TOELICHTING
De Stichting Uitvoering Omslagregelingen (SUO) voerde tot 1 januari 2009 een tweetal wetten uit, te weten de Wet op de toegang
tot de Ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) en de Wet Medefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Ziekenfondsverzekerde
(MOOZ). Als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006, zijn deze wetten vervallen.
Het bestuur van de SUO heeft op 22 november 1995 ten behoeve van haar personeel een financiële voorziening vastgesteld, die
in geval van beëindiging van de werkzaamheden van de SUO voorziet in een wachtgeld- en vutregeling voor het personeel. De
regeling komt voort uit de arbeidsvoorwaarden van het personeel. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het Handboek Personeel
welke deel uitmaakt van het bestuursreglement van de SUO, welke is goedgekeurd door de Ministers van VWS en Financiën.
Met ingang van 1 januari 2009 blijft de SUO bestaan, om zorg te dragen voor de uitvoering van de wachtgeldregeling en het
behartigen van de belangen van de oud-werknemers. In artikel 2.2.2 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet
(I&A-wet Zvw) is bepaald dat het vermogen van de SUO, voor zover dit is gevormd als gevolg van de uitvoering van de taken
die haar bij of krachtens de Wtz 1998 zijn opgedragen, ten gunste komt van de Algemene Kas, met uitsluiting van de voorziening
die is opgebouwd ten behoeve van de wachtgeldregeling van het personeel. De getroffen voorziening droeg ertoe bij dat het
personeel van de SUO beschikbaar bleef voor de uitvoering van de wettelijke taak tot 1 januari 2009, en staat aldus in rechtstreeks
verband met een goede afwikkeling van de Wtz 1998. Aan het eind van de looptijd van de wachtgeldregeling moet het resterende
deel van de wachtgeldvoorziening in ’s Rijks schatkist worden gestort (artikel 2.2.2, zesde lid, I&A-wet Zvw).
Omdat de financiële voorziening ten behoeve van de wachtgeldregeling, waaronder ook een regeling voor vervroegde uittreding
is begrepen, is opgebouwd met door verzekerden betaalde wettelijke verplichte heffingen, worden met deze ministeriële regeling
voorwaarden geschapen voor een goede verantwoording met betrekking tot de langs publieke weg opgebouwde wachtgeldvoorziening.
De regeling steunt op artikel 2.2.2, zevende lid, van de I&A-wet Zvw. De regeling heeft betrekking op de benoeming van bestuurders,
de vergoeding aan bestuurders en de verantwoording over de financiële voorziening, en komt in sterke mate overeen met de regeling
die onder de Wtz 1998 van toepassing was.
In artikel 2 is geregeld dat het bestuur van SUO uit maximaal drie bestuurders bestaat en dat de Minister van VWS de bestuurders
benoemt, schorst dan wel ontslaat. In artikel 3 is de vergoeding voor de bestuurders geregeld. De onder de Wtz 1998 toepasselijke
werkzaamhedenvergoeding past niet bij de nieuwe (minder omvangrijke) taak van de SUO. Per 1 september 2010 ontvangen de bestuurders
van de SUO een vergoeding per vergadering en een vergoeding van verblijfs- en reiskosten waarvan de hoogte is afgestemd op
wat zou gelden als de Wet en het Besluit Vergoedingen voor adviescolleges en commissies van toepassing zouden zijn. De SUO
is geen adviescollege of commissie, maar een private rechtspersoon en voert geen wettelijke taak uit. Niettemin geeft de genoemde
regelgeving een goed handvat om recht te doen aan het publieke belang dat is gediend met een zorgvuldige uitvoering van de
wachtgeldregeling (artikel 2.2.2, zesde lid, I&A-wet Zvw).
Dit betekent dat de bestuursleden van de SUO per vergadering ten hoogste 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage
B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ontvangen. De voorzitter ontvangt een vergoeding per vergadering
van maximaal 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere bestuursleden van de SUO wordt toegekend.
Op basis hiervan ontvangen de leden van het bestuur € 256,24 per vergadering en de voorzitter € 333,11 per vergadering. Hiernaast
is er recht op een reis- en verblijfskostenvergoeding conform de regeling voor het personeel bij de sector Rijk.
In artikelen 4 en 5 is de verantwoording van SUO over de uitputting van de financiële voorziening vastgelegd. De SUO moet
jaarlijks een begroting en verslag over de uitvoering van de wachtgeldregeling opstellen, inclusief een jaarrekening. Tevens
dient een accountantsverklaring te worden overlegd. De begroting en het jaarverslag behoeven de goedkeuring van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast is de SUO verplicht om informatie te verstrekken, zodra de begroting overschreden
dreigt te worden. Op die manier kan de Minister zicht houden op de uitputting van de financiële voorziening. Dit is immers
van belang omdat het resterende deel van deze voorziening dient te worden gestort in ’s Rijks schatkist.
In artikel 6 is geregeld dat de kosten van de SUO ten laste komen van de financiële voorziening ten behoeve van de wachtgeld-
en vutregeling. Daarnaast is geregeld dat de rentebaten tot de financiële voorziening worden gerekend.
Mochten er geschillen op basis van de regeling ontstaan, dan is de Awb van toepassing.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.