Besluit van de Minister van Justitie van 18 juni 2010, nr. WBV 2010/11A, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A5/4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1 Inleiding

Ingevolge artikel 68, eerste lid, Vw kan slechts op aanvraag worden beslist tot opheffing van de ongewenstverklaring. Het eerste lid van artikel 6.6 Vb heeft betrekking op de termijn waarna de ongewenstverklaring op aanvraag in ieder geval wordt opgeheven. Dit heeft het karakter van een bovengrens.

De ongewenstverklaring wordt op verzoek in ieder geval opgeheven indien er sinds de ongewenstverklaring en het vertrek van de vreemdeling tien jaren (een geweldsdelict, een opiumdelict of een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaren is bedreigd), vijf jaren (ingeval van een ander misdrijf), of één jaar (ingeval van het bij herhaling begaan van een bij de Vw strafbaar gesteld feit) is verstreken en de vreemdeling gedurende die periode niet aan strafvervolging ter zake van een misdrijf is onderworpen.

Bij de vaststelling van de bovengrens is er vanuit gegaan dat na het verstrijken van de termijn het gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid (in aanvaardbare mate) is geweken dan wel dat het algemeen belang van de Staat, dat is gediend met de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, in redelijkheid dient te wijken voor het persoonlijk belang van de vreemdeling.

Indien zwaarwegende belangen zich naar het oordeel van onze Minister verzetten tegen opheffing van de ongewenstverklaring na vijf jaren, bedraagt deze termijn tien jaren (zie artikel 6.6, tweede lid, Vb). Toepassing hiervan vergt een afweging tussen de rechtstreeks in het geding zijnde individuele belangen.

In artikel 6.6, derde lid, Vb is opgenomen wanneer de termijnen opnieuw aanvangen.

Een verzoek om opheffing van een ongewenstverklaring op grond van een gevaar voor de nationale veiligheid kan alleen worden ingewilligd indien de vreemdeling sinds de ongewenstverklaring en het vertrek uit Nederland ten minste tien achtereenvolgende jaren buiten Nederland heeft verbleven. Indien op grond van een ambtsbericht van de AIVD kan worden vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, dan zal de ongewenstverklaring worden gehandhaafd.

In voorkomende gevallen kan ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van onder andere (buitenlandse) ministeries of inlichtingendiensten.

Er kunnen zich echter (uitzonderlijke) gevallen voordoen waarbij het gevaar voor de openbare orde is geweken of het persoonlijk belang van de vreemdeling dient te prevaleren vóórdat de van toepassing zijnde duur van de ongewenstverklaring is verstreken. Het algemeen belang van de Staat kan alleen wijken voor het persoonlijk belang van de vreemdeling als sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden van het individuele geval die bij de totstandkoming van de algemene regel (lees: de bovengrens) niet zijn betrokken. In ieder geval kan het enkele gegeven dat de vreemdeling zich gedurende de ongewenstverklaring niet schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit en niet meer in Nederland heeft verbleven, niet worden aangemerkt als een bijzonder feit of omstandigheid.

B

Paragraaf A5/4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3 De inhoud van de aanvraag

Bij de aanvraag dient de vreemdeling in ieder geval de volgende informatie te leveren (zie artikel 6.6 vierde lid, Vb):

  • a. een schriftelijke verklaring van de vreemdeling dat hij sinds zijn vertrek uit Nederland na de ongewenstverklaring tien, onderscheidenlijk vijf achtereenvolgende jaren of één jaar buiten Nederland heeft verbleven en dat hij zich in die periode niet schuldig heeft gemaakt aan misdrijven en dat hij niet aan strafvervolging onderworpen is;

  • b. een kopie van de documenten voor grensoverschrijding die de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft gehouden;

  • c. een overzicht van de plaatsen waar de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft verbleven, voorzien van bewijsstukken, en

  • d. een schriftelijke verklaring, afgegeven door de terzake bevoegde autoriteiten van het land of de landen waar de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft verbleven, dat de vreemdeling zich tijdens dat verblijf niet schuldig heeft gemaakt aan misdrijven en niet aan strafvervolging onderworpen is.

Het overleggen van een verklaring als bedoeld onder d kan achterwege blijven indien het overleggen van een dergelijke verklaring niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege de algemene (oorlogs)situatie of het ontbreken van een registratie in dat land.

C

Paragraaf B1/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4 Openbare orde en nationale veiligheid

Ingevolge de Vw kan het verblijf van een vreemdeling in Nederland worden geweigerd dan wel beëindigd, indien de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde of nationale veiligheid. In deze paragraaf zijn de algemene regels opgenomen met betrekking tot de openbare orde bij de verlening, verlenging, wijziging en intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste verblijfsaanvaarding van vreemdelingen en de ontzegging van voortzetting van verblijf van vreemdelingen.

Afwijkende bepalingen met betrekking tot de openbare orde bij de verlening, verlenging, wijziging en intrekking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zijn opgenomen voor:

  • gemeenschapsonderdanen en Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het Associatieovereenkomst EG-Turkije: in B10 en B11;

  • vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het feit dat niet binnen drie jaren onherroepelijk op een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is beslist: in B1/4.10;

  • de verblijfsvergunning asiel: in C5/3;

  • houders van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die door een andere EU-lidstaat (de eerste lidstaat) is afgegeven of diens gezinsleden, die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in Nederland (tweede lidstaat): in B17.

Bepalingen met betrekking tot de openbare orde bij:

  • de verlening en intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zijn opgenomen in B1/7.1.5, B1/7.2.5 en B1/8.3;

  • toegang zijn opgenomen in A2/4.2.5;

  • ongewenstverklaring zijn opgenomen in A5.

Onder gevaar voor de openbare orde wordt ook begrepen gevaar voor de openbare rust, de goede zeden, de volksgezondheid of de (goede) internationale betrekkingen. Ook ongewenste politieke activiteiten kunnen onder het openbare orde begrip worden geschaard. Gevaar voor de openbare rust, de goede zeden, de volksgezondheid, de (goede) internationale betrekkingen, of de nationale veiligheid, en ongewenste politieke activiteit, worden per geval beoordeeld. In deze paragraaf zijn derhalve geen algemene regels opgenomen met betrekking tot die gronden om het verblijf van een vreemdeling in Nederland te weigeren of te beëindigen.

Er zijn geen beleidsregels opgenomen omtrent het gevaar voor de nationale veiligheid als grond om verblijf te weigeren dan wel in te trekken. Toepassing van deze grond is niet afhankelijk van een strafrechtelijke veroordeling.

Wel dienen er concrete aanwijzingen te zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Bij het bestaan van concrete aanwijzingen dient in de eerste plaats te worden gedacht aan een ambtsbericht van de AIVD. In voorkomende gevallen kan echter ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van onder andere (buitenlandse) ministeries of inlichtingendiensten.

D

Paragraaf B1/4.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4.1 Eerste verblijfsaanvaarding

Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder d, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Op grond van artikel 16, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.77 en 3.78 Vb.

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

De aanvraag wordt afgewezen, indien er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen, als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. Een (strafrechtelijke) veroordeling is niet noodzakelijk. Deze grond is niet afhankelijk gesteld van het tijdstip waarop de gedraging is gepleegd of eventueel bestraft. Deze grond is nader uitgewerkt in C4/3.11.3. Voor het beleid ten aanzien van in Nederland verblijvende gezinsleden als bedoeld in artikel 29, onder e en f, Vw van een vreemdeling die zich heeft schuldig gemaakt aan bedoelde gedragingen zie C4/3.11.4.

Strafrechtelijke antecedenten

De aanvraag wordt afgewezen, indien de vreemdeling terzake van een misdrijf een transactieaanbod heeft aanvaard, indien ter zake van een misdrijf jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd, dan wel indien terzake van een misdrijf sprake is van een veroordeling of oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsontnemende maatregel, een taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (zie artikel 37, WvSr) of in een inrichting voor stelselmatige daders (zie artikel 38m WvSr) dan wel in een inrichting voor jeugdigen (zie artikel 77h, vierde lid, onder a, WvSr) alsook de terbeschikkingstelling (zie artikel 37a WvSr) worden tot de vrijheidsontnemende maatregelen gerekend. De veroordeling hoeft niet onherroepelijk te zijn geworden. Ook indien hoger beroep is ingesteld tegen een veroordeling in eerste aanleg, of cassatieberoep is ingesteld tegen een veroordeling in hoger beroep, wordt de aanvraag afgewezen.

In geval de aanvraag verband houdt met gezinshereniging of gezinsvorming houdt de Minister rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de vreemdeling en de duur van zijn verblijf, alsmede het bestaan van familiebanden of culturele en sociale banden met het land van herkomst (zie artikel 3.77, vierde lid, Vb).

In geval de aanvraag is ingediend door een vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere EU lidstaat wordt ingevolge artikel 3.77, vijfde en zesde lid, Vb bij de toepassing van artikel 3.77, eerste lid, onder c, Vb mede rekening gehouden met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk die door de langdurig ingezetene of diens gezinslid op de openbare orde is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de langdurig ingezetene of diens gezinslid uitgaat.

Voorts wordt rekening gehouden met de leeftijd van de vreemdeling, de gevolgen voor de vreemdeling en de leden van zijn gezin, het bestaan van banden met Nederland dan wel het ontbreken van banden met het land van herkomst (zie ook B17/2.3).

Indien een strafzaak terzake van misdrijf openstaat en bekendheid met de uitkomst van de strafzaak voor de te nemen beslissing noodzakelijk is, wordt contact opgenomen met het OM. De termijn voor het geven van de beschikking wordt met toepassing van artikel 25, tweede lid, Vw schriftelijk met maximaal zes maanden verlengd. Indien de aanvraag is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid wordt de termijn met toepassing van artikel 25, vierde lid, Vw met maximaal drie maanden verlengd. De vreemdeling wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Indien na vergunningverlening alsnog een strafrechtelijke veroordeling volgt, dient te worden bezien of het verblijf kan worden beëindigd.

Aan het feit dat een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, komt voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toe.

Overige gevallen

Niet alle gedragingen op grond waarvan gevaar voor de openbare orde kan leiden tot afwijzing van de aanvraag zijn in artikel 3.77, eerste lid, Vb neergelegd.

Buiten de gevallen genoemd in artikel 3.77, eerste lid, Vb kan op grond van artikel 3.78 Vb de aanvraag slechts worden afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde, indien naar het oordeel van de Minister zwaarwegende belangen daartoe nopen.

Bij toepassing van artikel 3.78 Vb dient grote terughoudendheid te worden betracht. Toepassing vergt een volledige individuele afweging tussen de rechtstreeks in het geding zijnde belangen.

Termijnen

Er geldt een maximale termijn waarbinnen antecedenten in een toelatingsaanvraag kunnen worden tegengeworpen, tenzij sprake is van een levensdelict.

Indien de vreemdeling wegens een misdrijf, niet zijnde een levensdelict, is veroordeeld, een transactievoorstel heeft aanvaard of indien een strafbeschikking jegens hem is uitgevaardigd, betekent dat niet dat zijn aanvraag nimmer meer kan worden ingewilligd.

Bij de termijn gedurende welke een gesanctioneerd misdrijf reden blijft vormen om de aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning af te wijzen, wordt onderscheid gemaakt naar de aard en de ernst van de misdrijven.

Ingeval van een veroordeling wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd bedraagt die termijn twintig jaren. Het gaat hierbij onder meer om de misdrijven genoemd in Titel XIV (misdrijven tegen de zeden), Titel XIX (misdrijven tegen het leven gericht) en Titel XX (mishandeling) van het Wetboek van Strafrecht. Ook drugsdelicten, misdrijven tegen het openbaar gezag, wapendelicten en misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, zoals brandstichting, horen hier bij.

Ingeval van een veroordeling, transactie of strafbeschikking wegens een drugsdelict dan wel een geweldsmisdrijf waartegen een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is bedreigd, bedraagt die termijn tien jaren. Ingeval van een veroordeling, transactie of strafbeschikking wegens een ander misdrijf bedraagt die termijn vijf jaren.

De termijn vangt aan op de dag waarop de veroordeling of strafbeschikking onherroepelijk is geworden of het transactievoorstel is aanvaard. De veroordeelde bevindt zich in voorlopige hechtenis en de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden geëxecuteerd.

Indien de tenuitvoerlegging van de sanctie pas later heeft plaatsgevonden (door bijvoorbeeld een verstekvonnis), vangt de termijn aan op de dag waarop de sanctie volledig ten uitvoer is gelegd. Daarmee wordt voorkomen dat de termijn (bijvoorbeeld tijdens een langdurige gevangenisstraf) kan verstrijken voordat de straf ten uitvoer is gelegd. De sanctie is ten uitvoer gelegd:

  • a. ingeval van een vrijheidsbenemende straf of maatregel: de datum van invrijheidsstelling;

  • b. ingeval van een taakstraf: datum waarop de taakstraf is voltooid;

  • c. ingeval van een vermogenssactie: datum waarop de geldboete of transactie is betaald.

Het is van belang dat de vreemdeling bij de indiening van de aanvraag gegevens en bescheiden overlegt waaruit blijkt op welke datum de sanctie ten uitvoer is gelegd, dus wanneer hij in vrijheid is gesteld, de taakstraf heeft voltooid of het bedrag heeft betaald (zie artikel 4:2 Awb). Indien de aanvraag wegens het verstrijken van deze vijfjaren, tien- of twintigjarentermijn niet langer wordt afgewezen, wordt de vreemdeling ook niet ongewenst verklaard op de enkele grond dat hij die feiten heeft gepleegd.

De termijn van vijf, onderscheidenlijk tien of twintig jaren, is niet van toepassing, indien sprake is van een veroordeling voor een levensdelict, het bij herhaling plegen van strafbare feiten of van ernstige redenen om te veronderstellen dat de vreemdeling (of diens gezinslid) zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.

Onder ‘geweldsmisdrijven’ worden in ieder geval gerekend: mishandeling, openlijke geweldpleging, bedreiging, belediging en verzet bij aanhouding.

Van het bij herhaling plegen van strafbare feiten is sprake als de vreemdeling meer dan één sanctie opgelegd heeft gekregen. Dit geldt ook als één sanctie is opgelegd voor een aantal bewezen verklaarde strafbare feiten (voeging). In geval van eendaadse of meerdaadse samenloop wordt uitgegaan van één misdrijf. Bijvoorbeeld een winkeldiefstal die gepaard gaat met wederspannigheid en/of belediging van een ambtenaar in functie kan drie misdrijven opleveren. In dat geval wordt echter uitgegaan van één misdrijf en niet van drie misdrijven.

Indien de vreemdeling ongewenst is verklaard kan hij geen rechtmatig verblijf hebben (zie artikel 67, derde lid, Vw). Ook indien de termijn van vijf, onderscheidenlijk tien jaren (zie artikel 6.6, eerste lid, Vb) verstrijkt voordat de ongewenstverklaring is opgeheven, komt de vreemdeling niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning.

Het enkele feit dat de termijn van vijf jaren, onderscheidenlijk tien jaren (zie artikel 6.6, eerste lid, Vb), verstrijkt voordat de ongewenstverklaring is opgeheven, vormt geen reden om de ongewenstverklaring in afwijking van artikel 6.6 Vb op te heffen.

E

Paragraaf B1/4.4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4.2 Procedurele aspecten

Antecedentenverklaring

Bij de aanvraag die in Nederland wordt ingediend, wordt door iedere vreemdeling van 12 jaar of ouder een antecedentenverklaring ondertekend. De vreemdeling die aangeeft de verklaring niet naar waarheid te kunnen ondertekenen, verschaft daarvoor de reden(en) en onderbouwt die met de relevante gegevens en bescheiden.

Ongewenstverklaring

Zowel bij de weigering van eerste verblijf als bij ontzegging van voortzetting van verblijf wegens gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid dient steeds beoordeeld te worden of de vreemdeling tevens ongewenst wordt verklaard (zie A5).

Raadplegen systemen

Bij iedere aanvraag tot het verlenen, het verlengen, het wijzigen van de verblijfsvergunning of het vernieuwen of vervangen van het verblijfsdocument, alsmede in het kader van adviesaanvragen inzake een aanvraag tot een mvv worden het SIS, het OPS, het HKS en het JDS geraadpleegd. Hierbij wordt zo mogelijk rekening gehouden met eventuele aliassen en alternatieve schrijfwijzen.

In alle gevallen waarin een verblijfsvergunning (of in geval van een mvv een positief advies) zal worden afgegeven, worden, indien de laatste raadpleging meer dan drie maanden daarvoor heeft plaatsgevonden, de genoemde systemen opnieuw geraadpleegd.

F

Paragraaf B1/5.3.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.3.6 Openbare orde

Voortzetting verblijfsaanvaarding

Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder e, Vw kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Op grond van artikel 18, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.86 en 3.87 Vb.

NB1:

Ingevolge artikel II bij het besluit van 5 juli 2002 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2002, 371, in werking getreden op 17 juli 2002) blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf waartegen een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld.

NB2:

Ingevolge artikel II bij het besluit van 29 september 2004 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2004, 496, in werking getreden op 1 november 2004), blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld tot jeugddetentie of een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 38m of 77h, vierde lid, onder a, WvSr.

NB3:

Ingevolge artikel XIII bij het besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 307, in werking getreden op 31 juli 2010) blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf waartegen een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld dan wel hem terzake van een zodanig misdrijf bij onherroepelijk strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.

Toelichting glijdende schaal

Bij de ontzegging van voortzetting van verblijf (verblijfsbeëindiging) wordt de duur van het verblijf van de vreemdeling op grond van een verblijfsvergunning, direct voorafgaande aan het plegen van het misdrijf, gerelateerd aan de ernst van de inbreuk op de openbare orde, zoals die blijkt uit de beoordeling daarvan door de (straf)rechter in de hoogte van de opgelegde straf.

Daarmee wordt tot uiting gebracht dat naarmate de banden van de vreemdeling met Nederland sterker zijn, de inbreuk op de openbare orde ernstiger dient te zijn om voortzetting van verblijf te ontzeggen. Dit is het principe van de glijdende schaal. In bepaalde gevallen wordt het verblijf niet, of onder zwaardere voorwaarden, beëindigd

Deze regels zijn van toepassing op alle gevallen waarin sprake is van verlenging of wijziging van het verblijf, alsmede indien een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw wordt ingetrokken.

Indien de vreemdeling houder van een verblijfsvergunning regulier, voor bepaalde of onbepaalde tijd, of Nederlander is geweest, en niet tijdig een aanvraag heeft ingediend, zijn de regels van de artikelen 3.86 en 3.87 Vb eveneens van toepassing, indien:

  • de aanvraag (tot het verlenen, het wijzigen of het verlengen van een verblijfsvergunning) is ontvangen binnen twee jaar nadat het verblijfsrecht op grond van de eerdere verblijfsvergunning of het Nederlanderschap is geëindigd;

  • er geen onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden, die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid; en

  • de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.

Aan straffen en maatregelen die zijn opgelegd wegens zeer ernstige misdrijven, dat wil zeggen misdrijven die de rechtsorde zeer ernstig schokken en die veelal een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ten gevolge hebben, wordt een zwaarder gewicht toegekend. Dit zijn misdrijven waartegen een gevangenisstraf van zes jaren of meer is bedreigd. Indien sprake is van een veroordeling voor een dergelijk misdrijf wordt de onvoorwaardelijke opgelegde straf of maatregel vermenigvuldigd met factor twee (zie artikel 3.86, derde lid, Vb).

Indien sprake is van een vreemdeling die wegens tenminste vijf misdrijven of, bij een verblijfsduur korter dan twee jaar, wegens tenminste drie misdrijven is veroordeeld, wordt de vreemdeling aangemerkt als een veelpleger en zijn de normen van artikel 3.86, vijfde lid, Vb, van toepassing (zie artikel 3.86, vierde lid, Vb).Veelplegers plegen veelvuldig misdrijven als openlijk geweld, straatroof, winkeldiefstal en vernieling. Zij zijn verantwoordelijk voor vormen van criminaliteit en overlast waarmee de samenleving wordt geconfronteerd en die aanzienlijke maatschappelijke schade aanrichten. De regeling voor verblijfsbeëindiging is vormgegeven in een tweede glijdende schaal.

Voor de beoordeling of deze glijdende schaal van toepassing is geldt het volgende. Van een veelpleger is sprake als de vreemdeling meer dan één sanctie opgelegd heeft gekregen. Dit geldt ook als één sanctie is opgelegd voor een aantal bewezen verklaarde strafbare feiten (voeging). In geval van eendaadse of meerdaadse samenloop wordt uitgegaan van één misdrijf. Bijvoorbeeld een winkeldiefstal die gepaard gaat met wederspannigheid en/of belediging van een ambtenaar in functie kan drie misdrijven opleveren. In dat geval wordt echter uitgegaan van één misdrijf en niet van drie misdrijven.

Strafrechtelijke antecedenten

Verder verblijf wordt ontzegd, indien de vreemdeling wegens een misdrijf;

  • waartegen bij een verblijfsduur van minder dan drie jaar een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd, of bij een verblijfsduur van drie jaar of meer een gevangenisstraf van drie jaar of meer is bedreigd;

  • bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis;

  • is veroordeeld tot een gevangenisstraf of jeugddetentie, een taakstraf, of hem een maatregel als bedoeld in artikel 37a, 38m of 77h, vierde lid, onder a, WvSr is opgelegd; en

  • het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van die straf of maatregel ten minste gelijk is aan de corresponderende norm van de glijdende schaal.

Tevens wordt verder verblijf ontzegd, indien de vreemdeling wegens een misdrijf;

  • waartegen bij een verblijfsduur van minder dan drie jaar een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd, of bij een verblijfsduur van drie jaar of meer een gevangenisstraf van drie jaar of meer is bedreigd;

  • een onherroepelijke strafbeschikking opgelegd heeft gekregen; en

  • het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van die straf of maatregel ten minste gelijk is aan de corresponderende norm van de glijdende schaal

Misdrijven

De enkele omstandigheid dat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormt, wordt niet gebaseerd op iedere willekeurige misstap die tot een sanctie heeft geleid. De misdraging moet wel voldoende ernstig zijn geweest. De ernst komt tot uiting in het feit dat alleen misdrijven in aanmerking worden genomen. Bovendien moet ook de sanctie die daarop is gevolgd, voldoende zwaar zijn. Dat betekent dat misdragingen die strafrechtelijk als overtreding worden gekwalificeerd of die buiten het strafrecht zijn afgedaan (bijvoorbeeld met een bestuurlijke boete of uitsluitend een civiele veroordeling tot schadevergoeding) buiten beschouwing blijven. Of een bepaalde misdraging een misdrijf of een overtreding is, is afhankelijk van de desbetreffende wetgeving.

Strafbedreiging van twee respectievelijk drie jaar of meer

Tegen de meeste misdrijven is een maximale door de rechter op te leggen straf bedreigd van drie jaar of meer. Een aantal misdrijven kent een lagere strafbedreiging van twee jaar, waarvan de belangrijkste is vernieling (artikel 350 WvSr).

Onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis

Het vonnis waarbij de straf of maatregel is opgelegd, moet onherroepelijk zijn. Indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, of indien er een strafzaak openstaat, wordt contact opgenomen met het OM. De beslistermijn kan met toepassing van artikel 25, tweede lid, Vw schriftelijk met maximaal zes maanden worden verlengd.

Indien de aanvraag is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid wordt de termijn met toepassing van artikel 25, vierde lid, Vw met maximaal drie maanden verlengd.

Onvoorwaardelijke straf

Bij de glijdende schaal worden alleen de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelten van de straf meegeteld bij de berekening van de norm in de glijdende schaal.

Taakstraf

Een taakstraf is ofwel een werkstraf (het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte) ofwel een leerstraf (het volgen van een leertraject) dan wel een combinatie van beiden. De taakstraf komt in plaats van een gevangenisstraf. In geval van een veroordeling tot een taakstraf wordt de duur van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis als uitgangspunt genomen bij de berekening van de strafmaat. Als een taakstraf is opgelegd bij strafbeschikking wordt de waarde in vrijheidsstraf afgeleid uit de bepalingen over de vervangende hechtenis, te weten een dag per twee uur onuitgevoerde taakstraf.

Terbeschikkingstelling

Terbeschikkingstelling op grond van artikel 37a WvSr kan leiden tot verblijfsbeëindiging. Indien een vreemdeling ter beschikking is gesteld kan dit met zich meebrengen dat het verblijfsrecht eerst bij verlenging van die terbeschikkingstelling met toepassing van de glijdende schaal kan worden beëindigd. De verlenging kan immers betekenen dat wordt voldaan aan de betreffende norm van artikel 3.86, tweede lid, Vb. Zo spoedig mogelijk nadat een rechterlijk vonnis waarin verlenging van de TBS-maatregel is uitgesproken onherroepelijk is geworden wordt (opnieuw) beoordeeld of tot verblijfsbeëindiging kan worden overgegaan.

Gedragsbeïnvloedende maatregel

Sinds 1 februari 2008 kan aan criminele jongeren een gedragsbeïnvloedende maatregel worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel houdt het midden tussen een taakstraf en een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) en biedt de rechter betere mogelijkheden om jeugdige daders op maat te straffen. Deze maatregel is bedoeld voor jeugdige veelplegers van 12 tot 21 jaar met gedragsproblemen. Ook jongeren met gedragsproblemen die voor het eerste een relatief zwaar vergrijp plegen komen voor de maatregel in aanmerking. De maatregel biedt uitkomst in situaties waarbij de rechter een voorwaardelijke straf of een taakstraf te licht vindt en de PIJ-maatregel te zwaar.

Gratie

Aan het feit dat een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, komt voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toe.

Bijzondere categorieën

Minderjarige vreemdelingen met een in Nederland gevestigde Nederlandse ouder

Op grond van hun bijzondere banden met Nederland vinden ongewenstverklaring en ontzegging van verder verblijf op grond van gevaar voor de openbare orde niet plaats ten aanzien van deze vreemdelingen (zie artikel 3.50, vierde lid Vb).

Vreemdelingen die in Nederland zijn geboren dan wel voor hun tiende levensjaar tot Nederland zijn toegelaten

Om reden van hun bijzondere banden met Nederland geldt voor hen dat bij een verblijfsduur van ten minste tien en minder dan vijftien jaar alleen in geval van veroordeling wegens een geweldsmisdrijf of handel in verdovende middelen ontzegging van verder verblijf en ongewenstverklaring plaats zal vinden en bij een verblijfsduur van ten minste vijftien jaar niet tot verblijfsbeëindiging wordt overgegaan.

Vreemdelingen die houder zijn van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere EU-lidstaat

De Minister houdt bij de toepassing van artikel 3.86 Vb mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of diens gezinslid op de openbare orde of nationale veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de langdurig ingezetene of dat gezinslid uitgaat (zie artikel 3.86, veertiende lid, Vb).

Bovendien houdt de Minister rekening met de leeftijd van de vreemdeling, de gevolgen voor de vreemdeling en de leden van zijn gezin, het bestaan van banden met Nederland dan wel het ontbreken van banden met het land van herkomst (zie artikel 3.86, vijftiende lid, Vb).

Met ‘gezinslid’ wordt hier bedoeld het gezinslid dat door de andere lidstaat is toegelaten voor verblijf bij een langdurig ingezetene in die lidstaat. (zie B17/5)

Vreemdelingen met een verblijfsduur van tien jaar of langer

Bij een verblijfsduur van tien of vijftien jaren, wordt alleen tot verblijfsbeëindiging overgegaan ingeval van een geweldsmisdrijf of handel in verdovende middelen. Bij een verblijfsduur van twintig jaren, wordt niet meer tot verblijfsbeëindiging overgegaan.

In het buitenland gepleegde en/of berechte misdrijven

Strafbare feiten die in het buitenland zijn gepleegd of bestraft, worden eveneens bij de beoordeling van het gevaar voor de openbare orde betrokken, doch slechts voor zover het gaat om strafbare feiten die naar Nederlands recht misdrijven zijn. Dat geldt ook indien het strafbare feit naar buitenlands recht een overtreding, maar naar Nederlands recht een misdrijf is. Of het feit naar Nederlands recht een misdrijf is (waartegen een gevangenisstraf van twee, onderscheidenlijk drie of zes jaren of meer is bedreigd) wordt beoordeeld aan de hand van de strafbepalingen in het WvSr of de bijzondere Nederlandse strafwetten. Bij verblijfsbeëindiging gaat het om (een of meer) strafbare feiten die naar Nederlands recht misdrijven zijn waartegen een gevangenisstraf van respectievelijk twee, onderscheidenlijk drie of zes jaren of meer is bedreigd.

Voor de toepassing van de glijdende schaal, dient tevens te worden beoordeeld welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. Voor die beoordeling is van belang dat de vreemdeling zelf alle relevante gegevens en bescheiden met betrekking tot de strafbare feiten en de afdoening daarvan verschaft, waarbij valt te denken aan een gewaarmerkt afschrift van het strafvonnis. Aan de hand van de gegevens die de vreemdeling heeft verschaft of anderzins bekend zijn geworden, wordt contact opgenomen met het OM voor de vraag welke straf in Nederland voor het betreffende strafbare feit zou zijn gevorderd, waarbij wordt aangesloten bij de gepubliceerde richtlijnen van het OM met betrekking tot de eis van de Officier ter zitting.

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Verder verblijf wordt ontzegd, indien er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling of een in Nederland verblijvend gezinslid als bedoeld in artikel 29, onder e en f, Vw, zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen, als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Een (strafrechtelijke) veroordeling is niet noodzakelijk. Deze grond is niet afhankelijk gesteld van het tijdstip waarop de gedraging is gepleegd of eventueel bestraft. Deze grond is nader uitgewerkt in C4/3.11.3. Voor een in Nederland verblijvend gezinslid dat op eigen gronden aanspraak maakt op vluchtelingenrechtelijke bescherming zie C2/6.3.

G

Paragraaf B1/7.1.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.5 Openbare orde

Op grond van artikel 21, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.92 Vb.

Behoudens gevallen als bedoeld in artikel 3.87 Vb, kan de aanvraag slechts op grond van artikel 21, eerste lid, onder e, Vw worden afgewezen, indien de totale duur van de straffen of maatregelen ten minste gelijk is aan de normen, bedoeld in artikel 3.86, eerste dan wel tweede lid, Vb. Dit is het principe van de glijdende schaal. Artikel 3.86, derde tot en met het tiende lid, Vb is van overeenkomstige toepassing.

Tevens moet bij de besluitvorming rekening worden gehouden met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de vreemdeling op de openbare orde is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat, de duur van het verblijf en het bestaan van banden met Nederland (zie artikel 3.92, zesde lid, Vb).

Bij een voornemen tot verblijfsbeëindiging op grond van een inbreuk op de openbare orde, wordt in ieder individueel geval getoetst of die in het licht van artikel 8 EVRM gerechtvaardigd is (zie ook B2/10). Daarnaast waarborgen de artikelen 3:2 en 3:4 Awb een zorgvuldige gegevensvergaring en belangenafweging.

In die gevallen waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier kan worden afgewezen op basis van artikel 21, eerste lid, onder e, Vw juncto artikel 3.92, vijfde lid, Vb dan wel een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier kan worden ingetrokken op basis van artikel 22, eerste lid, onder a, Vw juncto artikel 3.95, derde lid, Vb, wordt van die bevoegdheid gebruik gemaakt, tenzij dat in strijd zou komen met internationale verplichtingen.

H

Paragraaf B1/8.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.3 Openbare orde en nationale veiligheid

Ingevolge artikel 22, eerste lid, onder c, Vw kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden ingetrokken of gewijzigd indien de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt.

Actuele en ernstige bedreiging

Dit criterium is niet gelijk aan het communautaire openbare orde criterium van artikel 27 Richtlijn 2004/38. Voor burgers van de EU geldt op grond van artikel 8.22, eerste lid, Vb dat uitvoering geeft aan artikel 27 Richtlijn 2004/38 immers als extra vereiste dat door de bedreiging, die zij door hun persoonlijk gedrag vormen, een fundamenteel belang van de samenleving wordt aangetast.

De verblijfsvergunning kan slechts wegens het bestaan van een actuele en ernstige bedreiging van de openbare orde worden ingetrokken, indien de totale duur van de straffen of maatregelen ten minste gelijk is aan een of meer van de toepasselijke normen, bedoeld in artikel 3.86, tweede en vijfde lid, Vb. Dit is het principe van de glijdende schaal. Artikel 3.86, Vb is van overeenkomstige toepassing (zie artikel 3.95, derde lid, Vb).

Voor intrekking van de verblijfsvergunning wegens het bestaan van een actuele en ernstige bedreiging van de nationale veiligheid is oplegging van een straf of maatregel niet vereist en is mitsdien de glijdende schaal niet van toepassing.

Bij de besluitvorming wordt mede rekening gehouden met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of diens gezinslid op de openbare orde of nationale veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de vreemdeling of dat gezinslid uitgaat.

Voorts wordt rekening gehouden met de leeftijd van de vreemdeling, de gevolgen voor de vreemdeling en de leden van zijn gezin, het bestaan van banden met Nederland dan wel het ontbreken van banden met het land van herkomst. Deze factoren zijn tevens van belang voor de individuele belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM (zie B2/10).

De bepalingen uit deze paragraaf die gelden voor intrekking van de vergunning voor onbepaalde tijd zijn ook van toepassing op de ongewenstverklaring. Het feit dat de ongewenstverklaring een zwaarder middel is dan de enkele verblijfsbeëindiging brengt met zich mee dat bij eventuele ongewenstverklaring tenminste ook de bepalingen van deze paragraaf in acht worden genomen.

Indien de intrekking van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wegens het bestaan van een actuele en ernstige bedreiging van de openbare orde en nationale veiligheid niet leidt tot verwijdering, wordt de verblijfsvergunning gewijzigd. In geval daarop de aantekening “EG-langdurig ingezetene” was gesteld, wordt deze gewijzigd in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op nationale gronden.

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen waarin, ingevolge Richtlijn 2003/109, intrekking voorgeschreven is, maar daadwerkelijke beëindiging van het verblijf, na een individuele belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM, niet aan de orde is.

I

Paragraaf C4/3.11.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.11.1.2 Openbare orde als de vreemdeling een verdragsvluchteling is

Indien de asielzoeker verdragsvluchteling is, kan op grond van artikel 3.105b Vb verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd slechts worden geweigerd, indien:

  • a. er goede redenen bestaan om de vreemdeling te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid; of

  • b. de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf en een gevaar vormt voor de gemeenschap.

Deze bepaling heeft betrekking op vreemdelingen op wie het Vluchtelingenverdrag van toepassing is en ziet derhalve niet op vreemdelingen ten aanzien van wie één van de uitsluitingsgronden van het Vluchtelingenverdrag geldt.

De bepaling is in overeenstemming met artikel 33, tweede lid, Vluchtelingenverdrag, waarin is bepaald dat de non-refoulementbepaling van artikel 33, eerste lid, Vluchtelingenverdrag niet van toepassing is, indien er ten aanzien van de vluchteling ernstige redenen bestaan hem te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van het land waar hij zich bevindt, of die, bij gewijsde veroordeeld wegens een bijzonder ernstig misdrijf, een gevaar oplevert voor de gemeenschap van dat land.

Ad a.

Voor wat betreft het gevaar voor de nationale veiligheid, zie B1/4.4.

Ad b.

Bijzonder ernstig misdrijf

Er is sprake van een bijzonder ernstig misdrijf indien:

  • 1. de vreemdeling bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd;

  • 2. het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen of maatregelen in totaal ten minste 24 maanden bedraagt; en

  • 3. tenminste één van de veroordelingen betrekking heeft op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert, zoals drugs-, zeden- en geweldsmisdrijven, brandstichting, mensenhandel, illegale handel in wapens, munitie en explosieven en illegale handel in menselijke organen en weefsels.

Strafbare feiten die in het buitenland zijn gepleegd of bestraft, worden eveneens bij deze beoordeling betrokken. Hierbij wordt beoordeeld welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. Aan de hand van de gegevens die de vreemdeling heeft verschaft of anderszins bekend zijn geworden, wordt contact opgenomen met het OM voor de vraag welke straf in Nederland voor het betreffende strafbare feit zou zijn gevorderd, waarbij wordt aangesloten bij de gepubliceerde richtlijnen van het OM met betrekking tot de eis van de Officier van Justitie ter zitting.

Gevaar voor de gemeenschap

Voor het weigeren van een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.105b, onder b, Vb is tevens vereist dat de vreemdeling een gevaar voor de gemeenschap vormt. Dit wordt ex nunc beoordeeld.

De vraag of de vreemdeling een gevaar vormt voor de gemeenschap wordt in de eerste plaats beantwoord aan de hand van de strafoplegging door de rechter.

De aard van de misdrijven in combinatie met de hoogte van de opgelegde strafmaat is mede bepalend voor de conclusie dat de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de gemeenschap van Nederland.

De vreemdeling kan feiten of omstandigheden aanvoeren waarmee hij aannemelijk kan maken dat dit gevaar in zijn geval niet aanwezig is. Aanzienlijk tijdsverloop sinds de veroordeling zonder dat recidive heeft plaatsgevonden kan een aanwijzing vormen dat de vreemdeling geen gevaar meer oplevert. Paragraaf B1/4.4.1 ten aanzien van verjaring van misdrijven is in dit verband van overeenkomstige toepassing. In de hier bedoelde gevallen, waarin immers sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf, wordt een verjaringstermijn van twintig jaren gehanteerd.

J

Paragraaf C8/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3 Onherroepelijke veroordeling voor een ernstig misdrijf

Op grond van artikel 35, eerste lid, onder b, Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden ingetrokken als de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem ter zake van een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd de maatregel, bedoeld in artikel 37a WvSr, is opgelegd.

Het gaat hier om een verzwaard openbare-ordevereiste voor houders van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op wie de 'normale' openbare-orde-eisen van artikel 32, eerste lid, onder b, Vw (zie C5/3) immers niet van toepassing zijn.

Artikel 3.86, tweede tot en met negende lid, Vb is van overeenkomstige toepassing.

Ten aanzien van verdragsvluchtelingen geldt, dat er op grond van artikel 33, tweede lid, Vluchtelingenverdrag slechts dan geen aanspraak op het verbod van refoulement van artikel 33, eerste lid, Vluchtelingenverdrag kan worden gemaakt, indien er ernstige redenen bestaan de vluchteling te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van het land waar hij zich bevindt, of indien hij bij gewijsde is veroordeeld wegens een bijzonder ernstig misdrijf en daarom een gevaar oplevert voor de gemeenschap van dat land.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

Het huidige openbare ordebeleid blijkt onvoldoende aan te sluiten bij de maatschappelijk en politiek breed gedragen wens om effectiever te kunnen optreden tegen vreemdelingen die bepaald crimineel gedrag vertonen, in het bijzonder de veelplegers en de plegers van bijzonder ernstige misdrijven.

Op verzoek van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie heeft het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO) onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de huidige glijdende schaal. De onderzoeksresultaten, neergelegd in het eindrapport ‘Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal’, laten zien dat niet in alle gevallen waar de glijdende schaal van toepassing was, het verblijf ook daadwerkelijk is beëindigd.

Gelet hierop is gekozen voor een meer selectieve toepassing van het openbare ordebeleid die gericht is op het verruimen van de mogelijkheden verblijf te beëindigen van vreemdelingen die zeer ernstige misdrijven hebben gepleegd of als veelpleger kunnen worden aangemerkt.

Met zeer ernstige misdrijven wordt gedoeld op misdrijven waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd, zoals onder meer genoemd in Titel XIV (misdrijven tegen de zeden), Titel XIX (misdrijven tegen het leven gericht) en Titel XX (mishandeling) van het Wetboek van Strafrecht. Ook drugsdelicten, misdrijven tegen de openbare orde, misdrijven tegen het openbaar gezag, wapendelicten en misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, zoals brandstichting, horen hierbij. De ernst van deze misdrijven komt onder meer tot uitdrukking dat ter zake van misdrijven waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd, geen transactie kan worden aangeboden (artikel 74 Wetboek van Strafrecht) en geen strafbeschikking kan worden uitgevaardigd (artikel 257a Wetboek van Strafvordering).

Veelplegers vertonen een crimineel gedragspatroon dat zich uit in het veelvuldig plegen van misdrijven als openlijk geweld, straatroof, winkeldiefstal en vernieling. Zij zijn verantwoordelijk voor vormen van criminaliteit en overlast waarmee de samenleving wordt geconfronteerd en die aanzienlijke maatschappelijke schade aanrichten. Veelplegers zijn recidivisten die in hun criminele gedrag een frequentie, hardnekkigheid en intensiteit aan de dag leggen, die onveiligheid, overlast en maatschappelijke schade teweegbrengen waardoor burgers zich onveilig voelen. Er is een aantal strafrechtelijke maatregelen getroffen om deze groep harder aan te pakken. De maatregelen zijn onder meer de persoonsgerichte aanpak, waarbij het totale criminele verleden van de veelpleger in beeld wordt gebracht en niet alleen de afzonderlijke delicten worden berecht, en de zgn. ISD-maatregel, waarbij zeer actieve meerderjarige veelplegers tot maximaal twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders kunnen worden geplaatst.

Met de voorgenomen aanscherping van het openbare ordebeleid wordt een bijdrage geleverd aan de multidisciplinaire aanpak van deze groepen en zal ontkokering van de strafrecht- en vreemdelingenketen bevorderen.

De aanscherping bestaat uit een set van maatregelen, te weten het verzwaren van de normen van de huidige glijdende schaal voor ernstige misdrijven, het invoeren van een glijdende schaal voor veelplegers, het verhogen van de maximale termijn voor het vreemdelingrechtelijk tegenwerpen van antecedenten, het na vijf jaar kunnen blijven stapelen van vonnissen, het mogelijk maken van verblijfsbeëindiging van bijzondere categorieën indien sprake is van een veroordeling voor een geweldsmisdrijf, het meerekenen van vervangende hechtenis indien sprake is van een bij strafbeschikking opgelegde taakstraf, het onderbrengen van de gedragsbeïnvloedende maatregel in de glijdende schaal en het invoeren van een openbare ordetoets bij een ingediend verzoek om vervanging/vernieuwing van het verblijfsdocument.

Dit wijzigingsbesluit ziet op een nadere uitwerking van de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 en zal gelijktijdig hiermee in werking treden.

Kortheidshalve wordt verwezen naar de brief van de minister en staatssecretaris van Justitie van 30 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1306), van 26 januari 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1319) en het verslag van het algemeen overleg met de Tweede Kamer van 27 januari 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1330).

Voorts is met dit WBV een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven