Regeling van de Minister van Economische Zaken van 14 juli 2010, nr. WJZ/10105639, tot verhoging van het subsidieplafond in de Regeling windenergie op zee 2009

WJZ/10105639

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 18 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling windenergie op zee 2009 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden als volgt:

  • 1. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie die is aangevraagd in de periode, bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt € 5.384.817.810,00.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 juli 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

De wijziging van het subsidieplafond in de Regeling windenergie 2009 vloeit voort uit de systematiek die bij ministeriële regelingen op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie wordt toegepast bij de berekening van het subsidieplafond. Bij deze systematiek is het beschikbare kasbudget leidend. In de SDE wordt van het beschikbare kasbudget een programmabudget (verplichtingenbudget) afgeleid, rekening houdend met het ‘slechtste scenario’, te weten: een subsidiebedrag gebaseerd op de basiselektriciteitsprijs genoemd in artikel 10 en het maximum tenderbedrag, genoemd in artikel 4 van de Regeling windenergie op zee 2009. Dit programmabudget vormt het subsidieplafond voor de Regeling windenergie op zee 2009. Nu er subsidiebeschikkingen zijn afgegeven op basis van een lager tenderbedrag dan het in de regeling genoemde maximum tenderbedrag, is het restbudget voor het ‘slechtste scenario’ herberekend. Naar aanleiding van deze herberekening is gebleken dat het programmabudget bij een gelijkblijvend kasbudget iets hoger kan worden vastgesteld.

De inwerkingtredingsbepaling van deze wijzigingregeling wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Afwijking van dat kabinetsstandpunt is in dit geval toegestaan wegens uitzonderingsgrond 1: de doelgroepen zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven