Convenant waterplanten

23 februari 2010

Nr. NLP/2010/1031

Partijen:

A

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelend als bestuursorgaan, hierna ‘LNV’;

B

De Unie van Waterschappen, te ’s-Gravenhage, namens alle Waterschappen;

C

  • a. De Nederlandse Bond van Boomkwekers te Bunnik, namens de bij haar aangesloten telers/importeurs;

  • b. De Vereniging van Vasteplantenkwekers te Bunnik, namens de bij haar aangesloten telers/importeurs;

  • c. AQUAFLORA BV;

  • d. Waterplantenspecialist;

  • e. SONGROW;

  • f. d’n Bart waterplantenkwekerij en adviesbureau;

  • g. De Plomp BV;

en

D

  • a. Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo te Amersfoort, namens de bij haar aangesloten (ketens van) tuincentra/handelsbedrijven;

  • b. Tuinbranche Nederland, Woerden;

Partijen genoemd onder A tot en met D te duiden als: ‘convenantpartners’,

Overwegende dat:

  • partijen zich ertoe willen verplichten om de biodiversiteit te beschermen, het goed functioneren van de waterhuishouding te verzekeren met het oog op de veiligheid van de bevolking, en daarbij recht willen doen aan de economische belangen van telers en handelaren in teeltproducten;

  • partijen zoveel mogelijk willen voorkomen dat uitheemse plantensoorten zich bij de teelt, import en het verhandelen van water- en moerasplanten in Nederland, naar het oppervlaktewater verspreiden;

  • bedrijven maatschappelijk verantwoord willen ondernemen, dat wil zeggen winststreven willen combineren met aandacht voor mens en milieu;

  • uitheemse water- en moerasplanten in Nederland worden geïmporteerd, geteeld en verhandeld, die bestemd zijn voor aquaria, vijvers, tuinen en infrastructurele waterwerken;

  • uitheemse water- en moerasplanten via consumenten in het Nederlandse oppervlaktewater terecht komen;

  • invasieve uitheemse water- en moerasplanten zich explosief kunnen uitbreiden in het oppervlaktewater, inheemse planten en dieren kunnen bedreigen en waterlopen kunnen verstoppen;

  • verwijdering van deze planten door de waterschappen hoge kosten met zich brengt;

  • consumenten zich doorgaans niet bewust zijn van de risico’s van het uitzetten in het oppervlaktewater van invasieve uitheemse water- en moerasplanten;

  • Nederland door ratificering van de Convention on Biological Diversity (Rio de Jaineiro, 1992) en de Convention on the Conservation of European Wildlife and Natural Habitats (Bern, 1979) zich ertoe verplicht heeft de inheemse biodiversiteit te beschermen en de introductie van niet-inheemse soorten in de natuurlijke omgeving te voorkomen;

  • Nederland vanwege Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid van de Raad van 23 oktober 2000 (de kaderrichtlijn water) verplicht is de aquatische ecosystemen en de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland te garanderen;

  • de Flora- en faunawet het bezit van Hydrocotyle ranunculoides (grote waternavel) verbiedt;

Komen overeen

Artikel 1

  • 1. De onder C en D genoemde bedrijven, leven de volgende verplichtingen na:

    • a. De planten, genoemd in bijlage 1, worden niet in Nederland geleverd aan consumenten;

    • b. De planten, genoemd in bijlage 1, worden evenmin door de aangesloten bedrijven in eigen beheer gebruikt;

    • c. De planten, genoemd in bijlage 2, worden uitsluitend verhandeld met aanvullende informatie over de omstandigheden waarin deze soorten veilig gebruikt kunnen worden;

    • d. De planten in bijlage 2 worden bij verkoop voorzien van een etiket waarop tenminste wordt vermeld:

      • i. de wetenschappelijke naam;

      • ii. dat het een uitheemse soort betreft;

      • iii. dat de soort zich kan verspreiden naar het oppervlaktewater en dan een bedreiging kan vormen voor inheemse planten en dieren, en

      • iv. dat daarom dringend wordt geadviseerd om verspreiding naar het oppervlaktewater te voorkomen.

      Planten worden zo veel mogelijk onder de correcte wetenschappelijke naam in het verkeer gebracht.

  • 2. De verenigingen, genoemd onder C en D, bevorderen dat de bij hen aangesloten bedrijven, de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, naleven.

Artikel 2

  • 1. Convenantspartners stemmen er mee in dat de Plantenziektenkundige Dienst van het Ministerie van LNV er jaarlijks door middel van monitoren op de bedrijven op toeziet dat de afspraken van dit convenant worden nagekomen. De Plantenziektenkundige Dienst brengt hierover jaarlijks verslag uit, dat de basis is voor de jaarlijkse evaluatie genoemd in artikel 5, eerste lid.

  • 2. De Unie van Waterschappen bevordert dat de Waterschappen alle nieuwe vondsten van uitheemse soorten anders dan grote waternavel zullen melden aan de Plantenziektenkundige Dienst.

Artikel 3

  • 1. De bedrijven en verenigingen, genoemd onder C en D, informeren de kopers van de planten in bijlage 2 over de risico’s van het uitzetten van uitheemse soorten in het oppervlaktewater en het onzorgvuldig omgaan met overtollige water- en moerasplanten, onder meer door middel van brochures en publicaties op internet.

  • 2. De Unie van Waterschappen bevordert dat de waterschappen publiekscampagnes organiseren gericht op het voorkomen van introductie van exoten in het oppervlaktewater.

  • 3. De Minister van LNV organiseert publiekscampagnes gericht op het voorkomen van exoten met aandacht voor oppervlaktewater.

  • 4. Elke vier jaar wordt de effectiviteit van deze campagnes geëvalueerd.

Artikel 4

Partijen spannen zich in om zoveel mogelijk bekendheid te geven aan dit convenant en om de naleving van de verplichtingen van dit convenant, ook door niet ondertekenende partijen binnen de branche, te bevorderen.

Artikel 5

  • 1. Partijen komen op uitnodiging van de Minister van LNV jaarlijks bijeen om de uitvoering en de naleving van het convenant te evalueren en vast te stellen of wijzigingen nodig zijn van de bijlagen bij dit convenant of andere wijzigingen.

  • 2. Voorstellen tot wijziging worden met hun onderbouwing, tenminste één maand voor de vergadering ingediend.

  • 3. De evaluaties worden in een frequentie van eens per vier jaar herhaald, daarbij staat de effectiviteit van het instrument convenant ter discussie voor de convenantpartners.

  • 4. Een wijziging van het convenant behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

  • 5. De verklaring tot instemming wordt toegestuurd aan de Minister van LNV.

  • 6. De wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 7

  • 1. Organisaties en bedrijven kunnen tijdens de looptijd van het convenant als partij toetreden.

  • 2. Een toetreder maakt het verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de Directeur Natuur, Landschap en Platteland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 3. Zodra de convenantpartners hebben ingestemd met het verzoek, gelden voor de toetreder de rechten en verplichtingen uit het convenant.

  • 4. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 8

Partijen wijzigen dit convenant indien nationale of internationale regelgeving dat noodzakelijk maken.

Artikel 9

Om een soepele overgang naar de condities van dit convenant mogelijk te maken voor de aangesloten bedrijven geldt een overgangstermijn van één jaar waarin:

  • a. de verplichtingen uit artikel 1 zoveel mogelijk worden uitgevoerd;

  • b. bestaande voorraden planten en etiketten mogen worden opgebruikt.

Artikel 10

Ieder geschil ter zake van deze overeenkomst zal met uitsluiting van de gewone rechter, worden voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit vijf leden, waarvan twee leden worden aangewezen door de Minister van LNV en de andere leden door de Vereniging van Vasteplantenkwekers, de Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo en de Unie van Waterschappen.

Uitspraken van deze geschillencommissie zullen door partijen als bindend worden beschouwd.

Artikel 11

  • 1. Dit convenant wordt na ondertekening genotificeerd volgens de voorschriften van Richtlijn nr. 98/34/EG. Het convenant treedt in werking drie maanden na de dag van notificatie van het convenant.

  • 2. Partijen kunnen het convenant uitsluitend opzeggen middels een schriftelijke mededeling aan de voorzitter van de jaarlijkse bijeenkomst van convenantspartners.

  • 3. Bij opzeggingen geldt een opzegtermijn van een jaar, die ingaat tijdens de eerstvolgende jaarlijkse bijeenkomst van convenantspartners.

  • 4. Bij opzeggingen door een partij, blijft het convenant in stand voor de overige partijen.

De tekst van dit convenant wordt in opdracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zo snel mogelijk na inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant.

Leiden, 23 februari 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

namens deze:

de directeur Natuur, Landschap en Platteland,

R.P. van Brouwershaven.

De Unie van Waterschappen,

namens deze:

J. Geluk.

De Nederlandse Bond van Boomkwekers,

J.W.J. van Leeuwen.

De Vereniging van Vasteplantenkwekers te Bunnik,

namens deze:

G.J.Th Susannaen.

Aquaflora bv

F.C. Riechelman.

Waterplantenspecialist,

M. van der Werf.

Songrow,

familie Hogendoorn.

d’n Bart waterplantenkwekerij en adviesbureau,

K. Koot.

De Plomp BV,

J. Hoogendoorn.

Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo te Amersfoort,

namens deze:

J. Th. de Jongh.

Tuinbranche Nederland,

H. de Groot.

BIJLAGE 1

• Crassula helmsii;

Watercrassula

• Hydrilla verticillata;

Hydrilla

• Hydrocotyle ranunculoides;

Grote waternavel1

• Ludwigia grandiflora;

Waterteunisbloem

• Ludwigia peploides;

Kleine waterteunisbloem

• Myriophyllum aquaticum;

Parelvederkruid

BIJLAGE 2

• Azolla sp.

Kroosvarens

• Cabomba caroliniana

Waterwaaier

• Eichhornia crassipes;

Waterhyacinth

• Egeria densa

Egeria

• Myriophyllum heterophyllum

Ongelijkbladig vederkruid

• Pistia stratiotes

Watersla

• Salvinia molesta

Grote vlotvaren


XNoot
1

Voor Grote waternavel, Hydrocotyle ranunculoides, geldt een wettelijk verbod via de Flora en Faunawet

Naar boven