Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 juli 2010, nr. PO/221760, houdende voorschriften in het kader van de meting en beoordeling van leerresultaten als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs (Regeling leerresultaten PO)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 34.4 en artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO;

Gelet op het voorstel als bedoeld in artikel 34.5, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 6 juli 2010;

Besluit:

Artikel 1. Toetsen als bedoeld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging WPO

De toetsen die zijn opgenomen in bijlage A, voldoen aan de criteria, bedoeld in artikel 34.1, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO.

Artikel 2. Normering toetsen

De uitwerking van de wijze waarop de beoordeling van de leerresultaten, met in achtneming van de leerlingpopulatie, tot stand komt, wordt per toets als bedoeld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging WPO vastgesteld als aangegeven in bijlage B.

Artikel 3. Wijze van correctie van de meting

De correctie van de meting en de gevallen waarin correctie van de meting plaatsvindt als bedoeld in artikel 34.2 van het Besluit bekostiging WPO, geschiedt volgens het bepaalde in bijlage C.

Artikel 4. Meting onmogelijk of incomplete gegevens

De wijze waarop omgegaan wordt met scholen waar de meting van leerresultaten niet mogelijk is of bij scholen met incomplete gegevens, als bedoeld in artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO, geschiedt volgens het bepaalde in bijlage D.

Artikel 5. Beoordeling leerresultaten

De normering waarop de inspectie het oordeel voldoende dan wel onvoldoende leerresultaat baseert, geschiedt volgens het bepaalde in bijlage E.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2010.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling leerresultaten PO.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

BIJLAGE A

Betrouwbare en valide toetsen

De basisschool verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. Toetsen zijn betrouwbaar als zij steeds hetzelfde resultaat opleveren als hetzelfde gemeten wordt. Toetsen zijn valide als ze die kennis en vaardigheid meten waarvoor de toets is bedoeld. Een basisschool kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze maken. De volgende toetsen voldoen aan de criteria zoals vastgesteld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging WPO:

  • Eindtoets Basisonderwijs, inclusief de Niveautoets van het Cito (zie verder bijlage B onder 1.);

  • Schooleindonderzoek van Centraal Nederland (zie verder bijlage B onder 2.);

  • Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B onder 3);

  • Entreetoets van het Cito (zie verder bijlage B onder 4);

Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen voor groep 8:

  • Toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van het Cito (zie verder bijlage B, onder 5.1);

  • DLE-toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen van Boom test uitgevers (zie verder bijlage B, onder 5.2);

  • Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 5.3).

BIJLAGE B

Normen voor beoordeling leerresultaten per toets

Voor elke toets waarmee een basisschool zich verantwoordt over de leerresultaten, bestaan eigen normen. Deze normen houden rekening met de leerlingpopulatie op de basisschool. De norm geeft per toets aan wanneer de gemiddelde schoolscore op de toets, oftewel de leerresultaten van de school, voldoende is.

Schoolgroepen

Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie schoolgroepen. Scholen worden ingedeeld bij een schoolgroep op basis van de samenstelling van de leerlingenpopulatie. Als de schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze zelf, aan de hand van de gewichten die aan leerlingen zijn toegekend op basis van de gewichtenregeling. Als dit niet eenvoudig te achterhalen is, raadpleegt de inspectie de DUO-gegevens om de schoolgroep te bepalen.

1. Eindtoets Basisonderwijs van Cito

Met ingang van het schooljaar 2009–2010 zijn de schoolrapporten bij de Cito Eindtoets gewijzigd. De IC-tabel is vervangen door het Schoolrapport correctie LG en het Schoolrapport B is vervangen door het Schoolrapport zonder correctie.

Het Schoolrapport correctie LG bevat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score), de schoolscore die gecorrigeerd is voor het percentage gewogen leerlingen op de school. Het Schoolrapport zonder correctie bevat de ongecorrigeerde standaardscore.

Toetsen vóór het schooljaar 2009–2010: Het schoolrapport met de IC-tabel (tabel met instroomcorrectie) bevat de GLG-score, de schoolscore die gecorrigeerd is voor het gemiddelde leerlinggewicht. Schoolrapport B bevat de gemiddelde standaardscore.

Groepsgrootte: Als het oordeel wordt gebaseerd op 10 of meer leerlingen kijkt de inspectie naar het Schoolrapport correctie LG (met ingang van schooljaar 2009–2010) en de IC-tabel (vóór schooljaar 2009–2010). Bij minder dan 10 leerlingen wordt het oordeel gebaseerd op de gegevens op het Schoolrapport zonder correctie (met ingang van schooljaar 2009–2010) en het Schoolrapport B (vóór schooljaar 2009–2010), omdat de LG- en GLG-score voor kleine groepen minder betrouwbaar zijn.

Scholen besluiten soms leerlingen die het eindniveau van groep 8 niet halen, uit te sluiten van de Eindtoets omdat deze te moeilijk zou zijn. Het Cito heeft voor deze groep leerlingen een aangepaste versie op een lager niveau ontwikkeld: de Niveautoets. Deze toets meet hetzelfde als de Eindtoets maar bevat meer eenvoudige opgaven. De scores op deze toets kunnen rechtstreeks vergeleken worden met die op de Eindtoets, omdat het Cito zorgt dat de scores op dezelfde schaal worden geplaatst, en kunnen dus zonder probleem meetellen in het schoolgemiddelde.

1.1 Beoordeling op basis van het Schoolrapport met correctie (≥ 10 leerlingen)

Op het Schoolrapport met correctie LG staat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score) vermeld. Deze wordt vanaf het schooljaar 2009–2010 door de inspectie bij de beoordeling gebruikt.

Bij toetsen vóór het schooljaar 2009-2010 wordt de IC-tabel gebruikt. De inspectie beoordeelt de resultaten aan de hand van de score gecorrigeerd voor GLG (Gemiddeld Leerling Gewicht). Dit is de ‘tegenhanger’ van het eerdergenoemde Schoolrapport B. In de GLG-score van de IC-tabel is de schoolgroepindeling verdisconteerd volgens een ‘glijdende’ schaal (vloeiende overgang tussen de schoolgroepen en dus nauwkeuriger).

In de volgende tabel staan de onder- en bovengrenzen voor de LG- en GLG-score. In de LG- en GLG-score zijn de kenmerken van de leerlingenpopulatie (correctie voor het leerlinggewicht) verwerkt. Dat betekent dat er geen onderscheid in schoolgroepen meer nodig is en dat voor alle scholen dezelfde ondergrens geldt.

Tabel 1. Normen gecorrigeerde standaardscore Cito Eindtoets

Cito Eindtoets LG/GLG

Schooljaar

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

2009–2010 (LG)

533,4

535,2

537,0

2009–2010 (GLG)

533,8

535,2

536,6

2008–2009 (GLG)

533,7

534,9

536,1

2007–2008 (GLG)

533,6

534,8

536,0

Norm eindresultaten per schooljaar op basis van de LG/GLG-score

De eindresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als de LG- of GLG-score:

Goed

• op of boven de bovengrens ligt.

Voldoende

• op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt.

Onvoldoende

• onder de ondergrens ligt.

1.2 Beoordeling op basis van het Schoolrapport zonder correctie

De ongecorrigeerde standaardscore uit het Schoolrapport zonder correctie (met ingang van het schooljaar 2009–2010) of de gemiddelde standaardscore uit het Schoolrapport B (vóór het schooljaar 2009–2010) wordt gebruikt voor de beoordeling van eindresultaten in de volgende situaties:

  • 1. De beoordeling van kleine groepen (minder dan 10 leerlingen die in de beoordeling worden betrokken).

  • 2. De beoordeling van resultaten op het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering. De werkwijze voor het Drempelonderzoek staat beschreven in paragraaf 3.

  • 3. Als er geen Schoolrapport zonder correctie of IC-tabel beschikbaar is.

Tabel 2. Normen Cito Eindtoets ongecorrigeerde standaardscore

Cito Eindtoets

Schoolgroep

Ongecorrigeerde standaardscore

 

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

Schooljaar 2009–2010

   

1

>88% 0,00 leerlingen

534,8

536,5

538,2

2

75–88% 0,00 leerlingen

532,9

534,8

536,6

3

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

530,5

532,7

534,9

4

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

527,3

529,7

532,0

Schooljaar 2008–2009

   

1

100% 1,00 leerlingen

535,2

537,2

539,2

2

76–99% 1,00 leerlingen

534,5

536,2

537,9

3

51–75% 1,00 leerlingen

532,6

534,4

536,3

4

0–50% 1.00 leerlingen

530,3

532,8

535,4

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,9

532,9

534,8

6

51–75% 1,90 leerlingen

528,1

530,4

532,7

7

> 75% 1,90 leerlingen

526,6

528,9

531,2

Schooljaar 2007–2008

   

1

100% 1,00 leerlingen

535,1

537,3

539,5

2

76–99% 1,00 leerlingen

534,5

536,1

537,7

3

51–75% 1,00 leerlingen

532,6

534,5

536,4

4

0–50% 1.00 leerlingen

530.2

532,5

534,8

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,3

532,5

534,7

6

51–75% 1,90 leerlingen

528,3

530,7

533,1

7

> 75% 1,90 leerlingen

526,9

529,2

531,5

Schooljaar 2006–2007

   

1

100% 1,00 leerlingen

535,1

537,4

539,7

2

76–99% 1,00 leerlingen

533,8

536,1

538,4

3

51–75% 1,00 leerlingen

531,9

534,2

536,5

4

0–50% 1.00 leerlingen

529,5

531,8

534,1

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,3

532,6

534,9

6

51–75% 1,90 leerlingen

527,3

529,6

531,9

7

> 75% 1,90 leerlingen

526,1

528,4

530,7

Norm eindresultaten per schooljaar op basis van de ongecorrigeerde standaardscore

De eindresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als de ongecorrigeerde standaardscore voor de betreffende schoolgroep:

Goed

• op of boven de bovengrens ligt.

Voldoende

• op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt.

Onvoldoende

• onder de ondergrens ligt.

2. Schooleindonderzoek van Centraal Nederland

Op het overzicht van de schoolresultaten staan de gemiddelden van twee indexen: de schoolvorderingen (SV) en de intelligentie (IQ). Wanneer de SV-index lager is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een minder goed presterende school. Indien de SV-index hoger is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een beter presterende school. Op het overzichtsformulier van de school staat ook een meerjarenoverzicht waar deze verschilscores zijn omgezet naar zogenaamde z-scores. In deze z-scores zijn de resultaten van alle deelnemende scholen betrokken. De z-score geeft het aantal standaarddeviaties aan dat de schoolscore verschilt van de gemiddelde schoolscore.

De z-scores staan op het formulier als ‘afwijkingsscore t.o.v. gemiddelde SV-IQ’ vermeld. Op deze scores baseert de inspectie haar oordeel over de school.

Tabel 3. Norm Schooleindonderzoek

Schooleindonderzoek

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

–0,5

0

0,5

Een correctie voor ‘schoolgroep’ is niet nodig. In de afwijkingsscore is namelijk een correctie voor IQ toegepast. Hoewel er verschillen bestaan tussen de indexen SV en IQ voor scholen met verschillende leerlingenpopulaties, laat de z-score (SV-IQ) geen significant onderscheid zien.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van het Schooleindonderzoek

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als de z-score:

Goed

• op of boven de bovengrens ligt.

Voldoende

• op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt.

Onvoldoende

• onder de ondergrens ligt.

3. Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering1

Er wordt op drie manieren gebruik gemaakt van het Drempelonderzoek 678:

  • 1. Alle leerlingen doen mee aan het Drempelonderzoek 678. In dit geval wordt de onderstaande procedure ‘Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen’ gevolgd.

  • 2. De school neemt de Cito Eindtoets af bij een deel van de leerlingen en bij enkele leerlingen het Drempelonderzoek 678. Ook komt het voor dat de school eerst alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 laat doen en daarna alleen de betere leerlingen de Cito Eindtoets laat maken. In deze gevallen worden de scores van het Drempelonderzoek 678 omgezet naar Cito-scores en wordt de hieronder beschreven werkwijze ‘Drempelonderzoek 678 en Cito Eindtoets’ gevolgd.

  • 3. De school neemt geen Cito Eindtoets af en enkele leerlingen doen het Drempelonderzoek 678. In dit geval is het niet mogelijk gebruik te maken van de gegevens uit het Drempelonderzoek 678. Indien ook geen Entreetoetsen zijn afgenomen, baseert de inspectie het oordeel over de leerresultaten op gegevens uit het leerlingvolgsysteem.

In de onderstaande tabellen wordt ervan uitgegaan dat de scores van het Drempelonderzoek 678 tot 60 lopen (DGM60). Er is echter ook een score, waarbij deze doorloopt tot 66 (DGM66). Deze heeft een uitloop voor betere leerlingen om op individueel niveau onderscheid te maken tussen een havo-advies en vwo-advies. De normering in deze paragraaf is echter gebaseerd op de DGM60.

Ad 1. Procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen

Vanaf schooljaar 2009-2010 vermeldt het formulier ‘totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 de gemiddelde Cito-score van alle deelnemende leerlingen. Deze score wordt gehanteerd bij het bepalen van het oordeel over de eindopbrengsten. De inspectie gebruikt hierbij de normen voor het Schoolrapport zonder correctie (Tabel 2). De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

Vóór schooljaar 2009–2010 worden de normen uit de onderstaande tabel gebruikt om het schoolgemiddelde van de DGM60 te vergelijken met de ondergrens voor de betreffende schoolgroep.

Tabel 4. Normen Drempelonderzoek 6781

Drempelonderzoek 678

Schoolgroep

Gemiddelde DGM60 score

Ondergrens

Bovengrens

1

100% 1,00 leerlingen

53,1

56,2

2

76–99% 1,00 leerlingen

51,8

55,4

3

51–75% 1,00 leerlingen

49,9

54,5

4

0–50% 1.00 leerlingen

47,5

52,1

5

26–50% 1,90 leerlingen

48,3

52,9

6

51–75% 1,90 leerlingen

46,4

49,9

7

> 75% 1,90 leerlingen

46,0

48,7

XNoot
1

De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle schooljaren waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.

Het gemiddelde van de DGM60 staat met ingang van het schooljaar 2008–2009 op de groepsoverzichten van het Drempelonderzoek 678 aangegeven. Voor voorgaande jaren moet dit handmatig berekend worden uit de individuele leerlingenscores.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van het Drempelonderzoek 678

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als de gemiddelde DGM60 score of de gemiddelde Cito-score voor de betreffende schoolgroep:

Goed

• op of boven de bovengrens ligt.

Voldoende

• op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt.

Onvoldoende

• onder de ondergrens ligt.

Ad 2. Procedure Cito Eindtoets én Drempelonderzoek 678

Als een deel van de leerlingen de Cito Eindtoets heeft gemaakt en een deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678, wordt de onderstaande werkwijze toegepast. Het komt voor dat sommige leerlingen beide toetsen maken. In dat geval baseert de inspectie haar oordeel op de Cito Eindtoetsscores.

Vanaf schooljaar 2009–2010 wordt de Cito-score per leerling zoals vermeld op het ‘totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 gebruikt. De inspectie berekent de gemiddelde Cito standaardscore van de hele groep door het gewogen gemiddelde van de scores uit beide bronnen te nemen. Bij de beoordeling worden de normen voor het Schoolrapport zonder correctie gebruikt (Tabel 2). De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

Vóór schooljaar 2009–2010 worden de individuele Drempelonderzoekscores van de leerlingen die niet aan de Cito Eindtoets hebben deelgenomen, omgezet volgens de onderstaande conversietabel naar een Cito-score. Daarna wordt de werkwijze zoals beschreven voor de periode vanaf schooljaar 2009–2010 toegepast.

Tabel 5. Conversietabel op leerlingniveau van Drempelscore (DGM60) naar Cito Eindtoetsscore1

DGM60

Cito-score

DGM60

Cito-score

DGM60

Cito-score

14–20

502

37

517

50

531

21–23

503

38

518

51

532

24–26

504

39

519

52

533

27

505

40

520

53

534

28

506

41

521

54

536

29

507

42

522

55

537

30

509

43

523

56

539

31

511

44

524

57

540

32

512

45

525

58

541

33

513

46

526

59

543

34

514

47

527

60

546

35

515

48

528

36

516

49

530

XNoot
1

De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle jaren waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.

Voorbeeld:

Stel dat vijftien leerlingen de Cito Eindtoets hebben gedaan en vijf leerlingen alleen aan het Drempelonderzoek 678 hebben deelgenomen. Met behulp van de tabel kan de Drempelscore worden omgezet naar een Cito-score. Dat betekent, bijvoorbeeld, dat een individuele leerling met een Drempelscore van 26 een Cito-score krijgt van 504, een leerling met een Drempelscore van 35 een Cito-score van 515, een Drempelscore van 60 wordt 546, etc.

Het nieuwe schoolgemiddelde voor twintig leerlingen wordt vervolgens berekend door 15 x de gemiddelde standaardscore van de Cito Eindtoets te berekenen, daar de (uit conversie verkregen) Cito-scores van de vijf ‘drempelleerlingen’ bij op te tellen en deze som te delen door twintig. De school behoort in 2007 bijvoorbeeld tot schoolgroep 3. De zojuist berekende uitkomst moet worden vergeleken met de ondergrens van 531,9 die we in Tabel 2 vinden.

De normen in Tabel 4 zijn bepaald aan de hand van de gemiddelde scores die door scholen behorend tot de verschillende schoolgroepen zijn behaald. De normen in Tabel 5 zijn daarentegen bepaald op basis van scores van individuele leerlingen. De beide tabellen zijn daardoor niet rechtstreeks met elkaar te vergelijken.

4. Cito Entreetoets

Indien de beoordeling van de leerresultaten niet gebaseerd kan worden op gegevens van de Cito Eindtoets, het Schooleindonderzoek of het Drempelonderzoek 678, kan dit ook aan de hand van de Cito Entreetoetsen van groep 7 van de afgelopen drie jaar gedaan worden.

Met ingang van het schooljaar 2009–2010 zijn de schoolrapporten bij de Cito Entreetoets gewijzigd. Het Schoolrapport correctie LG bevat het gecorrigeerd aantal goed, de schoolscore die gecorrigeerd is voor het percentage gewogen leerlingen op de school. Het Schoolrapport zonder correctie bevat het ongecorrigeerde aantal goed.

De inspectie baseert de beoordeling van kleine groepen (minder dan 10 leerlingen die in de beoordeling worden betrokken) op het gemiddeld aantal goed vermeld op het schoolrapport zonder correctie. Bij grotere groepen wordt het gecorrigeerd aantal goed vermeld op het schoolrapport correctie LG beschouwd. De normen in tabel 6a en 6b zijn van toepassing met ingang van het schooljaar 2009–2010, de normen in tabel 6c en 6d zijn van toepassing op eerdere schooljaren.

Tabel 6a. Normen Entreetoets vanaf schooljaar 2009–2010 (10 of meer leerlingen)

Gecorrigeerd aantal goed

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

281,6

290,4

299,2

Tabel 6b. Normen Entreetoets vanaf schooljaar 2009–2010 (minder dan 10 leerlingen)1

Schoolgroep

Gemiddelde aantal goed zonder correctie

 

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

1

>88% 0,00 leerlingen

PM

PM

PM

2

75–88% 0,00 leerlingen

PM

PM

PM

3

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

PM

PM

PM

4

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

PM

PM

PM

XNoot
1

Deze normen zijn uiterlijk 1 september 2010 beschikbaar en worden door middel van een aanvullende ministeriële regeling gepubliceerd

Voor leerresultaten aan de hand van de Entreetoets van groep 7 uit de periode vóór schooljaar 2009–2010 gaat de inspectie bij de beoordeling uit van het gemiddelde percentage goed. De normen zijn identiek voor grote en kleine groepen.

Tabel 6c. Normen Entreetoets groep 7 over schooljaar 2008–2009

Entreetoets groep 7

Schoolgroep

Gemiddelde % goed

<25% gewogen leerlingen

68

25%–50% gewogen leerlingen

65

≥ 50% gewogen leerlingen

55

De normen in de tabel worden toegepast op resultaten verkregen over het schooljaar 2008–2009. De resultaten van vóór 2008–2009 worden beoordeeld met de oude normen, zie tabel 6d.

Tabel 6d. Normen Entreetoets groep 7 vóór schooljaar 2008–2009

Schoolgroep

Gemiddelde % goed

1

100% 1,00 leerlingen

67

2

76–99% 1,00 leerlingen

65

3

51–75% 1,00 leerlingen

61

4

0–50% 1.00 leerlingen

60

5

26–50% 1,90 leerlingen

59

6

51–75% 1,90 leerlingen

46

7

> 75% 1,90 leerlingen

46

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de Cito Entreetoets

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als het percentage goed voor de betreffende schoolgroep:

Voldoende

• op of boven de norm ligt.

Onvoldoende

• onder de norm ligt.

5. Toetsen uit het leerlingvolgsysteem

Indien er geen resultaten van een eindtoets of Entreetoets beschikbaar zijn, worden de resultaten aan het eind van de basisschool beoordeeld aan de hand van methodeonafhankelijke en landelijk genormeerde toetsen voor rekenen en wiskunde en begrijpend lezen in de leerjaren 8 van de drie laatste schooljaren (cohorten).

Voor een positief oordeel over de resultaten aan het einde van de schoolperiode geldt dat ten minste één van de drie jaren voor rekenen en wiskunde én begrijpend lezen positief moet scoren om tot een voldoende te komen.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van LVS

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

Als de resultaten voor rekenen en wiskunde én begrijpend lezen aan het eind van de basisschool:

Voldoende

• op of boven de norm ligt.

Onvoldoende

• onder de norm ligt.

In de volgende paragrafen staan de procedures beschreven voor de beoordeling van de toetsen uit de leerlingvolgsystemen van Cito en de DLE-toetsen van Boom test uitgevers (voormalig Eduforce). Daarnaast zijn de normen voor de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering opgenomen.

5.1 Cito leerlingvolgsysteem: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen

Met ingang van het schooljaar 2011–2012 beoordeelt de inspectie de oude leerlingvolgsysteemtoetsen uit 2002 niet meer.

De volgende tabellen (7a en 7b) geeft de normen weer voor rekenen en wiskunde (algemeen) en voor begrijpend lezen voor de verschillende schoolgroepen voor de toetsen van groep 7 en 8 die zijn afgenomen vanaf het schooljaar 2009–2010. Tabel 7c en 7d bevatten de normen voor schooljaar 2008–2009 en 2007–2008 (en eerder) voor groep 8.

Tabel 7a. Normen Cito LVS rekenen en wiskunde algemeen vanaf schooljaar 2009–2010

Rekenen en wiskunde algemeen

 

Versie 2002

Nieuwe versie

Groep

Schoolgroep

Gemiddelde vaardigheidscore

Gemiddelde vaardigheidscore

Norm Midden

Norm Eind

Norm Midden

Norm Eind

Groep 7

< 15% gewogen leerlingen

103

107

93

96

 

≥ 15% gewogen leerlingen

100

104

88

92

Groep 8

< 15% gewogen leerlingen

112

 

105

 
 

≥ 15% gewogen leerlingen

108

 

99

 
Tabel 7b. Normen Cito LVS begrijpend lezen vanaf schooljaar 2009–2010

Begrijpend lezen

Groep

Schoolgroep

Oude versie

Nieuwe versie

Gemiddelde Vaardigheidsscore

Norm Midden

Norm Midden

Groep 7

< 15% gewogen leerlingen

45

43

 

≥ 15% gewogen leerlingen

40

35

Groep 8

< 15% gewogen leerlingen

54

 
 

≥ 15% gewogen leerlingen

50

 
Tabel 7c. Normen Cito LVS-toetsen over schooljaar 2008–2009

Rekenen en Wiskunde algemeen en Begrijpend Lezen

Midden groep 8

Schoolgroep

Rekenen en wiskunde

Begrijpend Lezen

Gemiddelde Vaardigheidsscore

Gemiddelde Vaardigheidsscore

<25% gewogen leerlingen

112

54

25%––50% gewogen leerlingen

109

52

≥ 50% gewogen leerlingen

98

46

Tabel 7d. Normen Cito LVS-toetsen schooljaar vóór schooljaar 2008–2009 en eerder

Rekenen en Wiskunde algemeen en Begrijpend Lezen

Midden groep 8

Schoolgroep

Rekenen en wiskunde

Begrijpend Lezen

Gemiddelde Vaardigheidsscore

Gemiddelde Vaardigheidsscore

> 50% 1.00 leerlingen

116

55

> 50% gewogen leerlingen

112

48

> 50% 1.90 leerlingen

111

42

Het oordeel op een toets is voldoende als de gemiddelde vaardigheidsscore op of boven de gegeven norm ligt.

Als leerlingen toetsen maken op een lager niveau, tellen ze in principe mee in de gemiddelde vaardigheidsscore van de school. Hiervoor is het wel van belang dat de toetsversies hetzelfde zijn, aangezien het noodzakelijk is dat de toetsscore op dezelfde schaal liggen. Dit is niet het geval als gebruik wordt gemaakt van verschillende versies. In dat geval baseert de inspectie haar oordeel op het percentage leerlingen met D- en E-scores. Hierbij geldt dat maximaal 25 procent van de leerlingen een score op D- of E-niveau mag hebben als er minder dan 15 procent gewogen leerlingen zijn. Bij 15 procent of meer leerlingen met een leerlinggewicht ligt deze norm op 30 procent.

5.2 DLE-toetsen: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen Boom test uitgevers

Met ingang van het schooljaar 2010–2011 beoordeelt de inspectie de DLE-toetsen met de oude normering niet meer. Voor scholen die de verouderde toetsen gebruiken zijn er voor de verantwoording van de leerresultaten in het schooljaar 2010–2011 twee alternatieven:

  • de school neemt eenmalig een eindtoets af waarmee de eindresultaten kunnen worden verantwoord (zie bijlage A);

  • de school neemt deel aan het normeringsonderzoek voor de toetsen begrijpend lezen en rekenen en wiskunde in groep 8 van Boom test uitgevers, waarin tevens voorzien is in de afname van een eindtoets.

De volgende tabellen geven de normen weer voor het percentage zwakst presterende leerlingen.

Tabel 8a. Normen DLE-toetsen schooljaar 2009–2010

Schoolgroep

% zwakste leerlingen

< 15% gewogen leerlingen

25

≥ 15% gewogen leerlingen

30

Tabel 8b. Normen DLE-toetsen vóór schooljaar 2009–2010

Schoolgroep

% zwakste leerlingen

<25% gewogen leerlingen

25

25%–50% gewogen leerlingen

30

≥ 50% gewogen leerlingen

35

De resultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder de norm voor de betreffende schoolgroep ligt.

In de volgende tabellen (9a en 9b) staan de normen voor het bepalen van het aantal zwakst presterende leerlingen in termen van achterstanden in maanden (DLE-DL) (te vergelijken met Cito D- en E-niveau). Indien een leerling een achterstand heeft die groter is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen.

Tabel 9a. Normen achterstanden (DL-DLE) vanaf schooljaar 2008–2009

DLE-toetsen

 

Achterstand in maanden (DLE-DL)

 

Afnameperiode

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen A

Begrijpend lezen B

Groep 7

september–januari

–3

–6

–7

 

februari–juli

–3

–8

–8

Groep 8

september–januari

–5

–11

–8

 

februari–juli

–7

–12

–10

Tabel 9b. Normen achterstanden (DL-DLE) vóór schooljaar 2008–2009

DLE-toetsen

 

Achterstand in maanden (DLE-DL)

 

Afnameperiode

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen A

Begrijpend lezen B

Groep 8

september–januari

–6

–12

–10

 

februari–juli

–7

–12

–10

5.3 Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering

De volgende tabel geeft de normen weer voor het bepalen van het percentage zwakst presterende leerlingen bij begrijpend lezen op de toets van 678 Onderwijs Advisering.

Tabel 10. Normen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering

Begrijpend lezen groep 8

Schoolgroep

 

< 15% gewogen leerlingen

25

≥ 15% gewogen leerlingen

30

De resultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder de norm (voor de betreffende schoolgroep) ligt.

Onderstaande tabel geeft de normen voor het bepalen van de zwakst presterende leerlingen bij begrijpend lezen. Indien een leerling een score heeft die lager is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen. In de tabel zijn ook DLE’s opgenomen. Deze worden alleen gebruikt als geen leerlingenscores beschikbaar zijn, maar wel DLE’s.

Tabel 11. Normen zwakst presterende leerlingen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering
 

Begrijpend lezen 678 (2006)

Begrijpend lezen 678 (2006)

 

Score

DLE

Score

DLE

M7 (december–maart)

<28

<33

<23

<32

E7 (april–juli)

<29

<35

<24

<35

M8 (december–maart)

<30

<38

<25

<38

BIJLAGE C

Correctie op meting leerresultaten en bijzondere omstandigheden

In onderstaande paragraaf staat beschreven hoe en wanneer een correctie (zijnde een herberekening) van de leerresultaten plaatsvindt voor bepaalde groepskenmerken of individuele kenmerken van leerlingen en voor enkele specifieke omstandigheden.

1.1 Leerlingen die uitstromen naar het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen met een indicatie voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro) houdt de inspectie buiten de beoordeling van de eindresultaten. Dit doet zij ook als deze leerlingen de indicatie hebben, maar hier in de praktijk niet daadwerkelijk naar uitstromen. Als leerlingen met een pro- of vso-indicatie wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de resultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

1.2 Leerlingen die uitstromen naar het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)

Sinds augustus 2007 corrigeert de inspectie de leerresultaten in principe niet meer voor leerlingen die naar het lwoo uitstromen. De reden hiervoor is dat in de normering van de toetsen de lwoo-leerlingen zijn inbegrepen. Door te corrigeren ontstaat er een gunstiger beeld dan in werkelijkheid het geval is.

Scholen gaan op drie verschillende manieren om met leerlingen die mogelijk naar het lwoo uitstromen:

  • 1. de leerlingen worden op dezelfde wijze getoetst als de overige leerlingen;

  • 2. de leerlingen maken de Niveautoets van Cito of doen het Drempelonderzoek 678;

  • 3. de leerlingen worden niet getoetst.

In de eerste twee gevallen bepaalt de inspectie het oordeel op haar reguliere wijze, zoals beschreven in Bijlage B. In het laatste geval, als leerlingen niet getoetst worden, kent de inspectie in principe een fictieve score toe (517 bij Cito Eindtoets, 517 vanaf het schooljaar 2009–2010 of 37 vóór het schooljaar 2009–2010 bij Drempelonderzoek 678) aan de leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de toets. Als de leerresultaten op basis van leerlingvolgsysteemtoetsen worden beoordeeld, dan wordt deze leerling als D/E scorende leerling beschouwd bij het Cito lovs en als zwakste leerling bij het DLE lvs en de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering.

In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk dat de inspectie de resultaten van een lwoo-leerling uitsluit van de beoordeling: hiervoor moet de school aantonen dat de achterstanden bij deze leerlingen niet zijn veroorzaakt door het onderwijs. Bovendien moet er sprake zijn van forse achterstanden (eindniveau groep 7 wordt niet gehaald) op meerdere van de vakgebieden rekenen en wiskunde, technisch lezen of begrijpend lezen en kan de school aantonen dat de betreffende leerling zich naar verwachting heeft ontwikkeld. Hieraan stelt de inspectie de volgende eisen:

  • De school heeft voor de leerling een ontwikkelingsperspectief bepaald dat voldoende onderbouwd en realistisch is.

  • De school heeft voor de leerling tussendoelen opgesteld die zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief.

  • De leerling ontwikkelt zich naar verwachting (dus volgens de gestelde tussendoelen).

Het komt voor dat op scholen, die zich met het Schooleindonderzoek of de Entreetoets van groep 7 verantwoorden, leerlingen de toets niet of gedeeltelijk hebben gemaakt én de school voor deze leerlingen niet voldoet aan bovengenoemde eisen. Het is niet mogelijk een fictieve score toe te kennen aan deze leerlingen. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten niet, tenzij de resultaten ook zonder dat deze leerlingen aan de toets hebben deelgenomen, van onvoldoende niveau zijn. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten als onvoldoende.

1.3 Leerlingen met lgf-, so- of sbo-indicatie

In uitzonderlijke gevallen laat de inspectie de resultaten van leerlingen met lgf ('rugzak'), so of sbo indicatie buiten beschouwing bij de beoordeling van de leerresultaten. Om de resultaten van deze leerlingen buiten beschouwing te laten gelden dezelfde voorwaarden als voor lwoo-leerlingen (zie 1.2).

1.4 Leerlingen die kort in Nederland verblijven èn het Nederlands minder goed beheersen

Bij de beoordeling van de eindresultaten mogen de resultaten van leerlingen die sinds kort in Nederland verblijven én het Nederlands onvoldoende beheersen in sommige gevallen buiten beschouwing worden gelaten. De richtlijn is dat de leerlingen aan het begin van het schooljaar korter dan vier jaar in Nederland verblijven én om die reden het Nederlands minder goed beheersen.

De resultaten van leerlingen die al langer in Nederland verblijven en het Nederlands nog steeds onvoldoende beheersen, worden wel bij de beoordeling van de toetsen betrokken. Dit geldt ook voor de resultaten van leerlingen die korter in Nederland verblijven, maar het Nederlands wel goed beheersen.

Als leerlingen ten onrechte niet hebben deelgenomen aan de toets, voegt de inspectie een fictieve score voor deze leerlingen aan het groepsgemiddelde toe bij de beoordeling van de eindresultaten. Voor het Schooleindonderzoek en Entreetoets kan dit niet (zie ook 1.2). Als de inspectie op grond van eerder behaalde resultaten verwacht dat het wel deelnemen van deze leerlingen onvoldoende leerresultaten op groepsniveau zou hebben veroorzaakt, dan beoordeelt de inspectie de leerresultaten niet.

1.5 Leerlingen die recent zijn ingestroomd

De inspectie kan bij de beoordeling van de resultaten aan het eind van de basisschool de resultaten van leerlingen buiten beschouwing laten die in groep 7 of 8 zijn ingestroomd. Als de inspectie dit doet, corrigeert zij voor alle leerlingen die dit betreft en niet alleen voor de zwakst scorende leerlingen.

1.6 Leerlingen die toetsen op een ander niveau of geheel niet maken

Leerlingen nemen niet altijd aan de toets uit het leerlingvolgsysteem deel die de rest van de groep maakt. Sommige leerlingen maken een toets op een hoger of lager niveau (ander leerjaar of afnamemoment). Het komt ook voor dat leerlingen in het geheel geen toets maken. De meest voorkomende reden is dat zij de reguliere leerstof niet of deels volgen: dit zijn vaak leerlingen met een eigen leerlijn of een handelingsplan.

Als leerlingen een toets op een ander niveau hebben gemaakt, voert de inspectie een herberekening uit. Als leerlingen niet zijn getoetst, beschouwt de inspectie hen als leerlingen die onder de norm presteren.

BIJLAGE D

Meting onmogelijk of incomplete gegevens

In deze paragraaf staat beschreven hoe de inspectie scholen beoordeelt waarbij de meting van leerresultaten onmogelijk is of waarbij de gegevens over de leerresultaten incompleet zijn.

1.1 Nieuw opgerichte scholen

Scholen die nieuw zijn beginnen vaak met een klein aantal leerlingen, dat veelal in de onderbouw verblijft. De eerste jaren dat de school bestaat, zullen in de midden- en bovenbouw vooral leerlingen de school bezoeken die eerst op andere scholen hebben gezeten. De resultaten van deze leerlingen kunnen dan ook niet direct toegeschreven worden aan de nieuwe school.

Desondanks beoordeelt de inspectie de eindresultaten van deze scholen in eerste instantie volgens de reguliere werkwijze. Als blijkt dat de eindresultaten onvoldoende zijn, gaat de inspectie nader analyseren waardoor dit wordt veroorzaakt en wordt dezelfde werkwijze gevolgd als voor leerlingen die recent op school zijn ingestroomd.

1.2 Verouderde, onvoldoende of ondeugdelijke toetsen of te weinig beschikbare gegevens

Scholen die zich niet over hun eindresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: niet te beoordelen. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

1.3 Beoordeling eindresultaten scholen met kop- of schakelklassen

Schakelklassen en kopklassen hebben tot doel de leerlingen (veelal leerlingen met een taalachterstand) die hieraan deelnemen een betere uitgangspositie te geven voor het vervolgonderwijs. In de meeste gevallen gaat het om landelijke projecten of door de overheid erkende experimenten.

De inspectie baseert zich bij de beoordeling van de eindresultaten van deze scholen op de meest recente resultaten van de totale groep leerlingen die aan de eindtoets heeft meegedaan.

NB. Het komt voor dat sommige leerlingen alleen de kopklas volgen en dus recent zijn ingestroomd. Deze leerlingen worden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.

1.4 Afwijken van afnamevoorschriften

Toetsresultaten zijn alleen betrouwbaar en valide als de toetsen zijn afgenomen volgens de voorschriften, zoals die in de toetshandleiding zijn beschreven. De inspectie veronderstelt dat scholen deze voorschriften kennen en naleven. Indien scholen hiervan afwijken, kan dit betekenen dat de inspectie de leerresultaten niet kan beoordelen.

Enkele voorbeelden van het afwijken van de voorschriften zijn:

  • Aanbieden van hulpmaterialen (bijvoorbeeld posters in de klas of een rekenmachine), die niet zijn toegestaan bij het maken van de toets;

  • Voorlezen van (delen van) toetsen;

  • Klassikaal (samen) maken van toetsen;

  • Het door de leraar zodanig beantwoorden van vragen van leerlingen dat er sprake is van hulp bij de toetsafname;

  • Afwijken van de voorgeschreven tijdsduur voor de toets.

Twee overwegingen spelen bij de beoordeling van de resultaten een cruciale rol:

  • Is op grond van eerder behaalde resultaten te verwachten dat de toetsresultaten aan het eind van de basisschool anders waren geweest als de afnamevoorschriften wel correct waren gevolgd? Zou dit een onvoldoende inspectieoordeel tot resultaat kunnen hebben gehad?

  • Is er mogelijk doelbewust door de betrokkenen afgeweken van de afnamevoorschriften om betere resultaten te verkrijgen? Als één of beide overwegingen van toepassing zijn of hier serieuze twijfels over bestaan, kan de inspectie besluiten de resultaten niet te beoordelen.

BIJLAGE E

Beoordeling leerresultaten van de basisschool

De school verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. Ze kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze maken. De inspectie hanteert de volgende volgorde bij het gebruik maken van beschikbare toetsresultaten:

  • 1. Eén van de eindtoetsen:

    • (1) Eindtoets Basisonderwijs, inclusief Niveautoets van het Cito;

    • (2) Schooleindonderzoek van Centraal Nederland;

    • (3) Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering;

  • 2. Entreetoets van het Cito;

  • 3. Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen uit groep 8.

Bij voorkeur baseert de inspectie haar oordeel op de toets waarvoor van twee of meer jaren gegevens beschikbaar zijn.

Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie schoolgroepen. Als de schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze aan de hand van de leerlinggewichten van de leerlingen in de betreffende groep. Vanaf 2010 is dit, in navolging van het Cito, niet langer het percentage gewogen leerlingen in de betreffende groep, maar het percentage gewogen leerlingen op de hele school. Deze werkwijze wordt vanaf 2010 bij de eindtoets en de entreetoets toegepast. Als dit niet eenvoudig te achterhalen is, raadpleegt de inspectie de DUO-gegevens om de schoolgroep te bepalen.

De inspectie beoordeelt de eindresultaten op basis van de resultaten van de leerlingen in groep 8 van de afgelopen 3 jaar (cohorten). Als de resultaten slechts één keer voldoende zijn, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de resultaten van groep 7 bij de beoordeling. Als de resultaten van groep 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vierde jaargroep 8 bij de beoordeling.

Beslisregel beoordeling eindresultaten

Beslisregel eindresultaten

Indicator 1.1

De resultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.

 

De eindresultaten van de afgelopen drie schooljaren zijn:

Goed (‘4’):

• drie keer goed

Voldoende (‘3’):

• twee of drie keer voldoende

of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen 10 of meer)

of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én voldoende resultaten in groep 7

of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én onvoldoende resultaten in groep 7 én voldoende resultaten in een vierde groep 8

Onvoldoende (‘2’):

• drie keer onvoldoende

of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10), onvoldoende resultaten in groep 7 en onvoldoende resultaten in een vierde groep 8

Niet te beoordelen (‘5’):

• bijzondere omstandigheden (zie bijlage D van deze regeling)

In omstandigheden waarin deze regeling niet voorziet, geeft de hoofdinspecteur po/ec een gemotiveerd oordeel over de leerresultaten.

Toelichting op de beslisregel

Het oordeel op jaarbasis voor de verschillende (eind)toetsen wordt bepaald conform de werkwijze zoals beschreven in de bijlagen B, C en D van deze regeling. Vervolgens gelden de volgende richtlijnen:

  • 1. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel voldoende, als ten minste twee van de laatste drie schooljaren voldoende zijn.

  • 2. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel onvoldoende, als de laatste drie schooljaren onvoldoende zijn.

  • 3. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is 10 of meer, dan is het oordeel voldoende.

  • 4. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is minder dan 10, dan worden de resultaten van groep 7 bij de beoordeling betrokken. Als de resultaten van groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van groep 7 onvoldoende, dan worden de resultaten van een vierde groep 8 bij de beoordeling betrokken. Als de resultaten van die vierde groep 8, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van de vierde groep 8 onvoldoende, dan zijn de eindresultaten ‘onvoldoende’.1

  • 5. Als de eindresultaten aan de hand van entreetoetsen worden beoordeeld, dan maakt groep 7 al deel uit van de te beoordelen cohorten. Als slechts één van de afgelopen drie schooljaren voldoende is, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de resultaten van een vierde groep 7 (het schooljaar 2006–2007, als de schooljaren 2007–2008, 2008–2009 en 2009–2010 worden beschouwd) bij de beoordeling. Als de resultaten van deze vierde groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, dan is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Als de resultaten van deze vierde groep 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vijfde jaargroep 7 (het schooljaar 2005–2006, als de schooljaren 2006–2007, 2007–2008, 2008–2009 en 2009–2010 worden beschouwd) bij de beoordeling. Als de resultaten van die vijfde groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van de vijfde groep 7 onvoldoende, dan zijn de eindresultaten ‘onvoldoende’.

  • 6. Scholen die zich niet over hun eindresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: ‘niet te beoordelen’. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

TOELICHTING

De regeling Leerresultaten PO komt voort uit de wet Goed onderwijs, goed bestuur (Stb. 2010, nr. 80) die per 1 augustus 2010 van kracht is. Deze wet regelt onder andere een wijziging in de Wet op het primair onderwijs (WPO) waardoor minimumeisen worden gesteld aan de leerresultaten van een school voor basisonderwijs. Het betreft dan de leerresultaten op het gebied van de Nederlandse taal en het gebied van rekenen en wiskunde. Deze eisen zijn een nadere invulling van de algemene wettelijke zorgplicht van schoolbesturen voor de onderwijskwaliteit van hun scholen. De minimumeisen hebben het karakter van een bekostigingsvoorwaarde annex deugdelijkheideis die aan alle basisscholen wordt gesteld. Indien de leerresultaten op genoemde gebieden ernstig of langdurig te kort schieten dan kan dit reden zijn voor nadere sancties door de minister van OCW. In het uiterste geval kan dit leiden tot de sluiting van een school.

De WPO (zie artikel 10a) geeft in hoofdlijnen weer wanneer er sprake is van onvoldoende leerresultaten en wanneer dit leidt tot een situatie waarin er sprake is van ernstig of langdurig tekortschieten van de kwaliteit van het onderwijs.

In de algemene maatregel van bestuur over de vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten1 wordt verder invulling gegeven aan de hoofdlijnen van artikel 10a WPO. Deze AMvB is eveneens per 1 augustus 2010 van kracht. De AMvB bevat nadere voorschriften over de uitgangspunten en wijze van meting van leerresultaten door de inspectie van het onderwijs, alsmede over de daarbij te volgen procedures. Daarbij wordt nauw aangesloten bij de werkwijze en normering die de inspectie sedert de inwerkingtreding van de Wet op het onderwijstoezicht (2002) heeft ontwikkeld als onderdeel van het toezichts- en waarderingskader PO.

In de AMvB is aangegeven dat de vaststelling van de precieze reken- en beslisregels ter beoordeling van de leerresultaten, bij ministeriële regeling wordt geregeld. Deze regeling Leerresultaten PO voorziet daarin. In de bijlagen bij deze regeling is gedetailleerd uiteengezet wat er allemaal ten grondslag ligt aan de weging van de leerresultaten over een reeks van schooljaren door de onderwijsinspectie en tot welk inspectieoordeel dit leidt. De ministeriële regeling zal met enige regelmaat moeten worden geactualiseerd (minimaal één keer per jaar). Zo worden bijvoorbeeld binnen de huidige systematiek de leerresultaten van scholen die de opbrengsten verantwoorden door middel van de Eindtoets Basisonderwijs van Cito, per schooljaar genormeerd. Zo zal de regeling medio 2011 moeten worden geactualiseerd voor de Cito-scores in het schooljaar 2010–2011.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.


XNoot
1

Het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering moet niet verward worden met de Drempeltest van Boom test uitgevers. De resultaten van de laatstgenoemde toets kan de inspectie niet beoordelen.

XNoot
1

Het oordeel voor groep 7 moet gebaseerd zijn op een nieuwe groep. Dus niet de Entreetoets van een groep 8 die al in de analyse is betrokken. De inspectie gaat eerst uit van de Entreetoets en als deze niet beschikbaar is van de laatste beschikbare gegevens van de LVS-toetsen voor rekenen en wiskunde en begrijpend lezen. Voor een voldoende oordeel moeten zowel rekenen en wiskunde als begrijpend lezen van groep 7 voldoende zijn.

Ook kan het kan voorkomen dat bij het ‘overstappen’ van bijvoorbeeld de Cito Entreetoets naar een andere eindtoets of omgekeerd, twee keer de gegevens van hetzelfde cohort worden betrokken bij de beoordeling. Dit is niet de bedoeling. In dit geval beschouwt de inspectie slechts één van beide schooljaren en wordt een extra cohort toegevoegd ten behoeve van de beoordeling.

XNoot
1

Besluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het inrichtingsbesluit W.V.O. houdende vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten .

Naar boven