van opgebouwde rechten op pensioen, bedoeld in het tweede lid, en het recht op nabestaanden- en wezenpensioen, bedoeld in het derde lid, voorzover het opgebouwde recht tot aan transitiedatum betreft onverkort worden gegarandeerd.

  • 6. Op aanspraken ten laste van de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland is de wetgeving van het overnemende land van toepassing.

  • 7. De deelgenoten van het Werkliedenpensioenfonds, de verplichtingen jegens hen en het gereserveerde vermogen worden, tenzij anders wordt overeengekomen tussen partijen, op overeenkomstige wijze als hier ten aanzien van de deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen is bepaald, toegewezen aan de landen Sint Maarten, Nederland en Curaçao. Partijen maken uiterlijk voor 31 december 2011 nadere afspraken over de praktische uitwerking van deze bepaling. Tot dat moment blijven activa en passiva van dit fonds onverdeeld.

  • 8. Uiterlijk voor 31 december 2011 maken partijen nadere afspraken over de verdeling van lusten en lasten ten aanzien van de aan Curaçao toegewezen deelgenoten met als laatste standplaats Aruba.

Artikel 3 Uitvoeringsbepalingen m.b.t. de toedeling van de deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds

  • 1. Aan de onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie bestaande deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds wordt individueel bericht wat voor hun de tot aan het tijdstip van transitie voor pensioen meetellende tijd is en de pensioengrondslag is of de pensioengrondslagen zijn. De in de vorige volzin bedoelde tijd en grondslag of grondslagen worden vastgesteld door het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds dan wel, na het tijdstip van transitie, elk van de landen. Dit is een formele beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

  • 2. Het Algemeen pensioenfonds Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds, dan wel het land Curaçao dan wel de op grond van artikel 1 lid 2 opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao maakt de individuele dossiers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 31-12-2011 overdrachtsklaar en stelt deze ter beschikking van de overnemende landen dan wel de op grond van artikel 1 lid 2 opgedragen uitvoeringsorganisaties van die landen. Elektronische bestanden worden volgens de in bijlage 1 opgenomen specificatie uiterlijk per transitiedatum of zoveel eerder als mogelijk overgedragen.

  • 3. Per transitiedatum gaan de pensioenverplichtingen conform de verdeling in art 2 over op de landen Curaçao, St. Maarten respectievelijk Nederland. Uiterlijk tot het in lid 2 genoemde moment blijft het land Curaçao dan wel de door hem opgedragen uitvoeringsorganisatie op grond van artikel 1 lid 2, de uitkering dan wel een hiermee naar aard en strekking overeenkomende voorziening als administratiekantoor uitvoeren ten behoeve van de landen Sint Maarten en Nederland, naar het recht van die landen tenzij in goed overleg anders wordt overeengekomen. Hiertoe sluiten de landen Sint Maarten en Nederland een overdrachtsovereenkomst met het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds dan wel met het land Curaçao dan wel met de op grond van artikel 1, tweede lid opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao. Onderdeel van een dergelijke overeenkomst is dat deze uitvoerder de onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie bestaande deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds individueel bericht wat voor hun de tot aan het tijdstip van transitie voor pensioen meetellende tijd is en de pensioengrondslag is of de pensioengrondslagen zijn.

  • 4. Totdat partijen anders afspreken, blijft het Werkliedenpensioenfonds, dan wel met het land Curaçao dan wel met de op grond van artikel 1, tweede lid opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao, uitvoerder van de werkliedenverordening 1944 (PB 1978 no 376) en beheerder van de verplichtingen en het vermogen van de deelgenoten in het Werkliedenpensioenfonds. Zij legt over het gevoerde beleid en de stand van het fonds ten minste een keer per jaar verantwoording af aan de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland.

Artikel 4 Toedeling deelnemers in de op omslag gefinancierde pensioen(vervangende)regelingen

  • 1. De verplichtingen ten aanzien van aanspraken op de door het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen uitgevoerde Duurtetoeslagregeling pensioengerechtigden 1943 (P.B. 1943 no. 77), de landsverordening verhoging leeftijdsgrens ambtenaren (P.B. 1959 no. 126), de landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 (P.B. 1995 no 230), en de pensioenregeling politieke gezagsdragers (P.B. 2006, no 31), pensioenregeling ministers P.B. 1969 no. 104; Pensioenregeling leden der Staten P.B. 1990 n. 82, voor zover van toepassing op personeel en voormalig personeel in dienst van het Land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, St. Eustatius en St. Maarten, worden overgenomen door de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland via de in artikel 2, vierde lid, bedoelde wetgeving.

  • 2. De wijze van verdeling geschiedt op dezelfde wijze als in artikel 2 gebeurt t.a.v. de deelgenoten van het Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen. Evenals bij de kapitaalgedekte pensioenen geschiedt de toedeling voor de aanspraken op duurtetoeslag, vut, uitkering bij wijze van pensioen voor actieven, uitkeringsgerechtigden en gewezen overheidsdienaren op basis van de laatste standplaats, dan wel de standplaats op het moment van transitie. Voor politieke gezagsdragers dragers geschiedt de toedeling op basis van het eilandgebied dat zij vertegenwoordig(d)en.

  • 3. Uitkerings- en pensioenaanspraken op grond van de Pensioenregeling politieke gezagdragers van gewezen leden der Staten, de gevolmachtigde minister, ministers, staatssecretarissen, gezaghebbers en hun nabestaanden worden overgenomen door de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland.

  • 4. Uitkerings- en/of pensioenaanspraken komen ten laste van het land Curaçao van gewezen gezaghebbers en hun nabestaanden van het eilandgebied Curaçao en van gewezen leden der Staten, ministers en staatssecretarissen en hun nabestaanden die namens een politieke partij van het eilandgebied Curaçao waren vertegenwoordigd in de Staten of benoemd als minister, staatssecretaris of gevolmachtigde minister. Uitkerings- en/of pensioenaanspraken komen ten laste van het land St. Maarten van gewezen gezaghebbers en hun nabestaanden van het eilandgebied St. Maarten en van gewezen leden der Staten, ministers en staatssecretarissen en hun nabestaanden die namens een politieke partij van het eilandgebied St. Maarten waren vertegenwoordigd in de Staten of benoemd als minister, staatssecretaris of gevolmachtigde minister. Uitkerings- en/of pensioenaanspraken komen ten laste van Nederland van gewezen gezaghebbers en hun nabestaanden van de eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius en Saba en van gewezen leden der Staten, ministers en staatssecretarissen en hun nabestaanden die namens een politieke partij van de eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius en Saba waren vertegenwoordigd in de Staten of benoemd als minister, staatssecretaris of gevolmachtigde minister.

  • 5. Stortingen door de overheid van de Nederlandse Antillen voor niet kapitaalgedekte uitkeringen bij het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, worden in dezelfde aandelen onder de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland verdeeld volgens de verdeelsleutel, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Onderlinge regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen. De daaruit resulterende bedragen voor de landen Curaçao, Sint Maarten respectievelijk Nederland worden direct bij de voorschotverlening aan die landen ter beschikking gesteld of indien het moment van storting is gelegen na het moment van voorschotbetaling, direct per moment van datum van transitie.

Artikel 5 Uitvoeringsbepalingen m.b.t. de toedeling van de deelnemers in de op omslag gefinancierde pensioen(vervangende)regelingen

  • 1. Aan de onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie bestaande deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen wordt individueel bericht wat voor hun de tot aan het tijdstip van transitie voor pensioen meetellende tijd is en de pensioengrondslag is of de pensioengrondslagen zijn. De in de vorige volzin bedoelde tijd en grondslag of grondslagen worden vastgesteld door het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen dan wel, na het tijdstip van transitie, elk van de landen. Dit is een formele beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

  • 2. Het Algemeen pensioenfonds Nederlandse Antillen maakt de individuele dossiers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 31-12-2011 overdrachtsklaar en stelt deze ter beschikking van de overnemende landen dan wel de op grond van artikel 1, tweede lid opgedragen uitvoeringsorganisaties van die landen. Elektronische bestanden worden volgens de in bijlage 1 opgenomen specificatie uiterlijk per transitiedatum of zoveel eerder als mogelijk overgedragen.

  • 3. Per transitiedatum gaan de pensioenverplichtingen conform de verdeling in art. 2 over op de landen Curaçao, St. Maarten respectievelijk Nederland. Uiterlijk tot het in lid 2 genoemde moment blijft het land Curaçao dan wel de door hem opgedragen uitvoeringsorganisatie op grond van artikel 1 lid 2, de uitkering dan wel een hiermee naar aard en strekking overeenkomende voorziening als administratiekantoor uitvoeren ten behoeve van de landen Sint Maarten en Nederland, naar het recht van die landen tenzij in goed overleg anders wordt overeengekomen. Hiertoe sluiten de landen Sint Maarten en Nederland een overdrachtsovereenkomst met het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen dan wel met het land Curaçao dan wel met de op grond van artikel 1, tweede lid opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao. Onderdeel van een dergelijke overeenkomst is dat deze uitvoerder de onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie bestaande deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen individueel bericht wat voor hun de tot aan het tijdstip van transitie voor pensioen meetellende tijd is en de pensioengrondslag is of de pensioengrondslagen zijn.

§ 3 Nadere bepalingen werkwijze toedeling belanghebbenden

Artikel 6 Overgang beslissingen van en meldingen aan Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds

  • 1. Beslissingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds in verband met de toepassing van een regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid sub h, genomen vóór het tijdstip van transitie, worden door het overnemende land gelijkgesteld met beslissingen van het overnemende land, dan wel de door het land opgedragen uitvoeringsorganisatie.

  • 2. Meldingen en kennisgevingen aan de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds, gedaan vóór het tijdstip van transitie ter voldoening aan een op grond van een regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h geldende verplichting, worden geacht te zijn ingediend bij het overnemende land, dan wel de door het land opgedragen uitvoeringsorganisatie.

Artikel 7 Lopende aanvragen en nieuwe aanvragen met terugwerkende kracht

Vóór het tijdstip van transitie bij de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds ingediende aanvragen om een uitkering gaan, indien op de aanvraag nog geen beslissing is genomen, in de staat waarin zij zich bevinden, over naar het overnemende land.

Artikel 8 Lopende bezwaar- en beroepsprocedures

  • 1. Op het tijdstip van transitie bij de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds aanhangige bezwaarschriften in verband met de toepassing van de in artikel 1, eerste lid, onder h genoemde regelingen zoals deze onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie luiden, gaan in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het overnemende land.

  • 2. Indien op het tijdstip van transitie het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds partij is in een geding betreffende de toepassing van een regeling als bedoeld in het eerste lid, treedt het overnemende land in de plaats van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds, met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.

Artikel 9 Archieven en Communicatie

  • 1. Partijen komen overeen dat de uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao op zich neemt om de archiefbescheiden ter zake overheidsdienaren en gewezen overheidsdienaren die met toepassing van de landsverordening vaststelling en verdeling van de boedel van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds aan Sint Maarten en Nederland ingaande het tijdstip van transitie worden toegedeeld, aan het overnemende land dan wel de namens dat land optredende uitvoeringsorganisatie, over te dragen.

    De pensioengerechtigden, gewezen overheidsdienaren en actieve deelgenoten worden tijdig over de gevolgen van de op het tijdstip van transitie nieuw ingaande situatie geïnformeerd. De informatievoorziening ter zake wordt tussen de vertegenwoordigers van de (toekomstige) landen onderling afgestemd.

§ 4 Financieel en materieel

Artikel 10 Vermogensbepaling en – verdeling Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds

  • 1. De waardering van de activa en de passiva van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds wordt per tijdstip direct voorafgaand aan het tijdstip van transitie vastgesteld.

  • 2. Voor de waardering van de activa en de passiva van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds, vormt de waardevaststelling zoals opgenomen in de eindbalans van de jaarrekening per het tijdstip direct voorafgaand aan het tijdstip van transitie het uitgangspunt, met als voorwaarde dat alle activa, inclusief het vastgoed, en alle passiva, met uitzondering van de voorziening pensioenverplichting, tegen marktwaarde zijn gewaardeerd.

  • 3. De verdeling van de activa en de passiva minus voorziening pensioenverplichting tussen de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland geschiedt evenredig aan de relatieve aandelen (afgerond op 5 cijfers na de komma) in de voorziening pensioenverplichtingen incl eventuele excassoreserves, schadereserves, solvabiliteitsmarges en andere relevante voorzieningen op grond van. artikel 2. De aandelen van de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland in het totale van activa en passiva minus voorziening pensioenverplichting van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds is gelijk aan de verhouding van de som van de premiereserves (=voorziening pensioenverplichtingen incl. eventuele excassoreserves, schadereserves, solvabiliteitsmarges en andere relevante voorzieningen) op het moment direct voorafgaande aan de transitiedatum van de aan de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland toebedeelde deelgenoten en de totale premiereserves van alle deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds op het moment direct voorafgaande aan de transitiedatum

  • 4. De vereffeningcommissie genoemd in paragraaf 3 van de Onderlinge Regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen, wordt onder verantwoordelijkheid van de landen belast met het doen opstellen van de gecontroleerde jaarrekening (inclusief balans) per transitiedatum.. Het land Curaçao dan wel de op grond van artikel 1 lid 2 opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao verleent hiertoe alle medewerking.

  • 5. De in het voorgaande lid bedoelde vereffeningscommissie brengt een advies uit aan de landen waarin in ieder geval in extenso gedetailleerd verslag wordt gedaan van de in het derde lid bedoelde berekeningen van de aandelen, de waardering van de verschillende activa en passiva, de gecontroleerde jaarrekening en het accountantsverslag.

  • 6. De landen leggen vervolgens de verdeling definitief vast.

  • 7. In de verdeling van het totaal van activa en passiva minus voorziening pensioenverplichting van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen wordt het voorschot, bedoeld in artikel 11, verrekend

  • 8 . Indien naar het oordeel van een van de landen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van de in het vijfde lid genoemde stukken, kan dat land vorderen dat ter verificatie een nader onderzoek wordt ingesteld door een door de gezamenlijke landen aan te wijzen accountant, niet zijnde de reguliere accountant bedoeld in het vierde lid. De kosten van een nader onderzoek als bedoeld in de eerste volzin worden ten laste van het te verdelen vermogen van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds gebracht.

  • 9. Verschillen van mening worden door de landen in goed overleg opgelost. Indien dit niet lukt, kan het geschil op verzoek van tenminste een van de landen worden voorgelegd aan de geschillencommissie zoals vermeld in paragraaf 4 van de Onderlinge Regeling inzake regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen.’

  • 10. De definitieve vermogensbepaling en verdeling is uiterlijk op 31 december 2011 afgerond.

Artikel 11 Voorschot op de verdeling en overdracht vermogen Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen

  • 1. De landen Curaçao, Sint Maarten en de staat der Nederlanden ontvangen op grond van artikel 9 van de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen een voorschot op de verdeling van de boedel van het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen. Partijen in deze Onderlinge Regeling spreken af dat genoemde voorschot wordt betaald op de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen in het staatsblad is geplaatst.

  • 2. Voor de duur dat het in art  9 van de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen genoemde voorschot voor Sint Maarten in beheer blijft van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, of diens rechtsopvolger, worden de op het moment van uitbetaling nog bestaande betalingsachterstanden nog niet in mindering gebracht op dit voorschot, uiteraard onder gelijktijdige handhaving van die vordering op Sint Maarten. Op het moment dat Sint Maarten uitbetaling vordert van het voorschot is het Algemeen Pensioenfonds van Sint Maarten, op wie de vordering op de transitiedatum van rechtswege is overgegaan, gerechtigd het voorschot op dat moment te salderen met de op dat moment nog openstaande vorderingen of betalingsachterstanden. De gespecificeerde vorderingen en achterliggende dossiers worden dan door het pensioenfonds dat tot dan het beheer voert over het pensioenfonds van Sint Maarten overgedragen aan het pensioenfonds van Sint Maarten.

  • 3. Op het in art 9 van de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen genoemde voorschot voor Nederland worden de op het moment van uitbetaling nog bestaande betalingsachterstanden van de eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius en Saba in mindering gebracht onder gelijktijdige overdracht door het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen van de gespecificeerde vorderingen en achterliggende dossiers aan Nederland.

§ 5 Overleg en geschillenregeling

Artikel 12 Overleg

Op uitvoerend niveau wordt namens de partijen in gericht overleg voorzien met het oog op een adequate uitvoering van deze regeling. Na het tijdstip van de transitie wordt dit overleg op een wijze gericht op een adequate uitvoering van deze regeling door of vanwege de partijen voortgezet totdat de boedelverdeling zijn beslag heeft gekregen. Hiertoe wordt onder de verantwoordelijkheid van de vereffeningcommissie een stuurgroep ingericht die maandelijks overleg pleegt over de voortgang, die actiepunten kan benoemen en die rapporteert aan de vereffeningscommissie. Naast twee leden per land, neemt hier ook het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, dan wel de op grond van artikel 1 lid 2 opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao aan deel.

Artikel 13 Geschillenregeling

Indien zich bij de uitvoering van deze onderlinge regeling geschillen voordoen dan kunnen deze worden voorgelegd aan een geschillencommissie zoals vermeld in paragraaf 4 van de Onderlinge Regeling inzake regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Uitvoering na transitiedatum

De vereffeningcommissie is onder de verantwoordelijkheid van de landen belast met de aangelegenheden die verband houden met de definitieve afwikkeling en beëindiging van zaken na de splitsing van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 15 Nadere overeenkomst

Met het oog op een goede uitvoering van of ter uitwerking van het bepaalde in deze regeling kunnen tussen de besturen van de uitvoeringsorganisaties dan wel pensioenfondsen nadere afspraken worden gemaakt.

Artikel 16 Wettelijke verankering

  • 1. De partijen verplichten zich hetgeen in deze onderlinge regeling is bepaald, in het nationale recht waar nodig van een voldoende juridische basis te voorzien In ieder geval verplichten zij zich om de garantie van de vóór de datum van transitie opgebouwde pensioenaanspraken een wettelijke basis te geven.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst. De overeenkomst wordt geplaatst in de Nederlandse Staatscourant en de Curaçaosche Courant.

  • 2. Deze overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Onderlinge regeling opvolging en boedelscheiding Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en opvolging van enkele andere aanverwante regelingen’.

Aldus ondertekend,

Namens het land Nederlandse Antillen,

De minister van Financiën,

E.T.M. de Lannooy.

Namens Nederland,

De Staatssecretaris van BZK,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

Namens Curaçao,

De gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

S. Osepa.

Namens Sint Maarten,

De gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

W. Marlin.

BIJLAGE 1

Bijlage bij Onderlinge regeling rechtsopvolging en boedelscheiding APNA

Specificatie elektronisch bestanden zoals genoemd in artikel 3 lid 2

De door APNA per transitiedatum op te leveren elektronisch bestanden bevatten ten minste de volgende gegevens. De gegevens worden in een nader overeen te komen format door APNA aangeleverd in een Excelbestand.

  • 1. Opgave van alle werkgevers van wie de medewerkers deelgenoot zijn in het APNA en op grond van de onderlinge regeling aan Nederland resp St. Maarten worden overgedragen.

  • 2. Opgave van alle actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die op grond van de onderlinge regeling aan Nederland resp St. Maarten worden overgedragen.

  • 3. Deze opgave bevat per deelnemer onderstaande gegevens per transitiedatum:

Actieve deelgenoten

  • naam

  • polisnummer

  • adres

  • werkgever

  • geboortedatum

  • geslacht

  • naam medeverzekerde

  • geboortedatum medeverzekerde

  • geslacht medeverzekerde

  • datum in dienst

  • datum aanvang berekening dienstjaren (b.v. in verband met waardeoverdracht)

  • voltijd salaris

  • deeltijdpercentage

  • opgebouwde pensioenaanspraken tot 10-10-2010

  • aanspraken uit hoofde van waardeoverdracht

  • aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen

  • echtscheidingsdatum

  • uitzicht pensioenen (actieve deelnemer)

  • hoogte voorwaardelijke uitkeringen (duurtetoeslag, VUT)

  • hoogte overige aanspraken

  • arbeidsongeschiktheidspercentage

  • percentage vrijstelling premiebetaling

Gewezen deelgenoten

  • de laatste standplaats

  • naam

  • polisnummer

  • adres

  • geboortedatum

  • geslacht

  • naam medeverzekerde

  • geboortedatum medeverzekerde

  • geslacht medeverzekerde

  • datum in dienst

  • datum aanvang berekening dienstjaren

  • opgebouwde pensioenaanspraken per 10-10-2010

  • hoogte voorwaardelijke uitkeringen (duurtetoeslag, VUT)

  • hoogte overige aanspraken

Pensioengerechtigde deelgenoten

  • de laatste standplaats

  • naam

  • adres

  • polisnummer

  • geboortedatum

  • geslacht

  • naam medeverzekerde (inclusief eventuele kinderen)

  • geboortedatum medeverzekerde

  • geslacht medeverzekerde

  • hoogte pensioenuitkering per 10-10-2010

  • hoogte voorwaardelijke uitkeringen (duurtetoeslag, VUT)

  • hoogte overige aanspraken

  • uitkeringsgegevens (bankrekeningnummer etc.)

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Als gevolg van de staatkundige hervorming van het Koninkrijk zal het land Nederlandse Antillen ophouden te bestaan. Curaçao en Sint Maarten krijgen de status van land, terwijl Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen onderdeel worden van Nederland. Deze ontwikkelingen zijn niet zonder gevolgen voor de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen – die in de huidige vorm ophoudt te bestaan – en de bij de regeling die ten laste van deze organisatie worden uitgevoerd, (de pensioenlandsverordening overheidsdienaren) betrokken verzekerden en pensioengerechtigden. Er zijn derhalve afspraken tussen de rechtsopvolgers Curacao, Sint Maarten en Nederland nodig m.b.t. de overname van de verplichtingen van het APNA jegens de deelnemers en m.b.t. de verdeling van het vermogen. Dit zelfde geldt ten aanzien van het Werkliedenpensioenfonds.

Daarnaast voert het APNA een aantal (pensioen)regelingen uit waarvoor geen vermogen wordt opgebouwd, maar die worden gedeclareerd bij de werkgevers. Voorzover de daaruit voortvloeiende lasten thans door het Land Nederlandse Antillen worden voldaan, moet worden geregeld op welk van de drie rechtsopvolgers Curacao, Sint Maarten of Nederland door rechthebbenden op een pensioen uit deze regelingen aanspraak kan worden gemaakt.

In deze onderlinge regeling wordt daarom tevens de verdeling over de drie rechtsopvolgers geregeld van de rechthebbenden die uitkeringsaanspraken ontlenen aan: de Duurtetoeslagregeling pensioengerechtigden 1943, de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens ambtenaren, de landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 en de regeling politieke ambtdragers.

De onderhavige onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut en voorzien in de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen, regelt verschillende aspecten van de ‘boedelscheiding’ van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, zoals op het punt van de vermogensverdeling en de toedeling van verzekerden en pensioengerechtigden. Voor wat dat laatste thema betreft wordt in verband met de daaraan verbonden juridische consequenties aanvullend in regelgeving voorzien.

2. Betrokkenheid partijen

De inhoud van het besluit sluit aan op het rapport van de Commissie inventarisatie en waardering van de boedel van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen. Deze commissie, onder meer bestaande uit vertegenwoordigers van alle eilandgebieden van de Nederlandse Antillen, heeft in april 2008 voorstellen gedaan betreffende de verdeling van de boedel van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, daarbij inbegrepen de positie van pensioengerechtigden en verzekerden. In augustus 2010 heeft de commissie inventarisatie en waardering van de boedel van het Algemeen pensioenfonds van de Nederlandse Antillen een tweede advies aan de Minister van Financiën uitgebracht. In dit advies gaat de commissie nader in op de te hanteren verdeelsleutel voor de verdeling van de boedel van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, de toedeling van de gewezen landsambtenaren bij de ontmanteling van de Nederlandse Antillen, de afspraken voor het opstellen van de eindbalans van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en de uitvoering van de boedelscheiding.

Het opstellen van de onderhavige Onderlinge Regeling is geschied in nauw overleg met de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 – Begripsbepaling regeling

Lid 1
  • Onder a t/m d: De opheffing van het land Nederlandse Antillen komt tot uitdrukking in artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen. Zodra dat artikel in werking treedt, is de opheffing van de Nederlandse Antillen een feit. Hierbij is ook de positie van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en de bij deze organisatie betrokken belanghebbende verzekerden en gerechtigden in het geding, hetgeen tijdig tot de afspraken noopt die in deze onderlinge regeling zijn vastgelegd.

  • onder l is opgenomen met het oog op de situatie dat een land de uitvoering attribueert aan een zelfstandige uitvoeringsorganisatie van het betreffende land Voor de op grond van de onderhavige regeling naar het land overgaande rechten en plichten is dan niet het land de aangewezen partij, maar de betrokken uitvoeringsorganisatie. In het geval de uitvoering wordt ondergebracht bij een geprivatiseerd pensioenfonds blijft het land verantwoordelijk, zolang het pensioenfonds vermogen en verplichtingen niet kan accepteren., omdat de van toepassing pensioenwetgeving dat verbiedt. Een dergelijke situatie kan optreden indien de verplichtingen onvoldoende door vermogen zijn gedekt.

De overige begripsbepalingen in het eerste lid spreken voor zich.

Artikel 2 – Toedeling pensioengerechtigden Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds

Dit artikel regelt de toedeling van de deelgenoten en de daarmee samenhangende verplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds op het tijdstip van transitie. De wijze van toedelen van verzekerden is een logisch gevolg van de nieuwe staatkundige structuur en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden van de verschillende landen. Dit geldt ook voor de premie-afdracht ingaande het tijdstip van transitie. Werkgevers zijn verplicht verschuldigde premies voor hun werknemers af te dragen aan het land of de door het land rechtstreeks aangewezen uitvoeringsorganisatie naargelang zij binnen het gebied van het betreffende land gevestigd zijn. Eventuele aanspraken kunnen vervolgens jegens dat land of de aangewezen uitvoeringsorganisatie te gelde worden gemaakt.

Lid 1 Het uiteenvallen van het land Nederlandse Antillen leidt noodzakelijkerwijs tot de opheffing van het publiekrechtelijk vorm gegeven Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds. De pensioengerechtigden die thans ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds een pensioen genieten krijgen een aanspraak ter grootte van hun opgebouwde recht ten laste van een van de drie rechtsopvolgers.

  • onder a t/m c: T.a.v. pensioengerechtigden is de laatste standplaats in beginsel telkens het meest voor de hand liggende ijkpunt voor de toedeling. Dit wordt geregeld in onderdeel a t/m c van dit lid, dat betrekking heeft op alle per transitiedatum lopende pensioenuitkeringen.

Lid 2 Het uiteenvallen van het land Nederlandse Antillen leidt noodzakelijkerwijs tot de opheffing van het publiekrechtelijk vorm gegeven Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds. De gewezen nog niet pensioengerechtigde overheidsdienaren respectievelijk werklieden en de nog actieve overheidsdienaren respectievelijk werklieden die thans ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds opgebouwde aanspraken op pensioen hebben, krijgen een aanspraak ter grootte van hun opgebouwde recht ten laste van een van de drie rechtsopvolgers.

Lid 3 Het uiteenvallen van het land Nederlandse Antillen leidt noodzakelijkerwijs tot de opheffing van het publiekrechtelijk vorm gegeven Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds. De nabestaande en wezen van overheidsdienaren die thans ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Werkliedenpensioenfonds recht op pensioen hebben, krijgen een aanspraak ter grootte van hun opgebouwde recht ten laste van een van de drie rechtsopvolgers.

Lid 4 Dit lid regelt de positie van deelgenoten in dienst van het Regionaal Service Centrum uitgaande van de verwachting dat de landsverordening die hun deelname met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 nog voor transitiedatum rechtskracht krijgt.

Lid 5: De aanspraken van pensioengerechtigden, gewezen overheidsdienaars en actieve deelgerechtigden die jegens APNA zijn opgebouwd worden als verplichting door de nieuwe landen overgenomen. Dit geldt niet zonder meer voor de opbouw van nieuwe aanspraken na transitiedatum en voor de indexering van het opgebouwde recht. Daarvoor geldt dat de voorwaarden en aanspraken van toepassing zijn zoals die in de dan geldende regelingen zijn vastgelegd. Bij gelegenheid van de transitie kan de inhoud van de aanspraken dus wijziging ondergaan.

Lid 6: Vanaf het moment van transitie is de wetgeving van het overnemende land van toepassing. Dit kan er o.a. toe leiden dat de inhoudingen en belastingen op de pensioenuitkering wijzigen.

Lid 7: Dit lid regelt dat ten principale de deelgenoten van het Werkliedenpensioenfonds op overeenkomstige wijze verdeeld worden over de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Aangezien er een grote achterstand bestaat t.a.v. de administratie van dit fonds en er ter voorbereiding ook nog geen boedelscheidingsrapport is opgesteld wordt hier tevens bepaald dat de landen voor 31 december nadere afspraken over de uitwerking van deze ten principale verdeling te maken. Tot dat moment gaat het fonds in zijn geheel over op Curaçao, dat verantwoordelijk wordt voor het beheer en de uitvoering (op grond van de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen) van het fonds

Lid 8: Bij de verzelfstandiging van Aruba hebben een aantal deelgenoten in het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen ervoor gekozen bij dit fonds te blijven en dus niet over te gaan naar het fonds van Aruba. Op grond van art 2, lid onder c vallen deze deelgenoten, omdat ze niet als laatste standplaats St. Maarten of een van de BES eilanden hadden, toe aan Curaçao. Dit artikel regelt dat partijen over de verdeling van de lasten en lusten van deze groep voor 31 december 2011 nog nadere afspraken moeten maken.

Artikel 3 – Uitvoeringsbepalingen m.b.t. de toedeling van de deelnemers in het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds

Lid 1 en 3: In het kader van de afwikkeling van de boedel van het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds zullen alle deelnemers een overzicht krijgen van de door hen opgebouwde aanspraken. Daartegen is bezwaar en beroep mogelijk. Daarna kunnen de dossiers definitief naar de overnemende landen, cq de pensioenfondsen die de pensioenregeling in de overnemende landen uitvoeren. Tot die tijd worden de ingegane pensioenen en de aanspraken van de gewezen overheidsdienaren van alle deelnemers uitgevoerd door het pensioenfonds Curacao dat de uitvoeringskosten zal declareren bij het Pensioenfonds voor Sint Maarten en bij de Stichting BES Pensioenfonds. Dit, tenzij anderszins tussen de betrokken fondsen wordt overeengekomen.

Lid 2: Ten behoeve van de opbouw en het kunnen functioneren van de nieuwe pensioenfondsen van Sint Maarten en Nederland, regelt dit artikel de overdracht van cruciale gegevens en dossiers.

Lid 4: Dit artikel regelt dat totdat de partijen anders afspreken het land Curaçao de continuïteit in het Werkliedenpensioenfonds garandeert.

Artikel 4 – Toedeling deelnemers in de op omslaggefinancierde (pensioen)regelingen

Het APNA voert ook een aantal (pensioen)regelingen op omslagbasis uit. De aanspraken die deelnemers aan deze regelingen ontlenen zullen, voorzover deze ten laste komen van het Land Nedertlandse Antillen moeten worden toebedeeld ten laste van de erfopvolgers, Evenals bij de kaptiaalgedekte pensioenen gebeurt dit voor pensioengerechtigden en gewezen overheidsdienaars op basis van de laatste standplaats. Voor politieke ambtsdragers gebeurt dit op basis van het eilandgebied dat zij vertegenwoordig(d)en.

In lid 5 van dit artikel wordt geregeld dat indien voor het moment van transitie nog kapitaalstortingen worden gedaan door de regering van de Nederlandse Antillen ter dekking van de aanspraken in het kader van een van de in dit artikel genoemde regelingen, dat dan die stortingen volgens dezelfde verdeelsleutel worden verdeeld als toepasselijk bij de verdeling van de boedel van de Nederlandse Antillen.. Dit om last minute geschuif met gelden om de verkeerde redenen te voorkomen.

Artikel 5 – Uitvoeringsbepalingen m.b.t. de toedeling van de deelnemers in de op omslag gefinancierde pensioenregelingen

Lid 1 en 3: Voorzover aan deze regelingen aanspraken worden ontleend door werknemers in dienst van het Land Nederlandse Antilllen of door gewezen werknemers van het land Nederlandse Antillen worden deze aanspraken overgenomen door één van de rechtsopvolgers Curacao, Sint Maarten en Nederland. De betreffende deelnemers zullen een overzicht krijgen van de door hen opgebouwde aanspraken. Daartegen is bezwaar en beroep mogelijk. Daarna kunnen de dossiers definitief naar de overnemende landen, cq de pensioenfondsen die de pensioenregeling in de overnemende landen uitvoeren. Tot die tijd worden de ingegane pensioenen en de gewezen overheidsdienaarsaanspraken van alle deelnemers uitgevoerd door het pensioenfonds Curacao dat de uitvoeringskosten zal declareren bij het Pensioenfonds voor Sint Maarten en bij de Stichting BES Pensioenfonds. Dit, tenzij anderszins tussen de betrokken fondsen wordt overeengekomen.

Aangezien Nederland voornemens is de aanspraken op Duurtetoeslag en uitkering bij wijze van pensioen onder te brengen in een privaat pensioenfonds moeten de reeds opgebouwde aanspraken op deze uitkeringen voor alle deelnemers aan de Stichting BES Pensioenfonds op transitiedatum worden vastgesteld en aan de deelnemers bekend gemaakt. Tegen de vaststelling van deze aanspraken is beroep mogelijk.

Na de definitieve vaststelling van deze aanspraken worden deze door Nederland overgedragen aan de Stichting BES Pensioenfonds. Dit fonds zal daarna de aanspraken ten laste van de werkgevers op de BES overnemen en verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan.

Lid 2: Ten behoeve van de opbouw en het kunnen functioneren van de nieuwe pensioenfondsen van Sint Maarten en Nederland, regelt dit artikel de overdracht van cruciale gegevens en dossiers.

Artikel 6 – Overgang beslissingen van en meldingen aan Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen

Lid 1 Een op het individu gerichte beslissing van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds met betrekking tot de toekenning van een uitkering geldt, wat het recht op uitkering betreft, ingaande het tijdstip van transitie als een beslissing van het land (dan wel de door het land rechtstreeks aangewezen uitvoeringsorganisatie), naar wie de verantwoordelijkheid gelet op het bepaalde in de artikelen 2 en 3 overgaat.

Lid 2 Verschillende regelingen die de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds uitvoert bevatten bepalingen die voorschriften omtrent melding of kennisgeving bevatten. Dergelijke meldingen, indien gedaan vóór het tijdstip van transitie, hoeven niet opnieuw te worden gedaan na de transitie.

Het spreekt voor zich dat de in dit artikel opgenomen regeling praktische afspraken vergt in de uitvoeringspraktijk. Bij de overgang van dossiers naar nieuw bevoegde bestuursorganen in verband met de transitie dient alle relevante informatie te worden overgedragen, ook die met betrekking tot gedane melding en kennisgevingen. Daarbij zijn met name die meldingen en kennisgevingen van belang, die van recente datum zijn en die wellicht nog tot een herziene beslissing omtrent de uitkering nopen.

Artikel 7 – Lopende aanvragen en nieuwe aanvragen met terugwerkende kracht

Lid 1 Voor lopende aanvragen waarop nog niet is beslist per transitiedatum is een goede (juridische) aansluiting met de situatie vanaf het tijdstip van transitie, van groot belang. Dit kan worden bereikt door de toedeling zoals vastgelegd in artikel 2 van deze regeling als uitgangspunt te nemen. De financiële lasten als gevolg van deze afwikkeling komen – langs de weg van verrekening binnen de algehele vermogensverdeling van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds – uiteindelijk ten laste van de boedel van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds. Dit volgt uit artikel 10, derde lid van deze onderlinge regeling.

Indien een lopende aanvraag gelet op artikel 2 van deze regeling kennelijk bij een ander land of uitvoeringsorganisatie thuishoort, wordt deze naar het voor de verdere afhandeling verantwoordelijkeland of uitvoeringsorganisatie doorgezonden. Van belang is dat er hierbij tussen de betrokken partijen consensus is over de verantwoordelijkheid in het concrete geval. Daarom treden de landen of hun uitvoeringsorganisatie eerst met elkaar in overleg voordat een aanvraag wordt doorgezonden.

Nadere invulling van deze afspraken over de overdracht van lopende aanvragen (zoals tijdige informatievoorziening over de feitelijke overdracht) kan plaatsvinden op uitvoeringsniveau.

Artikel 8 – Lopende bezwaar- en beroepsprocedures

Dit artikel regelt dat bezwaar en beroep met betrekking tot uitkeringen overgaat naar de nieuw bevoegde landen dan wel hun aangewezen uitvoeringsorganisatie. Op het tijdstip van transitie lopende zaken bezwaar en beroep worden overgenomen en afgehandeld door het dan verantwoordelijke land of uitvoeringsorganisatie, waarbij de toedeling zoals vastgelegd in de artikelen 2 en 3 van deze regeling als uitgangspunt wordt genomen. Bij een afgewezen uitkeringsaanvraag is er weliswaar geen ‘uitkeringsverantwoordelijkheid’, maar het betrokken land of uitvoeringsorganisatie wordt in bezwaar en beroep wel als zodanig aangesproken. In die zin past de term ‘verantwoordelijkheid’ in relatie tot dat land of uitvoeringsorganisatie. In het algemeen zal dit ook het land of uitvoeringsorganisatie zijn binnen wiens gebied het bezwaar en beroep is ingediend.

Bezwaar en beroep dat kennelijk bij een ander land of uitvoeringsorganisatie thuishoort, wordt pas doorverwezen nadat daarover met dat andere land of uitvoeringsorganisatie overleg is geweest.

Nadere invulling van deze afspraken met betrekking tot per transitiedatum lopend bezwaar en beroep (zoals de feitelijke overdracht van dossiers) kan plaatsvinden op uitvoeringsniveau.

Artikel 9 – Communicatie

Partijen onderkennen het belang van eenduidige en onderling afgestemde communicatie naar de (gezamenlijke) klanten die het aangaat. Partijen ontwikkelen initiatieven daartoe. Naast de pensioengerechtigden zal bij de informatievoorziening ook aandacht besteed worden aan de andere relevante relaties van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, zoals werkgevers.

Artikel 10 – Vermogensbepaling en -verdeling Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen

Het bepaalde in dit artikel sluit, voor wat de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen betreft, goeddeels aan bij het advies en het vervolgadvies van de Commissie inventarisatie en waardering van de boedel van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen .

Lid 1 Essentie van dit artikellid is dat het te verdelen vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds wordt vastgesteld per datum van transitie. Bijzonder hierbij is dat de jaarrekening 2010 van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds niet het hele jaar 2010 beslaat, maar 10 oktober 2010 (het tijdstip van transitie) als ‘einddatum’ heeft. Op die datum houdt de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds – in de huidige vorm – op te bestaan.

Lid 2 Het proces van waardebepaling van de activa en de passiva van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds zal in goed overleg op uitvoerend niveau worden doorlopen. De waardebepaling is bovendien onderwerp van accountantscontrole.

Lid 3 De verdeling van het vermogen over de toekomstige landen (dan wel, gelet op artikel 1, tweede lid, van deze onderlinge regeling, hun publiekrechtelijke uitvoeringsorganisaties) wordt vastgesteld naar rato van de op transitiedatum opgebouwde aanspraken van gewezen overheidsdienaars, pensioengerechtigden en actieven.

Lid 4 en 5 De vereffeningscommissie is belast met de definitieve vaststelling van de vermogensverdeling. De controletaak van de accountant is in het bijzonder gericht op de juistheid en deugdelijkheid van de financiële informatie die ten grondslag ligt aan de dan laatste jaarrekening van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds. Gelet op het bijzondere karakter van het jaarverslag 2010 kan er aanleiding bestaan om de accountant een aantal bijzondere aandachtspunten mee te geven, zoals het bestaan en de waardering van de immateriële vaste activa (zijn ze nog aanwezig, zijn ze in gebruik en zijn ze juist gewaardeerd). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de accountant mede tot opdracht krijgt de betrouwbaarheid van de informatiesystemen vast te stellen op basis waarvan de feitelijke toedeling plaatsvindt van belanghebbenden, zoals vastgelegd in artikel 2 van deze regeling. Dit betreft dan een vaststelling van de betrouwbaarheid op hoofdlijnen, waarbij geen uitspraken over concrete dossiers worden gedaan. Op basis van het oordeel van de accountant kunnen desgewenst verbeter- of herzieningsmaatregelen worden getroffen.

Lid 6. Uiteindelijk zijn het de landen die de verdeling definitief moeten vastleggen.

Lid 7. Bij de definitieve afrekening wordt uiteraard het ontvangen voorschot zoals bedoeld in art. 11 verrekend.

Lid 8. Dit artikel geeft de landen de mogelijkheid om in het kader van het objectief op tafel krijgen van alle relevante feiten en cijfers, zonodig een onafhankelijk accountant een contraexpertise te laten doen op (onderdelen) van het werk van het APNA en diens rechtsopvolger of zijn reguliere accountant. Er wordt dan door de landen gezamenlijk een accountant aangewezen. Met de bepaling dat de kosten van een eventueel nader onderzoek ten laste van het te verdelen vermogen van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds worden gebracht, wordt beoogd dat de hiermee gemoeide lasten feitelijk naar rato door de gezamenlijke landen – als zijnde de bij het vermogen van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen belanghebbenden – worden gedragen. Mocht de accountant zijn rekening pas indienen nadat bovenbedoelde vermogensverdeling heeft plaatsgevonden, dan kan hij deze indienen bij de Algemeen Pensioenfonds van Curaçao, die vervolgens Sint Maarten en Nederland kan aanspreken voor het evenredige deel dat voor rekening van die landen komt.

Lid 9 regelt de inschakeling van de geschillencommissie zoals vermeld in paragraaf 4 ban de onderlingen regeling inzake regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen.

Lid 10 De slotverdeling/eindafrekening van het totale vermogen van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het Werkliedenpensioenfonds geschiedt uiterlijk binnen twaalf maanden na transitiedatum.

Artikel 11 – Voorschot op de verdeling en overdracht vermogen Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen,

Lid 1 Verwijst naar art 9 van de AMvRB rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen en regelt voorts een nadere datumvaststelling voor het moment van voorschotbetaling.

Lid 2 regelt dat het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen zolang het het voorschot van Sint Maarten beheert, de op Sint Maarten nog bestaande vorderingen handhaaft en nog niet in mindering brengt op het in lid 1 bedoelde voorschot. Zodra Sint Maarten uitbetaling vordert van zijn voorschot is het Algemeen Pensioenfonds van Sint Maarten, op wie de vordering op de transitiedatum van rechtswege is overgegaan, direct gerechtigd om de op het moment nog bestaande betalingsachterstanden en vorderingen van Sint Maarten te salderen met het voorschot.

Lid 3 regelt dat het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen gerechtigd is om op het moment van uitbetaling nog bestaande betalingsachterstanden van de eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius en Saba op het voorschot aan Nederland in mindering te brengen onder gelijktijdige overdracht van die vorderingen aan Nederland, De eilandgebieden behouden dus een schuld. Uiteraard heeft Nederland dan recht op alle bescheiden die bij die vorderingen behoren.

Artikel 12 – Overleg

Om de uitvoering deze regeling soepel te doen verlopen is het van belang dat er nauw overleg plaatsvindt. Dit overleg geschiedt in de vorm van een stuurgroep waarin naast de betrokken landen ook het de directie van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, dan wel de op grond van artikel 1 lid 2 opgedragen uitvoeringsorganisatie van het land Curaçao, Zitting heeft. Deze stuurgroep komt maandelijks bijeen om de voortgang te bespreken en actiepunten te benoemen. Daarnaast kan nader overleg plaatsvinden op werkniveau, bijvoorbeeld over een concrete casus. Dit laatste zal met name spelen rond en na de transitie. Daarom is in dit artikel aangegeven dat het overleg na transitiedatum wordt voortgezet, met de overlegpartners die daartoe dan aangewezen worden geacht.

Artikel 13 – Geschillenregeling

Denkbaar is dat er zich geschillen voordoen ter zake van de toepassing van deze regeling. Het onderhavige artikel voorziet hierin. In eerste instantie is het onderlinge overleg als bedoeld in artikel 15 bedoeld om geschillen te voorkomen en op te lossen. Mochten betrokkenen op uitvoerend niveau in dat overleg er niet uitkomen, dan kan een geschil voorgelegd worden aan de geschillencommissie die ook actief is voor de onderlinge regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen.

Verwacht mag worden dat geschillen over de toepassing van de regeling op een concrete casus kunnen worden beslecht op het niveau van het overleg, bedoeld in artikel 15. Bij geschillen van meer algemene of principiële aard ligt tussenkomst van de geschillencommissie eerder voor de hand.

Artikel 14 – Uitvoering na transitiedatum

De afwikkeling en beëindiging van zaken na de splitsing van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen vergt tal van activiteiten, die op zorgvuldige wijze moeten worden uitgevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om het opstellen van het laatste jaarverslag van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en het uitkeren van het batig saldo aan de rechthebbenden. Het is wenselijk daarvoor één partij aan te wijzen die daarvoor – in goed samenspel met de betrokken landen (dan wel hun uitvoeringsorganisaties) – de verantwoordelijkheid draagt. Aangezien de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen feitelijk in belangrijke mate wordt voortgezet als Algemeen Pensioenfonds van Curaçao, ligt het in de rede dat deze organisatie wordt belast met de afwikkeling van de boedelscheiding, dit onder verantwoordelijkheid van de vereffeningscommissie. In de tekst van dit artikel wordt deze verantwoordelijkheid bij de onder verantwoordelijkheid van de landen functionerende vereffeningscommissie gelegd.

Aanvullend kan een rol zijn weggelegd voor de vereffenaar, over de instelling (met inbegrip van taakopdracht en mandaat) waarvan op dit moment in de – voor de uitwerking op onderdelen van de Slotverklaring van 2 november 2006 in het leven geroepen – Projectgroep Financiën gesproken wordt.

Artikel 15 – Nadere overeenkomst

Met de onderhavige regeling liggen de spelregels voor de boedelscheiding van de Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen in hoge mate vast. Gezien het bijzondere karakter van het boedelscheidingstraject kunnen er nog wel nadere vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van deze overeenkomst naar voren komen waarin de onderhavige regeling niet of in onvoldoende mate voorziet. Met het onderhavige artikel wordt daar op ingespeeld door te bepalen dat in voorkomende gevallen tussen de directeuren van de uitvoeringsorganisaties nadere afspraken kunnen worden gemaakt.

Artikel 16 – Wettelijke verankering

Een deel van de in deze onderlinge regeling gemaakte afspraken heeft betrekking op wettelijke aanspraken van burgers, met als kern het bepaalde in paragraaf 2. Uit oogpunt van rechtszekerheid kan niet met de onderhavige overeenkomst worden volstaan, maar vergen deze afspraken doorvertaling naar wetgeving.

Aldus ondertekend,

Namens het land Nederlandse Antillen,

De minister van Financiën,

E.T.M. de Lannooy.

Namens Nederland,

De Staatssecretaris van BZK,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten.

Namens Curaçao,

De gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

S. Osepa.

Namens Sint Maarten,

De gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

W. Marlin.

Naar boven