Besluit van de Minister van Justitie van 20 augustus 2010, nummer WBV 2010/13, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/13 IvoorkustVreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Ivoorkust

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Ivoorkust. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van januari 2010 over de situatie in Ivoorkust (zie de website van het Ministerie van BuZa).

Naar aanleiding van dit ambtsbericht waaruit blijkt dat de situatie in Ivoorkust in de in het ambtsbericht beschreven periode aan het verbeteren is en het verrichte onderzoek naar het beleid inzake Ivoorkust in de ons omringende landen, is de Voorzitter van de Tweede Kamer bij brief van 30 juni 2010 op de hoogte gebracht van het besluit om het op 28 november 2005 ingestelde beleid van categoriale bescherming ten aanzien van Ivoorkust, te beëindigen.

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen
3.1 Etnische groepen en minderheden

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn etnische afkomst te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat hij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming.

3.2 Vrouwen

Het algemene beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/3.3 is van toepassing.

(Seksueel) geweld tegen vrouwen

Vrouwen en meisjes die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging in Ivoorkust, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat zij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming.

Genitale verminking

Indien een vrouw nog niet besneden is en dit in haar land van herkomst niet kan ontlopen, kan sprake zijn van een reëel risico voor een schending van artikel 3 EVRM. In die situatie kan op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend. Hierbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat zij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming.

3.3 Minderjarigen

Minderjarigen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging of andere mensenrechtenschendingen in Ivoorkust, kunnen conform het algemene beleid terzake op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat hij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de minderjarigheid van betrokkene.

3.4 Homoseksuelen

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.10.2 is van toepassing.

Homoseksualiteit is op zichzelf geen reden voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd. Indien de vreemdeling zich beroept op discriminatie en deze discriminatie is aan te merken als vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag (zie C2/2.5), kan de vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat hij zich heeft gewend tot de autoriteiten voor bescherming.

3.5 Dienstplichtigen en deserteurs

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.3 is van toepassing.

5 Categoriale bescherming

De beschrijving van de algehele veiligheidssituatie in het ambtsbericht van de Minister van BuZa leidt tot de conclusie dat de veiligheidssituatie in Ivoorkust aan het verbeteren is. Daarnaast voeren de ons omringende landen, met name Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken geen bijzonder beleid voor asielzoekers uit Ivoorkust. Om die reden is het categoriaal beschermingsbeleid beëindigd. Asielzoekers uit Ivoorkust komen dan ook niet langer op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).

Verblijfsbeëindiging

Met betrekking tot vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw, zal een herbeoordeling van de verleende verblijfsvergunning plaatsvinden. Indien deze herbeoordeling niet tot gevolg heeft dat wordt geoordeeld dat de vreemdeling op basis van één van de andere gronden van artikel 29, eerste lid, Vw verblijf toekomt, zal de verblijfsvergunning worden ingetrokken, dan wel de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden afgewezen. Dit geldt overeenkomstig voor de houders van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder e of f, Vw en waarbij de verblijfsvergunning van de hoofdpersoon op grond van het bovenstaande wordt ingetrokken.

Verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd zal op normale wijze plaatsvinden indien de geldigheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verlopen voorafgaand aan de beëindiging van het beleid van categoriale bescherming, voor zover de vreemdeling ook aan de overige vereisten voor verlening voldoet.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten
6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.3.1 is van toepassing.

6.2 Veilig land van herkomst

Ivoorkust wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Ivoorkust wordt niet beschouwd als veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C10/1.

6.5 Algehele veiligheidssituatie

Uit het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat de algehele veiligheidssituatie in Ivoorkust met name gedurende de laatste maanden van de verslagperiode is verbeterd. De veiligheidssituatie blijft niettemin kwetsbaar, vooral in het noorden en westen van het land.

Er is in Ivoorkust geen sprake van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 3 EVRM. De algemene situatie is niet zodanig dat ten aanzien van elke asielzoeker uit Ivoorkust zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat hij of zij bij terugkeer naar Ivoorkust enkel door zijn of haar aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Ten aanzien van Amv’s uit Ivoorkust kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 augustus 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

Op 28 november 2005 is besloten tot het instellen van een beleid van categoriale bescherming voor asielzoekers afkomstig uit Ivoorkust. Dit beleid is ingesteld omdat de situatie in Ivoorkust op dat moment instabiel was en in potentie ontvlambaar. Ook was de UNHCR tegen de gedwongen terugzending van uitgeprocedeerde Ivoriaanse asielzoekers naar Ivoorkust vanwege de slechte veiligheids- en mensenrechtensituatie in heel Ivoorkust.

Op 18 december 2009 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de toenmalige Staatssecretaris van Justitie geïnformeerd over het beleid van Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust. Deze landen voeren geen bijzonder beleid ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust.

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in januari 2010 een algemeen ambtsbericht over Ivoorkust uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van februari 2009 tot en met december 2009. Uit het ambtsbericht blijkt dat de verbeteringen in de politieke en veiligheidssituatie die reeds in 2007 waarneembaar waren na een akkoord tussen de strijdende partijen, zich in de beschreven periode verder bestendigd hebben. Het ambtsbericht heeft mede aanleiding gegeven het categoriaal beschermingsbeleid voor asielzoekers afkomstig uit Ivoorkust te beëindigen.

In dit wijzigingsbesluit zijn tevens enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven