Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 augustus 2010, nr. 232602 (2736), houdende vaststelling van de opslagpercentages op de sectorpremie en de Ufo-premie 2010 ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten kinderopvang (Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2010)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 1.9, derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Besluit:

Artikel 1. Premieopslag

De opslag, bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt voor het jaar 2010 vastgesteld op 0,34%.

Artikel 2. Intrekking

De Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

TOELICHTING

Sinds 1 januari 2007 geldt op grond van de (toen nog) Wet kinderopvang een verplichte werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang. De regeling omtrent deze bijdrage is opgenomen in (inmiddels) de artikelen 1.8 en 1.9 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Deze houdt in dat de overheid de verstrekking van de werkgeversbijdrage voor haar rekening neemt en de werkgevers zorg dragen voor de bekostiging daarvan in de vorm van een heffing. De verstrekking van de werkgeversbijdrage vindt plaats door middel van een vermeerdering van de kinderopvangtoeslag, die – evenals de kinderopvangtoeslag – aan de vraagouder wordt uitbetaald door de Belastingdienst/Toeslagen. De vermeerdering bedraagt voor een werkende ouder met een werkende partner een derde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 1.8, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Voor een alleenstaande werkende ouder bestaat de vermeerdering uit een zesde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 1.8, tweede lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen), welk deel op grond van de bestaande regeling in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt aangevuld met een toeslag van een zesde deel voor alleenstaande ouders. Daarmee is de uitgangspositie van alleenstaande ouders dezelfde als die van echtparen, namelijk een vaste vergoeding ter hoogte van een derde deel van de kosten van kinderopvang. Voor een werkende ouder met een partner die behoort tot een van de doelgroepen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ten slotte, bedraagt de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag eveneens een zesde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 1.8, derde lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen).

Recht op bovengenoemde vermeerdering van de kinderopvangtoeslag geldt voor alle ouders met inkomen uit tegenwoordige arbeid, ongeacht of zij dat als werknemer of als zelfstandige verwerven. De kosten voor de vermeerdering, voor zover deze aan werknemers wordt verstrekt, worden opgebracht met een door werkgevers af te dragen heffing op de loonsom (de vermeerdering voor zelfstandigen wordt bekostigd uit de algemene middelen).

De heffing is vormgegeven door middel van een opslag op de premie ten behoeve van de sectorfondsen. Hiermee wordt bereikt dat de heffing over dezelfde loonsom wordt afgedragen als de sectorpremies. De heffing voor overheidswerkgevers bestaat uit een gelijkwaardige opslag op de premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

De hoogte van de opslag wordt op grond van artikel 1.9, derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vastgesteld bij ministeriële regeling. Onderhavige regeling strekt daartoe.

Wat betreft de berekeningswijze financiering werkgeversgedeelte werknemers kan nog het volgende worden opgemerkt. Bij aanvang van het huidige kabinet is de extra premieopslag geraamd op 0,34%, voor zowel de sectorpremie als de Ufo-premie. Voor 2010 verandert dit percentage niet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

Naar boven