Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 augustus 2010, nr. KO224959 (2729), houdende wijziging van de regeling ‘Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang’

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 1.64, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Besluit:

Artikel 1

De regeling ‘Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang’ wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 8a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1. Na ‘in het kalenderjaar 2010’ ingevoegd: en het kalenderjaar 2011.

2. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst en toegevoegd wordt:

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2012.

B

Na artikel 8a wordt ingevoegd artikel 8b, luidend als volgt:

Art. 8b. Onderzoek en registratie voorzieningen voor gastouderopvang in de periode 1 juli 2010 tot en met 31 december 2011

  • 1. In afwijking van artikel 4, verricht de toezichthouder in de periode 1 juli 2010 tot en met 31 december 2011 een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid, van de wet naar een voorziening voor gastouderopvang ten minste aan de hand van een toetsingskader overeenkomstig het model in bijlage 3, deel A.

  • 2. Indien de toezichthouder het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend heeft verricht aan de hand van een toetsingskader overeenkomstig het model in bijlage 3, deel A, en indien werd voldaan aan dat gedeelte van het toetsingskader, verricht de toezichthouder uiterlijk op 31 december 2011 alsnog een onderzoek aan de hand van een toetsingskader overeenkomstig het model in bijlage 3, deel B, naar een voorziening voor gastouderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder,

  • 3. Een onderzoek aan de hand van een toetsingskader overeenkomstig het model in bijlage 3, deel B kan uiterlijk 31 december 2011 eveneens plaatsvinden bij een andere voorziening voor gastouderopvang dan die, bedoeld in het tweede lid, indien sprake is van een ernstig vermoeden dat bij die andere voorziening de exploitatie niet zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, van de wet, dan wel op basis van een steekproef.

  • 4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de

Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

TOELICHTING

Algemeen

In verband met uitvoering van de motie ‘prioritering van het toezicht op locatie’ (Kamerstukken II 2009/10, 31 874, nr. 75) worden de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang, gewijzigd. De motie verzoekt de regering om geen extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor de inspectie van gastouders, maar het toezicht binnen het gestelde financiële kader uit te voeren door te prioriteren.

Voorop staat dat alle gastouders moeten voldoen aan de gestelde eisen in toetsingskader A en B. Dat betekent naast de administratieve controle op toetsingskader A, bij controle van de gastouder op de opvanglocatie ook de kwaliteitsaspecten ten aanzien van o.a. de accommodatie en inrichting, het pedagogisch beleid, het aantal kinderen en veiligheid en gezondheid uit toetsingskader B, in orde moeten zijn.

Om de motie uit te voeren wordt door middel van deze wijziging van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang geregeld dat de GGD vanaf 1 juli 2010 de bevoegdheid krijgt om de inspectie op toetsingskader A en toetsingskader B te splitsen. Dat houdt in dat gastouders in 2010 op basis van een positief advies op toetsingskader A in het landelijk register kinderopvang kunnen worden opgenomen. De inspectie op toetsingskader B kan later plaatsvinden, tot uiterlijk 31 december 2011.

De GGD houdt de bevoegdheid om tegelijkertijd op toetsingskader A en B te inspecteren. Indien daarbij blijkt dat de gastouder voldoet aan de gestelde eisen in toetsingskader A maar niet voldoet aan de gestelde eisen in toetsingskader B, wordt de gastouder niet in het landelijk register kinderopvang ingeschreven.

Naast splitsing tussen inspectie op toetsingskader A en B heeft de GGD per 1 juli 2010 de bevoegdheid om geen inspectie op toetsingskader B bij de vraagouder thuis te verrichten, behoudens wanneer ernstige signalen daartoe aanleiding geven. De GGD inspecteert alle gastouders op toetsingskader B die op hun eigenwoonadres opvang verzorgen. De inspecties kunnen gespreid plaatsvinden over 2010 en 2011.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel A

De GGD krijgt de bevoegdheid om in 2011 net zoals in 2010, in plaats van een inspectierapport te volstaan met een brief, waarin de bevindingen van het onderzoek zijn vermeld.

Artikel 1, onderdeel B

(artikel 8b, lid 1)

De GGD krijgt de bevoegdheid om in de periode 1 juli 2010 tot en met 31 december 2011, het onderzoek ten behoeve van registratie in het landelijk register kinderopvang ten minste uit te voeren op basis van toetsingskader A.

(artikel 8b, lid 2)

In het tweede lid wordt geregeld dat de GGD na onderzoek op basis van toetsingskader A, uiterlijk voor 31 december 2011, bij de gastouder die op het eigen woonadres opvang verzorgt, onderzoek verricht op basis van toetsingskader B.

(artikel 8b, lid 3)

In ieder geval wordt voor 31 december 2011 bij alle gastouders die op het eigen woonadres opvang verzorgen door de GGD onderzoek verricht op basis van toetsingskader B. In het derde lid krijgt de GGD daarenboven de bevoegdheid om voor 31 december 2011 onderzoek te verrichten op basis van toetsingskader B, bij gastouders die bij (één van de) vraagouders thuis opvang verzorgen, indien er ernstige vermoedens bestaan dat de opvang niet voldoet aan de gestelde eisen uit toetsingskader B, of op basis van een steekproef.

(artikel 8b, lid 4)

Dit inspectieregime geldt tot en met 31 december 2011

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

Naar boven