ARTIKEL I
De Regeling controleapparaten 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b van het tweede lid vervalt.
2. De onderdelen c, d en e van het tweede lid worden geletterd b, c en d.
3. In het derde lid wordt ‘onderdeel d’ vervangen door: onderdeel c.
B
1. In artikel 9, eerste lid, onderdelen a en g wordt telkens na ‘voorgeschreven’ ingevoegd: dan wel door de Dienst Wegverkeer
gelijkwaardig geachte.
2. In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘voorgeschreven’ ingevoegd: dan wel een door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig
geachte.
3. In artikel 9, eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede ‘, aangepast op een door de fabrikant of importeur van controleapparaten
voorgeschreven wijze,’.
4. In artikel 9, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘goedgekeurde’ vervangen door: dan wel door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig
geachte.
C
1. In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, wordt telkens na ‘voorgeschreven’ ingevoegd: dan wel een door de Dienst Wegverkeer
gelijkwaardig geachte.
2. In artikel 10, eerste lid, onderdelen b en d, wordt telkens na ‘voorgeschreven’ ingevoegd: dan wel door de Dienst Wegverkeer
gelijkwaardig geachte.
D
In het vierde lid, onderdeel d, van artikel 28 wordt de zinsnede ‘het gestelde in artikel 16, tweede lid, van de Erkenningsregeling
snelheidsbegrenzers van toepassing is’ vervangen door: het snelheidssignaal ten behoeve van de snelheidsbegrenzer afkomstig
is van het controleapparaat.
E
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid in de aanhef vervalt de zinsnede ‘door tussenkomst van de fabrikant of importeur van het digitale controleapparaat’.
2. In het zesde lid, onderdeel f, onder 2°, wordt de zinsnede ‘de fabrikant of importeur’ vervangen door: de Dienst Wegverkeer.
3. In het zevende lid, onderdeel a, wordt de zinsnede ‘als bedoeld in het vijfde lid’ vervangen door: als bedoeld in het zesde
lid.
4. In het zevende lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘als bedoeld in het zesde lid’ vervangen door: als bedoeld in het vijfde
lid.
5. Het achtste lid komt te luiden:
8. De Dienst Wegverkeer verstrekt op verzoek van de erkenninghouder ten behoeve van een af te geven certificaat van onmogelijkheid
van gegevensoverdracht een uniek certificaatnummer. De erkenninghouder levert hiertoe de door de Dienst Wegverkeer te bepalen
gegevens aan, die de Dienst Wegverkeer registreert. De gegevens in het register worden op verzoek van ambtenaren, aangewezen
op grond van artikel 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet, aan die ambtenaren door de Dienst Wegverkeer beschikbaar gesteld.
F
Artikel 36, tweede lid, komt te luiden:
G
Artikel 37, tweede en derde lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
H
In artikel 38 vervalt na ‘artikel 37’: , eerste lid,.
I
In artikel 46, onderdeel c, vervalt na ‘verordening (EEG) nr. 3821/85’: dan wel in artikel 37, derde lid.
ARTIKEL II
In artikel 41, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling aanpassing voertuigen vervalt na ‘artikel 37’: , eerste lid,.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2010.
TOELICHTING
Algemeen
De Regeling controleapparaten 2005 betreft regels inzake het installeren en repareren van analoge en digitale controleapparaten.
Laatstgenoemd apparaat is beter bekend als de digitale tachograaf. Onderhavige wijziging van die regeling maakt een nieuwe
procedure mogelijk voor de vaststelling van de onmogelijkheid van gegevensoverdracht (zogenaamde: un-downloadability) en de
afgifte van het zogenaamde certificaat voor onmogelijkheid van gegevensoverdracht. Ook herstelt het kleine technische punten.
Deze regeling heeft geringe gevolgen voor de administratieve lasten. De nieuwe procedure bij het afgeven van een certificaat
van de onmogelijkheid van gegevensoverdracht leidt waarschijnlijk wel tot een vermindering van administratieve lasten voor
fabrikanten en werkplaatsen. De installateurs en reparateurs van de werkplaatsen zijn niet meer verplicht een (defecte) digitale
tachograaf, waaruit de rij- en rusttijdengegevens niet meer zijn te onttrekken, naar de fabrikant of importeur te versturen
om de un-downloadability van die gegevens definitief vast te stellen. Zij kunnen de vaststelling zelf uitvoeren en het certificaat laten aanmaken
(nummerregistratie) bij de RDW. Daarmee wordt dubbel onderzoek vermeden. Deze werkwijze leidt tot de volgende veranderingen
van werkzaamheden en administratieve lasten in de (A) oude en (B) nieuwe situatie.
A. Oude situatie
De adminstratieve lasten van de informatieverplichting Verkrijgen certificaat van onmogelijkheid van gegevens overdracht uit de nulmeting van 20071 bedragen:
61/60 (1 uur plus 1 minuut per informatie verplichting) × 24,– (uurtarief) = 24,40,– × 45 (frequentie informatieverplichting) × 6
(bedrijven) = 6.588,–
B. Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie van het verkrijgen van het genoemde certificaat, wordt de defecte tachograaf niet meer langs de fabrikant
of importeur gestuurd ter vaststelling van de onmogelijkheid van gegevensoverdracht. Het tijdsbeslag dat is gemoeid met de
handelingen externe advisering (15 minuten) en toesturen (1 minuut) komt te vervallen. Dat betekent dat per informatieverplichting 45 minuten (61 minus 16 minuten) per handeling
totaal overblijven.
De nieuwe administratieve lasten zijn dan:
45/60 (uurper informatie verplichting) × 24,– (uurtarief) = 18,– × 45 (frequentie informatieverplichting) × 6 (bedrijven) = 4.860,–
C. Saldering
De nieuwe administratieve lasten zijn: 4.860,-. Een vermindering van: 1.728,–
6.588,– | (2007) |
– 4.860,– | (2010) |
1.728,– | |
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Bij de introductie van de digitale tachograaf werden werkplaatskaarthouders opgeleid per merk (digitale) tachograaf. Inmiddels
zijn alle controleapparaten voor wat betreft bediening en techniek zeer op elkaar gaan lijken. De scholing vindt daarom inmiddels
plaats voor alle merken en typen. Het vermelden van de merken en typen controleapparaten op het door de Dienst Wegverkeer
(RDW) afgegeven erkenningsbesluit is derhalve achterhaald omdat op alle tegenwoordige scholingsbewijzen alle typen en merken
staan opgesomd. De regeling is daarom hierop aangepast.
Artikel I, onderdelen B en C
De aanvrager van een erkenning moet ten behoeve van het installeren, onderzoeken of repareren van een controleapparaat over
een aantal zaken beschikken. Het gaat daarbij voornamelijk om specifieke meetapparatuur. Op dit moment is geregeld dat de
erkenninghouder gebruik moet maken van die meetapparatuur die door de importeur of fabrikant van het desbetreffende controleapparaat
is voorgeschreven. Dit was zo geregeld omdat er geen andere fabrikanten dan fabrikanten (en daarmee importeurs) van controleapparaten
waren die zich hierop toelegden. Dat is inmiddels wel het geval. Door onderhavige wijziging wordt ook apparatuur vergelijkbaar
met die van de fabrikant of importeur toegestaan. De Dienst Wegverkeer zal vaststellen of daarvan sprake is mede in het licht
van het doel waarvoor de desbetreffende meetapparatuur is bedoeld. Aangezien de technische eisen inhoudelijk niet wijzigen,
hoeft de regeling niet te worden genotificeerd.
Artikel I, onderdeel D
Artikel 28, vierde lid, onderdeel d, bevat een verwijzing naar artikel 16, tweede lid, van de Erkenningsregeling snelheidsbegrenzers.
Deze regeling bestaat echter niet meer. Voornoemd artikellid is overgenomen in artikel 41, tweede lid, van de Regeling aanpassing
voertuigen. Om de leesbaarheid van artikel 28, vierde lid, onderdeel d, te vergroten is echter niet de verwijzing naar artikel 41,
tweede lid, overgenomen, maar is de eis zelf uitgeschreven. Alleen indien het controleapparaat het snelheidssignaal van de
snelheidsbegrenzer verzorgt, kan dit reden zijn voor verbreking van de verzegeling ter controle op voorzieningen waarmee de
juiste werking van de snelheidsbegrenzer kan worden beïnvloed.
Artikel I, onderdeel E
De Regeling controleapparaten 2005 bevat de verplichting voor de erkenninghouder dat hij ingeval van een kapot digitaal controleapparaat
dan wel bij het overplaatsen naar een ander voertuig daarvan, alle gegevens uit dat apparaat moet veilig stellen. Indien blijkt
dat de overdraagbaarheid of ‘downloading’ van deze gegevens niet mogelijk is, moet op verzoek van een werkgever of een zelfstandige
een zogenaamd ‘certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht’ worden afgegeven. Paragraaf 6 van bijlage IB bij Verordening
3821/85/EG bepaalt reeds dat een werkplaats (erkenninghouder) een dergelijk certificaat moet afgeven en dat daarvan gedurende
een jaar een kopie van het afgegeven certificaat moet worden bewaard.
In de Regeling controleapparaten 2005 is vanwege de bijzondere Nederlandse situatie waarbij private partijen als erkenninghouder
kunnen worden aangewezen, een extra waarborg getroffen. Het afgeven van een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht
moet thans plaatsvinden door tussenkomst van de importeur of fabrikant van controleapparaten. Dit vanuit de gedachte dat deze
importeurs of fabrikanten meer mogelijkheden zouden hebben de gegevens uit het apparaat veilig te stellen. In de praktijk
blijkt dit niet het geval. Voorts blijkt het op meerdere plaatsen afgeven van certificaatnummers voor de handhaving niet voldoende
overzichtelijk.
In gezamenlijk overleg met importeurs, fabrikanten, de Dienst Wegverkeer en de Inspectie Verkeer en Waterstaat is besloten
tot het opnieuw vormgeven van de procedure waarlangs een erkenninghouder een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht
kan afgeven. Op het moment dat een erkenninghouder (werkplaats) de onmogelijkheid van gegevensoverdracht constateert en daarvoor
een certificaat wil afgeven, kan hij dit zonder tussenkomst van de fabrikant of importeur doen. Door de opgedane ervaringen
met de digitale tachograaf en nieuwe onderzoeksapparatuur worden erkenninghouders hiervoor voldoende deskundig geacht. De
erkenninghouder vraagt bij de Dienst Wegverkeer een uniek certificaatnummer aan. Dit nummer zal de erkenninghouder krijgen
indien hij de door de Dienst Wegverkeer benodigde gegevens ten behoeve van een door die dienst te houden register aanlevert.
Aan de hand van het register kunnen toezichthouders zien welke erkenninghouders deze certificaten af hebben gegeven en aan
welke voertuigen. In geval van bovenmatige afgifte of ontvangst van dergelijke certificaten, kan de Dienst Wegverkeer dan
wel de Inspectie Verkeer en Waterstaat de erkenninghouder respectievelijk de werkgever of zelfstandige aan een nader onderzoek
onderwerpen.
In het algemeen deel van deze toelichting is een kleine reductie van administratieve lasten ten gevolge van deze nieuwe procedure
reeds toegelicht.
De wijziging in de onderdelen 3 en 4 van artikel I, onderdeel E, betreffen redactionele wijzigingen. Het gaat om de correctie
van een foutieve verwijzingen naar het vijfde en zesde lid in het zevende lid van artikel 34 Regeling controleapparaten 2005.
Artikel I, onderdeel F
Aan artikel 36, tweede lid, is een onderdeel b toegevoegd in verband met de controle op analoge en digitale controleapparaten
geïnstalleerd in voertuigen met een buitenlands kenteken. In verband met de diverse gegevens die de RDW registreert (bij het
onderzoek, maar ook bijvoorbeeld bij de afgifte van het certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht) is het om enerzijds
automatisering technische redenen en anderzijds vanwege het feit dat in het buitenland een andere wijze van registratie geldt
(bv. persoonsgebonden in plaats van voertuiggebonden) niet wenselijk het buitenlandse kenteken, maar het voertuigidentificatienummer
in te voeren.
Artikel I, onderdelen G, H, I en artikel II
Ingevolge artikel 12, vierde lid, van de Verordening (EG) nr. 3821/85 levert het installatieplaatje het bewijs dat het controleapparaat
is geïnstalleerd in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening. Artikel 37, tweede lid, Regeling controleapparaten
bepaalt dat er in geval van installatie of onderzoek van een controleapparaat op of in het controleapparaat een sticker aangebracht
moet worden. Op deze sticker staat de apparaatconstante goed zichtbaar en leesbaar vermeld. Hiermee is er in Nederland een
extra regeling op dit gebied getroffen.
Het aanbrengen van een installatieplaatje is thans geregeld in bijlage 1B van de Verordening (EG) nr. 3821/85. Hier wordt
tevens als eis gesteld dat het apparaatconstante vermeld moet staan op het installatieplaatje. In de praktijk plaatsen de
meeste erkenninghouders ook bij analoge controleapparaten het nieuwe installatieplaatje met daarop de ingestelde apparaatconstante.
Hiermee wordt het aanbrengen van een sticker zoals vermeld in artikel 37, tweede lid, Regeling controleapparaten overbodig.
Artikel III
Op deze regeling zijn de zogenaamde vaste verandermomenten voor regelgeving niet van toepassing, aangezien het een ministeriële
regeling betreft die in voorbereiding is genomen vóór 1 januari 2010. Wel zal de regeling tijdig worden gepubliceerd, zodat
de RDW, erkenningshouders en IVW voldoende tijd hebben om voor 1 september 2010 hun werkprocessen aan de nieuwe procedure
aan te passen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C.M.P.S. Eurlings.