Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 juli 2010, nr. WJZ/10086497, tot wijziging van de Subsidieregeling internationaal excelleren (kennisverwerving opkomende markten)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 17, eerste lid, 19, eerste lid, 25, 44, 48 en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De subsidieregeling internationaal excelleren wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 5.1 wordt in de alfabetische volgorde een nieuwe definitie ingevoegd, luidende:

externe deskundige:

een deskundige die niet is verbonden aan de onderneming van de subsidieaanvrager noch aan een onderneming die tot dezelfde groep als de subsidieaanvrager behoort;.

B

Na artikel 5.18 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4 Kennisverwerving

Artikel 5.19

De minister verstrekt aan een MKB-ondernemer op aanvraag een subsidie voor advisering en begeleiding door een externe deskundige, indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor het wegnemen van knelpunten bij het verwezenlijken van zijn ondernemingsbeleid gericht op positionering van zijn onderneming op een opkomende markt.

Artikel 5.20
  • 1. De subsidie bedraagt 50% van de begrote aan de externe deskundige verschuldigde kosten.

  • 2. De artikelen 11 tot en met 14a van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

  • 3. Het maximumsubsidiebedrag bedraagt € 100.000 per subsidie-ontvanger of groep waartoe de subsidieontvanger behoort per opkomende markt.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 5.21

De subsidie valt onder de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.22

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 5.23

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor zover:

  • a. de in de offerte genoemde activiteiten niet passen binnen de bedrijfsstrategie van de aanvrager dan wel onvoldoende verband houden met de huidige bedrijfsactiviteiten van de aanvrager;

  • b. de in de offerte genoemde activiteiten leiden tot het verplaatsen van arbeidsplaatsen van Nederland naar een opkomende markt;

  • c. de aanvrager, of een tot dezelfde groep als de aanvrager behorende onderneming, tevens als externe deskundige van de in de offerte genoemde activiteiten optreedt;

  • d. de externe deskundige tevens als een door de aanvrager gemachtigde partij optreedt voor indiening van een subsidieaanvraag;

  • e. de aanvrager vóór indiening van de subsidieaanvraag ten behoeve van de in de offerte genoemde activiteiten reeds een contractuele verplichting is aangegaan;

  • f. de hoogte van het offertebedrag in relatie tot de genoemde activiteiten onredelijk hoog wordt geacht;

  • g. de bij de aanvraag gevoegde offerte van de externe deskundige onvoldoende inzicht biedt in de te verrichten werkzaamheden;

  • h. de aanvrager of een externe deskundige in een opkomende markt niet handelt volgens de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling vastgestelde richtlijnen ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de door de Internationale Arbeidsorganisatie vastgestelde Verklaring inzake Fundamentele Beginselen en Rechten op het Werk;

  • i. ter zake van de activiteiten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Commissie van Europese gemeenschappen aan de subsidieontvanger subsidie is verstrekt;

  • j. de activiteiten verboden zijn in Nederland of in een opkomende markt.

Artikel 5.24

De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld acht weken na de datum waarop de activiteiten volgens de beschikking tot subsidieverlening moeten zijn verricht.

Artikel 5.25

Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. de subsidiabele activiteiten moeten zijn verricht binnen een jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b. de subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke melding aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de verplichtingen, verbonden aan de subsidie, zal worden voldaan;

  • c. de subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan de minister een verklaring van werkelijke kosten, waarin wordt aangegeven dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht, dat is voldaan aan de verplichtingen, verbonden aan de subsidie, en wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

  • d. de subsidieontvanger verleent de minister desgevraagd inzage in de niet bedrijfsgevoelige resultaten van de advisering door de externe deskundige.

Artikel 5.26

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 5.19 is opgenomen in bijlage 5.5.

ARTIKEL II

Als bijlage 5.5 van de Subsidieregeling internationaal excelleren wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage.

ARTIKEL III

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 wordt nummer 7.4 vervangen door:

7.4

Subsidieregeling internationaal excelleren (Opkomende markten)

5.2

Orders

01-01 t/m 31-12

10.000.000

  

5.8

Investeringsprojecten

01-01 t/m 31-12

4.000.000

  

5.19

Kennisverwerving

Datum waarop artikel 5.19 in werking treedt t/m 31-12

3.000.000

ARTIKEL IV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Indien de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst later is dan 30 juni 2010, werkt de wijziging die in artikel III wordt aangebracht in de openstellingsperiode voor subsidieaanvragen m.b.t. orders en investeringsprojecten, terug tot en met 1 juli 2010.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 2 juli 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling maakt onderdeel uit van de faciliteit ‘Package 4 Growth’ die beoogt het Nederlandse bedrijfsleven met onderscheidende kennis, producten en diensten op snelgroeiende, zeer competitieve markten sterk en snel te kunnen positioneren. De Nederlandse slagkracht op deze markten moet worden vergroot om het Nederlandse internationale concurrentievermogen te behouden. De regeling staat open voor activiteiten in alle sectoren.

Deze regeling stelt Nederlandse MKB bedrijven in staat advies en begeleiding noodzakelijk voor een succesvolle marktentree of -uitbreiding op een opkomende markt, zoals gedefinieerd in artikel 5.1 in te kopen. De focus ligt op kennisvergaring en -overdracht ten behoeve van een (nog) betere positionering van het bedrijf op een opkomende markt en het wegnemen van specifieke knelpunten voortkomend uit onvolledige en/of asymmetrische informatie c.q. marktfalen. Voorwaarde hierbij is dat de te vergaren kennis onvoldoende of gebrekkig voorhanden is en de kosten voor het verkrijgen van deze informatie en ondersteuning niet in verhouding staan tot de te verwachten resultaten. Om dergelijke kennisvergaring en -overdracht te stimuleren wordt 50% van de kosten voor inhuur van een externe deskundige vanuit deze regeling gesubsidieerd.

Het verkrijgen van informatie en ondersteuning ten behoeve activiteiten die gerelateerd zijn aan de verkoop van goederen of verlening van diensten op een andere dan in artikel 5.1 gedefinieerde opkomende markt, dan wel activiteiten gericht op een importverkenning voor de verkoop van goederen of verlening van diensten in Nederland en een verkenning met het oog op volledige verplaatsing van het bedrijf naar een opkomende markt, worden vanuit deze regeling niet gesubsidieerd.

Gelet op de door Staatssecretaris Heemskerk met de sector gemaakte afspraken over de oplevering van deze module en de communicatie die hierover extern gevoerd is, is besloten af te wijken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten en tot zo spoedig mogelijke publicatie over te gaan.

2. Uitvoering

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door Agentschap NL, Divisie NL EVD Internationaal.

Uitvoering van de regeling is belegd bij Package4Growth en de Business Development Desk. De Business Development Desk werkt ter uitvoering van haar taken nauw samen met de Information Desk bij NL EVD Internationaal. Deze samenwerking is ingericht ter toetsing van het criterium 'redelijkerwijs noodzakelijk'.

De Business Development Desk fungeert als het eerste contactpunt. Adviseurs ondersteunen bedrijven bij complexe, multidisciplinaire vragen op onder andere China en India. Het betreft maatwerk en diepgaande begeleiding met een agentschapbrede visie, verzorgd door NL EVD Internationaal, ambassades, consulaten-generaal, NBSO's, Syntens, Agentschap NL en de Kamers van Koophandel.

In het kader van deze regeling maakt de Business Development Desk keuzes in de vraagoplossing. Ingeval vraagbeantwoording mogelijk is via reguliere bronnen – informatie is relatief eenvoudig en snel voorhanden – zal de adviseur hiernaar doorverwijzen. Als vragen meer land-, regio- of sectoroverstijgend zijn, dan volgt een intakegesprek om vragen van het betreffende bedrijf te concretiseren. Doorverwijzing naar Package4Growth is mogelijk als door de adviseur wordt geconstateerd dat informatie onvoldoende of gebrekkig voorhanden is, dan wel de kosten voor het verkrijgen van deze informatie en ondersteuning niet in verhouding staan tot de te verwachten resultaten.

Het aanvraagformulier wordt op advies van de Business Development Desk aan Package4Growth verstrekt aan potentiële aanvragers. Beoordeling van aanvragen, subsidieverlening, voorschotbetaling en suibsidievaststelling worden door Package4Growth uitgevoerd.

3. Administratieve lasten

De administratieve lasten van de module 'Kennisverwerving' bedragen in totaal 20.280 euro, oftewel 0,68% van het beschikbare budget van 3 miljoen euro. Bij aanvraag en vaststelling worden alleen enkele bewijsstukken opgevraagd waar de ondernemer reeds over beschikt uit zijn reguliere contacten met de extern adviseur (offerte, uiteindelijke advies, en declaratie). Hierdoor worden de kosten voor de aanvrager zo veel mogelijk beperkt. Aangezien de subsidieregeling bedoeld is voor bedrijven die eerst geholpen zijn door de Business Development Desk, zullen naar verwachting alleen bedrijven subsidie aanvragen die zijn doorverwezen door de Business Development Desk en ook vrijwel zeker in aanmerking zullen komen voor de subsidieregeling. Daarmee zullen de feitelijke administratieve lasten mogelijk nog lager uitvallen.

Als gevolg van de budgetverhoging van 5 miljoen euro naar 10 miljoen euro voor Exportfinanciering China en India zullen de verkrijgingskosten stijgen naar 211.301 euro. Het administratieve lasten percentage blijft met 2,1% gelijk.

Eveneens nemen de verkrijgingskosten voor de investeringsregeling toe vanwege de budgetverhoging van 2 naar 4 miljoen euro. Deze bedragen 168.540 euro. Het administratieve lasten percentage blijft ongewijzigd, namelijk 4,2%.

4. Staatssteun

Deze regeling biedt de mogelijkheid om subsidie te verstrekken binnen de grenzen van de algemene groepsvrijstellingsverordening (PbEU van 9 augustus 2008, L 214/3). Deze steun is van toepassing op kleine of middelgrote ondernemingen (kmo’s). Kmo’s zijn ondernemingen als bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Ten aanzien van de in artikel 5.19 en bijbehorende artikelsgewijze toelichting opgenomen subsidiabele activiteiten geldt het volgende: steun voor advisering ten gunste van kmo’s voor dergelijke activiteiten is blijkens de algemene groepsvrijstellingsverordening, onder de navolgende voorwaarden, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

De steunintensiteit bedraagt niet meer dan 50% van de in aanmerking komende kosten. De in aanmerking komende kosten zijn de adviseringskosten van door externe adviseurs verrichte diensten. In overeenstemming met de doelstelling van deze subsidie zijn de betrokken diensten niet van permanente of periodieke aard, noch behoren zij tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverrichting op juridisch gebied, of reclame.

Artikelsgewijs

Artikel 5.19

De definitie van een MKB-ondernemer is opgenomen in de bijlage bij verordening 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008. Een kleine of middelgrote onderneming wordt daarin gedefinieerd als een onderneming die:

  • 1. minder dan 250 werknemers heeft en

  • 2. óf een jaaromzet heeft van niet meer dan € 50 miljoen

    óf een jaarlijkse balanstotaal heeft van niet meer dan € 43 miljoen.

Indien een andere onderneming overheersende zeggenschap heeft in de betreffende onderneming of tenminste over 25 procent van het kapitaal of de stemrechten daarin beschikt, is in beginsel voor de toepassing van de definitie het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal van beide ondernemingen tezamen bepalend.

Naast deze algemeen geldende definitie beoogt deze regeling zowel nieuwkomers als reeds in China of India aanwezige bedrijven te bereiken. Onder nieuwkomers wordt verstaan: een MKB-ondernemer met relevante buitenlandervaring die reeds algemene marktinformatie heeft vergaard, maar nog specifieke informatie en begeleiding ontbeert om de stap naar China of India te kunnen maken. Binnen deze regeling worden startende bedrijven niet als nieuwkomers beschouwd, omdat ervaring leert dat dergelijke bedrijven behoefte hebben aan andersoortige, meer generieke informatie en begeleiding over zakendoen in China en India.

Uit artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies volgt dat subsidie slechts wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd.

Deze subsidie is erop gericht MKB-ondernemers in staat te stellen externe deskundigen in te huren voor advisering en begeleiding. Het moet hier echter wel gaan om activiteiten anders dan activiteiten voortkomend uit of samenvallend met de reguliere bedrijfsactiviteiten en die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het wegnemen van knelpunten bij het verwezenlijken van zijn ondernemingsbeleid gericht op positionering van zijn onderneming op een opkomende markt.

Het kan hier de inhuur van externe kennis en ondersteuning betreffen op (een aantal van) de volgende aspecten:

  • a. algemene marktinformatie;

  • b. marktscans;

  • c. het vinden van lokale partners;

  • d. strategie op het gebied van marktentree en/of -groei;

  • e. wet- en regelgeving;

  • f. juridisch advies, bijvoorbeeld met betrekking tot de lokale procedures voor het verkrijgen van registratie, homologatie, certificatie, patent en octrooi;

  • g. culturele aspecten & het aanpassen van producten/diensten aan lokale omstandigheden;

  • h. haalbaarheidsstudies

  • i. marketingplannen, inclusief positioneringvraagstukken;

  • j. oprichting en werking van lokale websites;

  • k. (de mogelijkheden van) lokale personeelswerving;

  • l. Concurrentie, logistieke en distributie analyses;

  • m. Locatiekeuze vestiging of representative office;

  • n. MVO beleid.

Krachtens artikel 5.1 van de Subsidieregeling internationaal excelleren zijn China en India aangewezen als opkomende markten.

De gesubsidieerde activiteiten moeten zijn gericht op positionering van de onderneming in de opkomende markt; dus op de Nederlandse toegang tot China of India of op een duurzame versterking van de Nederlandse marktpositie aldaar.

Dat de advisering en begeleiding door de externe deskundige redelijkerwijs noodzakelijk moet zijn, is onder punt 2 (Uitvoering) van deze toelichting al toegelicht.

Artikel 5.20

Het eerste lid bepaalt dat de subsidie 50% bedraagt van de begrote aan de externe deskundige verschuldigde kosten. Voor 50% is gekozen om de volledige betrokkenheid van de aanvrager te garanderen bij het inhuren van een externe deskundige; uitgangspunt is dat de aanvrager verantwoordelijk is voor de financiering van het andere deel van de aan de externe deskundige verschuldigde kosten waar geen subsidie voor wordt ontvangen.

Krachtens artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

De artikelen 11 tot en 14a van het Kaderbesluit EZ-subsidies (m.b.t. interne ondernemingskosten) zijn niet van toepassing, omdat het hier slechts gaat om kosten van derden.

Het maximum subsidiebedrag is op € 100.000 vastgesteld. Dit bedrag geldt per subsidieontvanger of, indien de aanvrager tot een groep behoort, voor die groep, en wel per opkomende markt. Dat wil zeggen, een aanvrager (of groep) kan maximaal voor € 100.000 subsidie krijgen m.b.t. China en maximaal € 100.000 subsidie m.b.t. India. Het subsidiebedrag van € 100.000 hoeft niet slechts een aanvraag te behelzen. Meerdere losstaande aanvragen, betrekking hebbende op verschillende onderzoeksaspecten, mogen zolang het budget toereikend is op verschillende momenten worden ingediend. Ter illustratie: er kunnen vier aanvragen worden ingediend voor ieder een maximum subsidiebedrag van € 25.000, waarvan twee aanvragen in juli, een aanvraag in november en een aanvraag in december worden ingediend.

Ook is het mogelijk om subsidie aan te vragen waarbij meerdere offertes, betrekking hebbende op verschillende activiteiten, zijn bijgevoegd. Dergelijke 'verzamelopdrachten' zijn toegestaan, mits alle in de offertes genoemde activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen een afgebakende tijdsperiode. Het is niet toegestaan om deze activiteiten gespreid in tijd uit te voeren, dan wel go/no-go momenten aan te brengen in de periode waarin de externe deskundigen de deelopdrachten uitvoeren.

Het minimum subsidiebedrag is op € 25.000 vastgesteld, om te voorkomen dat er, gelet op het rijksbrede subsidiekader, binnen dit onderdeel van de regeling twee verantwoordingsregimes zouden gaan gelden.

Artikel 5.22

In dit artikel is bepaald dat het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit komt neer op 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. Dit betekent dat de minister, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent totdat het subsidieplafond is bereikt en dat hij aanvragen afwijst voor zover het plafond door het totaal van de verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van indiening van een aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend (zie ook artikel 27 van het Kaderbesluit EZ-subsidies). Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere aanvraag, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het subsidieplafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meerdere aanvragen zijn binnengekomen, wordt de rangschikking bepaald door loting. Hierbij zal een onafhankelijke deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 5.23

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden. Daarnaast zijn de afwijzingsgronden, genoemd in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies van toepassing. Zo wordt de subsidie uiteraard afgewezen (artikel 22) indien de aanvraag niet voldoet aan enige bepaling van deze regeling. De belangrijkste daarvan zijn in dit verband de artikelen 5.1 van de Subsidieregeling Internationaal excelleren en 5.19.

Onderdeel a regelt dat de minister een aanvraag afwijst indien de in de offerte genoemde activiteiten onvoldoende verband houden met de huidige bedrijfsactiviteiten van de MKB-ondernemer. Beoogd wordt activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan de (verdere) positionering van bedrijven op een opkomende markt en daarmee ook activiteiten waar voldoende ervaring mee is binnen de huidige bedrijfsvoering of waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat deze in het verlengde van de huidige bedrijfsactiviteiten binnen de bedrijfsvoering liggen. Dit aanwijsbare verband voorkomt een dermate differentiatie of vervreemding van bedrijfsactiviteiten dat mogelijkerwijs het voortbestaan en expansie van de MKB-ondernemer in het geding komt of negatief wordt beïnvloed.

Een aanvraag wordt op grond van onderdeel b afgewezen als de in de offerte genoemde activiteiten leiden tot het verplaatsen van arbeidsplaatsen van Nederland naar een opkomende markt. Met andere woorden, de activiteiten mogen per saldo geen negatief effect hebben op de werkgelegenheid in Nederland.

De afwijzingsgrond opgenomen in onderdeel c strekt ertoe om te regelen dat er geen mogelijkheid is tot intercompany opdrachten. In dergelijke situaties is het gevraagde advies of de begeleiding niet redelijkerwijs noodzakelijk.

Op grond van onderdeel d wordt een aanvraag afgewezen indien de externe deskundige tevens als een door de aanvrager gemachtigde partij optreedt voor indiening van een subsidieaanvraag. Dit ter voorkoming van de situatie dat een externe deskundige, zonder tussenkomst van een MKB-ondernemer, een subsidieaanvraag indient. Verantwoordelijkheid en betrokkenheid van een MKB-ondernemer is logisch aangezien deze partij knelpunten ervaart bij het zakendoen in een opkomende markt en hij wenst zijn bedrijf beter te positioneren.

Indien de subsidieaanvrager en externe deskundige in het kader van de in de aanvraag opgevoerde activiteiten reeds een contractuele relatie onderhouden is er geen sprake van een stimulerend effect zoals deze regeling beoogt. In dat geval wijst de minister af op grond van onderdeel e.

De minister wijst op grond van onderdeel f een aanvraag af indien die in de offerte opgevoerde kosten niet marktconform of buiten proportioneel worden geacht. De prijs-/kwaliteitverhouding van de opgevoerde activiteiten in de offerte dient redelijk te zijn.

Een niet gespecificeerde, niet gedateerde offerte die onvoldoende inzicht biedt in de te verrichten werkzaamheden wordt op grond van onderdeel g door de minister afgewezen. De offerte mag zich niet beperken tot één zin, maar dient een heldere uiteenzetting te omvatten van de uit te voeren werkzaamheden, wie deze werkzaamheden zal uitvoeren tegen welk tarief en wat de te besteden uren zullen zijn.

In onderdeel h is als afwijsgrond opgenomen dat de aanvrager of een externe deskundige in een opkomende markt niet handelt volgens de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling vastgestelde richtlijnen ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de door de Internationale Arbeidsorganisatie vastgestelde Verklaring inzake Fundamentele Beginselen en Rechten op het Werk. Vanuit de Nederlandse overheid is het streven overheidsmiddelen alleen in te zetten wanneer dit leidt tot activiteiten die in lijn zijn met de algemene richtlijnen van de OESO en de ILO voor wat betreft Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en arbeidsomstandigheden van werknemers.

Met de afwijsgrond opgenomen in onderdeel i wordt uitgesloten dat een aanvrager meermalig voor eenzelfde activiteiten (of een deel hiervan) subsidie kan aanvragen bij verschillende bestuursorganen. In dat geval beslist de minister afwijzend.

In onderdeel j is bepaald dat de minister afwijzend op een aanvraag beslist indien de in de offerte genoemde activiteiten in Nederland of in de opkomende markt zijn verboden. Gedacht kan worden aan activiteiten gericht op de handel in of productie van verdovende middelen.

Artikel 5.24

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de minister moet hebben besloten op een aanvraag. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Als de beschikking niet binnen die termijn kan worden opgenomen, kan de minister deze termijn éénmaal verlengen met dezelfde termijn als in eerste instantie gold.

Bevoorschotting vindt plaats overeenkomstig artikel 45 e.v. van het Kaderbesluit EZ-subsidies. Omdat het hier gaat om subsidies die altijd meer bedragen dan € 25.000 en altijd minder dan € 100.000, terwijl de activiteiten ten hoogste een jaar beslaan, wordt ingevolge artikel 47 van het Kaderbesluit het voorschot verstrekt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening; het voorschot bedraagt 90% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 5.25

Het systeem, dat de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking voorschrijven voor subsidies kleiner dan € 25.000, wordt ook gevolgd voor subsidies krachtens deze nieuwe paragraaf. Er is sprake van ambtshalve bevoorschotting en van ambtshalve vaststelling achteraf. De onder b en c opgenomen verplichtingen strekken ertoe zicht te kunnen houden op (wijzigingen in) de gesubsidieerde activiteiten.

De verplichting van onderdeel d is opgenomen om de kennis, die als gevolg van het gesubsidieerde project beschikbaar komt, breder te kunnen inzetten via het AgentschapNL.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven