Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 juli 2010, nr. 141203, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 in verband met een tegemoetkoming voor het tijdelijk aalvisverbod 2010 en overige wijzigingen van technische en inhoudelijke aard

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 33, vierde lid, van verordening (EG) nr 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PbEU L 223);

Gelet op de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Hoofdstuk 4. Visserij van de Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4:33g, onderdeel g, wordt ‘25% van het totale subsidiebedrag’ vervangen door: 25% van de totale subsidiabele kosten.

B

In artikel 4:48 komt, onder het vervallen van het tweede lid en het vernummeren van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid, het eerste lid te luiden:

  • 1. De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de subsidie betrekking heeft, naar het oordeel van de Minister:

    • a. meer bijdraagt aan de duurzaamheid van het productieproces in de keten;

    • b. meer bijdraagt aan de kwaliteit van het product;

    • c. is gericht op bevordering van duurzame werkgelegenheid in de visserijsector;

    • d. wordt uitgevoerd door kleine en micro-ondernemingen;

    • e. wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van visserijondernemingen;

    • f. een innovatief karakter heeft;

    • g. meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal;

    • h. een groter uitstralingseffect heeft voor toepassing door andere ondernemingen.

C

In artikel 4:50, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘25% van het totale subsidiebedrag’ vervangen door: 25% van de totale subsidiabele kosten.

D

In ‘Titel 5. Maatregelen voor de kust- en binnenvisserij’ wordt ‘§ 1. Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod’ met bijbehorende artikelen vervangen door:

§ 1. Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod 2010

Artikel 4:67. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. kustwateren:

wateren als bedoeld in artikel 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970;

b. binnenwateren:

overige wateren als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963;

c. referentieperiode:

maanden september, oktober en november van de jaren 2006, 2007 en 2008.

Artikel 4:68. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan beroepsvissers die vissen in de kust- en binnenwateren en die als gevolg van het visverbod op aal, bedoeld in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, in de maanden september, oktober en november 2010 schade lijden.

Artikel 4:69. Subsidiabele kosten
  • 1. Een tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor schade die betrekking heeft op de vissoort aal.

  • 2. De Minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan beroepsvissers die in de referentieperiode jaarlijks gemiddeld minstens € 3.000 hebben verdiend aan de verkoop van door de betreffende aanvrager gevangen aal.

Artikel 4:70. Hoogte tegemoetkoming
  • 1. De tegemoetkoming wordt berekend naar rato van de gemiddelde inkomsten per jaar uit de verkoop van door de aanvrager gevangen aal in de referentieperiode.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 100% van de totale inkomsten in de referentieperiode.

  • 3. Indien de beroepsvisser deelneemt aan een proefproject voor decentraal aalbeheer en daartoe ontheffing heeft verkregen van het visverbod op aal, bedoeld in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, bedraagt de tegemoetkoming het overeenkomstig het eerste en tweede lid berekende bedrag verminderd met de uit die proef voortvloeiende inkomsten in de maanden september, oktober en november 2010.

Artikel 4:71. Verplichte documenten bij een aanvraag van een tegemoetkoming
  • 1. Een aanvraag tot verstrekking van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4:68 gaat vergezeld van een overzicht van de opbrengsten uit de verkoop van door de betreffende aanvrager gevangen aal in de referentieperiode met de daarbij behorende:

    • a. kopieën van verkoopbonnen;

    • b. kopieën van kasboekoverzichten;

    • c. kopieën van veilingbonnen van visafslagen als genoemd in artikel 1 van het Besluit aanwijzing bevoegde afslagen voor inning productschapsheffingen, of

    • d. een combinatie van a, b en c.

  • 2. Indien de aanvrager een aanvraag heeft ingediend op grond van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 januari 2010, nr 79904, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010, en deze geleid heeft tot verstrekking van de in die regeling bedoelde tegemoetkomingen, wordt, voor zover het de maanden oktober en november uit de jaren van de referentieperiode betreft, uitgegaan van de opbrengsten uit de verkoop van door de betreffende aanvrager gevangen aal zoals deze in het kader van die regeling in aanmerking zijn genomen voor de verstrekking van de daar bedoelde tegemoetkomingen en behoeft de aanvrager in afwijking van het eerste lid de gegevens over de maanden oktober en november niet te verstrekken.

  • 3. Indien de aanvrager deelneemt aan de proef bedoeld in artikel 4:70, derde lid, verstrekt hij zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 15 december 2010:

    • a. gegevens met betrekking tot de opbrengsten uit de verkoop van de tijdens de maanden september, oktober en november 2010 gevangen aal. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van deze gegevens, en

    • b. een afschrift van de in genoemd artikellid bedoelde verkregen ontheffing.

Artikel 4:72. Afwijzen aanvraag
  • 1. Een aanvraag tot een verstrekking van een tegemoetkoming van een beroepsvisser die zich niet voor het einde van de openstellingperiode waarin hij zijn aanvraag heeft gedaan, heeft geregistreerd bij het Productschap Vis overeenkomstig de op grond van artikel 93, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de bedrijfsorganisaties geldende registratieplicht, wordt afgewezen.

  • 2. Een aanvraag tot verstrekking van een tegemoetkoming van een beroepsvisser met visrechten op de binnenwateren, uitgezonderd het IJsselmeer, die zich niet voor het einde van de openstellingsperiode waarin de aanvraag is gedaan overeenkomstig artikel 55 of 56 van de Uitvoeringsregeling visserij heeft gemeld bij de Minister, of die vist in dienst van een rechtspersoon en deze rechtspersoon zich niet overeenkomstig artikel 55 of 56 van de Uitvoeringsregeling visserij heeft gemeld bij de Minister, wordt afgewezen.

Artikel 4: 73

Een beschikking omtrent verstrekking van de tegemoetkoming wordt gegeven binnen drie maanden na afloop van de openstellingsperiode in enig jaar waarin de aanvraag kon worden gedaan.

ARTIKEL II

Hoofdstuk 4. Visserij van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 56, tweede en derde lid, komen te luiden:

B

Artikel 59 komt te luiden:

Artikel 59

De subsidie bedraagt:

  • a. 80% van de subsidiabele kosten voor aanvragers als bedoeld in artikel 4:22, tweede lid, onderdelen a en b, van de regeling, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 350.000 bedraagt;

  • b. 100% van de subsidiabele kosten voor aanvragers als bedoeld in artikel 4:22, tweede lid, onderdeel c, van de regeling, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 350.000 bedraagt.

C

Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

Het subsidieplafond bedraagt € 2.000.000.

D

In ‘Titel 3. Maatregelen voor de kust- en binnenvisserij’ wordt ‘§ 1. Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod’ met bijbehorende artikelen vervangen door:

§ 1. Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod 2010

Artikel 62ba
  • 1. Aanvragen tot verstrekking van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4:68 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 oktober tot en met 1 november 2010.

  • 2. Het subsidieplafond voor aanvragen als bedoeld in artikel 4.69 bedraagt € 1.000.000.

Artikel 62bb

Er worden geen voorschotten verleend.

ARTIKEL III

Het Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 januari 2010, nr 89445, houdende delegatie van de bevoegdheid tot subsidieverstrekking van de tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod aan de voorzitter van Productschap Vis wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van:

  • a. artikel I, onderdeel A, dat terugwerkt tot en met 1 januari 2010;

  • b. artikel I, onderdeel C, dat terugwerkt tot en met 1 januari 2009;

  • c. artikel II, onderdelen A, B en C, die terug werken tot en met 1 juli 2010.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatcourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juli 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

1. Algemeen

Evenals dit voor het jaar 2009 heeft plaatsgevonden, kunnen voor het jaar 2010 beroepsvissers op aal in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in gederfde inkomsten als gevolg van het geïntroduceerde aalvisverbod gedurende de maanden september, oktober en november 2010. De onderhavige regeling voorziet hierin. Daarnaast vindt op een enkel punt een verduidelijking plaats en worden de subsidieplafonds van een tweetal subsidies verhoogd.

2. Tegemoetkoming aalvisverbod 2010

Ingevolge de Europese aalverordening (Verordening (EG) nr 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal) en het daaruit voortvloeiende door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse aalbeheerplan, zoals dat in dit verband nader uitgewerkt is in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, geldt een tijdelijk verbod op het gebruik van aalvistuigen in de maanden september, oktober en november. Dit verbod moet het mogelijk maken dat schieraal ongehinderd naar zee kan uittrekken teneinde in de Sargassozee voor nageslacht te zorgen.

Voor 2009 gold het verbod alleen voor de maanden oktober en november. Thans gelden er drie maanden voor het verbod. In de tegemoetkoming voor 2010 wordt daar rekening mee gehouden.

Het totaal beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming in 2010 bedraagt € 1 miljoen. De onderhavige regeling maakt door wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 verdeling en uitkering van het beschikbare bedrag mogelijk.

Uitvoering

In tegenstelling tot de tegemoetkoming voor 2009 wordt de onderhavige tegemoetkoming uitgevoerd onder de werking van het Europees Visserijfonds (EVF). Daarbij is de tegemoetkoming gebaseerd op artikel 33, vierde lid, van verordening (EG) nr 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (de EVF-verordening). Een en ander brengt voorts met zich mee dat de uitvoering niet meer door het Productschap Vis plaatsvindt maar door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (DR).

Ingevolge artikel 33, vierde lid, van de EVF-verodening kan vanuit het EVF steun worden verleend voor maatregelen voor de tijdelijke beëindiging van visserijactiviteiten in de binnenwateren ten behoeve van vissers en reders die uitsluitend in de binnenwateren actief zijn.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat met het gebruik van de term ‘binnenwateren’ in artikel 33, vierde lid, van de EVF-verordening, een tegenstelling wordt aangeduid met de zeevisserij die op zich ook langs de kusten kan plaatsvinden. De beperkte hoeveelheid wateren die in het kader van de Nederlandse visserijregelgeving onder ‘kustwateren’ is gedefinieerd ingevolge het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 moet in Europees verband geacht worden te vallen onder de ‘binnenwateren’. Het betreft onder meer de Waddenzee, bepaalde delen van de Dollard en de Eems, de Nieuwe Waterweg, de Oosterschelde en de Westerschelde. Aangezien sommige van de beroepsvissers die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen ook in deze beperkte Nederlandse kustwateren vissen, komen ook deze dus voor de tegemoetkoming in EVF-kader in aanmerking.

De tegemoetkoming voor het verbod in 2009 is als steunregeling uitgevoerd onder de de-minimusverodening (verordening (EG) nr 875/2007 van de Commissie van 27 juli betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimussteun in de visserijsector en tot wijziging van verordening (EG) 1860/2004). Dit hing samen met de inhoud van het Operationele Programma dat voor Nederland in het kader van de EVF-verordening is vastgesteld en waarin andere eisen waren opgenomen aan de administratie van de beroepsvissers die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen. Thans is het mogelijk gebleken ook onder het EVF uit te gaan van de eenvoudiger eisen die aan de tegemoetkoming voor 2009 waren gesteld, zodat niet wederom van dit steunkader gebruik hoeft te worden gemaakt. De herhaalde uitvoering onder de de-minimusverordening zou ook tot gevolg hebben gehad dat bepaalde tegemoetkomingen niet verstrekt zouden kunnen worden omdat het de-minimusplafond aan steun van maximaal € 30.000 in drie opeenvolgende jaren, overschreden zou worden. Een consequentie van de uitvoering onder de EVF-verordening is wel dat de uitvoering door DR plaatsvindt. DR is namelijk daartoe aangezwezen in het door Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse Operationele Programma.

Dat de aanvragen bij DR moeten worden ingediend volgt reeds uit artikel 1:7 van de Regeling LNV-subsidies zodat dit niet hier opnieuw regeling behoeft. In verband met de uitvoering door DR kan het delegatiebesluit van de Minister aan de voorzitter van het Productschap Vis worden ingetrokken. Artikel III voorziet hierin.

Eisen en verdeelsystematiek

Ten opzichte van de tegemoetkoming voor 2009 zijn er twee wijzigingen doorgevoerd voor de tegemoetkoming voor 2010. Voor 2009 waren er twee categorieën van aanvragers, namelijk zij die gemiddeld meer dan € 2.000 aan verkochte aal in de maanden oktober en november van de jaren 2006, 2007 en 2008 hadden verdiend en zij die meer dan € 5.000 hadden verdiend in die referentieperiode. Alle beroepsvissers kregen in het eerste geval een tegemoetkoming van € 1.000. De tegemoetkoming voor de tweede categorie bestond uit een aanvulling die naar rato van de verdiensten uit het restant van het beschikbare bedrag werd berekend.

Allereerst moet de beroepsvisser nu jaarlijks gemiddeld meer dan € 3.000 hebben verdiend aan de verkoop van de gevangen aal in de referentieperiode. De verhoging van deze grens van € 2.000 naar € 3.000 hangt samen met het feit dat ook het aantal in de referentieperiode meegenomen maanden is toegenomen. De maand september wordt immers ook betrokken voor de verdiensten in de referentieperiode.

Voor de verdeling geldt vervolgens dat alle beroepsvissers een tegemoetkoming ontvangen naar rato van de verdiensten. Hiermee wordt de totaal beschikbare tegemoetkoming dus procentueel gelijkelijk verdeeld over alle aanvragers, mits zij jaarlijks gemiddeld meer verdiend hebben dan € 3.000 aan de verkoop van aal.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de eerdergenoemde de-minimusgrens van € 30.000 door de gewijzigde Europese grondslag thans niet van toepassing is.

Voor de beroepsvissers die deelnemen aan het proefproject decentraal aalbeheer en die dus zullen mogen doorvissen op aal gedurende de gesloten periode, geldt dat het bedrag van de tegemoetkoming wordt verminderd met de inkomsten die zij uit hun deelname aan de proef verkrijgen.

Aanvraag en verplichtingen

Aanvragen kunnen in de periode van 1 oktober tot en met 1 november 2010 worden ingediend bij DR. Het hiervoor noodzakelijke aanvraagformulier zal uiterlijk per 1 oktober beschikbaar zijn. Daarbij zal sprake zijn van een elektronisch aanvraagformulier dat via de site van het LNV-loket kan worden opgeroepen.

De tegemoetkoming is bestemd voor vissers die beroepsmatig op aal vissen. Om dit te verzekeren zijn twee voorwaarden gesteld. Op grond van artikel 4:72, eerste lid, worden alleen aanvragen toegewezen van beroepsvissers die bij het Productschap Vis geregistreerd zijn. Ingevolge het tweede lid dienen beroepsvissers in de binnenwateren zich gemeld te hebben bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ingevolge de artikelen 55 en 56 van de Uitvoeringsregeling visserij. Het gaat dan om de visrechthebbende en houders van een schriftelijke toestemming die vrijstelling krijgen van het verbod op het gebruik van grote vistuigen als bedoeld in artikel 27 van de uitvoeringsregeling indien zij (onder andere) over minimaal 250 hectare viswater beschikken.

Een besluit omtrent de verstrekking van de tegemoetkoming zal uiterlijk 1 februari 2011 worden genomen.

Administratieve lasten en overige aspecten van regeldruk

Met betrekking tot de regeling voor de tegemoetkoming voor 2009 zijn geen berekeningen opgesteld aangaande de met die regeling gemoeide administratieve lasten voor de aanvragers. Die lasten bestonden uit het kennisnemen van de regeling, de indiening van een aanvraag en het daarbij leveren van de gegevens met betrekking tot de verdiensten in de referentieperiode die voor 2009 bestond uit de maanden oktober en november van de jaren 2006, 2007 en 2008. In totaal werden 144 aanvragen ingediend waarvan er 37 werden afgewezen. Op grond van de huidige gegevens kan worden berekend dat hiermee een totaalbedrag aan administratieve lasten voor de regeling voor 2009 van € 19.152 gemoeid was.

Voor de tegemoetkoming over 2010 zal wederom een aanvraag moeten worden ingediend. Daarbij gaat het om dezelfde referentiejaren zij het dat de maand september nu ook wordt betrokken voor de referentieperiode. Voor zover de aanvragers dezelfden zijn als voor de tegemoetkoming over 2009 zullen zij in beginsel uitsluitend nog gegevens behoeven te leveren voor elk van de maanden september uit de jaren 2006, 2007 en 2008. De reeds geleverde gegevens over de maanden oktober en november zullen worden hergebruikt door DR.

Uitgaande van eenzelfde aantal aanvragers zullen de totale AL-kosten van deze regeling voor 2010 € 11.3766 bedragen. Aangezien er verder ook geen aanvullende extra vereisten zijn gesteld, zijn de met deze regeling gemoeide administratieve lasten dus lager dan voor de vorige regeling. Dit is slechts anders voor degene die dit jaar voor het eerst een aanvraag zou indienen. Van hem zijn immers geen oude gegevens bekend. De indruk bestaat dat dit niet of nauwelijks zal plaatsvinden aangezien veel publiciteit aan de eerste regeling is gegeven en gerichte aanschrijving van beroepsvissers heeft plaatsgevonden. Voor de eventuele komende jaren zullen de gegevens uit de referentieperiode bekend zijn en hergebruikt kunnen worden zodat de administratieve lasten van de regeling nog verder zullen dalen.

De deelnemers aan het proefproject decentraal aalbeheer zullen in het kader van hun aanvraag nog aanvullende gegevens moeten indienen teneinde het hun toekomende subsidiebedrag te kunnen vaststellen. Het betreft dan de verstrekking van een afschrift van de ontheffing om op aal te mogen vissen en van gegevens omtrent de inkomsten. Het karakter van de proef brengt met zich mee dat hieraan door slechts een enkele beroepsvisser zal worden deelgenomen. Mede gelet op de geringe omvang van de daarmee gemoeide bedragen, is er dan ook van afgezien om hiervoor een aanvullende AL-berekening op te stellen.

Gelet op de andere grondslag voor de tegemoetkoming en het voortbouwende karakter daarvan, zal ook het in te dienen formulier eenvoudiger van opzet en makkelijker in te vullen zijn. Dit is van belang in verband met het streven van de overheid om zo min mogelijk en zo begrijpelijk mogelijke formulieren te hanteren.

Ook in de uitvoering wordt winst behaald. Naast de opgedane ervaringen zullen reeds aanwezige gegevens hergebruikt kunnen worden hetgeen een aanmerkelijke verlichting oplevert.

Met betrekking tot de eerste regeling werden 18 bezwaarschriften ingediend. Door de opgedane ervaring met die regeling is de verwachting dat een geringer aantal bezwaarschriften zal worden ingediend tegen genomen beslissingen

3. Overige wijzigingen

De onderhavige regeling bevat een aantal andere wijzigingen.

De wijzigingen met betrekking tot de artikelen 4:33g en 4:50 betreffen het herstel van een redactionele verschrijving.

Bij de subsidie voor investeringen in de verwerking en afzet van visserijproducten worden in artikel 4:48 van de Regeling LNV-subsidies bij de rangschikking van aanvragen de aanvullende criteria uit het tweede lid van dat artikel toegevoegd aan de reeds in het eerste lid opgenomen criteria. Daardoor wordt het mogelijk al deze criteria op gelijke voet en meer in samenhang te bezien. Inhoudelijk wijzigen de criteria niet.

Gelet op de animo voor de subsidie voor innovatieprojecten (artikel 4:15, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies) en voor de subsidie ter bevordering van samenwerkingsvormen in de visserij of ter versterking van praktijknetwerken (artikel 4:22 van de Regeling LNV-subsidies) wordt voorts in het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 het subsidieplafond voor deze subsidies elk met € 1.000.000 verhoogd. Deze subsidies zijn reeds opengesteld per 1 augustus aanstaande.

Aan deze wijzigingen zijn geen administratieve lasten verbonden.

4. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving waarbij de regelgeving op 1 juli of 1 januari inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Gelet op de met de regeling gemoeide financiële belangen van betrokkenen is uitstel van inwerkingtreding tot een volgend vast verandermoment niet wenselijk. Bovendien zijn de ervaringen met de uitvoering van de eerste tegemoetkomingsregeling voor aal betrokken bij deze tweede regeling. Hiermee was enige tijd gemoeid.

Met de publicatie op een zo vroeg mogelijk moment wordt wel zo veel als mogelijk voldaan aan het tweede uitgangspunt zodat betrokkenen zich tijdig kunnen voorbereiden op deze tweede regeling. De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen staat vanaf 1 oktober open.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven