Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 augustus 2010, nr. PO/OO 211907, houdende wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met de vaststelling van de opleidingseisen voor de beroepskrachten voorschoolse educatie

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Paragraaf 4 komt te luiden:

Paragraaf 4. Deskundigheidseisen gastouders en beroepskrachten voorschoolse educatie

B

Onder vernummering van artikel 10c tot artikel 10d wordt na artikel 10b wordt een nieuw artikel 10c ingevoegd, luidende:

Artikel 10c

Als opleiding, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, op tenminste het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, worden aangewezen:

  • a. voor de beroepskracht voorschoolse educatie in een kindercentrum: de beroepsopleidingen, genoemd in de artikelen 10a en 10b;

  • b. voor de beroepskracht voorschoolse educatie in een peuterspeelzaal: de beroepsopleidingen, genoemd in artikel 10a, onderdeel a, b, d, f, g, n, o, p, s, t, v, x, hh, ii, kk, mm, nn, pp of ss, en de beroepsopleidingen, genoemd in artikel 10b, onderdelen a, i, k, l, y, g of h, alsmede:

  • a. Branche Ervaren Peuterspeelzaalleidster (BEP),

  • b. Agogisch Werk/Residentieel Werk (AW/RW),

  • c. Agogisch Werk/Cultureel Werk (AW/CW),

  • d. Sociale Arbeid/Sociaal Dienstverlener (SA/SD),

  • e. Sociaal Pedagogisch Werker (SPW),

  • f. Kinderverzorging/Jeugdverzorging 2 (KV/JV 2),

  • g. Kinderverzorging/Jeugdverzorging 3 (KV/JV 3),

  • h. Leidster Kindercentra landelijke stg. OVDB;

  • i. Overgangsbewijs naar laatste jaar pedagogische academie,

  • j. Lerarenopleiding Omgangskunde,

  • k. Verpleegkundige A,

  • l. Verpleegkundige B,

  • m. Verpleegkundige Z,

  • n. HBO-bachelor-SPH, CMV, MWD,

  • o. 3e jaar deeltijd volgend Sociaal Pedagogisch Hulpverlener (SPH),

  • p. 3e jaar deeltijd volgend Cultureel Maatschappelijke vorming (CMV), en

  • q. 3e jaar deeltijd volgend Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD).

C

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

Deze regeling berust mede op artikel 4, eerste lid, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

D

In artikel 19 wordt ‘Regeling Wet kinderopvang’ gewijzigd in: Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 augustus 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

TOELICHTING

Met ingang van 1 augustus 2010 is de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Stb. 2010, 296) en het daaronder hangende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Stb. 2010, 298) in werking getreden. Hierdoor is onder andere vastgelegd aan welke kwaliteitseisen de uitvoering van programma's voor voorschoolse educatie minimaal moeten voldoen. Een belangrijk onderdeel daarvan is de professionaliteit van de pedagogisch medewerkers (artikel 4 van genoemd Besluit). Zij moeten onder andere minimaal een getuigschrift hebben behaald op het niveau van een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die specifiek gericht is op het opdoen van pedagogische vaardigheden. In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van genoemd Besluit is neergelegd dat bij ministeriële regeling de opleidingen worden aangewezen, waarvan een getuigschrift moet zijn behaald om als beroepskracht voorschoolse educatie in een kindercentrum of peuterspeelzaal voorschoolse educatie te mogen verzorgen. De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden dient er op grond van die bepaling voor zorg te dragen dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van een dergelijk getuigschrift.

Voor de aanwijzing van de opleidingen is aangesloten bij de bestaande eisen voor pedagogisch medewerker in de kinderopvang en peuterspeelzaal, zoals deze zijn opgenomen in artikel 10a en 10b van de onderhavige regeling. Op grond van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 8 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, zijn de genoemde opleidingseisen voor de beroepskrachten die op het moment van inwerkingtreding van het besluit reeds werkzaam zijn binnen de voorschoolse educatie in een gemeente anders dan Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht, pas van toepassing twaalf maanden na inwerkingtreding van het besluit. Daarmee hebben deze beroepskrachten twaalf maanden de tijd om aan de opleidings- en kwaliteitseisen, opgenomen in artikel 4 van het Besluit en in de onderhavige regeling te voldoen.

Nu in deze regeling slechts een opsomming wordt gegeven van opleidingen waarvan het getuigschrift leidt tot de bevoegdheid om als beroepskracht voorschoolse educatie in een kindercentrum of peuterspeelzaal te mogen werken, zijn aan deze regeling geen administratieve lasten verbonden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

Naar boven