Besluit van 4 januari 2010, no. 09.003762, tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 28 mei 2009, nummer 56, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 november 2009, no. BJZ2009063175, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelezen de brief van 12 juni 2009, kenmerk HOB/2009.3067, van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 2009, no. W08.09.0502/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 december 2009, no. BJZ 2009066435, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 28 mei 2009, nummer 56, tot onteigening krachtens artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente ‘s-Gravenhage, sectie AI, nos. 7702, 7703, 7704, 7705, overgegaan in de appartementsrechten kadastraal bekend gemeente ’s-Gravenhage, sectie AI, nos. 7729 A-1 en A2, 8169 A-1 en A2, 8167 A1 en A-2 en 8168 A-1 en A-2, en 7706 respectievelijk de grondplannummers 1-5.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de raad) op 6 november 2008 vastgestelde en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 17 februari 2009 goedgekeurde, bestemmingsplan ‘Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving)’ verder te noemen het bestemmingsplan. Aangezien het bestemmingsplan ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening nog niet was goedgekeurd zijn aan het raadsbesluit de volgende voorwaarden verbonden:

  • Niet over te gaan tot dagvaarding van eigenaren voordat onherroepelijk is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan;

  • Het onteigeningsbesluit als vervallen te verklaren indien en voor zover in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden aan het bestemmingsplan ten aanzien van de in het onteigeningsbesluit begrepen gronden.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de versterking van de woonfunctie op de locatie en in de afronding van het stedenbouwkundig plan ‘Spoorwijk’ uit 2000 door sloop van het thans op de te onteigenen percelen gelegen bouwblok. Hiervoor in de plaats zullen woningen worden gerealiseerd die zijn gelegen rond een binnentuin. Deze zullen bestaan uit sociale huurwoningen, waarvan mogelijk een deel als zorgwoningen zal worden ingericht. Het bestemmingsplan sluit aan op de onlangs gerealiseerde nieuwbouw tussen de Multatulistraat en de Max Havelaarstraat. Het huidige woonblok is van matige kwaliteit en past door de ligging niet binnen de thans voorgestane vorm van uitvoering. De te realiseren nieuwbouw strekt zich ook uit over de aangrenzende percelen. De gemeente wil de bestemming binnen vijf jaar realiseren. De te onteigenen gronden zijn in het bestemmingsplan bestemd voor ‘Gemengde doeleinden (GD)’ en ‘Verkeersdoeleinden -verblijfstraat (Vv)’.

In de door de gemeente Den Haag voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting. Uit het raadsbesluit blijkt dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 85, eerste lid, in samenhang met artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 15 juni 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen in de gemeente Den Haag. Op 12 juni 2009 is aan belanghebbenden een persoonlijke kennisgeving gezonden. Publicatie van het raadsbesluit heeft plaatsgevonden op 10 juni 2009.

Tegen het raadsbesluit zijn bij Ons per brief van 21 juli 2009 bedenkingen ingediend door de heer A.J. Melkert namens H.A. de Boers Vastgoed B.V. , eigenaar van het appartementsrecht kadastraal bekend gemeente ’s-Gravenhage, sectie AI, no. 8169 A-1, hierna reclamant.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, is reclamant door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Hiervan heeft reclamant geen gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

Reclamant voert als bedenkingen tegen het raadsbesluit tot onteigening aan dat de gemeente niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om het appartementsrecht van reclamant middels minnelijke onderhandelingen te verwerven. Het door de gemeente gedane aanbod houdt immers geen rekening met de door reclamant gedane investeringen en biedt dan ook geen aanknopingspunt om tot minnelijke overeenstemming te komen. Verder is reclamant van mening dat de urgentie van de onteigening niet is aangetoond aangezien het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is vastgesteld. Daarom kan niet op korte termijn tot uitvoering van het werk worden gekomen.

Ten aanzien van de bedenkingen van reclamant die zien op het minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit de aan Ons overgelegde stukken en het ingestelde onderzoek blijkt, dat tussen de gemeente en reclamant vanaf juni 2008 is onderhandeld over de minnelijke verwerving van de appartementsrechten van reclamant. Op 25 september 2008 is door de gemeente een aanbod gedaan dat op 30 september 2008 door reclamant is afgewezen omdat dit bod te laag was. Op 17 november 2008 heeft de gemeente per brief meegedeeld dat zij haar standpunt in een overleg wilde toelichten. Op 25 november 2008 heeft reclamant zijn standpunt nogmaals nader toegelicht en wederom aangegeven dat het aanbod van de gemeente te laag was. Op 19 februari 2009 en 17 juli 2009 heeft de gemeente haar aanbod verhoogd. Wij overwegen dat op grond van het voorgaande niet gezegd kan worden dat de gemeente onvoldoende serieus heeft getracht de percelen van reclamant minnelijk te verwerven. Nu de gemeente vóór de eerste terinzagelegging van het onteigeningsplan met de onderhandelingen een aanvang heeft gemaakt en het ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was dat een minnelijke oplossing vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort, heeft de raad, teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het bestemmingsplan te kunnen overgaan, in redelijkheid tot onteigening van de desbetreffende grond kunnen besluiten. Uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat de onderhandelingen over de minnelijke verwerving van de percelen van reclamanten nog steeds doorgaan. Dit overleg dan wel het minnelijk overleg, dat op grond van artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.

Wat betreft de door reclamant aangevoerde bedenkingen tegen de hoogte van de schadeloosstelling overwegen Wij dat bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming de schadeloosstelling op grond van artikel 40 van de onteigeningswet zal plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan in het kader van de administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure.

Ten aanzien van de door reclamant aangevoerde bedenking die ziet op het ontbreken van de urgentie nu het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is overwegen Wij dat het bestemmingsplan op 16 april 2009 onherroepelijk is geworden.

Alles overziende zijn Wij van oordeel dat de bedenkingen van reclamant Ons geen aanleiding geeft om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Ingevolge artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet is, wanneer wordt onteigend ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op de voorbereiding van de beslissing tot onteigening van de gemeenteraad van toepassing. In artikel 3:12 van de Awb is bepaald dat voorafgaand aan de terinzagelegging het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp van het te nemen besluit geeft. Daarbij kan worden volstaan met het vermelden van de zakelijke inhoud.

Een gedeelte van het perceel met grondplannummer 1 heeft blijkens de plankaart behorende bij het bestemmingsplan de bestemming ‘Verkeersdoeleinden -verblijfstraat (Vv)’. Deze bestemming wordt echter noch in de publicatie van het onteigeningsplan van 28 januari 2009, noch in de publicatie van het raadsbesluit tot onteigening op 10 juni 2009 vermeld. Daarmee wordt niet voldaan aan artikel 80 van de onteigeningswet en het in artikel 3.12 van de Awb bepaalde.

Nu de in de wet voorgeschreven eisen inzake de bekendmaking als minimale waarborgen voor de belanghebbenden moeten worden beschouwd en strikte naleving daarvan, mede gelet op artikel 90 van de onteigeningswet, noodzakelijk is, dient aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het het voornoemde perceelsgedeelte betreft, de goedkeuring te worden onthouden.

Ten aanzien van de overige in het onteigeningsbesluit opgenomen percelen moet het in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Den Haag worden geacht, dat de gemeente de eigendom daarvan verkrijgt. Er bestaan ook voor het overige geen redenen om aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 28 mei 2009, nummer 56, goed te keuren, behalve voor zover dit ziet op de onteigening van het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente ‘s-Gravenhage, sectie AI, no. 7702, overgegaan in de appartementsrechten kadastraal bekend gemeente ’s-Gravenhage, sectie AI, nos. 7729 A-1 en A-2, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst en kaart, aan welk gedeelte van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente Den Haag zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit tot onteigening in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

’s-Gravenhage, 4 januari 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Volgnummer van het grondplan

Perceel kadastraal bekend gemeente ‘s-Gravenhage

Grootte van het perceel volgens de registers van het kadaster

Grootte van het door de raad ter onteigening aangewezen gedeelte

Grootte van het gedeelte ten aanzien waarvan goedkeuring wordt verleend

Grootte van het gedeelte ten aanzien waarvan goedkeuring wordt onthouden ca.

 

Sectie

no.

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

1

AI

7702

0

1

11

0

1

11

0

0

70

0

0

41

Behoort bij koninklijk besluit van: 4 januari 2010, no. 09.003762.

stcrt-2010-1448-001.png

RAADSBESLUIT

Voorstel van het college inzake bestemmingsplanonteigening Multatulistraat/Beetsstraat Douwes Dekkerstraat. (onteigeningsplan M 7)

Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving) is het noodzakelijk dat de gemeente de eigendom, vrij van lasten en rechten, verkrijgt van de percelen Multatulistraat 166, Beetsstraat 182 t/m 196 en Douwes Dekkerstraat 89a-91-91a.

Op 11 december 2007 heeft het college ingestemd met het projectdocument Beetsstraat/Fram en met het vervolgtraject. Om de voorgestane ontwikkelingen te kunnen verwezenlijken was het vaststellen van het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving) noodzakelijk. Het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving) is op 6 november 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De in het bestemmingsplan beschreven ontwikkelingen vinden hun grondslag in het projectdocument. De genoemde percelen zijn in het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving) bestemd als GD (Gemengde Doeleinden). Deze bestemming omvat wonen, maatschappelijke voorzieningen, welzijnsvoorzieningen en sport-voorzieningen. De inrichting ten behoeve van de bestemming laat tevens (toegangs)wegen en paden, tuinen en erven, parkeerplaatsen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen toe.

De locatie ligt binnen het herstructureringsgebied Spoorwijk. Teneinde de woonfunctie op deze locatie te versterken en tevens het stedenbouwkundig plan Spoorwijk uit 2000 af te ronden worden de onder-havige gebouwen gesloopt en worden ter plaatse woningen gebouwd rondom een binnentuin. Een deel van de woningen zal mogelijk als zorgwoning gerealiseerd worden. Als vervanging van de thans aanwezige gymzaal wordt in het plangebied een nieuwe gymzaal gebouwd geïntegreerd tussen de woningen. Het plan sluit aan op de onlangs gerealiseerde nieuwbouw tussen de Multatulistraat en de Max Havelaarstraat. Vooruitlopend op de onteigening zijn de percelen in 2007 aangewezen in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Met dit passieve instrument voor de middellange termijn wenst de gemeente de regie over de ruimtelijke ontwikkeling te verkrijgen, alsmede speculatie tegen te gaan. Naast dit passieve instrument staat de gemeente het onteigeningsinstrument met de financiële waarborg van volledige schadeloosstelling ter beschikking om uitvoering te geven aan het actieve verwervingsbeleid. Thans is op de onderhavige percelen, met uitzondering van Beetsstraat 196 en Douwes Dekkerstraat 89a-91-91a, nog steeds een voorkeursrecht van kracht.

Om een effectieve planuitvoering te verzekeren is het gemeentelijk beleid erop gericht tijdens de planontwikkeling een onteigeningsprocedure voor te bereiden. Gedurende de gehele onteigenings-procedure vindt actief minnelijke verwerving plaats. In verband met de realisering van dit plan bestaat het voornemen de bedoelde percelen te onteigenen op grond van het bepaalde in artikel 77, 1e lid sub 1 van de Onteigeningswet. De onteigening zal geschieden ten name van de gemeente Den Haag. Het college stelt de raad voor om al nu, nog voordat het besluit tot onteigening door de Kroon is goedgekeurd, de noodzakelijke besluiten tot gerechtelijk procederen te nemen. Indien de percelen niet langs minnelijke weg, vrij van lasten en rechten kunnen worden verkregen, dient de onteigening daarvan bij de rechter aanhangig te worden gemaakt. Hierbij kan het voorkomen dat verweerders buiten het Koninkrijk wonen of dat hun woon-plaats onbekend is, zodat het geding gevoerd moet worden tegen een derde, op verzoek van de onteigenende partij door de rechtbank op basis van artikel 20 van de Onteigeningswet te benoemen.

Ingevolge artikel 88 lid 3 van de Onteigeningswet is het mogelijk, zodra de nederlegging als bedoeld in artikel 84 van de Onteigeningswet heeft plaatsgehad, aan de rechtbank te verzoeken om de benoeming van een rechter-commissaris en van één of meer deskundigen in oneven getale, alsmede te verzoeken tot bepaling van de dag, waarop de opneming door de deskundigen van de ligging en gesteldheid van de te onteigenen goederen zal plaatsvinden zoals bepaald in artikel 54a van de Onteigeningswet. Ingevolge het bepaalde in artikel 80 van de Onteigeningswet heeft het onteigeningsplan met daarbij behorende stukken vanaf 2 februari 2009 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden belanghebbenden schriftelijk dan wel mondeling hun zienswijze bij het gemeentebestuur naar voren brengen. Binnen deze termijn is een zienswijze naar voren gebracht door de heer H.A. de Boers namens H.A. de Boers Vastgoed B.V., eigenaar van het perceel Beetsstraat 186. De brief is gedateerd 9 februari 2009 en werd ontvangen op 13 februari 2009.

Voor de inhoud van de zienswijze verwijst het college naar de afschriften.(Ligt voor de raadsleden geheim ter inzage leeskamer Griffie B03.17) De inhoud dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Samenvatting van de zienswijze:

Het bezwaar dat de heer H.A. de Boers namens H.A. de Boers Vastgoed B.V. maakt is van financiële aard.

Ten aanzien van de naar voren gebrachte zienswijze hebben wij het volgende overwogen:

Met de minnelijke onderhandelingen is voor de tervisielegging van het onteigeningsplan een aanvang gemaakt. In het kader van die onderhandelingen is het bod waar reclamant aan refereert gedaan. De minnelijke onderhandelingen zullen echter zo nodig gedurende de gehele onteigeningsprocedure worden voortgezet. De Onteigeningswet biedt voldoende waarborg dat aan de financiële belangen van reclamant recht wordt gedaan. Artikel 40 van de Onteigeningswet bepaalt dat de schadeloosstelling een volledige vergoeding vormt voor alle schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn goed lijdt. Bezwaren van financiële aard kunnen het onderhavige raadsbesluit daarom niet in de weg staan. De bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling geschiedt in het kader van een eventuele gerechtelijke procedure.

Gelet op het bovenstaande dienen de bezwaren vervat in de zienswijze ongegrond te worden verklaard.

Gezien het vorenstaande stelt het college de raad voor het volgende besluit te nemen:

De raad van de gemeente Den Haag,

Gezien het voorstel van het college van 28 april 2009,

Gelet op de bepalingen in de Onteigeningswet, in het bijzonder art. 77 lid 1 onder 1;

Besluit:

  • I. I. de bezwaren vervat in de zienswijze van de heer H.A. de Boers namens H.A. de Boers Vastgoed B.V. ongegrond te verklaren;

  • II. ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omgeving) ter verkrijging van de vrije beschikking over de percelen en de daarop rustende rechten, ten name van de gemeente Den Haag te onteigenen de percelen zoals aangegeven op het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplan nummer 8864 en lijst, vermeldende de grootte en het kadastrale nummer van de te onteigenen percelen alsmede de namen van de eigenaren volgens de registers van het kadaster;

  • III. te bepalen dat de vordering tot onteigening ter uitvoering van dit besluit eerst zal worden ingesteld indien en voor zover het bestemmingsplan Spoorwijk, eerste herziening (Beetsstraat 200 en omstreken) ten aanzien van de in dit besluit bedoelde percelen onherroepelijk is;

    te bepalen dat dit besluit vervalt, indien en voor zover goedkeuring wordt onthouden aan delen van bovengenoemd bestemmingsplan welke betrekking hebben op de in dit besluit genoemde percelen;

  • IV. tot onteigening (in eerste aanleg en -zo nodig- in hoger beroep en cassatie, zowel eisende als zonodig- verwerende), indien en voor zover bovenvermelde percelen niet door de gemeente bij minnelijke verwerving, vrij van lasten en rechten in eigendom zijn of kunnen worden verkregen;

    • zo nodig ten name van de gemeente te procederen tot benoeming van derden als bedoeld in artikel 20 van de Onteigeningswet;

    • zo nodig tot opneming door deskundigen voor de aanvang van het geding als bedoeld in artikel 54a van de Onteigeningswet.

De zienswijze (geheim) ligt ter inzage in de leeskamer van de Griffie B03.17 (map 27).

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 28 mei 2009

De griffier.
De voorzitter.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN PERCELEN

Bestemmingsplanonteigening Multatulistraat/Beetsstraat/Douwes

Onteigening nr. M7

Plaatselijke aanduiding

grondplannr.

te onteigenen grootte

Dekkerstraat van het perceel, d.d. 28 mei 2009, kadastraal bekend

als

ter grootte van

sectie en nummer

gerechtigde

ha

are

ca

ha

are

ca

      

gemeente ’s-Gravenhage

Beetsstraat 182/Multatulistraat 166

1

1

11

 

1

11

AI 7702 overgegaan in:

Vereniging van eigenaren Multatulistraat 166/Beetsstraat 182 te ’s-Gravenhage.

          

Recht van erfpacht.

           
          

De gemeente ’s-Gravenhage AI.

          

Eigendom bel. met recht van erfpacht.

           

Multatulistraat 166

    

wonen (appartement)

   

AI 7729 A-1

De gemeente ’s-Gravenhage AI.

           

Beetsstraat 182

    

wonen (appartement)

   

AI 7729 A-2

Gutlich, Madelon Lieselotte te ’s-Gravenhage.

           

Beetsstraat 184–186

2

1

5

 

1

5

AI 7703

overgegaan in:

Vereniging van eigenaars Beetsstraat 186/184 te ’s-Gravenhage.

          

Recht van erfpacht.

           
          

De gemeente ’s-Gravenhage AI.

          

Eigendom bel. met recht van erfpacht.

           

Beetsstraat 186

    

wonen (appartement)

   

AI 8169 A-1

H.A. de Boers Vastgoed B.V. te ’s-Gravenhage.

           

Beetsstraat 184

    

wonen (appartement)

   

AI 8169 A-2

De gemeente ’s-Gravenhage AI.

           

Beetsstraat 188-190

3

1

14

 

1

14

AI 7704

overgegaan in:

Vereniging van eigenaars Beetsstraat 188-190 te ’s-Gravenhage.

          

Recht van erfpacht.

           
          

De gemeente ’s-Gravenhage AI.

          

Eigendom bel. met recht van erfpacht.

           

Beetsstraat 188

    

wonen (appartement)

   

AI 8167 A-1

Gajadhar, Krisnakoemar.

           

Beetsstraat 190

    

wonen (appartement)

   

AI 8167 A-2

½ Li, Xueyong te ’s-Gravenhage.

           
          

½ Li, Hai Ying te ’s-Gravenhage.

Naar boven