Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 juli 2010, nr. G&VW/VW/2010/9012, tot vaststelling van een beleidsregel met betrekking tot artikel 5, tweede lid, van het Warenwetbesluit liften Beleidsregel

Vervaardiging liften

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Artikel 5, tweede lid Warenwetbesluit liften

Besluit:

Met betrekking tot punt 2.2, derde zin, van Bijlage I, essentiële veiligheids- en gezondheidseisen betreffende het ontwerp en de bouw van liften en veiligheids-componenten, van richtlijn nr. 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake liften (Pb EG L 213), geldt het volgende:

Als in uitzonderlijke gevallen ter voorkoming van het risico van verplettering andere middelen dan een vrije ruimte of schuilruimte voorbij de uiterste standen van de liftkooi worden gebruikt, dan worden deze als passend beschouwd als aan de volgende voorwaarden is voldaan.

A. Uitzonderlijke gevallen

Als uitzonderlijke gevallen worden beschouwd die gevallen waarin voldoende vrije ruimte onder of boven in de liftschacht in bestaande gebouwen niet uitvoerbaar is. Dit betreft onder meer liften die niet op een andere plaats geïnstalleerd kunnen worden en waarbij obstakels zoals hoofdfundatiebalken moeten worden doorbroken of hoofdriolen met een doorsnede groter dan 1,5 m moeten worden omgelegd.

B. Vrije ruimte boven de kooi

Te bepalen overeenkomstig de hoofdstukken 5.5, 5.6, 6 en 7 van NEN-EN 81-21:2009, Veiligheidsregels voor de vervaardiging en het aanbrengen van liften – Liften voor het vervoer van personen en goederen – Deel 21: Nieuwe personenliften en personen-, goederen-liften in bestaande gebouwen.

C. Vrije ruimte onder de kooi

Te bepalen overeenkomstig de hoofdstukken 5.7, 5.8, 6 en 7 van NEN-EN 81-21:2009, Veiligheidsregels voor de vervaardiging en het aanbrengen van liften – Liften voor het vervoer van personen en goederen – Deel 21: Nieuwe personenliften en personen-, goederen-liften in bestaande gebouwen.

Verzoeken om instemming met het gebruik van andere passende middelen kunnen vooraf worden ingediend bij de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De beleidsregel met betrekking tot het Warenwetbesluit liften van 26 januari 2004, Stcrt. 2004, nr. 18, wordt ingetrokken.

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 maart 2011.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 juli 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

M.R.P.M. Camps.

TOELICHTING

De beleidsregel met betrekking tot het Besluit liften van 26 januari 2004 (Stcrt. 2004, nr. 18) wordt door middel van dit besluit per 1 maart 2011 ingetrokken en vervangen door onderhavige beleidsregel. Dit omdat de beleidsregel van 26 januari 2004 en de toelichting daarop niet meer geheel actueel waren wat betreft de daarin vermelde EN-norm. De harmonisatie van de Europese norm EN 81-21 is in het Publicatieblad van de Europese Unie (2009/C 263/03) van 5 november 2009 bekend gemaakt.

In artikel 5, tweede lid, van het Warenwetbesluit liften wordt bepaald dat liften moeten voldoen aan de in Bijlage I van de richtlijn liften opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. Onder punt 2.2 van deze eisen wordt voorgeschreven dat ter voorkoming van het gevaar van verplettering een vrije ruimte of schuilruimte voorbij de uiterste standen van de kooi aanwezig moet zijn. In uitzonderlijke gevallen evenwel, met name wanneer een vrije ruimte of schuil-ruimte in bestaande gebouwen niet uitvoerbaar is, kunnen andere passende middelen worden gebruikt om dit risico te voorkomen. Daarbij moet de overheid wel in de gelegenheid worden gesteld daarmee vooraf in te stemmen. In onderhavige beleidsregel wordt aangegeven wat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder ‘uitzonderlijke gevallen’ en ‘andere passende middelen’ verstaat.

Het indienen van verzoeken om instemming met het gebruik van andere passende middelen kunnen bij de Arbeidsinspectie via post, E-mail of internet worden ingediend. Indienen via internet is het meest eenvoudig en verkort de doorlooptijd.

Postadres: Arbeidsinspectie, Postbus 820, 3500 AV Utrecht

E-mail: arbeidsinspectie@minszw.nl

Telefoon: 0800-270 00 00

Fax: 070-333 61 61

Internet: www.arbeidsinspectie.nl

In onderhavige beleidsregel wordt verwezen naar de voorschriften opgenomen in de relevante hoofdstukken van NEN-EN 81-21. Een beperking van de snelheid van de lift is niet langer opgenomen, omdat het veiligheidsniveau van de voorzieningen in NEN-EN 81-21 ook voldoende wordt geacht voor liften met hogere snelheid dan 0,63 m/s.

Voor de invoering van de beleidsregel is voorzien in een invoeringstermijn (1 maart 2011). Deze termijn sluit aan bij de termijn voor de invoering van norm NEN-EN 81-21.

Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Het gestelde in de beleidregel is voor liftinstallateurs op zich niet bindend. Uitgangspunt is echter dat, wanneer conform deze beleidsregel wordt gehandeld, er op vertrouwd mag worden dat de betreffende wettelijke regel in voldoende mate wordt nageleefd. Indien de liftinstallateurs op een andere door hun aan te tonen gelijkwaardige wijze of betere wijze aan het wettelijke voorschrift kunnen voldoen, vindt deze beleidsregel geen toepassing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

M.R.P.M. Camps.

Naar boven