Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2010, nr. 11780, houdende de toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit inspecteur-generaal SZW 2010)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen, artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel a, en artikel 23, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directie:

een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met e en onderdeel i;

b. directeur:

een functionaris die leiding geeft aan een directie;

c. teamleider stafbureau:

de functionaris die leiding geeft aan het stafbureau, genoemd in artikel 2, onderdeel j.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

Onder de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid ressorteren:

  • a. het Agentschap SZW;

  • b. de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;

  • c. de directie AI Arbeidsomstandigheden;

  • d. de directie AI Major Hazard Control;

  • e. de directie AI Arbeidsmarktfraude;

  • f. een Concernstaf AI;

  • g. de afdeling Personeelsontwikkeling AI;

  • h. de afdeling Informatievoorziening AI;

  • i. de Inspectie Werk en Inkomen;

  • j. een stafbureau.

§ 3. Verantwoordelijkheden

Artikel 3

  • 1. Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor de planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het voorbereiden en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde uitgangspunten, met dien verstande dat voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen geldt dat de plannen, genoemd in artikel 38, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden voorbereid en uitgevoerd binnen de uitgangspunten, vastgesteld door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • i. het rapporteren aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoering van de jaarplannen en meerjarenplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het na overeenstemming daarover met de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op de gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen;

    • o. het bijdragen aan taken betreffende de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de ontwikkeling daarvan.

  • 2. Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel k, is van overeenkomstige toepassing op de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI, alsmede de teamleider stafbureau.

  • 3. De directeuren van het Agentschap SZW, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Inspectie Werk en Inkomen zijn tevens verantwoordelijk voor het inzake hun directie optreden als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 4

  • 1. Het Agentschap SZW is belast met de uitvoering van door de minister vastgestelde subsidieregelingen op het terrein van het Europees Sociaal Fonds.

  • 2. Het Agentschap SZW kan ook belast worden met de uitvoering van overige door de minister vastgestelde regelingen op het terrein van werk en inkomen.

  • 3. Het Agentschap SZW kan, na instemming van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid andere dan in dit artikel bedoelde diensten verrichten.

  • 4. Het Agentschap SZW kan, na instemming van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid regelingen uitvoeren voor opdrachtgevers buiten het ministerie.

  • 5. De directeur van het Agentschap SZW is verantwoordelijk voor de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van het Agentschap SZW, voor zover het niet gaat om centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel c, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009.

Artikel 5

  • 1. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is – onder gezag van de officier van justitie – verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten op de beleidsterreinen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt en de strafbare feiten, welke worden geconstateerd in het kader van genoemde opsporing en welke daarmee verband houden.

  • 2. In het kader van de opsporing van deze strafbare feiten is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst verantwoordelijk voor het verzamelen van criminele inlichtingen en een juiste verwerking van persoonsgegevens binnen het kader van de geldende privacywetgeving.

  • 3. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is mede in verband met de opsporing, bedoeld in het eerste lid belast met het toetsen van voorgenomen wet- en regelgeving op handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid, het verzamelen van beleidsrelevante informatie, het opstellen van rapportages (criminaliteitsbeelden, risicoanalyses en onderzoeksevaluaties) en het adviseren van beleidsdirecties en andere betrokkenen daarover.

  • 4. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het technisch beheer, de exploitatie en de beveiliging van de ICT-infrastructuur, voor zover dit betrekking heeft op digitaal bewijsmateriaal dat door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is opgeslagen en zich bevindt op de door de directie Bedrijfsvoering specifiek daartoe aangewezen computerapparatuur binnen het netwerkdomein van het ministerie.

  • 5. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de beleidsvorming, de instrumentenontwikkeling en de controle op de naleving van het beveiligingsbeleid (ICT, gebouwen en personen) welke specifiek is voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 6. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van de archieven met opsporingsinformatie van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.

  • 7. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van diverse financiële processen welke specifiek zijn voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 8. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het SZW-informatieknooppunt. Het SZW-informatieknooppunt verzamelt informatie, analyseert deze informatie en verstrekt deze vervolgens aan deelnemende partijen. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst borgt een uitvoeringspraktijk van het SZW-informatieknooppunt, waarbij geheel onafhankelijk van het opsporingsproces van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst wordt geopereerd.

Artikel 6

  • 1. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door werkgevers en werknemers door middel van controles, het opsporen van strafbare feiten, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk, de verlening van vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen en bestuursdwang, op het gebied van arbeidsomstandigheden met inbegrip van stralingsbescherming, gewasbeschermingsmiddelen en biociden, gevaarlijke werktuigen en stoffen, arbeidstijden en milieubeheer. De directie AI Arbeidsomstandigheden is tevens verantwoordelijk voor aan de minister opgedragen toezichtswerkzaamheden op grond van wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsveiligheid, arbeidsgezondheid en productveiligheid aangewezen certificatie- en keuringsinstellingen die zijn belast met het verstrekken van certificaten, dan wel het verrichten van keuringen in het belang van veiligheid en gezondheid in de arbeid.

  • 2. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden.

  • 3. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op zijn terrein.

  • 4. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het verrichten van onderzoek bij gemelde arbeidsongevallen, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel i, van de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel 7

  • 1. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet, in het bijzonder ten aanzien van het bij of krachtens artikel 6 van die wet en hoofdstuk II, afdeling 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalde, door middel van het opsporen van strafbare feiten, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk, de verlening van vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen en toepassing van bestuursdwang.

  • 2. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Major Hazard Control.

  • 4. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het onderhouden van de samenwerkingsverbanden met de instanties die mede betrokken zijn bij de uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.

  • 5. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het verrichten van onderzoek bij gemelde arbeidsongevallen, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel i, van de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel 8

  • 1. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving alsmede het opsporen van strafbare feiten met name ten aanzien van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 2. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën en projecten met betrekking tot de aanpak van arbeidsmarktfraude.

  • 3. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de participatie in multidisciplinaire- en interventieteams.

  • 4. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Arbeidsmarktfraude.

  • 5. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het adviseren en ondersteunen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen c tot en met h, met betrekking tot financiële, materiële en huisvestingszaken, alsmede het organiseren van het daaraan verbonden beheer.

  • 6. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het verbindingsbureau detacheringsarbeid, genoemd in artikel 4 van Richtlijn 96/71/EG.

Artikel 9

De Concernstaf AI is verantwoordelijk voor de advisering van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn functie als algemeen directeur van de Arbeidsinspectie omtrent strategische vraagstukken met betrekking tot de missie, positionering, taken, handhaving, presentatie en het functioneren van de Arbeidsinspectie.

Artikel 10

De afdeling Personeelsontwikkeling AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het te voeren personeelsontwikkelingsbeleid van de Arbeidsinspectie en het organiseren van voor de Arbeidsinspectie specifieke opleidingen.

Artikel 11

  • 1. De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het informatiebeleid van de Arbeidsinspectie.

  • 2. De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het implementeren van nieuwe informatiesystemen en het beheer van de binnen de Arbeidsinspectie gangbare informatiesystemen, voor zover dit niet de verantwoordelijkheid is van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie.

Artikel 12

De Inspectie Werk en Inkomen is verantwoordelijk voor:

  • a. de uitvoering van de taken, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • b. de strategie en de beleidsontwikkeling van de Inspectie Werk en Inkomen binnen de uitgangspunten, vastgesteld door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 13

Het stafbureau is verantwoordelijk voor het beheersmatig en beleidsinhoudelijk adviseren van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

§ 4. Bevoegdheden

Artikel 14

  • 1. Elk van de directeuren, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van het onder hem ressorterende dienstonderdeel, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2. Aan elke directeur, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

    • a. de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden;

    • b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,- per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 6. Van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid is uitgezonderd het aangaan en ondertekenen van convenanten of samenwerkingsovereenkomsten die worden gesloten met een partij buiten het ministerie.

  • 7. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat niet het nemen van besluiten in bezwaar- en beroepsprocedures, welke bevoegdheid is voorbehouden aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onverminderd mandatering daarvan aan een andere functionaris.

Artikel 15

  • 1. De volgende bevoegdheden ten behoeve van de Inspectie Werk en Inkomen zijn voorbehouden aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen:

    • a. het vaststellen van de plannen, genoemd in artikel 38 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, jaarplannen van de Inspectie Werk en Inkomen betreffende door de Auditdienst van het ministerie uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het organisatiegerichte rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht van de Inspectie Werk en Inkomen, en rapporten die worden toegezonden aan de minister;

    • b. het vaststellen en ondertekenen van brieven, gericht aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal, alsmede brieven ter aanbieding van vastgestelde jaarplannen, meerjarenplannen en rapporten aan instellingen die onder toezicht staan van de Inspectie Werk en Inkomen.

  • 2. De in het artikel 14, eerste lid, genoemde bevoegdheid omvat voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen mede de bevoegdheid tot het maken van werkafspraken met de directeur van de Auditdienst van het ministerie over de uitvoering van door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, vastgestelde jaarplannen betreffende de door de Auditdienst van het ministerie in opdracht van de Inspectie Werk en Inkomen uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht (exclusief doeltreffendheid) van de Inspectie Werk en Inkomen, voor zover dat is gericht op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 2, respectievelijk artikel 3 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, en over afzonderlijk door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid in bovengenoemde functie aan de directeur van de Auditdienst opgedragen werkzaamheden.

Artikel 16

  • 1. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd om besluiten te nemen over en stukken vast te stellen en te ondertekenen met betrekking tot het uitvoeren van bekostigingsactiviteiten die verband houden met de toekenning en de verrekening van subsidies, voorschotten en budgetten aan uitvoerende instellingen in het kader van subsidieregelingen waarvan de uitvoering aan het Agentschap SZW is opgedragen.

  • 2. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd tot het afsluiten van:

    • a. overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening, na afstemming met de directeur Financieel-Economische Zaken;

    • b. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen;

    • c. overeenkomsten met betrekking tot de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal voor zover het betreft de voorlichting over de door het Agentschap SZW uit te voeren subsidieprogramma’s aan doelgroepen en publiek, na afstemming met de directeur Communicatie;

    • d. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen, systeemontwikkeling en licenties, mits er gebleven wordt binnen de door de secretaris-generaal en de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen kaders;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen, de huisvesting, facilitaire voorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens andere organisatieonderdelen van het ministerie, die niet ressorteren onder de inspecteur-generaal, zijn gehuisvest.

  • 3. In afwijking van artikel 14, vijfde lid, geldt voor de directeur van het Agentschap SZW dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan tot een waarde van ten hoogste € 500.000 per overeenkomst.

Artikel 17

  • 1. De directeur van de Inspectie Werk en Inkomen is bevoegd tot het afsluiten van:

    • a. overeenkomsten die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal, gericht op de communicatie van toezichtsbevindingen;

    • b. overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen.

  • 2. Voor zover er geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens een ander organisatieonderdeel van het ministerie, niet zijnde het Agentschap SZW, is gehuisvest, is de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen bevoegd tot het aangaan van:

    • a. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen, tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt;

    • b. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de Haagse vestigingen van het ministerie.

  • 3. In afwijking van artikel 14, vijfde lid, geldt voor de directeur van de Inspectie Werk en Inkomen dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan tot een waarde van ten hoogste € 500.000 per overeenkomst.

Artikel 18

  • 1. De directeuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen directeuren bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden doorverlenen aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen, voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en voor zover de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarmee schriftelijk instemt. Voorzover de doorverlening van bevoegdheden de beoordeling van medewerkers betreft, geldt dat de vaststelling van een beoordeling van een medewerker altijd dient te geschieden door de functionaris die leiding geeft aan de functionaris die de beoordeling heeft opgemaakt.Daar waar de bevoegdheid tot het opmaken van de beoordeling is gemandateerd aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder een rechtstreeks onder een directeur ressorterende functionaris, kan de bevoegdheid tot het vaststellen van de beoordeling gemandateerd worden aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris.

  • 3. Onverminderd het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 19

  • 1. Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering 2009 wordt ingetrokken.

  • 2. Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de volgende regelingen die genomen zijn krachtens artikel 3, eerste lid, onderdeel k, en 15 van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering 2009 op artikel 3, eerste lid, onderdeel k, en 18 van deze regeling:

    • a. het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Agentschap SZW 2009;

    • b. het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SIOD 2009;

    • c. het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie AI Arbeidsomstandigheden 2009;

    • d. het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie AI Major Hazard Control 2009;

    • e. Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie AI Arbeidsmarktfraude.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze regeling berust het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Inspectie Werk en Inkomen 2007 die genomen is krachtens artikel 23, eerste en derde lid van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 op artikel 3, eerste lid, onderdeel k, en 18 van deze regeling.

Artikel 20

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2010.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit inspecteur-generaal SZW 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juli 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.A. van den Bos.

TOELICHTING

Algemeen

Per 1 maart 2010 is er een inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid (IG SZW). De IG SZW geeft leiding aan de Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en aan het Agentschap SZW. De IG SZW is tevens benoemd tot inspecteur-generaal op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). De IG SZW is belast met de totstandkoming en inrichting van één inspectie SZW.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen regelt de IG SZW, in zijn functie van inspecteur-generaal genoemd in artikel 36 van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen (Wet SUWI), met inachtneming van de departementale kaders, de inrichting en de organisatie van de Inspectie Werk en Inkomen.

Ingevolge artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel a, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 (hierna: OMV-besluit SZW 2009) is de IG SZW verantwoordelijk voor het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen en de functionarissen die daaraan leiding geven. Ingevolge artikel 23 OMV-besluit SZW 2009 kunnen bevoegdheden worden doorverleend aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen.

In dit besluit worden door de IG SZW taken en verantwoordelijkheden belegd bij onder hem ressorterende organisatieonderdelen en worden tevens vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverleend aan de directeuren en de leidinggevenden die voor de toepassing van dit besluit met dezen worden gelijkgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel a

Voor de toepassing van dit besluit worden alle in artikel 2 vermelde organisatieonderdelen aangemerkt als directie. Dat betekent dat de normen die betrekking hebben op directies, en de normen die gericht zijn tot de directeuren, van toepassing zijn ten aanzien van die organisatieonderdelen en ten aanzien van de hoofden van die onderdelen. Hierbij nemen het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen wel een bijzondere positie in (zie artikel 15 respectievelijk artikel 16 en 17 en de toelichting daarbij).

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke algemene verantwoordelijkheden voor alle directeuren gelden.

Onderdeel a van het eerste lid geeft aan dat de directeuren belast zijn met het leiding geven aan de eigen directie. Hierbij moeten zij wel de aanwijzingen en richtlijnen van de bewindspersonen, van de secretaris-generaal voor zover voortvloeiend uit het koninklijk besluit van 18 oktober 1988 inzake de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal en van de plaatsvervangend secretaris-generaal, onder wie zij ressorteren, in acht nemen, dit onverminderd het bepaalde in de Wet SUWI en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen. Onderdeel e van het eerste lid geeft aan dat elke directeur verantwoordelijk is voor de personeelsaangelegenheden van de onder hem ressorterende functionarissen. Hierbij geldt wel dat zij de departementale regels en aanwijzingen in acht moeten nemen. Uiteraard moeten zij ook de toepasselijke wet- en regelgeving toepassen, met name de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de daarop berustende regelgeving.

Onderdeel m van het eerste lid laat de ruimte aan directeuren om de taken die uit het dynamisch archiefbeheer voortvloeien, geheel of deels, op te dragen aan de directie Bedrijfsvoering.

Het tweede lid regelt dat het eerste lid, met uitzondering van onderdeel k, van overeenkomstige toepassing is op de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI, alsmede de teamleider stafbureau. Rechtstreeks onder de IG SZW vallen vier stafafdelingen. Drie daarvan ondersteunen de IG SZW in zijn functie van algemeen directeur van de Arbeidsinspectie (AI). Dit zijn de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI. In Artikel 9, 10 en 11 worden de verantwoordelijkheden van deze afdelingen nader aangegeven. Naast deze stafafdelingen voor de AI is er het stafbureau van de IG SZW. In Artikel 13 wordt de verantwoordelijkheid van deze afdeling nader aangegeven.

Het derde lid regelt dat de directeuren van het Agentschap SZW, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Inspectie Werk en Inkomen ten opzichte van de ondernemingsraden van deze dienstonderdelen optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 4

In dit artikel wordt de taakomschrijving en verantwoordelijkheden van de het Agentschap SZW weergegeven.

In een eigenaarconvenant is nader uitgewerkt hoe de rol van de IG SZW als ‘eigenaar’ zich verhoudt tot de taken van het Agentschap SZW.

In het tweede lid wordt geregeld dat het Agentschap SZW ook belast kan worden met de uitvoering van regelingen anders dan die in het eerste lid worden genoemd, indien deze betrekking hebben op het terrein van werk en inkomen. Hiervoor is in dit besluit echter geen mandaat opgenomen. Dit betekent dat indien een organisatieonderdeel van het ministerie op grond van dit artikel een regeling wil laten uitvoeren door het Agentschap SZW, er naast een opdrachtverlening tevens een mandaat gegeven moet worden. Over een opdrachtverlening op grond van het tweede lid van dit artikel zijn nadere regels opgenomen in een opdrachtgeversconvenant.

Indien het Agentschap SZW regelingen of diensten als bedoeld in het tweede en derde lid uitvoert, kan ervoor gekozen worden om het Agentschap SZW ook te belasten met de behandeling van bezwaar- en beroepszaken die daaruit voortvloeien. In dat geval zal daartoe een mandaat gegeven moeten worden.

In het vierde lid wordt geregeld dat het Agentschap SZW ook opdrachten van opdrachtgevers buiten het ministerie kan uitvoeren.

In het vijfde lid is de verantwoordelijkheid voor de werkgeversverplichting voortvloeiend uit de Arbeidsomstandighedenwet 1998 opgenomen.

Artikel 5 t/m 13

In deze artikelen worden de taakomschrijving en verantwoordelijkheden van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de directie AI Arbeidsomstandigheden, de directie AI Major Hazard Control, de directie AI Arbeidsmarktfraude, de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI, de afdeling Informatievoorziening AI, de Inspectie Werk en Inkomen en het stafbureau weergegeven.

Het ministeriële toezicht op de certificerende en keurende instellingen, door de minister aangewezen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en de Warenwet, is met ingang van 1 maart 2010 overgegaan van de Inspectie Werk en Inkomen naar de directie AI Arbeidsomstandigheden.

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Inspectie Werk en Inkomen zijn beschreven in de Wet SUWI, het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen, en andere wetten waarin aan de Inspectie Werk en Inkomen het toezicht wordt opgedragen, zoals de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, en de Pensioenwet.

Artikel 14

In het eerste lid is een algemene bevoegdheid voor elke directeur geregeld om besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en andere handelingen te verrichten, voor zover deze betrekking hebben op de taken van zijn directie. Deze taken staan eerder in dit besluit voor elke directie en projectorganisatie gespecificeerd aangegeven (de artikelen 4 tot en met 13). Het gaat hier om mandaten, volmachten en machtigingen om namens een bewindspersoon te handelen (zie voor een toelichting op deze begrippen de toelichting bij artikel 1 van het OMV-besluit SZW 2009).

In het vierde lid wordt aangegeven dat de bevoegdheid om overeenkomsten aangegaan is beperkt tot overeenkomsten met een bepaalde waarde per overeenkomst. Voor het berekenen van de waarde van een overeenkomst moet worden uitgegaan van de maximale waarde die een overeenkomst kan hebben. Dat betekent dat bij overeenkomsten waarin de hoogte van de verplichting niet in de overeenkomst zelf is vastgelegd en bij overeenkomsten waarin is voorzien in verlengingsmogelijkheden voor de tekeningsbevoegdheid moet worden uitgegaan van de maximale waarde.

Het gestelde in het vijfde lid, onderdelen c en d, betreft medewerkers die niet op basis van een ambtelijke aanstelling werkzaam zijn bij SZW. Met betrekking tot de in het vijfde lid, onderdeel c, geregelde bevoegdheid wordt opgemerkt dat directeuren voor de inhuur van externen voor specifieke projecten (dus niet voor het tijdelijk vervangen van zittend personeel, bijvoorbeeld voor het opvangen van vacatures, ziekte, zwangerschapsverlof of langdurig verlof) vooraf instemming van de IG SZW moeten hebben (en dekking van de daarmee gepaard gaande uitgaven moeten aangeven).

Artikel 15

In aansluiting op het eerste lid van artikel 14 geeft het eerste lid aan wat ten behoeve van de Inspectie Werk en Inkomen is voorbehouden aan de IG SZW in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet SUWI.

Het tweede lid legt de bevoegdheid van de directeur IWI vast tot het maken van werkafspraken met de directeur van de Auditdienst van SZW in het kader van de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van het rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht van de Inspectie Werk en Inkomen. In de nader gepreciseerde visie op de taken van de Inspectie Werk en Inkomen, waarvan de minister op 4 maart 2009 de Tweede Kamer per brief op de hoogte heeft gesteld, is het in de Wet SUWI neergelegde organisatiegerichte rechtmatigheids- en doelmatigheidstoezicht (exclusief doeltreffendheid) geen taak meer voor de Inspectie Werk en Inkomen. Totdat de wetgeving hierover is gewijzigd, zal het toezicht op afzonderlijke organisaties en op gemeenten blijven worden uitgeoefend, en blijft de verantwoordelijkheid daarvoor bij de IG SZW in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet SUWI. De uitvoering van de voorbereidende werkzaamheden die leiden tot oordeelsvorming ten aanzien van rechtmatigheid en doelmatigheid (exclusief doeltreffendheid), voor zover deze betrekking hebben op één organisatie of op gemeenten, wordt ondergebracht bij de Auditdienst (AD) van het ministerie van SZW. De opzet van het onderzoek in het kader van deze taken, alsmede de uiteindelijke oordeelsvorming, zullen plaatsvinden bij de Inspectie Werk en Inkomen.

Aangezien er geen sprake is van overhevelen van verantwoordelijkheden of bevoegdheden, is er geen wetswijziging voor nodig om de bedoelde uitvoerende werkzaamheden onder te brengen bij de Auditdienst. De IG SZW in zijn functie van inspecteur-generaal, genoemd in artikel 36 van de Wet SUWI, blijft volledig verantwoordelijk voor deze taak en voor de kwaliteit ervan. Binnen de Auditdienst wordt een aparte eenheid gevormd, die mede belast wordt met de uitvoering van de opdrachten van de IG SZW in bovengenoemde functie.

Artikel 16 en 17

Het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen hebben bij gezamenlijk besluit van het Ministerie van SZW en het Ministerie van Financiën de status van baten-lastendienst toegekend gekregen. Deze status brengt met zich mee dat voor deze organisatieonderdelen ruimere bevoegdheden gelden dan voor de ‘reguliere’ directies van SZW.

Artikel 18

In het tweede lid van dit artikel wordt mogelijk gemaakt dat een directeur, na toestemming van de IG SZW, mandaat kan verlenen aan afdelingshoofden om beoordelingen vast te stellen. Het moet dan wel gaan om beoordelingen van medewerkers die onder deze afdelingshoofden vallende leidinggevenden vallen. Dit om te voorkomen dat de directeur zeer vele beoordelingen moet vaststellen voor medewerkers die meer dan twee hiërarchische lagen daaronder gelegen zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.A. van den Bos.

Naar boven