Aanwijzingsbeschikking op grond van artikel 76 van de WWB

6 juli 2010

Geacht college,

Per brief van 8 maart 2010 (IVV/FB/10/1819) heb ik u op de hoogte gesteld van mijn voornemen een aanwijzing aan uw college te geven wegens onrechtmatig verstrekte categoriale bijzondere bijstand. Naar aanleiding hiervan hebt u mij per brief van 20 april 2010 (2010-01312) in kennis gesteld van uw zienswijze. In uw brief draagt u geen nieuwe feiten en inzichten aan die voor mij aanleiding zijn van mijn standpunt terug te komen. Ik heb daarom besloten u een aanwijzing te geven.

Met deze beschikking stel ik u op de hoogte van de juridische gronden voor de aanwijzing, de vastgestelde feiten, mijn oordeel en de inhoud van de aanwijzing zelf.

Juridische gronden

Op grond van artikel 76, derde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heb ik de mogelijkheid een aanwijzing te geven indien ik in een gemeente een ernstige tekortkoming met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de WWB constateer. Mijn oordeel dat er in uw gemeente sprake is van een ernstige tekortkoming met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de WWB baseer ik op de artikelen 7 en 35 van de WWB.

Uit artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de WWB vloeit voort dat het college van Burgemeester en Wethouders verantwoordelijk is voor het vaststellen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van bijstand aan personen die zelf niet in de noodzakelijke bestaankosten kunnen voorzien.

In artikel 35, eerste lid, van de WWB is opgenomen dat het slechts in individuele gevallen mogelijk is om een recht op bijzondere bijstand voor noodzakelijke bestaanskosten vast te stellen. In artikel 35, leden drie tot en met zes, van de WWB, zijn uitzonderingen genoemd waarin mag worden afgeweken van de algemene norm uit het eerste lid. Het betreft hier categoriale bijzondere bijstandsverlening aan personen van 65 jaar en ouder, voor kosten van chronische ziekte of handicap, voor de kosten verbandhoudend met maatschappelijke participatie van kinderen en bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekosten verzekering.

De feiten

Ik heb vastgesteld dat in uw gemeente in 2008 categoriaal bijzondere bijstand is verstrekt aan personen en gezinnen die niet aan de in artikel 35 van de WWB beschreven uitzonderingsgronden voldeden. Toenmalig staatsecretaris Klijnsma heeft u reeds per brief van 3 september 2009 (IVV/FB/09/18695) op de hoogte gesteld van het vermoeden ten aanzien van de onrechtmatige uitvoering in uw gemeente in 2008. Daarbij heeft zij tevens gewezen op de mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing indien uw college in de toekomst niet zou afzien van het verstrekken van ongeoorloofde vormen van bijzondere bijstand. Hierop verzocht u per brief van 23 oktober 2009 om uitstel van reactie tot 31 oktober 2009. Wegens het uitblijven van uw reactie heeft op 10 november 2009 overleg plaatsgevonden tussen ambtenaren van mijn departement en uw gemeente. In dit gesprek is namens uw gemeente toegezegd dat uw college de gevraagde reactie na de vergadering die zou plaatsvinden op 17 november 2009 aan mij zou toezenden. Het gevraagde oordeel van de gemeenteraad zou in december 2009 worden nagezonden.

Uiteindelijk kreeg ik de gevraagde reactie pas op 10 december 2009. In deze reactie informeerde u mij tevens over uw voornemen om in 2009 nogmaals een eindejaarsuitkering te verstrekken ondanks het feit dat u aangaf te begrijpen dat het verstrekken van eindejaarsuitkeringen onrechtmatig is. Als voornaamste argument om toch in 2009 alsnog een eindejaarsuitkering te verstrekken noemde u de reeds gewekte verwachtingen onder uw burgers. Daarnaast gaf u aan besloten te hebben om met ingang van 2010 af te zien van het verstrekken van eindejaarsuitkeringen.

Naar aanleiding van de geschetste gang van zaken kan ik niet anders dan concluderen dat u willens en wetens in 2009 onrechtmatig bijzondere bijstand hebt verstrekt. In uw brief van 10 december 2009 voerde u als argument om wel een eindejaarsuitkering te verstrekken aan dat er onder uw klanten reeds verwachtingen bestonden ten aanzien van deze eindejaarsuitkering. U wist echter al na de eerste brief van 3 september 2009 dat uw beleid strijdig met de wet was en dat uw beleid om die reden zo spoedig mogelijk aanpassing behoefde. Daarbij had u ook actie kunnen en moeten nemen om mogelijke verwachtingen van burgers bij te stellen. Bovendien heb ik als gevolg van het late tijdstip van uw reactie in december 2009 geen gebruik kunnen maken van mijn aanwijzingbevoegdheid om te voorkomen dat u in 2009 nogmaals onrechtmatig een eindejaarsuitkering zou verstrekken. Daarbij laat ik in het midden of deze situatie bewust door u is geconstrueerd.

Naar aanleiding van de hierboven beschreven feiten heb ik u in mijn brief van 8 maart 2010 op de hoogte gesteld van mijn voornemen om uw college een aanwijzing te geven. Daarop hebt u mij binnen de gestelde termijn op de hoogte gesteld van uw zienswijze. In het vervolg van mijn brief zal ik hierop nog nader ingaan. Ik heb echter toch besloten u middels deze beschikking een aanwijzing te geven. Op deze manier borg niet alleen ik het reeds door u genomen besluit om vanaf 2010 en in komende jaren af te zien van het ongeoorloofd verstrekken van eindejaaruitkeringen, maar wil ik ook duidelijk stellen dat uw motivering dat een dergelijke uitkering in een dure maand ‘moet kunnen’, niet strookt met de wet.

Oordeel

Uw gemeente heeft over 2008 en over 2009, op aanvraag dan wel ambtshalve eindejaarsuitkeringen verstrekt aan personen met een inkomen tot 116% van de bijstandsnorm hetgeen om de volgende redenen strijdig is met de Wet werk en bijstand:

  • 1. U trad hiermee in het aan het Rijk voorbehouden generieke inkomensbeleid.

  • 2. Er was sprake van een ongerichte inkomenssuppletie, die geen recht doet aan het door de wetgever met de bijzondere bijstand beoogde maatwerkkarakter van de bijzondere bijstand. Gelet op het door u vastgestelde forfaitaire bedrag, kan niet worden vastgesteld dat in individuele gevallen bijzondere bijstand is verstrekt voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende, noodzakelijke én daadwerkelijk gemaakte kosten.

  • 3. De wetgever heeft, met uitzondering van de reeds genoemde situaties, gemeenten bewust niet de mogelijkheid geboden om categoriale bijzondere bijstand te verlenen. Bij de parlementaire behandeling van de WWB (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 870, nr. 13) is door de regering aangegeven dat gemeenten gehouden zijn aan het kenmerkende onderscheid tussen individuele en categoriale bijzondere bijstand, dat alleen voor daadwerkelijk gemaakte én noodzakelijke kosten bijzondere bijstand kan worden verleend. Gemeenten mogen niet treden in het aan het Rijk voorbehouden generieke inkomensbeleid. Toetsing van de individuele omstandigheden van de belanghebbende bepaalt welk bedrag aan individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt.

  • 4. In uw situatie voldeed de categoriale verstrekking van bijzondere bijstand niet aan de wettelijk geregelde uitzonderingsmogelijkheden en was van een toetsing van de individuele omstandigheden van de belanghebbende geen sprake.

  • 5. In artikel 43 van de WWB is bepaald dat het college het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag vaststelt. Alleen wanneer een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, hetgeen alleen in een uitzonderingssituatie aan de orde kan zijn, kan het recht op bijstand ambtshalve worden vastgesteld. Deze bepaling geldt zowel voor de algemene als de bijzondere bijstand.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zijn standpunt dat de verstrekking van eindejaarsuitkeringen als ernstige tekortkoming in de zin van artikel 76 van de WWB wordt aangemerkt reeds in september 2009 aan u kenbaar gemaakt. In mijn oordeel weeg ik mee dat uw college desondanks heeft besloten tot het nogmaals onrechtmatig verstrekken van eindejaarsuitkeringen over 2009. Uw college heeft het onrechtmatig gevoerde beleid gehandhaafd in de wetenschap dat dit beleid contra-legem was en dat dit beleid het geven van een aanwijzing rechtvaardigt.

Gegeven het voornoemde ben ik van oordeel dat de genoemde feiten voldoende grond zijn voor het geven aan een aanwijzing. Uw besluit om vanaf 1 januari 2010 af te zien van het verstrekken van een eindejaarsuitkeringen geeft mij geen aanleiding om af te zien van het geven van deze aanwijzing.

Aanwijzing

Per direct dient uw college zich te onthouden van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand, anders dan de in artikel 35 van de Wet werk en bijstand opgenomen uitzonderingsmogelijkheden. Uw college dient zich bij de uitvoering van de WWB geheel te houden aan de in de WWB opgenomen voorschriften.

Voorts dient u mij binnen 8 weken na dagtekening van deze beschikking de volgende bescheiden te sturen:

  • a. het oordeel van de gemeenteraad over het door u genomen besluit om vanaf 1 januari 2010 af te zien van het onrechtmatig verstrekken van eindejaarsuitkeringen;

  • b. bescheiden waaruit blijkt dat u de informatievoorziening voor burgers conform uw besluit hebt aangepast;

  • c. de uitwerking van uw collegebesluit in werkinstructies voor de bij de uitvoering van de eindejaarsuitkeringen betrokken organisatieonderdelen dan wel verslagen van bijeenkomsten waarin die organisatieonderdelen over uw besluit worden geïnformeerd.

Indien u geen of onvoldoende gevolg geeft aan de aanwijzing zal ik conform artikel 72 van de WWB de uitkering voor het inkomensdeel van de WWB verlagen.

Slot

Voor de volledigheid wijs ik u er op dat ik een kopie van deze beschikking ook stuur aan de raad van uw gemeente. Daarnaast wordt deze aanwijzing ook gepubliceerd in de Staatscourant conform de toelichting op artikel 76 van de WWB.

Hoogachtend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Bezwaar

Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht kan tegen deze beschikking schriftelijk bezwaar worden gemaakt door degene wiens belang rechtstreeks bij deze beschikking betrokken is. Daartoe moet binnen zes weken na de dag van verzending van deze beschikking een bezwaarschrift worden ingediend bij:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

t.a.v. de Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden,

Bureau Ondersteuning Bezwaar en Beroep, Team 2

Postbus 90801,

2509 LV ’s-Gravenhage

Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en ten minste te bevatten de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van deze beschikking alsmede de reden(en) waarom de beschikking niet juist wordt gevonden.

Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van deze beschikking en van eventuele andere op de zaak betrekking hebbende stukken te voegen. Het bezwaar schort de werking van deze beschikking niet op.

Naar boven