Beleidsregel vergoedingen voor rechtsbijstand in de nieuwe asielprocedure van de raad voor rechtsbijstand te Utrecht

Vastgesteld door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand op 1 juli 2010

Overwegende dat artikel 7, onderdelen a en b, van de Wet op de rechtsbijstand bepaalt dat de raad tot taak heeft zorg te dragen voor de organisatie en de verlening van rechtsbijstand, alsmede dat op grond van artikel 7a van deze wet de raad regels stelt met het oog op de technische en organisatorische uitwerking van de verlening van rechtsbijstand en mediation;

Overwegende dat het gewenst is dat de raad een beleidsregel vaststelt waarin hij aangeeft op welke wijze hij gebruik zal maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht individuele subsidiebesluiten te nemen om bij hem ingeschreven raadslieden een vergoeding toe te kennen voor het verlenen van rechtsbijstand in het kader van de aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000;

Gelet op de brief van 24 juni 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 29 344, nr. 67) en de brief van 7 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/2010, 19 637, nr. 1305) van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer, alsmede de brief van de Minister van Justitie van 11 juni 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 19 637, nr. 1351);

Besluit het bestuur van de raad de volgende beleidsregel vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

het besluit:

het Vreemdelingenbesluit 2000;

de vreemdelingenprocedure:

de procedure in het kader van de aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Aan rechtsbijstandverleners kan overeenkomstig de bepalingen van deze beleidsregel een vergoeding worden toegekend voor het met instemming van het bestuur van de raad verlenen van rechtsbijstand aan een vreemdeling in een vreemdelingenprocedure.

  • 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid omvat:

    • a. de overeenkomstig deze beleidsregel vastgestelde vergoeding voor het verrichten van juridische werkzaamheden voor de vreemdelingenprocedure;

    • b. de overeenkomstig deze beleidsregel vastgestelde vergoeding voor bepaalde kosten en het tijdverlet in verband met reizen voor de desbetreffende vreemdelingenprocedure, en

    • c. de omzetbelasting die is verschuldigd over de vergoedingen, bedoeld onder a en b.

  • 3. Ten behoeve van de berekening van de vergoeding worden de krachtens deze beleidsregel toegekende punten vermenigvuldigd met het basisbedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

Artikel 3 Vergoedingsregeling

  • 1. In een vreemdelingenprocedure worden aan een rechtsbijstandverlener vijf punten toegekend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid worden aan een rechtsbijstandverlener in een vreemdelingenprocedure twaalf punten toegekend, indien de procedure wordt beëindigd door de bekendmaking van de beschikking als bedoeld in artikel 3.114, zesde lid, van het besluit.

  • 3. In een vreemdelingenprocedure wordt de op grond van het eerste lid toegekende vergoeding verhoogd:

    • a. met vier punten, indien het in artikel 3.112, eerste lid, van het besluit bedoelde eerste gehoor heeft plaatsgevonden, doch de in artikel 3.113, vierde lid, van het besluit bedoelde nadere gegevens nog niet zijn verstrekt;

    • b. met acht punten, indien de in artikel 3.113, vierde lid, van het besluit bedoelde nadere gegevens zijn verstrekt, doch de in artikel 3.114, tweede lid, van het besluit bedoelde zienswijze nog niet naar voren is gebracht; dan wel

    • c. met twaalf punten, indien de in artikel 3.114, tweede lid, van het besluit bedoelde zienswijze naar voren is gebracht, doch de in artikel 3.114, zesde lid, van het besluit bedoelde beschikking nog niet bekend is gemaakt.

  • 4. Indien een vreemdelingenprocedure wordt beëindigd door een inwilliging van de aanvraag wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid een vergoeding toegekend van:

    • a. vier punten, indien de procedure wordt beëindigd op het in het derde lid, onderdeel a, bedoelde moment;

    • b. met acht punten, indien de procedure wordt beëindigd op het in het derde lid, onderdeel b, bedoelde moment; dan wel

    • c. met twaalf punten, indien de procedure wordt beëindigd nadat de in artikel 3.114, derde lid, van het besluit bedoelde zienswijze naar voren is gebracht.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid worden aan een vreemdelingenprocedure vier punten toegekend, indien de procedure wordt beëindigd door een beslissing op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 6. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid worden aan een procedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 zeven punten toegekend. Indien deze procedure wordt beëindigd door een beslissing op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, worden hieraan evenwel vier punten toegekend.

Artikel 4 Toeslag aanvullend nader gehoor

Indien de rechtsbijstandverlener in het kader van een vreemdelingenprocedure meer dan één nader gehoor heeft bijgewoond, wordt voor het tweede en elk daaropvolgend gehoor het aantal toe te kennen punten telkens met twee verhoogd.

Artikel 5 Bewerkelijke zaken

Indien een vreemdelingenprocedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal van 36 uren, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend, mits het bestuur van de raad de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 heeft goedgekeurd.

Artikel 6 Tijdverlet

  • 1. Voor het tijdverlet in verband met reizen van een rechtsbijstandverlener die met toestemming van het bestuur van de raad in een onderzoeks- of opvangcentrum rechtsbijstand verleent in het kader van een vreemdelingenprocedure, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig artikel 24, eerste lid van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

  • 2. Indien een reis wordt afgelegd ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand aan meerdere vreemdelingen, wordt het tijdverlet in verband met deze reis slechts eenmaal vergoed.

Artikel 7 Reiskosten

  • 1. Voor de kosten die worden gemaakt voor reizen van een rechtsbijstandverlener die met toestemming van het bestuur van de raad in een onderzoeks- of opvangcentrum rechtsbijstand verleent in het kader van een vreemdelingenprocedure, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig artikel 25, eerste lid van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

  • 2. Indien een reis wordt afgelegd ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand aan meerdere vreemdelingen, worden de kosten in verband met deze reis slechts eenmaal vergoed.

Artikel 8 Overeenkomstige toepassing

Op de vaststelling van de vergoeding, de betaling en eventuele verrekening zijn de artikelen 28 tot en met 33 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Inwerkingtreding en duur

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2010 en geldt voor vreemdelingenprocedures waarin de eerste verrichting op of na 1 juli 2010 is gedaan.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van de datum waarop het besluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure inwerking treedt.

TOELICHTING

Aanleiding

De Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 worden per 1 juli 2010 herzien in het kader van een effectieve asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid. Het aanpassen van de asielprocedure heeft ook een wijziging tot gevolg van de verlening van rechtsbijstand aan vreemdelingen. In de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1305) is aangekondigd op welke wijze de rechtsbijstand in de nieuwe asielprocedure wordt vormgegeven en wat dit betekent voor de toevoegingen en vergoedingen voor rechtsbijstandverleners. Om hieraan uitvoering te geven is een wijziging noodzakelijk van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. In de periode tot die wijziging wordt met deze beleidsregel uitvoering gegeven aan de nieuwe vergoedingsregeling voor verleende rechtsbijstand in het kader van de aanvraag van verblijfsvergunningen op grond van artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000.

De toenmalige Staatssecretaris van Justitie heeft de Projectgroep Urenvergoeding gevraagd om te adviseren over de vergoedingen voor rechtsbijstandverleners bij toevoegingen in de nieuwe asielprocedure. Van deze projectgroep maakten onder meer enkele asieladvocaten, een wetenschapper en medewerkers van de raad voor rechtsbijstand deel uit. De projectgroep adviseerde om voor de rechtsbijstand in de nieuwe algemene asielprocedure (inclusief de rust- en voorbereidingstijd) een vergoeding van in totaal maximaal 12 punten toe te kennen. Dit maximum geldt voor zaken die in beginsel de gehele algemene asielprocedure doorlopen. Voor zaken die in een eerder stadium worden doorverwezen naar de verlengde asielprocedure dan wel worden ingewilligd, wordt een aangepaste vergoeding toegekend. In de hierboven aangehaalde brief van 7 oktober 2009 is het advies van de projectgroep over de maximale vergoeding van 12 punten overgenomen. Daarbij is tevens aangegeven dat voor rechtsbijstand tijdens de verlengde asielprocedure in beginsel een vergoeding van maximaal 5 punten wordt verleend.

De nieuwe asielprocedure

De nieuwe asielprocedure is erop gericht asielzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over hun aanvraag van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De nieuwe algemene asielprocedure voorziet in een procedure van in beginsel acht dagen, waarbinnen de vreemdeling een beslissing moet hebben gekregen op diens aanvraag. Aan deze termijn gaat een rust- en voorbereidingstijd van tenminste zes dagen vooraf. Op verschillende momenten in de procedure kan blijken dat de algemene asielprocedure ongeschikt is om de aanvraag te behandelen. De vreemdeling komt in dat geval terecht in de verlengde asielprocedure.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de verlening van rechtsbijstand in het kader van de aanvraag van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 (de vreemdelingenprocedure). De hoogte van de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener is afhankelijk van de (proces)handelingen die door hem zijn verricht in het kader van de aanvraag. Daarnaast wordt een vergoeding toegekend voor tijdverlet in verband met reizen en bepaalde andere kosten. De beleidsregel volgt zoveel mogelijk de vergoedingensystematiek van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

Artikel 3 Vergoedingsregeling

Deze bepaling vormt de kern van de vergoedingsregeling van deze beleidsregel. Op grond van het eerste lid van artikel 3 geldt in geval van een aanvraag van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een vergoeding van vijf punten. Deze vergoeding wordt toegekend indien bij een aanvraag alleen de verlengde asielprocedure wordt doorlopen. Wordt voorafgaand daaraan een deel van de algemene asielprocedure doorlopen, dan wordt het puntenaantal van vijf verhoogd volgens de normering zoals neergelegd in het derde lid van artikel 3.

Het tweede lid van artikel 3 ziet op de situatie dat een aanvraag van een verblijfsvergunning de gehele algemene asielprocedure doorloopt. In dat geval wordt, conform het advies van de Projectgroep Urenvergoedingen, een vergoeding van in totaal 12 punten toegekend aan de rechtsbijstandverlener. Het derde lid ziet op de situatie dat een aanvraag een deel van de algemene asielprocedure doorloopt, doch op een bepaald moment gedurende deze procedure de verlengde asielprocedure van toepassing wordt. In dat geval wordt het in het eerste lid genoemde puntenaantal van 5 (dat dient als vergoeding voor de rechtsbijstand in de verlengde asielprocedure) verhoogd met 4, 8 of 12 punten, afhankelijk van het moment waarop de zaak in de algemene asielprocedure geraakt. De rechtvaardiging voor deze modulaire opbouw is gelegen in het feit dat de rechtsbijstandverlener op verschillende momenten in de procedure betrokken is geweest bij de voorbereiding van c.q. advisering over bepaalde (proces)handelingen.

In de praktijk zal de raad als volgt omgaan met de modulaire opbouw van de vergoeding. Bij aanvang van de procedure ontvangt de rechtsbijstandverlener een subsidieverlening waarbij een indicatie wordt gegeven van de minimale te ontvangen vergoeding. Na afloop van de rechtsbijstandverlening stelt de raad de subsidie vast. Omdat de hoogte van de subsidievaststelling afhankelijk is van de vraag welke stappen van de asielprocedure zijn doorlopen, kan de subsidie achteraf ten gunste van de rechtsbijstandverlener worden bijgesteld. De rechtsbijstandverlener moet daartoe aantonen dat de betreffende stappen zijn doorlopen.

Het vierde lid van artikel 3 ziet op de situatie dat de aanvraag om een verblijfsvergunning op enig moment gedurende de algemene asielprocedure wordt ingewilligd zonder dat de zaak in de verlengde asielprocedure geraakt. In dat geval dient de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener wederom afgestemd te worden op de daadwerkelijk door hem verrichtte inspanningen. Om die reden wordt in deze bepaling voor wat betreft de hoogte van de vergoeding aangesloten bij de puntentoekenning van het derde lid. Er is in dat geval geen sprake van een verhoging van het puntenaantal, aangezien de zaak niet in de verlengde asielprocedure belandt. Indien de aanvraag eerst een deel van de algemene asielprocedure doorloopt, vervolgens in de verlengde asielprocedure belandt en in het kader van de verlengde asielprocedure wordt ingewilligd, dan verloopt de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener via de systematiek van het derde lid van artikel 3.

Het vijfde lid van artikel 3 ziet op de gevallen als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet. In de praktijk betreft het hierbij doorgaans beslissingen in de zogenoemde Dublin-zaken. In deze zaken gaat het om een asielaanvraag die in Nederland is gedaan, maar waarbij op grond van internationale afspraken een ander land aangewezen is om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. In deze zaken kan de aanvraag in Nederland in de meeste gevallen zonder inhoudelijke beoordeling worden afgehandeld. Omdat het doorgaans geen inhoudelijke behandeling betreft, geldt voor deze zaken een afwijkende vergoeding van vier punten. Het zesde lid ziet tot slot op gevallen waarin er sprake is van een tweede of volgende asielaanvraag. Hieraan worden in beginsel zeven punten toegekend, tenzij het een Dublin-zaak betreft.

Voor een rechtsbijstandverlener bestaat overigens de mogelijkheid om een lichte adviestoevoeging aan te vragen, wanneer er sprake is van een vreemdeling die na het intakegesprek met de rechtsbijstandverlener, maar nog voor de verlening van de toevoeging in de asielprocedure, met onbekende bestemming is vertrokken. De aanvraag en verlening van een lichte adviestoevoeging verloopt in dat geval via de gebruikelijke weg.

Artikel 4 Toeslag aanvullend nader gehoor

Deze bepaling voorziet in een aanvullende vergoeding in geval er tijdens de aanvraagprocedure een aanvullend nader gehoor plaatsvindt. De verwachting is dat zo’n aanvullend nader gehoor alleen in een beperkt aantal gevallen plaats zal vinden. Voor de rechtsbijstandverlener betekent (de voorbereiding op) een nader aanvullend gehoor dat hij aanvullende inspanningen moet verrichten waarvoor hij ook een redelijke vergoeding moet ontvangen.

Artikel 5 Bewerkelijke zaken

Met deze bepaling wordt een bijzondere regeling gegeven voor bewerkelijke zaken, zoals neergelegd in artikel 13 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, bij de aanvraag van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Volledige aansluiting bij de regeling van het eerste lid van artikel 13 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (drie maal het aantal uren dat voor de betreffende zaak is bepaald) is niet goed mogelijk, aangezien dit als gevolg van de modulaire opbouw van de vergoedingsregeling voor rechtsbijstand in asielzaken tot complexe uitvoeringstechnische problemen zou leiden. Om deze reden is gekozen voor het stellen van een eenduidige grens van 36 uren. Deze grens is bepaald door het maximaal aantal punten die gelden voor het uitsluitend doorlopen van de gehele algemene asielprocedure (12 punten) te vermenigvuldigen met drie.

Artikel 6 Tijdverlet

Het eerste lid van deze bepaling voorziet in een vergoeding voor de rechtsbijstandverlener voor het tijdverlet als gevolg van het reizen in het kader van de verlening van rechtsbijstand aan een vreemdeling. Aangesloten wordt bij de vergoedingsregeling van artikel 24 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Het tweede lid van artikel 6 beoogt buiten twijfel te stellen dat een rechtsbijstandverlener die één reis aflegt om rechtsbijstand te verlenen aan meerdere vreemdelingen slechts eenmaal het reistijdverlet vergoed krijgt.

Artikel 7 Reiskosten

Het eerste lid van deze bepaling voorziet in een vergoeding voor de rechtsbijstandverlener voor de kosten die worden gemaakt voor reizen in het kader van de verlening van rechtsbijstand aan een vreemdeling. Aangesloten wordt bij de vergoedingsregeling van artikel 25 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Het tweede lid van artikel 7 beoogt buiten twijfel te stellen dat een rechtsbijstandverlener die één reis aflegt om rechtsbijstand te verlenen aan meerdere vreemdelingen slechts eenmaal de reiskosten vergoed krijgt.

Artikel 8 Overeenkomstige toepassing

Deze bepaling verklaart op de vaststelling van de vergoeding van de rechtsbijstandverlener, de betaling daarvan en eventuele verrekening van bedragen verschillende artikelen van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Inwerkingtreding en duur

De nieuwe asielprocedure treedt op 1 juli 2010 inwerking. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel sluit hierbij aan. Deze beleidsregel is tijdelijk en zal gelden totdat het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 is aangepast. Dit zal naar verwachting het geval zijn in het voorjaar van 2011.

Naar boven