Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2010, nr. R&P/RPA/2010/16910, tot wijziging van de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2:29 en 3:49 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. cohort: een groep jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen die in een bepaald kalenderjaar zijn opleiding aan een scholingsinstelling is aangevangen;

  • e. cohortperiode: periode van drie jaar en zeven maanden waarin een cohort een opleiding volgt aan een scholingsinstelling.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘jaarlijks op aanvraag, telkens voor de duur van drie jaar en zeven maanden’ vervangen door: één keer per drie jaar op aanvraag, telkens voor de duur van vijf kalenderjaren en zeven maanden.

C

In artikel 3 wordt ‘De minister stelt jaarlijks, telkens voor de duur van drie kalenderjaren en zeven maanden, het subsidieplafond vast’ vervangen door: De minister stelt één keer per drie jaar, telkens voor de duur van vijf kalenderjaren en zeven maanden, het subsidieplafond per cohort vast.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘conform de klassenindeling’ vervangen door: per cohort conform de klassenindeling.

2. In het tweede lid wordt ‘Per klasse’ vervangen door: Per cohort per klasse.

3. In het derde lid wordt ‘het subsidieplafond per klasse’ vervangen door: het subsidieplafond per cohort per klasse.

4. In het vierde lid wordt ‘het subsidieplafond van de klasse’ telkens vervangen door: het subsidieplafond per cohort per klasse.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

2. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geeft een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen neemt een aanvraag tot subsidieverlening voor een bedrag van minder dan € 125.000,– niet in behandeling.

F

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Beschikking subsidieverlening/voorschot

  • 1. Indien de gevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt verleend, geeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening, waarbij per cohortperiode voor ieder cohort ambtshalve een voorschot van ten hoogste 60% van de verleende subsidie voor dat specifieke cohort kan worden verleend.

  • 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in de cohortperiode ten hoogste één keer een tweede voorschot toe te kennen, waarbij de hoogte van het eerste en tweede voorschot tezamen ten hoogste 60% van de verleende subsidie voor dat specifieke cohort bedragen.

G

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a. Geen aanspraak vervolgsubsidie

Verstrekking van subsidie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van deze regeling kan geen aanspraken doen ontstaan op verlening van een vervolgsubsidie.

H

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Meldingsplicht en voortgangsverslag

  • 1. De subsidieaanvrager doet onverwijld een schriftelijke melding zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde omstandigheid doet zich in ieder geval, doch niet uitsluitend, voor indien er sprake is van een substantieel aantal minder te scholen jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen dan waarop de door Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgegeven toekenningsbeschikking is gebaseerd.

  • 3. De subsidieaanvrager overlegt één keer per periode van 12 maanden een tussentijds voortgangsverslag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, conform de eisen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de beschikking aan dit verslag stelt.

I

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De subsidieaanvrager dient na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het verzoek tot subsidievaststelling wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangen uiterlijk dertien weken na afloop van de cohortperiode waarvoor subsidie is verleend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geeft een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.

3. In het vijfde lid wordt ‘eerste of vijfde lid’ vervangen door ‘eerste of vierde lid’ en wordt ‘stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de subsidie ambtshalve vast’ vervangen door: stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de subsidie binnen acht weken na afloop van de desbetreffende termijn ambtshalve vast.

J

Artikel 13 wordt komt te luiden:

Artikel 13. Wijze subsidievaststelling

De subsidie wordt als volgt vastgesteld:

  • a. de subsidie wordt per cohort vastgesteld op 20% van het op grond van artikel 4 vastgestelde bedrag;

  • b. in aanvulling op de vaststelling, bedoeld in onderdeel a, wordt de subsidie per cohort vastgesteld op 40%, indien het in artikel 2 bedoelde opleidingsresultaat is behaald, met dien verstande dat het genoemde percentage wordt gerelateerd aan het aantal jonggehandicapten waarvoor een afrekening is ingediend en die in de desbetreffende cohortperiode dat resultaat hebben behaald;

  • c. in aanvulling op de vaststelling, bedoeld in de onderdelen a en b, wordt de subsidie per cohort vastgesteld op 40%, indien het in de aanvraag genoemde aantal of een hoger aantal jonggehandicapten, nadat zij het in artikel 2 bedoelde opleidingsresultaat hebben behaald, een dienstbetrekking is aangegaan, met dien verstande dat:

    • 1°. het genoemde percentage wordt gerelateerd aan het aantal jonggehandicapten waarvoor een afrekening is ingediend en dat in de desbetreffende cohortperiode dat opleidingsresultaat heeft behaald en in deze cohortperiode een dienstbetrekking is aangegaan, en

    • 2°. voor zover de aangegane dienstbetrekkingen, dienstbetrekkingen zijn in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, deze voor de vaststelling, bedoeld in de aanhef, niet meer dan 20% van het totaal aantal aangegane dienstbetrekkingen omvatten.

K

Na artikel 14b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14c. Verantwoording Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 1. Binnen acht weken nadat een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, overlegt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de minister per cohort per klasse gegevens over aantallen toegekende trajecten per subsidieaanvrager, alsmede een overzicht van de totaal per subsidieklasse toegekende budgetten.

  • 2. Binnen acht weken nadat over een cohortperiode een beschikking tot subsidievaststelling is gegeven, overlegt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de minister per cohort per klasse gegevens over het aantal opgeleide en het aantal geplaatste jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen, alsmede de totaal uitgekeerde bedragen.

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen informeert de minister onverwijld over ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling die van zodanig maatschappelijk of politiek belang zijn of die anderszins zodanig de aandacht kunnen trekken, dat tijdige kennisneming door de minister gewenst is

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (hierna: de Subsidieregeling) voor de subsidieperiode gelegen na 1 januari 2011.

De belangrijkste wijziging heeft betrekking op de frequentie van het aanvragen van subsidie. Voorheen was dat elk jaar; nu wordt dat één keer per drie jaar. In de dialoog met de Tweede Kamer1 en de scholingsinstellingen kwam het jaarlijks aanvragen, met de daarbij behorende onzekerheid, als knelpunt naar voren. Met deze wijziging wordt beoogd de aanvragende scholingsinstellingen meer ruimte te bieden om te investeren in personeel, infrastructuur en middelen. Dit is van belang met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening.

Bij de wijziging wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de staande praktijk: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) verleent de subsidie per scholingsinstelling voor drie elkaar opeenvolgende cohorten in één keer, waarbij zoals tot op heden de bevoorschotting vooraf, en de verantwoording en de afrekening direct na afloop van elke cohortperiode, per cohort plaatsvinden.

Verder worden in de Subsidieregeling enige aanpassingen opgenomen die voortvloeien uit de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.2

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In verband met de nieuwe systematiek zijn in artikel 1 de definities van de begrippen cohort en cohortperiode opgenomen.

Onderdeel B

Op grond van artikel 2 dient een scholingsinstelling één keer per drie jaar een subsidieverzoek in. Dit verzoek betreft drie elkaar opeenvolgende cohorten en beslaat een totale periode van 5 jaar en 7 maanden.

Onderdeel C

In verband met de nieuwe systematiek wordt op grond van artikel 3 het subsidieplafond voortaan één keer per drie jaar vastgesteld voor een termijn van 5 jaar en 7 maanden.

Onderdeel D

In artikel 4 wordt geregeld dat het UWV de subsidieaanvragen van de scholingsinstellingen indeelt en beoordeelt naar klasse per cohort.

Onderdeel E

Op grond van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking wordt een beschikking tot subsidieverlening, indien sprake is van een subsidieplafond en de verlening plaatsvindt in volgorde van rangschikking of evenredige verdeling, gegeven binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend. Vanuit een oogpunt van voortvarend bestuur verdient het aanbeveling om waar mogelijk kortere termijnen te hanteren. Gelet op dit uitgangspunt is in artikel 6 een termijn van 8 weken opgenomen waarbinnen het UWV de subsidie dient te verlenen.

Op grond van artikel 6, zesde lid (nieuw), zal het UWV alleen aanvragen voor subsidie van meer dan € 125.000,– in behandeling nemen. Op de verstrekking van subsidiebedragen van € 125.000,– of meer zijn de stringente voorschriften, opgenomen in Hoofdstuk 4 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, van toepassing.

Onderdeel F

In overeenstemming met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking wordt in artikel 10 geregeld dat de voorschotten ambtshalve worden verstrekt. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(e)n voor bevoorschotting in te dienen.

Een initieel voorschot en een eventueel tweede voorschot bedragen tezamen ten hoogste 60% van de verleende subsidie per cohortperiode.

De subsidieontvanger is op grond van artikel 11a verplicht te melden indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Indien nodig kan het UWV vervolgens door een wijziging van de subsidieverleningsbeschikking voor de desbetreffende cohortperiode een nieuw (lager) voorschotspercentage vaststellen.

Onderdeel G

In artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald dat indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts mag geschieden met inachtneming van een redelijke termijn.

Gelet op deze wettelijke bepaling wordt in het nieuwe artikel 10a expliciet vastgelegd dat verstrekking van subsidie op grond van de Subsidieregeling niet kan leiden tot aanspraken op vervolgsubsidie.

Onderdeel H

In artikel 11a wordt een meldingsplicht voor de subsidieaanvrager geregeld. Zodra het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden verricht, moet de subsidieontvanger dit zo snel mogelijk melden bij het UWV. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen.

Conform de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking wordt bij langer lopende subsidies slechts één voortgangsverslag gevraagd per periode van 12 maanden.

Onderdeel I

Vanwege de nieuwe systematiek wordt in artikel 12 geregeld dat na afloop van elke cohortperiode een verzoek wordt ingediend voor subsidievaststelling. Daarnaast worden de termijnen voor subsidievaststelling op aanvraag en ambtshalve subsidievaststelling geregeld.

In artikel 12, vierde lid, van de Subsidieregeling werd bepaald, dat bij de declaratie van subsidiebedragen van minder dan € 50.000,– kan worden volstaan met een aanvraagformulier. Aangezien dergelijke declaraties in de praktijk niet voorkomen, kan deze bepaling vervallen. Zie ook hiervoor artikel 6, zesde lid (nieuw) (Onderdeel E).

Onderdeel J

Op grond van artikel 13 wordt de subsidie na afloop van elke cohortperiode per cohort vastgesteld.

In artikel 13, onderdelen b en c, wordt verder expliciet geregeld, dat de vaststelling van de subsidie bij het behalen van het opleidingsresultaat en het aangaan van een dienstbetrekking wordt gebaseerd op het aantal jonggehandicapten waarvoor een afrekening is ingediend. Dit aantal jonggehandicapten kan lager zijn, dan het aantal jonggehandicapten waarvoor het UWV bij aanvang van de cohortperiode een subsidiebeschikking heeft gegeven. Dit betekent dat op grond van artikel 13, onderdeel a, 20% van de subsidie wordt vastgesteld op basis van bijvoorbeeld 20 jonggehandicapten, terwijl op grond van artikel 13, onderdelen b en c, aanvullend 80% wordt vastgesteld op basis van 18 jonggehandicapten, die het opleidingsresultaat hebben behaald en een dienstbetrekking zijn aangegaan en waarvoor de scholingsinstelling een afrekening heeft ingediend.

Onderdeel K

In het nieuwe artikel 14c zijn bepalingen opgenomen betreffende het leveren van verantwoordingsinformatie door het UWV aan de minister.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.


XNoot
1

Zie het Verslag van een algemeen overleg op 10 maart 2010, Kamerstukken II 2009/10, 29 461, nr. 57.

XNoot
2

Bijlage bij de regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 15 december 2009, nr. 3086451, houdende vaststelling van aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 20306).

Naar boven