Besluit van de Minister van Justitie van 29 juni 2010, nr. 5655037/Justis/10, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam

De Minister van Justitie,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken;

Gelezen het verzoek van de Algemeen directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam van 26 mei 2010 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam en de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond;

Gelet op:

  • artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

  • artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam in de functie van a) handhaver, b) milieucontroleur en c) milieu-inspecteur in dienst van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 2, onder a), is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein Openbare Ruimte, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2, onder b) en c), is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein Milieu en Welzijn, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 3. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

  • 4. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste of tweede lid genoemde domein.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 445 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd, waarvan 400 personen in het domein Openbare Ruimte en 45 personen in het domein Milieu en Welzijn.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket te Den Haag.

  • 2. Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Arrondissementsparket te Rotterdam.

  • 3. Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 omschreven bevoegdheden uitoefenen en daarbiij gebruikmaken van handboeien.

Artikel 7

  • 1. De Algemeen directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functies;

    • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag wordt toegezonden aan in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de Dienst Stadstoezicht Rotterdam 2008 van 27 november 2008, nr. 5563896/Justis/08, wordt ingetrokken.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de Dienst Stadstoezicht Rotterdam 2010.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 juni 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

P.W.C. Collard,

Teammanager BTR.

Bezwaar maken

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar maken bij de Minister van Justitie. U doet dit door schriftelijk een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen binnen zes weken na dagtekening van dit besluit. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar het volgende adres:

Dienst Justis

Team BTR

Postbus 20300

2500 EH Den Haag

U kunt uw bezwaarschrift ook door uw gemachtigde in laten dienen. Als de gemachtigde geen advocaat is, voeg dan een machtiging bij uw bezwaarschrift.

Zorg ervoor dat uw bezwaarschrift in elk geval het volgende bevat:

  • uw naam en adres;

  • de dagtekening;

  • een kopie van het besluit;

  • de gronden van uw bezwaar;

  • uw handtekening of de handtekening van uw gemachtigde.

TOELICHTING

Bij brief van 26 mei 2010 heeft de Algemeen directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam een aanvraag ingediend voor toekenning van een categoriaal contingent van 45 buitengewoon opsporingsambtenaren in het domein Milieu en Welzijn en een aanvraag voor toekenning van een categoriaal contingent van 400 buitengewoon opsporingsambtenaren in het domein Openbare Ruimte. Beide met verzoek tot toekenning van de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 en van de bevoegdheid tot het gebruik en het voorhanden hebben van handboeien.

Deze twee aanvragen zijn een uitvloeisel van de uitrol van het project ‘Ketenaanpak doorpakken op kleine ergernissen’. Dit project is een gezamenlijk initiatief van de gemeente Rotterdam, de politie Rotterdam-Rijnmond en het Arrondissementsparket Rotterdam.

Gelezen de adviezen van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam en de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond acht ik de noodzaak tot het verlenen van dit categoriaal besluit aanwezig.

Artikel 9 brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.

Naar boven