Besluit van 13 januari 2010, no. 10.00033, tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Venlo van 22 april 2009, nummer 2009 17, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nasseau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 november 2009, nr. BJZ 2009058522, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelezen de brief van het college van burgemeester en wethouders van Venlo van 28 april 2009, kenmerk BLGPR/2009/5626.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 2009, no. W08.09.0468 /IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 januari 2010, nr. BJZ 2009066442, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Venlo van 22 april 2009, nummer 2009 17, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie X, no. 21, grondplannummer 1.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen grond is begrepen in het door de raad van de gemeente Venlo op 24 september 2008 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Limburg op 19 mei 2009 goedgekeurde bestemmingsplan ‘Floriade/Greenpark’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 16 juli 2009 onherroepelijk geworden. Omdat het bestemmingsplan ten tijde van het raadsbesluit tot onteigening nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, heeft de raad daaraan onder meer de gebruikelijke opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden.

Noodzaak en urgentie

Zoals uit het bestemmingsplan blijkt, rusten op de in de onteigening begrepen grond de bestemmingen ‘Bedrijventerrein (BT)’, ‘Recreatie-Evenemententerrein Floriade’ en ‘Grondwaterbeschermingsgebied’.

De bestemming ‘Bedrijventerrein (BT)’ is een globale, niet nader uit te werken bestemming. De beide andere bestemmingen zijn dubbelbestemmingen.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een hoogwaardig bedrijventerrein ‘Businesspark Greenport Venlo’ (BGV). Dit terrein dient mede ter versteviging van de regio Venlo als centrum van agrarische bedrijvigheid, onderwijs en logistiek. Het plangebied is, vooruitlopend op de verwezelijking van de daarop gelegde bestemmingen, aangewezen als locatie voor de tijdelijke tentoonstellingsmanifestatie ‘Floriade’ in 2012. De tijdelijke inrichting van het plangebied ten behoeve van de Floriade vindt in het bestemmingsplan een regeling door middel van de dubbelbestemming ‘Recreatie-Evenemententerrein Floriade’. De aanleg van de infrastructuur binnen het plangebied zal ook dienen voor de ontsluiting van het toekomstige bedrijventerrein. Het bedrijventerrein sluit aan op de reeds ontwikkelde naastgelegen terreinen ten behoeve van het BGV. Op het te onteigenen perceelsgedeelte zullen, vooruitlopend op de doorontwikkeling tot bedrijventerrein, een drietal tijdelijke gebouwen worden opgericht voor de ‘Floriade’.

In de door de gemeente Venlo voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften (inclusief de beschrijving in hoofdlijnen ten aanzien van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein (BT)’ en ‘Recreatie- Evenemententerrein Floriade’), kaart en toelichting, alsmede het ‘Plan van uitvoering’, dat is vastgesteld door de raad van Venlo op 22 oktober 2008, welk plan ziet op de gewenste wijze van uitvoering van de dubbelbestemming ten behoeve van de ‘Floriade’. Daaruit blijkt dat de in de onteigening begrepen grond zal worden aangewend ten behoeve van het themaveld ‘Education en Innovation’.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen grond bezwaarlijk kan worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Met de uitvoering van de werken is de gemeente al begonnen voor zover zij van de gronden binnen het plangebied inmiddels eigenares is. De afronding van het plan, zowel wat de tijdelijke bestemming voor de ‘Floriade’ betreft als de bestemming bedrijventerrein, is voorzien binnen de gemeenlijk te stellen periode van vijf jaren na de datum van dit goedkeuringsbesluit.

Bedenkingen

Het raadsbesluit van 22 april 2009, nummer 2009 17, tot onteigening, heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 1 mei 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen binnen de gemeente Venlo. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit tot onteigening heeft op 29 april 2009 plaatsgevonden in het ‘E3 Journaal’. Belanghebbenden zijn over het raadsbesluit ingelicht met brief van 28 april 2009.

Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door mr. N.S. Commijs namens A.J.J. Peelen te Venlo, eigenaar van het in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie X, no. 21 (grondplannummer 1), verder te noemen: de reclamant.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, heeft Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de reclamant in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. De reclamant heeft op 2 juli 2009 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

De reclamant voert in zijn bedenkingen in de eerste plaats aan, dat er geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van het minnelijk overleg. Pas op 27 oktober 2008, drie dagen voor de terinzagelegging van het ontwerpraadsbesluit, is een concreet schriftelijk bod uitgebracht.

Reclamant heeft een goed renderende melkveehouderij. Hij wil dit bedrijf voortzetten en uitbreiden. Derhalve wil hij een ander bedrijf verwerven of door een grondruil met de gemeente aangrenzend 15 tot 20 hectare landbouwgrond in bezit krijgen. Door het feit dat in de wijde omgeving op de meeste landbouwgronden een gemeentelijk voorkeursrecht rust, is de eerste optie niet te verwezenlijken. In dit verband voert de reclamant nog aan, dat de gemeente naast en op zijn terrein al werkzaamheden heeft verricht die hij weliswaar heeft gedoogd, maar waardoor hij schade heeft geleden die de gemeente dient te vergoeden voordat er sprake kan zijn van minnelijk overleg.

In de tweede plaats stelt de reclamant dat hij in staat en bereid is om tezamen met derden de bestemming ‘Bedrijventerreinen (BT)’ te realiseren, zowel met betrekking tot opstallen als infrastructuur. Tot een definitief vastleggen van een samenwerkingsovereenkomst is het echter nog niet gekomen omdat de gemeente nog geen concrete eisen heeft opgesteld waaraan moet worden voldaan. De reclamant heeft de gemeente Venlo wel gevraagd om beeldkwaliteitsplannen, maar die zijn er niet. Niettemin stelt de reclamant dat hij na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de nodige bouwvergunningen zal aanvragen.

In dit verband brengt de reclamant ook naar voren dat hij bereid is om door middel van een gebruiks- of huurovereenkomst het te onteigenen perceelsgedeelte ter beschikking te stellen voor de duur van de ‘Floriade’. Alsdan is het de eerste drie jaren niet nodig om tot onteigening over te gaan. Tot slot merkt de reclamant nog op, dat op enig moment van de zijde van de gemeente is aangegeven – bedoeld is een gespreksverslag van 13 mei 2009 – dat de ‘Floriade’ ook kan worden georganiseerd zonder te beschikken over zijn grond.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamant die zien op het minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat Ons uit de overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat reeds vanaf 2003 tussen de gemeente en de reclamant gesprekken zijn gevoerd over de minnelijke verwerving van zijn perceel. Op dat moment lag op basis van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Trade Port Noord en Park Zaarderheiken’ op het perceelsgedeelte de bestemming bedrijfsdoeleinden met de nadere aanwijzing ‘Greenport’. De gesprekken zijn op verzoek van de reclamant enige tijd opgeschort en pas weer in 2006 door Venlo voortgezet. In maart 2006 is een mondeling bod op het geheel gedaan. Daarbij is ter bepaling van de waarde van de grond onderscheid gemaakt naar het aantal vierkante meters per toekomstige functie. Voor de toekomstige bestemming tot bedrijventerrein werd gerekend met een oppervlakte van circa 3 hectare. Gedurende de jaren 2006 tot en met 2008 is het minnelijk overleg vervolgens gevoerd met als uitsluitend onderwerp de mogelijkheid van hervestiging van het bedrijf op een andere locatie. Deze onderhandelingen over een vervangende locatie hebben evenwel niet tot resultaat geleid. Vanaf begin 2008 is weer sprake van onderhandelingen over en biedingen op het in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel (toekomstig bedrijventerrein). Concrete schriftelijke biedingen zijn vervolgens nog gedaan op 7 februari 2008, 13 juni 2008 en – herhaald – op 27 oktober 2008 ter gelegenheid van de persoonlijke kennisgeving van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening. Wat er overigens zij van de gestelde frustratie van het minnelijk overleg door de door de reclamant aangegeven werkzaamheden op en naast zijn perceel; het minnelijk overleg is desondanks voortgezet en er is naar Ons oordeel geen aanleiding voor de conclusie dat de gemeente Venlo geen of onvoldoende minnelijk overleg heeft gevoerd met de reclamant. Onder deze omstandigheden kon de raad, nu het niet aannemelijk was dat op afzienbare termijn op welke wijze dan ook tot minnelijke overeenstemming zou kunnen worden gekomen, in redelijkheid tot onteigening besluiten teneinde de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamant die zien op de mogelijkheid tot zelfrealisatie overwegen Wij in het algemeen dat de gemeente bij een voorgenomen onteigening moet aantonen dat het doel waarvoor onteigend wordt niet op een andere manier te bereiken is. Van belang hierbij is dat wanneer een grondeigenaar aangeeft bereid en in staat te zijn om de aan zijn grond gegeven bestemming zelf te realiseren, onteigening in beginsel niet noodzakelijk is. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de gemeente een andere vorm van planuitvoering wenst dan de grondeigenaar. Onteigening is dan pas gerechtvaardigd indien de gemeente aantoont dat in het publieke belang dringend behoefte bestaat aan de door haar gewenste vorm van planuitvoering. Welke vorm van planuitvoering in het publieke belang is staat in eerste instantie ter beoordeling van het gemeentebestuur. Of de grondeigenaar zelf tot planuitvoering in staat is hangt af van de door de gemeente gekozen vorm van planuitvoering. In verband daarmee moet de grondeigenaar zich op de hoogte kunnen stellen van die door de gemeente gewenste vorm. Over het algemeen kan deze worden gevonden in de toelichting op het bestemmingsplan of de bijbehorende voorschriften en/of de beschrijving in hoofdlijnen bij het bestemmingsplan. Andere mogelijke uitzonderingen kunnen zijn dat de grondeigenaar niet over voldoende aaneengesloten grond beschikt om de bestemming zelf op doelmatige wijze te kunnen realiseren of als de te onteigenen grond geen afzonderlijk deel van het te realiseren complex kan vormen. Wanneer er sprake is van een bestemmingsplan dat integraal moet worden uitgevoerd kan de grondeigenaar eveneens geen beroep op zelfrealisatie doen, indien hij daarvoor onvoldoende grond bezit.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit de Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de reclamant de gemeente Venlo heeft aangegeven dat hij bereid en in staat is de op zijn perceelsgedeelte rustende bestemming bedrijventerrein zelf te verwezenlijken met behulp van zijn adviseur M. Van der Zanden. Uit de gang van zaken in het minnelijk overleg komt evenwel niet een eenduidig beeld naar voren waaruit zou kunnen blijken dat de wens tot zelfrealisatie voldoende concreet is. Weliswaar is sprake van discussie over exploitatiegegevens en -resultaten, maar er worden geen concrete bouwplannen gepresenteerd. De reclamant verklaart dit uit het gegeven dat de gemeente geen inzicht kan bieden in de door haar gewenste wijze van uitvoering. Hierover zijn Wij van oordeel dat in het bestemmingsplan zowel als in de voorganger daarvan, aan het perceel(sgedeelte) de bestemming tot bedrijventerrein is toegekend. Door middel van de beschrijving in hoofdlijnen en de bebouwingsvoorschriften is daarbij inzicht verschaft in de wijze waarop de gemeente het bestemmingsplan zou willen zien uitgevoerd. Indien het de reclamant nog onvoldoende duidelijk zou zijn geweest hoe hij op basis daarvan tot concrete bouwplannen had moeten komen, had het op zijn weg gelegen zich alsnog met de gemeente hierover nader te verstaan. Dat de gemeente op 28 oktober 2008 in het voortgezet minnelijk overleg alsnog een definitief stedebouwkundig verkavelingsplan/inrichtingsschets heeft geproduceerd, maakt het voorgaande als zodanig niet anders. Reclamant had daar immers niet op hoeven te wachten en zelf met inachtneming van het bestemmingsplan een (schets)plan aan de gemeente kunnen voorleggen. Verder is hij met het gereedkomen van het stedebouwkundig verkavelingsplan en de inrichtingsschets enkele dagen voor de eerste terinzagelegging van het onteigeningsplan vanaf dat moment in de gelegenheid geweest om zijn mogelijkheden om het bestemmingsplan zelf te realiseren nader te onderzoeken. Evenmin heeft de reclamant naar Ons oordeel aannemelijk kunnen maken dat hij daadwerkelijk over voldoende kennis, kapitaal en bewezen expertise beschikt om bouwplannen te kunnen uitvoeren.

Ten aanzien van het aanbod van reclamant om voor de duur van de ‘Floriade’ de grond ter beschikking te stellen door middel van een overeenkomst, overwegen Wij dat de reclamant naar Ons oordeel de gemeente geen dan wel onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de voorwaarden waaronder een overeenkomst als hiervoor bedoeld zou kunnen worden gesloten. Zoals uit de bedenkingen naar voren komt stelt de reclamant zich kennelijk voor, dat na de ‘Floriade’ de grond weer door hem in bedrijf kan worden genomen. Daarnaast voert hij echter ook de variant op, dat de grond na restitutie vervolgens door hem wordt aangewend om de bestemming bedrijventerrein zelf te verwezenlijken.

Over dit aanbod is tussen de reclamant en de gemeente gesproken, maar partijen hebben tot op heden geen overeenstemming bereikt. Onder deze omstandigheden zijn Wij – mede gelet op hetgeen hierboven door Ons is overwogen inzake het beroep op zelfrealisatie – van oordeel dat de raad teneinde te kunnen komen tot een tijdige realisatie van het bestemmingsplan in redelijkheid tot onteigening heeft kunnen besluiten.

Tenslotte zijn Wij van oordeel dat de verwijzing van de reclamant naar het gespreksverslag van 13 mei 2009 naar Ons oordeel geen doel kan treffen. Voor zover daarin wordt aangegeven dat voor de ‘Floriade’ wellicht noodgedwongen op een ander scenario moet worden teruggevallen, beoogt de gemeente daarmee geenszins aan te geven dat de urgentie van de onteigening zou zijn verminderd.

Alles overziende geven de bedenkingen van de reclamant Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de bij het raadsbesluit van 22 april 2009, nummer 2009 17, behorende grondtekening met no. Venlo X 104, welke tekening ook met het ontwerpraadsbesluit vanaf 30 oktober 2008 ter inzage heeft gelegen op voet van artikel 80 van de onteigeningswet, de naam van de kadastrale gemeente niet is vermeld. In het raadsbesluit zelf wordt de kadastrale aanduiding correct weergegeven, evenals op de daarbij behorende lijst. Op 30 oktober 2008 is naast de grondplantekening Venlo X 104 eveneens een kadastraal uittreksel (grondtekening) ter inzage gelegd, waaruit de naam van de kadastrale gemeente blijkt. Op grond van artikel 83 van de onteigeningswet worden bij het raadsbesluit de te onteigenen onroerende zaken en rechten aangewezen door aanhaling van de in artikel 80 bedoelde grondtekeningen en vermelding van de kadastrale aanduiding. Gezien de samenhang die bestaat tussen het raadsbesluit en de daarbij behorende kadastrale lijst en grondtekening, overwegen Wij dat nu de kadastrale aanduiding zowel in het besluit als in de bij het besluit behorende lijst volledig wordt weergegeven, er geen onduidelijkheid kan bestaan over het perceel(sgedeelte) waarop het raadsbesluit tot onteigening ziet.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Venlo worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van het in het raadsbesluit tot onteigening aangewezen perceelsgedeelte. Ook overigens is Ons niet gebleken van feiten of omstandigheden die aan de goedkeuring van de onteigening van vorenbedoelde zaak in de weg zouden staan.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

Het besluit van de raad van de gemeente Venlo van 22 april 2009, nummer 2009 17, goed te keuren.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente Venlo zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

Den Haag, 13 januari 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Venlo;

gezien het besluit van de raad van 22 oktober 2008, nummer 74 en het raadsvoorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 maart 2009, nummer 2009/5583;

gelet op het bepaalde in Titel IV van de Onteigeningswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • ten behoeve van de realisering van het, op 24 september 2008, door de raad vastgestelde bestemmingsplan ‘Floriade/Greenpark’, de gemeente Venlo dient te beschikken over een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie X, nummer 21, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen en de lijst van te onteigenen onroerende zaken, welke onderdeel uitmaken van het onteigeningsplan;

  • het perceelsgedeelte op grond van het vastgestelde bestemmingsplan onder meer de dubbelbestemming ‘Recreatie - evenemententerrein Floriade’ heeft, met het oog op de realisatie in 2009/2010 van het Foriade themaveld ‘Education and Innovation’;

  • gelet op de bijzondere ruimtelijke en functionele indeling en vormgeving van dit themaveld door onze raad op 22 oktober 2008 het ‘Plan van uitvoering’ voor het Floriade themaveld is vastgesteld;

  • de onderhandelingen met de eigenaar van de betreffende onroerende zaak, namens en in opdracht van de gemeente Venlo, om de eigendom van deze zaak te verwerven tot nu toe niet tot minnelijke overeenstemming over eigendomsverkrijging door de gemeente heeft geleid en onteigening van de onroerende zaak derhalve noodzakelijk is;

  • het ontwerp-raadsbesluit tot onteigening met bijbehorende bescheiden op grond van het bepaalde in artikel 80 van de onteigeningswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 30 oktober 2008 gedurende zes weken op het gemeentekantoor aan de Kwietheuvel 28 (kamer 0.114) te Venlo, alsmede in de Stadswinkel Peperstraat 10 te Venlo, voor een ieder kosteloos ter inzage heeft gelegen;

  • van deze terinzagelegging tevoren, op 29 oktober 2008, publicatie heeft plaatsgevonden in het E3 journaal, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om gedurende voornoemde termijn van terinzagelegging mondeling of schriftelijk zienswijze(n) in te dienen;

  • de eigenaar van de in het onteigeningsplan opgenomen perceelsgedeelte voorts van tevoren bij aangetekend schrijven van 27 oktober 2008 individueel schriftelijk van de start van de onteigening in kennis is gesteld, onder overlegging van het onteigeningsplan;

  • de gemeente de onderhandelingen om tot minnelijke koop heeft voortgezet;

  • toepassing is gegeven aan de procedure als vervat in de Algemene wet bestuursrecht zoals deze, gelet op het bepaalde in de onteigeningswet, van toepassing is;

  • binnen deze termijn van terinzagelegging één schriftelijke zienswijzen is ontvangen van de heer mr. N.S. Commijs, werkzaam bij Stein Advocaten te Zwolle, namens de heer A.J.J. Peelen. Mondeling zijn er geen zienswijzen binnengekomen.

Besluit:

  • 1. Ten aanzien van de ingediende zienswijzen:

    De zienswijze welke is ingediend door de heer mr. N.S. Commijs, werkzaam bij Stein Advocaten te Zwolle, namens de heer A.J.J. Peelen ontvankelijk, doch ongegrond te verklaren.

  • 2. Ter uitvoering van het bestemmingsplan Floriade Greenpark, in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting, ten name van de gemeente Venlo, ter verkrijging van het eigendom, vrij van alle lasten en rechten, te onteigenen: het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie X, nummer 21, zoals vermeld op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen en de lijst van te onteigenen percelen, waarop is vermeld de kadastrale aanduiding van het te onteigenen perceel, de grootte van het totale perceel en de grootte van het te onteigenen perceelsgedeelte en de naam van de in de openbare registers vermelde eigenaar;

  • 3. Te bepalen dat:

    • a. niet tot dagvaarding zal worden overgegaan, als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet, voordat onherroepelijk is beslist over het bestemmingsplan Floriade/Greenpark voor zover dat ziet op het onder II bedoelde perceelsgedeelte;

    • b. dit onteigeningsbesluit vervalt indien en voor zover in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden aan het bestemmingsplan Floriade/Greenpark voor zover in dat besluit ziet op het plandeel waarin de onder II bedoelde perceelsgedeelte is begrepen.

    • c. gedurende de gehele onteigeningsprocedure de gemeente zal trachten de in dit besluit bedoelde onroerende zaken minnelijk te verwerven.

  • 4. Dit besluit bekend te maken overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 

Aldus besloten in de openbare vergadering van22 april 2009.

De griffier.
De voorzitter.

PERCEELSLIJST VAN TE ONEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ten behoeve van het op 24 september 2008 door de gemeenteraad van Venlo vastgestelde bestemmingsplan ‘Floriade/Greenpark’

Plan Nr.

Ter grootte van

Van het perceel bij het kadastraal bekend gemeente Venlo

Als

Te onteigenen grootte

Sectie

Nummer

Ten name van

    

ha

are

ca

 

ha

are

ca

   

07 

80

45

Terrein (akkerbouw) 

03 

36 

37 

X

21

Gerechtigde

EIGENDOM

ANTONIUS JOHANNES JOSEPH PEELEN

Heierkerkweg 5

5928 RM VENLO

           
          

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

MARIA PETRONELLA GERARDA VAN DEN BROEK

Deze stukken hebben ter inzage gelegen gedurende 6 weken van 30 oktober t/m 11 december 2008

De secretaris,

de burgemeester,

Behoort bij het besluit van de gemeenteraad van Venlo tot onteigening ten name van de gemeente Venlo genomen in de vergadering van 22 april 2009

De griffier,

de voorzitter,

Naar boven