Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 23 december 2009, nummer WBV 2009/31, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/4.3.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3.6.2 Verlenging van geldigheidsduur

In bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden kunnen door één van de Schengenstaten afgegeven visa worden verlengd door de Visadienst. Het verlengen van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden geschiedt bij de doorlaatpost Rotterdam-Havens door de ZHP. Voor zover het een door een andere Schengenstaat afgegeven visum betreft, stelt de Visadienst in beginsel binnen 72 uur de centrale autoriteiten van de Schengenstaat dat het visum heeft afgegeven in kennis van de verlenging.

De geldigheidsduur kan worden verlengd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De vreemdeling voldoet aan de in artikel 12, eerste lid, Vw genoemde voorwaarden;

  • De vreemdeling kan aantonen dat hij er om bijzondere redenen belang bij heeft langer in het Schengengebied te verblijven dan de duur waarvoor het oorspronkelijke visum geldig was. Zulke bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in onvoorziene wijziging in de omstandigheden sinds de binnenkomst. Een aanvraag tot visumverlenging moet voldoende gemotiveerd zijn en in het bijzonder gebaseerd zijn op overmacht, humanitaire, ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen. Het gevolg van een verlenging mag in ieder geval niet zijn dat het visum voor een oneigenlijk doel wordt gebruikt;

  • De duur van de visumverlenging en de duur waarvoor het oorspronkelijke visum verblijf toestond, mogen samen niet meer dan drie maanden bedragen. Binnen Schengen is een verdergaande verlenging van het eenvormige visum niet mogelijk;

  • Toelating van de vreemdeling in een ander land moet zijn gewaarborgd;

  • Er moet een reisbiljet voorhanden zijn dat geldig is voor de reis naar een land waar toelating van de vreemdeling is gewaarborgd; dit reisbiljet kan zo nodig tot aan het vertrek van de vreemdeling worden ingehouden;

  • De reeds bij afgifte van het visum voor kort verblijf afgesloten ziektekostenverzekering moet zijn verlengd; en

  • Tussen de datum tot welke het visum verlengd wordt en de uiterste datum waarop toelating van de vreemdeling in een ander land is gewaarborgd moet een termijn van ten minste drie maanden liggen. Bij de bepaling van deze termijn moet niet alleen gelet worden op de geldigheidsduur van het paspoort, maar ook op de in dat reisdocument eventueel gestelde visa voor terugkeer naar het land van herkomst of doorreis door derde landen.

In geval van een nationale verlenging van de geldigheidsduur van het visum, waarbij de geldigheid van het visum wordt beperkt tot de Benelux, kan de geldigheidsduur van een visum, indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, nog eens worden verlengd met maximaal negentig dagen (zie artikel 11, tweede lid, SUO). De duur van het eerste oorspronkelijke visum (inclusief de eventuele eerdere verlenging voor het gehele Schengengebied) en de nationale verlenging mogen samen niet meer dan zes maanden bedragen. Deze zeer bijzondere omstandigheden moeten in ieder geval gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.

Ook het wezenlijk Nederlands belang kan aanleiding vormen om tot een nationale verlenging van de geldigheidsduur van een visum over te gaan. Het betreft hier zeer bijzondere gevallen waarbij nationale belangen, zoals bijvoorbeeld het internationaal aanzien van Nederland, economische en/of culturele belangen, in het geding zijn.

De geldigheid van het visum wordt hier beperkt tot Nederland. In deze gevallen dient soepel met de nationale verlenging met nog eens negentig dagen te worden omgegaan. Hiervoor geldt dat de duur van het eerste visum en de nationale verlenging samen niet meer dan zes maanden mogen bedragen, voor zover het verblijf boven de drie maanden is ingegeven door voorafgaande verblijven in andere Schengenlanden, waardoor niet zou kunnen worden voldaan aan het criterium van drie maanden verblijf per periode van zes maanden.

Studenten die op basis van het Erasmus Mundus programma langer in het Schengengebied willen verblijven en deelnemers van internationale gezelschappen zoals Cirque du Soleil worden in dit verband aangemerkt als zeer bijzondere gevallen. Verlenging boven de drie maanden is in die gevallen dan ook noodzakelijk ten einde het programma of voorstelling ook hier te lande te kunnen volbrengen c.q. geven. In de overige gevallen dient er sprake te zijn van zeer bijzondere omstandigheden die gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.

In geval van visumverlenging wordt in het reisdocument van de vreemdeling een Schengenvisumsticker aangebracht. Indien de vreemdeling houder is van een visumverklaring wordt de sticker op een afzonderlijk vel papier aangebracht.

Bijzondere categorieën

  • Houders van een geprivilegieerdendocument afgegeven door het ministerie van BuZa; de geldigheidsduur van het visum van deze personen hoeft niet te worden verlengd.

  • Houders van een diplomatiek paspoort die niet in het bezit zijn van een door het ministerie van Buza afgegeven geprivilegieerdendocument: verlenging van de geldigheidsduur van het visum geschiedt door de directie Kabinet en Protocol van het ministerie van BuZa.

B

Paragraaf A2/4.3.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4.7 De duur van de vrije termijn

Verblijf in de vrije termijn is toegestaan voor een bij artikel 3.3 Vb bepaalde duur, indien en zolang aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. vreemdelingen die een verblijf van ten hoogste drie maanden beogen; en

  • b. vreemdelingen die een verblijf van langer dan drie maanden beogen.

Het verblijf in de vrije termijn bedraagt ten hoogste drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden. Het tijdvak van zes maanden vangt aan op het moment van eerste binnenkomst van de vreemdeling in het Schengengebied (eventueel) met het op dat moment geldige visum.

De termijn van drie maanden wordt berekend door op de datum van inreis in Nederland vast te stellen of de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden in het Schengengebied heeft verbleven. Indien dat niet het geval is kan de volle termijn van drie maanden worden benut vanaf de datum van inreis in Nederland. Indien de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden reeds in het Schengengebied heeft verbleven wordt aan de hand van de datum van inreis in het Schengengebied berekend hoeveel dagen van de in totaal drie maanden vrije termijn resteert, ook al ligt deze datum van inreis vóór de zes maanden vanaf datum binnenkomst. Na deze eerste termijn van zes maanden, gaat er dan een nieuwe termijn van zes maanden lopen waarbinnen een derdelander drie maanden in het Schengengebied mag verblijven. De eerder binnen de tweede termijn verbleven periode wordt dan afgetrokken van de drie maanden vrije termijn. Bij de berekening van de vrije termijn zijn inreisstempels in één van de Schengenlanden leidend.

Ad a Een beoogd verblijf van ten hoogste drie maanden

Categorieën van vreemdelingen: duur vrije termijn niet-visumplichtigen: drie maanden (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef, onder c en d, Vb);

  • visumplichtigen (C-visum): voor de duur aangegeven in het visum;

  • houders van een luchthaventransitvisum (A-visum): geen;

  • houders van een doorreisvisum met recht van oponthoud (B-visum): voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste vijf dagen. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

  • houders van een reisvisum: voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste drie maanden. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

  • houders van een reisvisum geldig voor meerdere reizen: voor de duur aangegeven in het visum waarbij voor elke binnenkomst geldt dat deze ten hoogste drie maanden per zes maanden bedraagt (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO);

  • houders van een bijzonder doorlaatbewijs: voor de duur aangegeven in het bewijs (zie model M6).

Zie voor de geldigheidsduur van visa A2/4.3.

Op grond van artikel 3.3, derde lid, Vb kan de vrije termijn van niet-visumplichtige vreemdelingen in geval van bijzondere omstandigheden worden verlengd tot zes maanden. De Minister van Justitie is hiertoe bevoegd. Hierbij kan worden gedacht aan situaties van overmacht, zoals ernstige ziekte van familieleden of van de vreemdeling zelf of een zeer gewichtige zakelijk belang, waardoor een verblijf ná de drie maanden van de vrije termijn gewenst is. Ook op grond van het criterium wezenlijk Nederlands belang, zoals dat bij verlenging van de geldigheidsduur van visa staat beschreven (zie A2/4.3.6.2), kan tot verlenging van de vrije termijn tot zes maanden worden overgegaan.

Om deze verlenging van de vrije termijn zichtbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de sticker verblijfsaantekening algemeen, die in het paspoort wordt aangebracht. Voor deze verlenging van de vrije termijn worden geen kosten in rekening gebracht.

Ad b Beoogd verblijf van langer dan drie maanden

Vreemdelingen die een verblijf in Nederland beogen van langer dan drie maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een geldige mvv. Bij ontbreken van de vereiste mvv komt de vreemdeling in beginsel niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking (zie artikel 16, eerste lid, onder a, Vw).

De vrije termijn van vreemdelingen die voor een verblijf van langer dan drie maanden naar Nederland zijn gekomen, bedraagt acht dagen (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder e, Vb).

Voor niet-visumplichtige vreemdelingen en houders van een reisvisum die aanvankelijk naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, verstrijkt de vrije termijn uiterlijk op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan waaruit kan worden afgeleid dat zij het voornemen hebben langer dan drie maanden in Nederland te verblijven (zie artikel 3.3, tweede lid, Vb). Dit voornemen kan bijvoorbeeld blijken uit het indienen van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, het huren van woonruimte of het aanvaarden van werk voor langer dan drie maanden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 december 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

Nationale verlenging van de geldigheidsduur van een visum en verlenging van de vrije termijn inzake niet-visumplichtige vreemdelingen is mogelijk indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beide gevallen kan de geldigheidsduur van het visum en de periode van de vrije termijn in totaal maximaal zes maanden bedragen. In het kader van het door het kabinet voorgestane modern migratiebeleid is de doelstelling om de toelating van migranten die een positieve bijdrage leveren aan de (kennis) economie, de wetenschap en de cultuur, op een snelle en eenvoudige manier vorm te geven aangezien hiermee een wezenlijk Nederlands belang is gediend. Aan deze doelstelling wordt bijgedragen door de onderhavige beleidswijziging.

Artikelgewijs

A

In zaken waarbij nationale belangen (het internationaal aanzien van Nederland, economische en/of culturele belangen) in het geding zijn is gebleken dat de huidige verlengingscriteria vaak onvoldoende soelaas bieden. Daar er in de specifiek genoemde zeer bijzondere gevallen geen objectieve bezwaren bestaan tegen verlenging van de geldigheidsduur van het visum tot zes maanden dient er conform de genoemde criteria soepel met de nationale verlenging met nog eens negentig dagen te worden omgegaan.

B

Sinds 2 mei 2009 is het formeel in het Vb geregeld dat ook een niet-visumplichtige vreemdeling in geval sprake is van bijzondere omstandigheden zijn vrije termijn kan verlengen tot een maximum van zes maanden. Dit is enigszins vergelijkbaar met de situatie bij visumverlenging boven de drie maanden. Met deze wijziging van het Vb komt een einde aan het niet uit te leggen onderscheid tussen een visumplichtige en niet-visumplichtige vreemdeling, althans daar waar het gaat om de mogelijkheid van verlenging boven de drie maanden. In onderhavig artikel is deze Vb-wijziging verwerkt.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven