Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken 9 juli 2010, nr. DJZ/BR/0357-2010, tot wijziging van de Regeling op de consulaire tarieven met het oog op de aanpassing van het tarief voor het behandelen van een mvv-aanvraag voor Turkse onderdanen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 1, tweede en derde lid, van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 1, onderdeel s, onder 6°, van de Regeling op de consulaire tarieven wordt voor het laatste gedachte streepje ingevoegd:

  • ten behoeve van Turkse onderdanen, die met het oog op het verrichten van arbeid in loondienst, het verrichten van arbeid als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, met het oog op verblijf als stagiair of praktikant, verblijf als kennismigrant als bedoeld in artikel 1d van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, verblijf als onderzoeker in de zin van richtlijn 2005/71/EG, verblijf als onbezoldigde wetenschappelijk onderzoeker of verblijf als onbezoldigde gastdocent, en hun gezinsleden, verblijfsrecht hebben op grond van het Associatierecht EU-Turkije, alsmede Turkse onderdanen die als zelfstandige of dienstverrichter in Nederland verblijfsrecht hebben op grond van het Associatierecht EU-Turkije: € 60,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 april 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

Ingevolge de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie 29 april 2010 in de zaak C-92/07, Europese Commissie tegen Nederland, inzake de legesheffing voor Turkse onderdanen wordt voorgesteld de Regeling op de consulaire tarieven te wijzigen.

In voornoemde zaak heeft het Hof geoordeeld dat de heffing van leges voor een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van Turkse onderdanen, zoals in de Nederlandse praktijk gold, strijdig is met enkele standstill-bepalingen uit het Associatierecht EU-Turkije. Onder dit associatierecht wordt begrepen de overeenkomst waarbij een associatie tot stand werd gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, op 12 september 1963 te Ankara ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963, alsmede het Aanvullend protocol en Besluit 1/80.

Artikel 1, onderdeel s, onder 6°, van voornoemde regeling wordt aangevuld met een verlaagd tarief van € 60 voor de behandeling van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het Associatierecht EU-Turkije.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven