Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake het verlenen van subsidies die bijdragen aan het oplossen van de wereldwaterproblematiek in ontwikkelingslanden en andere derde landen en een duurzame bundeling van krachten binnen de internationale watersector (Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water)

25 juni 2010

Nr. CEND/HDJZ-2010/990 sector WAT

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, onderdeel d, 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. business developmentproject:

onderzoek naar de mogelijkheden voor en de voorbereiding van lokale oplossingen voor waterproblematiek in het buitenland;

b. demonstratie- of pilotproject:

activiteit waarbij een reeds bestaande technische of methodologische oplossing voor een bepaald probleem op het gebied van water wordt getoetst op lokale toepasbaarheid in maatschappelijk, technische, commerciële dan wel economische zin;

c. haalbaarheidsonderzoek:

onderzoek waarmee wordt bepaald of het behalen van de gestelde doelen van een voorgenomen economische activiteit op het gebied van waterproblematiek realistisch is;

d. identificatie- en marktstudie:

onderzoek naar mogelijke toepassing van specifieke producten of diensten als oplossing voor waterproblematiek of een studie waarin de aspecten worden geanalyseerd die relevant zijn voor het nemen van een investeringsbeslissing;

e. institutioneel versterkingsproject:

activiteit waarbij een lokale organisatie versterkt wordt met kennis en kunde van oplossingen voor waterproblematiek;

f. minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

g. onderneming:

eenheid, ongeacht de rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

h. onderzoeksinstelling:
  • 1°. in onderdeel a of b van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

  • 2°. andere dan in de onder 1° bedoelde onderzoeksinstelling die geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid is gefinancierd en die activiteiten verricht met als doel het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis;

  • 3°. geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs;

  • 4°. geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis;

  • 5°. andere entiteit als zodanig door de minister aangewezen;

i. project:

door een samenwerkingsverband uit te voeren demonstratie- of pilotproject, institutioneel versterkingsproject, haalbaarheidsonderzoek, identificatie- en marktstudie of business developmentproject;

j. samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband van ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties waarvan ten minste één deelnemer in Nederland gevestigd is;

k. tijdelijke kaderregeling:

Mededeling van de Europese Commissie van 17 december 2008 inzake de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU C 16/1);

l. uitvoeringsorganisatie:

door de minister voor de uitvoering van deze regeling gemandateerde uitvoeringsorganisatie.

Artikel 2

De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan een samenwerkingsverband voor een project in één of meerdere landen, genoemd in bijlage 1, dat betrekking heeft op één of meerdere van de thema’s klimaat, voedsel en ecosystemen, drinkwater en sanitatie, veiligheid of governance waarbij bundeling van krachten van buitenlandse en in Nederland gevestigde ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties wordt bewerkstelligd.

Artikel 3

  • 1. Subsidiabele kosten zijn uitsluitend:

    • a. de volgende na indiening van de subsidieaanvraag gemaakte rechtstreeks aan de uitvoering van een project toe te rekenen kosten:

      • 1°. loonkosten van direct bij een project betrokken personeel, waarbij het uurloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon volgens de verzamelloonstaat, ingevolge artikel 67 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001, te delen door 1650 productieve uren, verhoogd met een forfaitair percentage van 20 voor de werkgeverslasten. In geval van een deeltijds dienstverband wordt het uurloon op voornoemde wijze berekend na omrekening van het brutoloon naar een voltijds dienstverband;

      • 2°. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 3°. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de contante waarde van de gedurende de projectperiode betaalde leasetermijnen naar rato van het gebruik van de machines en apparatuur voor het project onder aftrek van de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor financiering en afschrijving;

      • 4°. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

      • 5°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten;

    • b. een opslag voor algemene kosten van ten hoogste 50 procent van de in onderdeel a, onder 1°, bedoelde loonkosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag de subsidieaanvrager de in dat lid genoemde loonkosten berekenen op basis van een binnen zijn organisatie gebruikelijke en controleerbare methodiek, gebaseerd op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Dit wordt onderbouwd met een accountantsverklaring.

  • 3. Indien de aanvrager bij toepassing van het tweede lid geen integraal uurtarief hanteert, kan op diens verzoek dit tarief worden vervangen door een uurtarief van € 35,–.

  • 4. Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, geldt daarvoor een uurtarief van € 35,–.

Artikel 4

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten van:

  • a. verwerving van de subsidie;

  • b. omzetbelasting over de kosten, tenzij de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt de omzetbelasting niet kan verrekenen of daarvoor geen compensatie kan verkrijgen.

Artikel 5

  • 1. De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van:

    • a. € 500.000 als het een demonstratie- of pilotproject betreft;

    • b. € 200.000 als het een institutioneel versterkingsproject betreft;

    • c. € 125.000 als het een haalbaarheidsonderzoek, identificatie- en marktstudie of business developmentproject betreft.

  • 2. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien en voor zover dit nodig is op basis van de tijdelijke kaderregeling.

Artikel 6

Het subsidieplafond voor 2010 bedraagt € 4.000.000,–.

§ 2. De aanvraag

Artikel 7

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt uiterlijk 15 september 2010 ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 2.

  • 2. Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een begroting voor het project;

    • b. een activiteitenplan;

    • c. per onderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband een verklaring beperkte steun overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 3.

    • d. alsmede van de andere in het formulier bedoelde gegevens en bescheiden.

Artikel 8

Een aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien:

  • a. deze niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • b. deze niet voldoet aan het bepaalde in de tijdelijke kaderregeling;

  • c. de subsidie minder zou bedragen dan € 50.000,–;

  • d. door verlening van de subsidie het aantal op grond van deze regeling aan de deelnemer binnen het samenwerkingsverband, of aan de groep, waartoe de deelnemer behoort, verleende aantal subsidies meer zou bedragen dan twee;

  • e. indien reeds vóór het indienen van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot een project;

  • f. een project een langere duur kent dan één jaar of een demonstratie- of pilotproject langer dan twee jaren, dan wel aannemelijk is dat een voornoemd project niet binnen de genoemde termijnen zal worden voltooid;

  • g. reeds subsidie of andere bijdragen zijn verkregen voor een project;

  • h. een project onvoldoende zal bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van deze regeling;

  • i. aannemelijk is dat de organisatorische capaciteiten en de financiële positie van het samenwerkingsverband onvoldoende zijn om een project naar behoren uit te voeren;

  • j. de continuïteit voor de korte of middellange termijn van het samenwerkingsverband in het geding is;

  • k. een project niet voldoet aan de milieuwetgeving of in het kader van een project geen gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare of gangbare technieken om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen, of indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken;

  • l. onvoldoende aannemelijk is dat een project technisch haalbaar is;

  • m. indien op één of meer van de rangschikkingscriteria genoemd in artikel 9, eerste lid, onder a tot en met e, geen of slechts één punt wordt gescoord of indien de totaalscore na toepassing van de wegingsfactoren als opgenomen in bijlage 4 lager is dan 65 punten.

Artikel 9

  • 1. De minister rangschikt de aanvragen die hij positief beoordeelt op basis van de volgende rangschikkingcriteria:

    • a. de mate waarin het project bijdraagt aan mogelijkheden tot opschaling;

    • b. de mate waarin het project leidt tot duurzame bundeling van krachten van buitenlandse en in Nederland gevestigde ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties uit de watersector;

    • c. de mate waarin het project de unieke kwaliteiten op het gebied van water van buitenlandse en in Nederlandse gevestigde ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties ontsluit;

    • d. de mate waarin het project bijdraagt aan het oplossen van de internationale waterproblematiek en de Millennium Development Goals van de Verenigde Naties;

    • e. de mate waarin het project positieve maatschappelijke en economische effecten heeft in het land waar het project wordt uitgevoerd.

  • 2. Aan de rangschikkingscriteria, genoemd in het eerste lid, wordt elk een score van maximaal vijf punten toegekend waarop de wegingsfactoren worden toegepast als opgenomen in bijlage 4, wat leidt tot een totaalscore van maximaal 100 punten.

Artikel 10

De minister verleent subsidie in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 9.

Artikel 11

De minister beslist op een aanvraag om subsidie binnen 13 weken na 15 september 2010.

§ 3. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12

  • 1. De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit het uiterlijk op het in die beschikking opgenomen tijdstip.

  • 2. De subsidieontvanger kan een schriftelijk verzoek tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening indienen bij de minister wegens vertraging, essentiële wijziging of stopzetting van een project. De minister kan voorschriften en beperkingen aan de wijziging verbinden.

Artikel 13

De subsidieontvanger voert een zodanige administratie waaruit te allen tijde op eenvoudige en eenduidige wijze valt af te leiden:

  • a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

  • b. indien van toepassing het aantal uren dat per werknemer is besteed aan het project.

Artikel 14

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld een melding aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot surseance van betaling, tot faillietverklaring van hem of van andere omstandigheden die voor de subsidieverlening van belang kunnen zijn.

  • 2. De subsidieontvanger doet onverwijld nadat de rechtspersoon of vennootschap is vervreemd dan wel de statutaire zetel is verplaatst, daarvan melding aan de minister.

  • 3. De subsidieontvanger doet onverwijld nadat een of meer deelnemers van een vennootschap zijn uitgetreden, daarvan melding aan de minister.

  • 4. Bij het voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon of vennootschap doet degene die feitelijk leiding geeft aan de rechtspersoon of vennootschap, daarvan onverwijld melding aan de minister.

Artikel 15

  • 1. De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van het project.

  • 2. De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan een door of vanwege de minister ter zake van de toepassing van deze regeling ingesteld evaluatieonderzoek.

Artikel 16

In de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger met een waarde gelijk aan of groter dan € 125.000,–, wordt de verplichting opgelegd steeds na afloop van een periode van één jaar een schriftelijk verslag uit te brengen omtrent de voortgang van de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering en die resultaten met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de kosten.

§ 4. Voorschotten en subsidievaststelling

Artikel 17

  • 1. De minister verleent aan de subsidieontvanger ambtshalve een eerste voorschot binnen twee weken na verlening van de subsidie.

  • 2. Daaropvolgende voorschotten worden aan de subsidieontvanger ambtshalve verstrekt binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken kosten.

  • 3. Het totale bedrag aan voorschotten bedraagt ten hoogste 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. De minister verleent geen voorschot indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien de subsidieontvanger failliet is verklaard of aan diegene surseance van betaling is verleend of op diegene de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 18

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend bij de uitvoeringsorganisatie een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een bij de uitvoeringsorganisatie verkrijgbaar formulier, en gaat vergezeld van:

    • a. de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit formulier;

    • b. een schriftelijk eindverslag over de uitvoering en bereikte resultaten van het project;

    • c. twee exemplaren van alle inhoudelijke rapportages in de vorm van teksten, kaarten, databestanden die in het kader van het project zijn geproduceerd, zowel in gedrukte vorm als digitale vorm;

    • d. indien de subsidie waarvoor vaststelling wordt gevraagd € 125.000,– of meer bedraagt, gaat het financieel eindverslag vergezeld van een accountantsverklaring opgesteld overeenkomstig het in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen model controleprotocol.

Artikel 19

  • 1. De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Indien de beschikking niet binnen 22 weken kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 20

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voordien verleende subsidie.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL 2 VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING WERELDWIJD WERKEN MET WATER

Landenlijst van doellanden

Bangladesh

Brazilië

China

Egypte

Estland

Ethiopië

Georgië

Ghana

Hongarije

India

Indonesië

Kazachstan

Kenia

Maleisië

Mali

Mexico

Mozambique

Oekraïne

Polen

Roemenië

Rusland

Slowakije

Thailand

Turkije

Vietnam

Zuid-Afrika

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL 7, EERSTE LID, VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING WERELDWIJD WERKEN MET WATER

Aanvraagformulier Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water

Naam project

Projectnummer (in te vullen door EVD)

  

Gegevens penvoerder

Naam organisatie

 

Postadres

 

Postcode

 

Plaatsnaam

 

Naam projectleider

 

Functie

 

Telefoonnummer

 

Fax-nummer

 

E-mailadres

 

Internetadres

 

Aantal werknemers

 

KvK-nummer

 

Jaar van oprichting

 

SBI-code

 

Bank/girorekening-nummer

 

Naam en plaats van de bank

 

Rechtsvorm

 

BTW-status

□ BTW-plichtig

□ Vrijgesteld

□ 0-tarief

Is voor uw organisatie een verzoek tot surseance van betaling of faillissement ingediend?

□ Nee

□ Ja

Indien ja: wanneer?

Korte omschrijving van de activiteiten van uw organisatie

 

Samenwerkingsverband

 

1

Welke andere Nederlandse aanvrager(s) maakt/maken, naast de indiener, deel uit van het aanvragend samenwerkingsverband?

Naam organisatie, contactpersoon, adres, telefoonnummer en e-mailadres:

1.

 

2.

 

3.

 

4.

2

Ten behoeve van welke buitenlandse partij(en) wordt het project uitgevoerd?

1.begunstigde(n)

Naam organisatie, contactpersoon, adres, telefoonnummer en e-mailadres:

3

Welke andere buitenlandse (overheids)instantie(s) zijn indirect bij het project betrokken?

Naam organisatie, contactpersoon, adres, telefoonnummer en e-mailadres:

1.

 

2.

4

Heeft over het project reeds overleg plaatsgevonden met een ambassade/ consulaat-generaal of andere Nederlandse (overheids)instantie(s)?

Zo ja, met welke instanties en contactpersonen?

□ Niet van toepassing

□ Ambassade/consulaat-generaal te:

 

□ Andere (overheids)instelling:

Naam organisatie, contactpersoon, adres en telefoonnummer

8

Wat is doelstelling en meerwaarde van het samenwerkings-verband

 

Het project

1

Naam van het project

 

2

Soort activiteit

(meerdere opties mogelijk)

□ Haalbaarheidsonderzoek (max. 125.000 euro)

□ Identificatie- en marktstudie (max. 125.000 euro)

□ Business developmentproject (max.125.000 euro)

□ Institutioneel versterkingsproject(max. 200.000 euro)

□ Demonstratie- of pilotproject (max.500.000 euro)

3

a. Doelland

o Bangladesh

o Brazilië

o China

o Egypte

o Estland

o Ethiopië

o Georgië

o Ghana

o Hongarije

o India

o Indonesië

o Kazachstan

o Kenia

o Maleisië

o Mali

o Mexico

o Mozambique

o Oekraïne

o Polen

o Roemenië

o Rusland

o Slowakije

o Thailand

o Turkije

o Vietnam

o Zuid-Afrika

 

b. provincie en gemeente waarop het project zich richt in het doelland

 

4

In hoeverre voorziet het project in de behoefte van de partij of bij de overheid in het doelland?

 

5

Thema('s) waar het project zich op richt (meerdere opties mogelijk)

□ Water voor voedsel en ecosystemen

□ Water en klimaat

□ Drinkwater en sanitatie (incl. afvalwater)

□ Veiligheid

□ Governance

 

Toelichting:

 

6

Doel(en) van het project

 

7

Korte omschrijving van de activiteiten

 

8

Verwachte resulta(a)t(en) bij realisatie van het project

 

9

Verwachte looptijd van het project

Startdatum:

Einddatum:

Financiële gegevens

1

Kosten van het project.

Totale kosten van het project

subsidie (80%)

Aandeel derden (optioneel)

€ 

2

Zijn er ten behoeve van het project (andere) financiële bijdragen aangevraagd bij de Rijksoverheid, andere overheidsinstanties of internationale organisaties (zoals VN, EU)?

□ Ja

□ Nee

Indien Ja: toelichten en bedrag vermelden (in euro)

Kwalitatieve criteria

Op deze vragen een zo exact en beknopt mogelijke argumentatie

Rangschikkingscriterium

argumentatie

Wegingsfactor

a. de mate waarin het project bijdraagt aan mogelijkheden tot opschaling

 

5

b. de mate waarin het project leidt tot duurzame bundeling van krachten van buitenlandse en in Nederland gevestigde organisaties uit de watersector

 

5

c. de mate waarin het project de unieke kwaliteiten op het gebied van water van buitenlandse en in Nederlandse gevestigde ondernemingen, onderzoeks-instellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties ontsluit

 

5

d. de mate waarin het project bijdraagt aan het oplossen van de internationale waterproblematiek en de Millennium Development Goals van de Verenigde Naties

 

3

e. de mate waarin het project positieve maatschappelijke en economische effecten heeft in het land waar het project wordt uitgevoerd

 

2

Ondertekening

 

Ondergetekende verklaart dat alle voor de aanvraag benodigde stukken zijn bijgevoegd en dat hij/zij bekend is met de Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water.

 

Aldus naar waarheid ingevuld:

Plaats

 

Datum

 

Naam bedrijf, instelling of organisatie

 

Naam ondertekenaar

 

Functie

 

Tekenbevoegd (conform uittreksel KvK)?

□ Ja

□ Nee

Handtekening

 

Vereiste bijlagen

1

Werkplan met uitgebreide beschrijving van het project, inclusief CV’s (maximaal 2 pagina's) van de betrokken personen, tijdsplanning en activiteitenoverzicht; wie gaat wat, waar en in hoeveel tijd doen.

2

Gedetailleerde begroting met inhoudelijke onderbouwing .

3

Overzicht samenwerkingspartners, ondertekende samenwerkingsverklaring en machtiging aan de penvoerder .

4

Uittreksel inschrijving Kamer van Koophandel van de penvoerder van het samenwerkingsverband (maximaal 6 maanden oud)

5

Meest recente jaarverslag/jaarrekening van de samenwerkingspartners

6

Ondertekende verklaring Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (M.V.O.)

7

(Indien van toepassing): overzicht en korte beschrijving van eerdere vergelijkbare projecten die door de consortiumpartner(s), respectievelijk de aanvrager(s) binnen het samenwerkingsverband zijn uitgevoerd.

Alleen volledig ingevulde formulieren die zijn vergezeld met alle vereiste bijlagen zullen in behandeling worden genomen.

Het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen dienen uiterlijk 15 september 2010 bij Agentschap NL te zijn ontvangen. U kunt uw voorstel per post versturen aan:

Agentschap NL,

T.a.v. Programmabureau Partners voor Water

Juliana van Stolberglaan 148

2595 CL DEN HAAG.

U kunt uw voorstel ook per koerier of persoonlijk op genoemd adres afleveren.

Wij verzoeken u tevens een elektronische versie van het aanvraagformulier en werkplan als MS Word- bestand te sturen naar info@partnersvoorwater.nl.

Appendix 1: Werkplan project

Hoe het werkplan uiteindelijk wordt vormgegeven, wordt overgelaten aan de aanvrager. Het ingediende werkplan dient echter de onderstaande punten 1 t/m 6 te bevatten.

Onderstaande opsomming kan als leidraad dienen om tot een inzichtelijk, compleet en toetsbaar werkplan te komen. De omvang van het werkplan mag maximaal 15 pagina’s zijn, exclusief eventuele bijlagen.

  • 1. Algemene informatie:

    • beschrijving Nederlandse consortiumpartners, respectievelijk de aanvragers binnen het samenwerkingsverband en hun activiteiten;

    • beschrijving buitenlandse partijen (type organisatie, activiteiten, omvang).

  • 2. Beschrijving van de project context:

    • locatie waar het project wordt uitgevoerd;

    • toelichting keuze thema('s);

    • beschrijving huidige situatie/stand van zaken;

    • korte beschrijving van waterproblematiek in het doelland;

    • toegevoegde waarde van het project;

    • eventuele voorgeschiedenis en achtergrondinformatie.

  • 3. Doelstelling(en) en doel(en) van het project:

    • De doelstellingen en doelen dienen zodanig SMART geformuleerd te worden dat de resultaten van het project hieraan getoetst kunnen worden.

  • 4. Beschrijving van de uitvoering van het project:

    • Nadere uitsplitsing van welke activiteiten ondernomen worden om de doelstellingen/doelen onder 3 te bewerkstelligen.

  • 5. Projectorganisatie:

    • beschrijving van de leden van het projectteam met hun expertise (CV’s van maximaal 2 pagina's bijvoegen);

    • beschrijving wie doet wat;

    • koppeling van de activiteiten aan de begroting.

  • 6. Fasering van het project:

    • doorlooptijd per fase of activiteit (schematisch), totale duur aangeven;

    • eventueel go/no go momenten aangeven;

    • deliverables.

    Voorbeeld tijdsbalk

    Planning

    Week 1

    Week 2

    Week 3

    Etc.

    Activiteit 1

        

    Activiteit 2

        
  • 7. Beschrijving van de resultaten van het project:

    • korte beschrijving van de beoogde resultaten per activiteiten, gekoppeld aan de (sub)doelstellingen.

Appendix 2: Begroting

Indien van toepassing graag een inhoudelijke onderbouwing op de posten 1, 2, 3, 8 en 9.

 

Format begroting bij projectvoorstel

      
 

Invullen in Euro, incl. BTW. Gaarne een toelichting toevoegen, s.v.p.

    
         

1.

Tijdbesteding Nederland

  

Bruto

Werkdag

   
 

indien van toepassing

Naam medewerker

Naam bedrijf

maandsalaris

tarief

dagen

Subtotaal

Subtotaal

     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
      

0

0

0

    

Bruto

Kalenderdag

   

2.

Tijdbesteding Buitenland

Naam medewerker

Naam bedrijf

maandsalaris

tarief

dagen

Subtotaal

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
 

Totaal

    

0

0

0

         

3.

Kosten derden

Omschrijving

(offertes bijvoegen)

    
         
         
       

0

0

         
      

aantal

  

4.

Passage kosten

Van – Naar (v.v.)

 

soort ticket

tarief

vluchten

Subtotaal

 
       

0

 
       

0

 
       

0

 
 

Totaal

    

0

0

0

         
      

aantal

  

5.

Verblijfkosten

Verblijfplaats

DSA in US$

koers

DSA in eur

kalenderdagen

Totaal

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
     

0

 

0

 
 

Totaal

    

0

0

0

         

6.

Reiskosten buitenland

Omschrijving

    

Totaal

 
         
         
 

Totaal

     

0

0

         

7.

Rapportage kosten

Omschrijving

    

Totaal

 
         
         
 

Totaal

     

0

0

         

8.

Kosten machines/apparatuur

Omschrijving

(berekening van de afschrijvingskosten bijvoegen)

Totaal

 
         
         
 

Totaal

     

0

0

         

9.

Overige kosten

Omschrijving

    

Totaal

 
         
         
 

Onvoorzien (max. 5%)

       
         
         
 

Totaal

     

0

0

         
 

Totale projectkosten

      

0

         
 

PvW bijdrage

80%

     

0

 

Eigen bijdrage

20%

     

0

Appendix 3: Overzicht samenwerkingspartners, ondertekende samenwerkingsverklaring en machtiging aan de penvoerder

Overzicht samenwerkingspartners

Alleen gegevens van de samenwerkende aanvragers dienen ingevuld te worden.

Samenwerkingspartner 1 (penvoerder):

Naam bedrijf, organisatie of instelling:

Postadres:

Tel. nummer:

KvK nummer:

Jaar van oprichting:

SBI-code (indien bedrijf):

Aantal werknemers:

Samenwerkingspartner 2:

Naam bedrijf, organisatie of instelling:

Postadres:

Tel. nummer:

KvK nummer:

Jaar van oprichting:

SBI-code (indien bedrijf):

Aantal werknemers:

Samenwerkingspartner 3:

Naam bedrijf, organisatie of instelling:

Postadres:

Tel. nummer:

KvK nummer:

Jaar van oprichting:

SBI-code (indien bedrijf):

Aantal werknemers:

<Zo nodig op een aparte bijlage aanvullen met de andere samenwerkende aanvrager(s)>

Ondertekende samenwerkingsverklaring en machtiging aan penvoerder

Bovengenoemde samenwerkingspartners verklaren hierbij gezamenlijk het project <titel project invullen>

.....

te willen uitvoeren in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water. Zij machtigen door middel van onderstaande ondertekening de penvoerder <naam organisatie penvoerder invullen>

.....

om de subsidie mede namens hen aan te vragen, alle correspondentie inzake de subsidie te voeren en de betaling van de subsidie, inclusief de voorschotbetalingen, mede namens hen te ontvangen.

Samenwerkingspartner 1 (penvoerder):

Plaats: Datum:

Naam: Handtekening:

Samenwerkingspartner 2:

Plaats: Datum:

Naam: Handtekening:

Samenwerkingspartner 3:

Plaats: Datum:

Naam: Handtekening:

<Zo nodig op een aparte bijlage aanvullen met de andere samenwerkende aanvrager(s)>

Appendix 4: Uittreksel inschrijving Kamer van Koophandel van de penvoerder van het samenwerkingsverband (maximaal 6 maanden oud)

Het uittreksel als aparte bijlage bijvoegen

Appendix 5: Meest recente jaarverslag/jaarrekening van de samenwerkingspartners

De jaarverslagen/jaarrekeningen als aparte bijlage bijvoegen

Appendix 6: Verklaring Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO).

De Staat wil maatschappelijk verantwoord ondernemen bevorderen en verlangt daarom van bedrijven die van het financiële buitenland instrumentarium gebruik maken een intentieverklaring om de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen (2000) naar vermogen toe te passen. De OESO Richtlijnen kunt u eveneens raadplegen via internet (www.oesorichtlijnen.nl).

Per 1 februari 2001 is in Nederland omkoping van buitenlandse ambtenaren strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is een uitvloeisel van de ratificatie van het OESO-verdrag ter bestrijding van omkoping bij internationale handelstransacties (1997).

  • 1. Is het u bekend, dat in verband met de subsidie waarop dit voorstel betrekking heeft, door u of door een ander aan personen in openbare dienst van een vreemde Staat of een Volkenrechtelijke organisatie;

    • enige betaling of gift is of zal worden verleend, of aangeboden;

    • enige belofte is of zal worden gedaan;

    • enige dienst is of zal worden verleend, of aangeboden;

    • enig voordeel van ongeacht welke aard (waaronder begrepen immateriële voordelen en voordelen in natura) is of zal worden toegekend, of toegezegd, of aangeboden.

    Al dan niet afhankelijk van de vervulling van (een) nadere voorwaarde(n):

    welke betaling, gift, belofte, dienst of voordeel zodanig zou kunnen worden uitgelegd dat omkoping of een poging daartoe heeft plaats gevonden of zal plaats vinden, althans dat op onbehoorlijke wijze is of zal worden getracht een concurrentievoordeel, een betere onderhandelingspositie, gunstiger contractvoorwaarden of enig ander voordeel te verkrijgen?

    □ ja

    □ nee

    Toelichting:

    De Staat wenst onder geen beding betrokken te raken bij transacties waarbij omkoping heeft plaatsgevonden. Omkoping moet daarbij in de ruimste zin worden opgevat.

    In de vraag is een niet-limitatieve lijst opgenomen van vormen van omkoping. Ook als sprake is van een vorm van omkoping die niet expliciet in die lijst is opgenomen of u reden heeft te vermoeden dat van zo’n vorm van omkoping sprake zou kunnen zijn, dient u dit in uw antwoord te vermelden. Let er op dat de vraagstelling betrekking heeft op omkoping in de ruimste zin. In ieder geval dient u een bevestigend antwoord zodanig toe te lichten dat de Minister in de gelegenheid wordt gesteld zich nader te beraden over het al dan niet verstrekken van de subsidie.

    Wij wijzen u er op dat ook omkoping van buitenlandse ambtenaren in de artikelen 177 en 177a jo 178a van het Wetboek van Strafrecht uitdrukkelijk is verboden. Voor het geval dat bij de Minister gegronde vrees bestaat dat toch omkoping heeft plaatsgevonden, is de Minister verplicht de Nederlandse opsporingsautoriteiten van dit vermoeden op de hoogte te brengen.

  • 2. Zal het project, voor de voorbereidende activiteiten waarvan u thans een voorstel indient, belangrijke negatieve milieu-implicaties hebben ?

    □ ja

    □ nee

    Zo ja, gaarne nader toelichten:

  • 3. Is bij de toepassing van de resultaten van het project:

    • sprake van kinderarbeid?

      □ ja

      □ nee

    • sprake van gedwongen tewerkstelling?

      □ ja

      □ nee

    • sprake van discriminatie in werk en beroep?

      □ ja

      □ nee

    • sprake van beperkingen van het recht op vereniging en collectieve onderhandeling voor werknemers?

      □ ja

      □ nee

    Indien één van deze vragen met ja is beantwoord: Is deze situatie het directe gevolg van de wetgeving in het derde land waarop het project betrekking heeft?

    □ ja

    □ nee

    Zo ja, gaarne nader toelichten:

Ondertekening

Door ondertekening van dit formulier verklaart de aanvrager kennis te hebben genomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (2000) en zich te zullen inspannen deze naar vermogen in zijn onderneming toe te passen.

Naam van uw project voorstel:

Naam ondertekenaar:

Functie:

Bedrijf, organisatie of instelling:

Handtekening:

Datum:

Appendix 7: Indien van toepassing): overzicht en korte beschrijving van eerdere vergelijkbare projecten die door de consortiumpartner(s), respectievelijk de aanvrager(s) binnen het samenwerkingsverband zijn uitgevoerd.

De gevraagde gegevens in een aparte bijlage bijvoegen

BIJLAGE 3 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7, TWEEDE LID, ONDER C, VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING WERELDWIJD WERKEN MET WATER

Verklaring beperkte steun

Verklaring in het kader van het verlenen van beperkte steunbedragen als bedoeld in punt 4.2.2. van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU 2009, C 16).

Aanbevolen wordt om voor het invullen van deze verklaring eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen!

Deze verklaring bestaat uit deze en één volgende pagina. De bijlage bestaat uit vijf pagina’s. Aanbevolen wordt om zorgvuldig te controleren of alle pagina’s aanwezig zijn.

Verklaring

  • I. Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, evenals aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

    • geen de-minimissteun of een beperkt steunbedrag is verleend.

      • Over de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2010 heeft uw onderneming niet eerder de-minimissteun ontvangen

      • Over de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2010 heeft uw onderneming niet eerder beperkte steun onder de tijdelijke kaderregeling inzake beperkte steun ontvangen.

    • wel de-minimissteun of een beperkt steunbedrag is verleend maar voor andere kosten dan die waarvoor u nu steun vraagt.

      • Over de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2010 heeft uw onderneming, de-minimissteun als bedoelt in de de-minimisverordening, ontvangen tot een totaalbedrag van € .

        Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

      • in de periode 1 januari 2008 en 31 december 2010 heeft uw onderneming steun, als bedoeld in punt 4.2.2. van de Tijdelijke kaderregeling beperkte steun, ontvangen tot een totaalbedrag van € .

        Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

    • wel de-minimissteun of een beperkt steunbedrag is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

      • Over de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2010 heeft uw onderneming, de-minimissteun als bedoeld in de de-minimisverordening, ontvangen tot een totaalbedrag van € .

      • Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

    • eerder andere steun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

      • Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is steun verleend tot een totaalbedrag van € .

        Deze steun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening of een beschikking of besluit van de Commissie, nummer .....

        Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

  • II. Tevens verklaart ondergetekende hierbij dat de hierna genoemde onderneming, evenals het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort, op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerde in de zin van:

    • artikel 1, punt 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 (PbEU 2008, L 214) (Indien sprake is van een MKB-onderneming).

    • punt 2.1 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun van de Commissie van 1 oktober 2004 (PbEU 2004, C 244) (Indien geen sprake is van een MKB-onderneming).

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

..... (Bedrijfsnaam)

..... (Inschrijfnummer KvK)

..... (Naam functionaris en functie)

..... (Adres onderneming)

..... (Postcode en plaatsnaam)

..... (datum) ..... (Handtekening)

Toelichting verklaring beperkte steun

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de verklaring voor het ontvangen van beperkte steun. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De ‘Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis’ (PbEU 2009, C16) is bepalend.

1. De Tijdelijke kaderregeling beperkte steun

Wanneer overheden1 steun aan ondernemingen2 willen verlenen kan deze steun ervoor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Omdat dit ongunstig kan zijn voor het handelsverkeer stelt het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) beperkingen aan de mogelijkheden om steun te geven (artikel 107 en 108 VWEU).

Om bedrijven te helpen de huidige economische crisis het hoofd te bieden, staat de Europese Commissie op grond van de tijdelijke kaderregeling beperkte steun overheden toe om in 2009 en 2010 steun voor een bedrag van ten hoogste € 500 000,– per bedrijf te verlenen aan ondernemingen die als gevolg van de huidige kredietschaarste met financieringsproblemen kampen.3 De tijdelijke kaderregeling van de Commissie biedt de lidstaten dus extra mogelijkheden om de toegang tot financiering in de huidige economische en financiële crisis te stimuleren. Het is slechts een tijdelijke maatregel voor de jaren 2009 en 2010 en ook het bereik van de maatregel is beperkt, zo geldt hij enkel voor ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden.

Deze verklaring is nodig voor de overheden om na te gaan of bij de steunverlening aan uw onderneming aan de eisen van deze tijdelijke kaderregeling is voldaan. Door middel van deze verklaring geeft u ten eerste aan dat met de huidige subsidieverlening aan uw onderneming de steundrempels niet worden overschreden. Ten tweede geeft u door middel van deze verklaring aan dat uw onderneming op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerde.

2. Op wie is de regeling van toepassing

De tijdelijke kaderregeling inzake beperkte steun kan gebruikt worden voor kleine, middelgrote of grote ondernemingen in alle sectoren in heel Nederland. De tijdelijke kaderregeling mag echter niet worden toegepast indien de steun in één van de volgende sectoren valt:

  • Steun aan ondernemingen die op 1 juli 2008 in moeilijkheden verkeerden

  • Steun aan ondernemingen die actief zijn in de visserijsector

  • Exportsteun of steun waarbij binnenlandse producten worden bevoordeeld ten opzichte van ingevoerde producten

  • Steun aan ondernemingen die landbouwproducten produceren.4

Verder is het niet mogelijk om steun via de tijdelijke kaderregeling inzake beperkte steun te ontvangen indien u steun heeft ontvangen op basis van de de-minimis regeling voor dezelfde kosten als waarvoor u op dit moment steun vraagt. Indien u steun heeft ontvangen op basis van de de-minimis regeling voor andere kosten als waarvoor u op dit moment steun vraagt, dan mag u nog wel gebruik maken van de tijdelijke kaderregeling. Uw onderneming mag dan opgeteld bij de huidige subsidieverlening niet meer dan € 500.000,– ontvangen

3. Toelichting bij de verklaring

I. Toelichting bij verklaring steundrempels

Door middel van deze verklaring geeft u aan dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming, en het eventuele gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort, de steundrempels niet worden overschreden.

Het formulier heeft betrekking op vier situaties:

  • uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun of beperkte steun ontvangen,

  • uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun of beperkte steun ontvangen voor andere kosten dan waarvoor u op dit moment steun vraagt. Opgeteld bij het bedrag van de huidige subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 500.000, – niet overschreden of

  • uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun of beperkte steun ontvangen voor dezelfde kosten als waarvoor u op dit moment steun vraagt.

  • uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft voor de kosten die in aanmerking komen voor de huidige steun andere vormen van staatssteun ontvangen.

Wat is de-minimissteun

In de de-minimisverordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,– gedurende drie jaar. Voor ondernemingen in de sector wegvervoer geldt een drempel van € 100.000,– Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,–. Voor de landbouwproductiesector is de drempel gesteld op € 7.500,–. U herkent deze steun door te kijken of de steun is verleend op basis van Verordening 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

Wat is beperkte steun

In de Tijdelijke kaderregeling beperkte steun heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen tot een bepaalde drempel in het licht van de huidige economische situatie worden toegelaten. De drempel is gesteld op een bedrag van € 500.000, – U herkent deze steun door te kijken of de steun is verleend op basis van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU 2009, C 16).

Dit bedrag van € 500.000,– geldt per zelfstandige onderneming en kan door alle Nederlandse overheidsinstellingen vanaf 1 april 2009 tot uiterlijk 31 december 2010 worden verleend. Een onderneming wordt als ‘zelfstandig’ beschouwd indien deze niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk.5 Als uw onderneming niet als een zelfstandige onderneming kan worden aangemerkt dan dient voor de bepaling van de hoeveelheid ontvangen beperkte steun ook rekening te worden gehouden met de de-minimissteun of beperkte steun verstrekt aan het gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort.

Wat zijn andere vormen van steun

Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige beperkte steun reeds andere steun dan de-minimis of beperkte steun ontvangen. Hierbij kan gedacht worden aan steun die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt.

Het totaalbedrag van deze staatssteun en de andere ontvangen staatssteun mag de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan.

Als u twijfelt of bepaalde steun die u hebt ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

4. Invullen

Vul de vragen in die van toepassing zijn. Vul alle bedragen in euro’s in. Rond de bedragen af op hele euro’s.

Het is niet relevant in welke vorm of voor welk doel de steun is verleend. Evenmin is van belang of de steun wel of niet daadwerkelijk is uitbetaald. Alle bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen, garant- of borgstelling etcetera. Het gaat daarbij niet alleen om steun die u hebt ontvangen van het Rijk, maar ook om steun die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Europese subsidies dienen ook te worden meegerekend.

Het tijdstip waarop de steun aan uw onderneming wordt geacht verleend te zijn is het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop voor uw onderneming de juridische aanspraak op het voordeel is ontstaan, zoals de beschikking tot subsidieverlening of het aangaan van een lening of borgstelling).

Als u twijfelt of bepaalde steun die u heeft ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover het beste contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

5. Het bewaren van gegevens

De Europese Commissie kan onrechtmatige steun nog gedurende tien jaar na de verlening terugvorderen. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de Europese Commissie naderhand bij (de) Nederland(se overheidsinstantie) nog informatie opvraagt over hoe de steun is besteed om na te kunnen gaan of er wellicht sprake is van onrechtmatige steun. De overheidsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen kan – indien zij zelf niet over die informatie beschikt – in een dergelijk geval aan u vragen om documenten waarmee kan worden aangetoond dat de steun besteed is aan die activiteiten waarvoor deze is verleend. Het gaat daarbij dan om documenten die u op grond van de algemene administratie- en bewaarverplichting voor ondernemers moet bewaren.6

Let op!

Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de steundrempel niet wordt overschreden. Immers bij overschrijding van de drempel dient de steun aangemeld te worden en kan geen beroep meer worden gedaan op de Tijdelijke kaderregeling inzake beperkte steun. Handelen in strijd met de staatssteunregels uit het VWEU kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!

II. Toelichting bij verklaring onderneming in moeilijkheden

Door middel van deze verklaring geeft u aan dat uw onderneming op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerde. Indien uw onderneming voor of op 1 juli 2008 in moeilijkheden verkeerde is het niet toegestaan om aan uw onderneming beperkte steun te verlenen op grond van de tijdelijke kaderregeling. Indien uw onderneming na 1 juli 2008 in moeilijkheden is gekomen is het wel toegestaan beperkte steun te verlenen op grond van de tijdelijke kaderregeling.

Uw onderneming wordt geacht in moeilijkheden te verkeren indien:

  • Indien uw onderneming onder het MKB7 valt, wordt uw bedrijf geacht in moeilijkheden te zijn wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet8:

    • a) in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijke kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    • b) in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    • c) ongeacht de vorm van de onderneming: wanneer de onderneming naar het nationaal recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    Wanneer een onderneming voor minder dan drie jaar is opgericht, wordt aangenomen dat deze niet in moeilijkheden is, tenzij de onderneming aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

  • Indien uw onderneming niet onder het MKB valt, wordt uw bedrijf geacht in moeilijkheden te zijn wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet9:

    • a) in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijke kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    • b) in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

    • c) ongeacht de vorm van de onderneming: wanneer de onderneming naar het nationaal recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    Zelfs wanneer aan geen van de genoemde voorwaarden is voldaan, kan een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva.

    Wanneer een onderneming voor minder dan drie jaar is opgericht, wordt aangenomen dat deze niet in moeilijkheden is, tenzij de onderneming aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

Let op!

Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of uw onderneming op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerde. Immers wanneer uw onderneming wel in moeilijkheden verkeerde dient de steun aangemeld te worden en kan geen beroep meer worden gedaan op de Tijdelijke kaderregeling inzake beperkte steun. Handelen in strijd met de staatssteunregels uit het VWEU kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!

Uiteraard vult u alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing is/zijn. Vergeet u vooral niet om de bijlage(n) bij te sluiten!

BIJLAGE 4 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8, EERSTE LID, ONDER M, EN ARTIKEL 9, TWEEDE LID VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING WERELDWIJD WERKEN MET WATER

Rangschikkingscriteria, mogelijke scores en wegingsfactoren

Rangschikkingscriterium

Mogelijke scores

Wegingsfactor

a. de mate waarin het project bijdraagt aan mogelijkheden tot opschaling

1–5

5

b. de mate waarin het project leidt tot duurzame bundeling van krachten van buitenlandse en in Nederland gevestigde organisaties uit de watersector

1–5

5

c. de mate waarin het project de unieke kwaliteiten op het gebied van water van in Nederlandse gevestigde ondernemingen, onderzoeks-instellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties ontsluit

1–5

5

d. de mate waarin het project bijdraagt aan het oplossen van de internationale waterproblematiek en de Millennium Development Goals van de Verenigde Naties

1–5

3

e. de mate waarin het project positieve maatschappelijke en economische effecten heeft in het land waar het project wordt uitgevoerd

1–5

2

BIJLAGE 5 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 18, TWEEDE LID, ONDER D, VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING WERELDWIJD WERKEN MET WATER

Controleprotocol bij de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake het verlenen van subsidies die bijdragen aan het oplossen van de wereldwaterproblematiek in ontwikkelingslanden en andere derde landen en een duurzame bundeling van krachten binnen de internationale watersector (Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water)

Controleprotocol aangaande het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole en -verklaring.

1. Uitgangspunten

1.1 Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidieontvanger, bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna te noemen VenW) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling.

De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

1.2 Procedures
Reviewbeleid Ministerie van Verkeer en Waterstaat

De Departementale Auditdienst van het Ministerie van VenW of een andere door deze dienst aangewezen accountant(sdienst) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

1.3 Wet- en regelgeving

Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocol is de volgende wet- en regelgeving (incl.

eventuele wijzigingen) van toepassing:

  • de subsidieregeling op basis waarvan de subsidie verleend is;

  • eventuele specifieke subsidievoorwaarden volgens de beschikking tot subsidieverlening met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording.

2. Controleaanpak

2.1 Eisen voor de controleaanpak

De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld.

Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit het Ministerie van VenW met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing:

De accountant stelt een risicoanalyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd.

De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.

In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.

Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed.

De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in de onder 1.3 genoemde wet- en regelgeving.

De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:

  • de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten;

  • de juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.

De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden.

De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie waaruit blijkt, dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:

  • dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;

  • dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;

  • welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten;

  • dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;

  • dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing – zijn nageleefd.

2.2 Goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel is van toepassing.

Soort verklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

≤ 1%

> 1% en ≤ 3%

N.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

≤ 3%

> 3% en ≤ 10%

>10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).

2.3 Definitie rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden

Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).

Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten is daarom niet toegestaan. Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken.

Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen.

Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten.

Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout.

Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden

Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten. Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking (harde return weghalen)van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).

Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1% van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van VenW beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.

3. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

  • accountantsverklaring: het format van deze verklaring is hieronder opgenomen en is afgeleid van de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd;

  • verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1% van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.

MODEL ACCOUNTANTSVERKLARING TEN BEHOEVE VAN HET MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Behorende bij Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water.

Opdracht

Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge de tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water van ..... (naam entiteit) te ..... (statutaire vestigingsplaats) over de periode dd/mm/jj tot en met dd/mm/jj gecontroleerd.

De aanvraag tot subsidievaststelling is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, en het controleprotocol voor subsidies waarop de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake het verstrekken van subsidies die bijdragen aan het oplossen van de wereldwaterproblematiek in ontwikkelingslanden en andere derde landen en het versterken van de samenwerking binnen de internationale watersector (Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water) van toepassing is.

Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de aanvraag tot subsidievaststelling de financiële verantwoording ten bedrage van EUR ..... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist en volledig weer, in overeenstemming met het controleprotocol van het Ministerie van VenW en de relevante wet- en regelgeving genoemd in dit controleprotocol.

Overige aspecten – beperking in het gebruik (en verspreidingskring)

De subsidiedeclaratie van ..... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ..... (naam entiteit) ter verantwoording aan ..... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Ondertekening door accountant

Plaatsnaam en datum:

Naam accountantspraktijk:

Naam externe accountant en ondertekening met die naam:

Ondertekening:

TOELICHTING

Algemeen

Tijdens het eerste Wereld Water Forum in Marakech werden de mondiale watervraagstukken voor het eerst op de internationale politieke agenda geplaatst. Gedurende en na dit Wereld Water Forum bleek dat veel landen Nederland zien als voorloper bij innovatieve oplossingen voor complexe watervraagstukken. Nederland zelf constateerde dat deze vraag naar de hier beschikbare kennis en kunde alleen beantwoord kan worden als internationaal wordt samengewerkt en internationale relaties duurzaam worden versterkt.

Naar aanleiding van het Tweede Wereld Water Forum, dat in 2000 in Den Haag plaatsvond, besloot het kabinet tot het versterken van de internationale inzet om te komen tot oplossingen voor problemen met waterbeheer. Sindsdien is het kabinetsbeleid steeds hierop gericht geweest. Voor de periode 2010–2015 is deze doelstelling uitgewerkt in het programma Partners voor Water. Het gaat om het leveren van een bijdrage aan oplossingen voor de wereldwaterproblematiek. De complexiteit en het integrale karakter van de vraagstukken vraagt om bundeling van krachten om de oplossingen internationaal beschikbaar te maken. Niet alleen worden innovaties in beeld gebracht maar ook worden duurzame relaties gevormd die continuïteit bieden aan verdere uitwisseling, ook zonder Partners voor Water.

Partners voor Water is een interdepartementaal programma. Het wordt aangestuurd door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer.

Met de onderhavige Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water wordt beoogd de doelstellingen van het programma te bereiken. Voor de uitvoering van de regeling is een uitvoeringsorganisatie, vooralsnog Agentschap NL, gemandateerd.

Doel

Nederland heeft een unieke kennispositie op het gebied van water. De tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water stimuleert het bundelen van de expertise van Nederlandse en buitenlandse partijen om ontwikkelings- en transitielanden daar gebruik van te laten maken.

De projecten en activiteiten onder de Tijdelijke subsidieregeling Wereldwijd Werken met Water zijn altijd gekoppeld aan één of meer watervraagstukken benoemd binnen de volgende thema’s. De thema's sluiten aan bij het Nationaal Waterplan (hoofdstuk 6):

  • 1. Klimaat

  • 2. Voedsel en ecosystemen

  • 3. Drinkwater & sanitatie (incl. afvalwater)

  • 4. Veiligheid

  • 5. Governance

Projecten komen in aanmerking voor financiering als er door de uitvoering van het project uitzicht bestaat op duurzame economische en maatschappelijke doorwerking in het doelland of in andere landen.

De projecten dienen tevens te zijn gericht op één van de landen die zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regeling. Deze lijst van 26 landen is opgesteld naar aanleiding van een in 2007 uitgevoerde studie waarin de landen zijn geïnventariseerd waar een concrete (markt)vraag ten aanzien van specifieke waterthema’s bestaat en waarin de overheid en andere actoren van de Nederlandse watersector actief zijn.

Europese aspecten

Op grond van artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de EU en diverse verordeningen, communautaire kaderregelingen en richtsnoeren van de Commissie van de Europese Unie gelden er beperkingen op de subsidies die ondernemingen van overheidswege mogen ontvangen. Bij het verlenen van subsidie in het kader van deze regeling moet rekening gehouden worden met de Europeesrechtelijke kaders inzake staatsteun. Op basis van het Europese recht worden, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie, grenzen gesteld aan de maximaal te verlenen steun aan ondernemingen. Worden deze grenzen overschreden dan is er mogelijk sprake van ongeoorloofde staatsteun. Onder bepaalde omstandigheden en onder strikte voorwaarden is staatsteun toegestaan.

Om de economische crisis het hoofd te kunnen bieden heeft de Europese Commissie onder andere autoriteiten op nationaal niveau toestemming gegeven in 2009 en 2010 steun te verlenen aan ondernemingen die als gevolg van de huidige kredietschaarste met financieringsproblemen kampen. Het betreft de Mededeling van de Europese Commissie van 17 december 2008 – Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU C 16/1) (verder: tijdelijke kaderregeling) en meer specifiek paragraaf 4.2.2. Binnen de grenzen van deze mededeling en het in verband daarmee vastgestelde Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen (verder: nationaal kader), dat op 1 april 2009 door de Europese Commissie is goedgekeurd (N 156/2009, PbEU C125/8), kan op grond van deze tijdelijke voorziening aanspraak op subsidie ontstaan.

De subsidie die onder deze regeling aan samenwerkingsverbanden wordt verstrekt vormt in beginsel staatssteun in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Nu deze wordt uitgevoerd onder het goedgekeurde nationaal kader en voldoet aan de tijdelijke kaderregeling gaat het om toelaatbare steun.

De tijdelijke kaderreling en daarmee ook het nationaal kader heeft een werkingsduur tot en met 31 december 2010. De subsidies die uiterlijk 31 december 2010 worden verleend, vallen daarom onder de werking van het nationaal kader.

Om in aanmerking te komen voor steun onder het nationaal kader moet bij de aanvraag een ‘verklaring beperkte steun’ worden overgelegd overeenkomstig de verklaring opgenomen in bijlage 3. De verklaring kan worden gedownload van www.partnersvoorwater.nl en is zowel in het Nederlands als het Engels verkrijgbaar.

Administratieve lasten

De administratieve lasten voor aanvragers bestaan vanaf de aanvraag tot en met afronding van de subsidie uit de volgende activiteiten. Voor het doen van een aanvraag dient de aanvrager het aanvraagformulier volledig in te vullen, als ook de vereiste documenten aan te leveren. Bij het invullen kan de aanvrager geholpen worden door de aangewezen uitvoeringsorganisatie. Vervolgens is er, indien subsidie verleend wordt, een beheerfase. De bevoorschotting vindt daarin, conform de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking, ambtshalve plaats. Om de kennisoverdracht over en de voortgang van de projecten te waarborgen wordt maximaal eenmaal per jaar om een tussenrapportage gevraagd. Bij het verzoek om vaststelling van de subsidie wordt een eindrapportage gevraagd.

De totale lasten voor aanvragers worden geschat op € 140.520,–. Dat is 3,5% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 4.000.000,–. Deze regeling is ter toetsing aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Het College heeft besloten onderhavige regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.

Afwijking vaste verandermomenten

Vanaf 1 januari 2010 geldt slechts een beperkt aantal momenten per jaar waarop regelgeving in werking mag treden, de door het kabinet vastgestelde zogenaamde vaste verandermomenten (verder: VVM). Van deze VVM mag alleen worden afgeweken in bepaalde nader omschreven gevallen, zoals in geval er sprake is van buitensporig grote nadelen voor de overheid of doelgroepen wanneer aan de VVM vastgehouden zou worden. In casu is daarvan sprake. De voorliggende regeling maakt gebruik van de tijdelijke kaderregeling die door de Europese Commissie is vastgesteld in verband met de economische crisis. Deze tijdelijke kaderregeling, die het mogelijk maakt onder voorwaarden hogere subsidiebedragen toe te kennen, geldt tot het einde van 2010. Latere inwerkingtreding van deze subsidieregeling zou het tijdig verlenen van subsidie ten behoeve van de doelgroep en met gebruikmaking van de tijdelijke kaderregeling onmogelijk maken. Het beschikken op aanvragen voor het einde van het jaar zou feitelijk niet tijdig kunnen worden uitgevoerd. Zeker nu de regeling uitgaat van rangschikking van de aanvragen – een zogenaamde tenderprocedure – om de beste projecten voor subsidie te selecteren. Een dergelijke procedure vraagt meer tijd voor de beoordeling van alle aanvragen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de begrippen omschreven die in de regeling voorkomen. Zonodig wordt per begrip een toelichting gegeven.

Onderneming

Het begrip ‘onderneming’ wordt in het EU-recht ruim opgevat. In de jurisprudentie van het Europese Hof is het begrip als volgt omschreven: ‘iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd’. ‘Ongeacht haar rechtsvorm’ houdt in dat bijvoorbeeld ook stichtingen ‘ondernemingen’ in de zin van het, EU-recht kunnen zijn. Het feit dat het om een eenheid zonder winstoogmerk gaat, vormt geen garantie dat het niet om een ‘onderneming’ in de zin van het EU-recht gaat.

Onderzoeksinstelling

Onder het begrip onderzoeksinstelling vallen in elk geval de in Nederland gevestigde universiteiten. Verder vallen onder dat begrip de buiten Nederland gevestigde openbare instellingen voor hoger onderwijs, mits deze gelijkwaardig zijn aan een in Nederland gevestigde universiteit. Ook andere onderzoeksinstellingen dan universiteiten die geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid worden gefinancierd, worden als onderzoeksinstelling in de zin van de regeling aangemerkt als zij activiteiten verrichten met als doel het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis. Dat kunnen ook buitenlandse onderzoeksinstellingen zijn die door een andere staat worden gefinancierd. De minister kan ook een andere entiteit als onderzoeksinstelling aanwijzen, bijvoorbeeld een HBO instelling.

Onderzoeksinstellingen houden zich in hoofdzaak bezig met het verrichten van onderzoeken het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle eventuele winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die onderzoeksactiviteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan of in onderwijs.

Indien een onderzoeksinstelling ook economische activiteiten uitvoert, moeten die economische activiteiten door middel van het voeren van een strikt gescheiden boekhouding worden afgescheiden van de activiteiten op het gebied van algemene wetenschappelijke en technische kennis. Steeds meer onderzoeksinstellingen verrichten ook economische activiteiten. Voor die activiteiten zijn zij een onderneming en geen onderzoeksinstelling. Om voor de niet-economische activiteiten als onderzoeksinstelling in de zin van deze regeling aangemerkt te kunnen worden, moet een instelling voor de economische en niet-economische activiteiten een strikt gescheiden boekhouding voeren.

Samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband bestaat uit samenwerkende ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsorganisaties of non-gouvernementele organisaties, waarvan er ten minste één in Nederland gevestigd is. Zij vragen als gezamenlijke aanvragers de subsidie aan en worden door één van hen, de zogenaamde penvoerder, vertegenwoordigd in de correspondentie met de uitvoeringsorganisatie. De penvoerder ontvangt de betalingen die gelden als betaling aan alle deelnemers aan het samenwerkingsverband. In het aanvraagformulier wordt het samenwerkingsverband gevraagd voor de machtiging van een penvoerder zorg te dragen.

Artikel 2

De minister kan op aanvraag een subsidie verstrekken voor de uitvoering van een project dat bijdraagt aan het oplossen van de wereldwaterproblematiek binnen de genoemde thema’s, in een land dat is opgenomen in de landenlijst in bijlage 1 bij deze regeling. Ook moet er sprake zijn van duurzame samenwerking van buitenlandse en Nederlandse organisaties.

Alvorens aanvragers besluiten een subsidieaanvraag in te dienen, kunnen zij hun project ter informele beoordeling voorleggen aan de uitvoeringsorganisatie. Op deze manier kan voorkomen worden dat een aanvrager veel werk stopt in het indienen van een aanvraag die onder deze regeling weinig kans maakt te worden gehonoreerd. Dit kan door telefonisch contact op te nemen met de uitvoeringsorganisatie, maar het kan ook door gebruik te maken van een speciaal daarvoor ontwikkeld projectideeformulier. Om een beoordeling van een projectideeformulier mogelijk te maken dient dit uiterlijk 17 augustus 2010 te worden overgelegd. Het formulier is te downloaden op www.partnersvoorwater.nl

Artikel 3

Uitgangspunt is dat voor subsidie in aanmerking komende kosten direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend en de gewone bedrijfsvoering betreffen.

In het artikel wordt bepaald dat alleen ná de indiening van de aanvraag gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit betekent dus dat kosten die in de periode tussen de aanvraag en de beschikking tot subsidieverlening worden gemaakt, wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 4

De kosten met betrekking tot verwerving van de subsidie, bijvoorbeeld accountantskosten en kosten van een subsidieadviseur, komen niet voor subsidie in aanmerking. Evenmin komt voor subsidie in aanmerking de omzetbelasting (BTW) die verrekend kan worden of waarvoor compensatie kan worden ontvangen uit het BTW-compensatiefonds.

Artikel 7

Het aanvraagformulier is opgenomen als bijlage 2 en te downloaden op www.partnersvoorwater.nl, dan wel op te vragen bij de uitvoeringsorganisatie, Agentschap NL, Postbus 20105, 2500 EC te Den Haag.

De regeling hanteert als verdelingssystematiek voor de subsidiegelden een zogenaamd ‘tendersysteem’. Dit houdt in dat de aanvragen voor een bepaalde datum en tijdstip moeten zijn ontvangen, waarna op grond van de rangschikkingcriteria die in de regeling zijn opgenomen een rangorde zal worden bepaald, behoudens de projecten die op grond van afwijzingsgronden niet in de rangschikking worden opgenomen. Dit systeem maakt het mogelijk om de kwalitatief beste aanvragen met voorrang te honoreren. De kans bestaat daarbij dat wel gerangschikte aanvragen geen subsidie ontvangen omdat het subsidieplafond wordt uitgeput door de verlening van subsidies aan hoger gerangschikte aanvragen.

Alleen schriftelijk ingediende, tijdig ontvangen en complete aanvragen worden in behandeling genomen. Na de indieningstermijn kan een aanvraag, vanwege het tenderkarakter van de regeling, niet meer worden aangevuld.

De indieningstermijn sluit op 15 september 2010. De aanvraag moet worden ingediend bij de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 8

Indien blijkt dat een afwijzingsgrond genoemd in artikel 8 van toepassing is, wordt de aanvraag afgewezen. Voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvragen kan de minister deskundigen raadplegen, zoals de ambassade of het consulaat in het doelland.

Ten aanzien van de afwijzingsgronden kan het volgende worden opgemerkt:

Onder a en b: het spreekt vanzelf dat subsidieaanvragen die niet voldoen aan het bepaalde in de regeling of de tijdelijke kaderregeling niet in aanmerking komen voor subsidie.

Onder c: om voor subsidie in aanmerking te komen dient de subsidie ten minste € 50.000,– te bedragen. Dit is bepaald om te voorkomen dat projecten van te geringe betekenis voor het bereiken van het doel van de regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Onder d: om te voorkomen dat een deelnemer van een samenwerkingsverband een onevenredig groot beslag op het beschikbare subsidiebudget legt, is bepaald dat een deelnemer, of de groep waartoe deze behoort, niet meer dan tweemaal voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking kan komen.

Onder e: de afwijzingsgrond dat nog geen verplichtingen met betrekking tot het project mogen zijn aangegaan, houdt verband met het stimuleringskarakter van de regeling. Dit is in overeenstemming met de Europese staatssteunregels, dat wanneer een aanvrager reeds met de activiteiten van het project begonnen is vóór de indiening van de aanvraag er geen sprake is van een stimulerend effect en staatssteun daarom niet mag worden verleend. Hierbij zij opgemerkt dat een samenwerkingsovereenkomst in het kader van de subsidieaanvraag die wordt aangegaan onder ontbindende of opschortende voorwaarde van de subsidieverlening, niet als het aangaan van verplichtingen vóór de aanvraag in de zin van deze bepaling wordt beschouwd. Een samenwerkingsovereenkomst wordt evenmin gezien als het beginnen met de werkzaamheden van het project. Onder het aangaan van verplichtingen wordt onder andere wel verstaan het sluiten van overeenkomsten op grond waarvan direct aanwijsbare financiële verplichtingen ontstaan, zoals overeenkomsten van koop en verkoop, huur- en leaseovereenkomsten, overeenkomsten tot het verrichten van diensten.

Onder f: het is van belang dat het project waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt afgerond binnen één jaar na de subsidieverlening, of binnen twee jaar als het een demonstratie- of pilotproject betreft. Dit is bepaald om te voorkomen dat de subsidie een ‘open einde’ karakter heeft. Aanvragen die hier niet aan voldoen, worden afgewezen.

Onder g: als reeds andere subsidie of andere bijdragen voor het project worden verkregen, is financiering op grond van deze regeling niet opportuun en wordt de aanvraag afgewezen.

Onder i: Het betreft een beoordeling van zowel de inhoudelijke kwaliteit en samenhang als de financiële positie van het samenwerkingsverband. Voor de financiële positie is met name van belang dat het samenwerkingsverband het project kan voorfinancieren. Voor de beoordeling hiervan wordt gekeken naar de eigen middelen die de aanvragers kunnen inzetten en naar de middelen waarvan de aanvragers aantonen dat derden die ter beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt de aangevraagde subsidie meegenomen in de beoordeling.

Onder j: de continuïteit van het samenwerkingsverband dient voldoende zeker te zijn zodat daadwerkelijke uitvoering van het project waarschijnlijk is.

Onder k: duurzaamheid op milieugebied is bij de uitvoering van een project van groot belang. Als een project niet aan de milieuwetgeving van het doelland voldoet, wordt de aanvraag afgewezen. Hetzelfde geldt als geen gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare of gangbare technieken om nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen of om die zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.

Onder l: het realiteitsgehalte van een project dient voldoende te zijn, in die zin dat het project geacht kan worden technisch haalbaar te zijn.

Naast de in dit artikel opgenomen afwijzingsgronden kan afwijzend worden beslist op grond van artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat, indien subsidieverlening in strijd zou zijn met ingevolgde een verdrag voor de staat geldende verplichtingen. Ook kan een aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht. Weigering op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien er gegronde verwachting bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd, bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking en in het geval van faillissement, surseance van betaling, of indien daartoe een verzoek is ingediend.

Artikel 9

In dit artikel zijn de rangschikkingscriteria opgenomen aan de hand waarvan de rangschikking wordt vaststelt van de aanvragen die niet op grond van artikel 8 zullen worden afgewezen.

Deze criteria worden als volgt toegelicht.

Onder a: met de mate waarin het project bijdraagt aan uitzicht op opschaling van het project wordt bedoeld dat de aanvrager aannemelijk maakt dat de aanpak of technologie van het project op grotere schaal toegepast gaat worden in het doelland of een derde land, of er een reële mogelijkheid bestaat voor het implementeren van de resultaten of aanbevelingen van de uitgevoerde studie door een derde partij in het doelland of derde landen. Daarbij is er voorkeur voor financiering van de opschaling of realisatie door een derde partij. De subsidie functioneert dan in feite als aanjager voor verdere implementatie van Nederlandse technologieën en methodologieën.

Onder b: met de mate waarin het project leidt tot duurzame bundeling van krachten van buitenlandse en in Nederland gevestigde organisaties uit de watersector wordt gedoeld op het bijdragen aan een duurzame relatie met begunstigde(n) in het doelland door de buitenlandse en in Nederland gevestigde partijen. Ook wordt gedoeld op een blijvende samenwerking tussen de in het project samenwerkende buitenlandse en in Nederland gevestigde partijen onderling. De aanvrager dient aannemelijk te maken dat de samenwerking tussen deze partijen na afloop van het project zal worden bestendigd, met name in het implementeren van de gedemonstreerde aanpak of technologie.

Onder c: bij de mate waarin het project de unieke kwaliteiten op het gebied van water van buitenlandse en in Nederlandse gevestigde organisaties ontsluit, wordt met name gedoeld op de ontsluiting van specifiek ontwikkelde kennis, technologieën of methodologieën voor het oplossen van waterproblematiek. Daarbij weegt ook het innovatieve karakter van technologieën en methodologieën mee. Dit past in een subdoel van het programma Partners voor Water inzake het delen van kennis en kunde op het gebied van water met landen die daaraan behoefte hebben.

Onder d: bij de mate waarin het project bijdraagt aan het oplossen van de internationale waterproblematiek en de VN Millennium Development Goals dient aannemelijk te worden gemaakt dat het project bijdraagt aan het oplossen van een specifiek waterprobleem in het doelland of in de regio waarin het doelland zich bevindt. De Nederlandse overheid heeft zich ten doel gesteld om met behulp van haar internationale waterbeleid bij te dragen aan de VN Millennium Development Goals. Omdat Wereldwijd Werken met Water een instrument is van dat internationale waterbeleid, wordt het project mede beoordeeld op haar bijdrage aan de VN Millennium Development Goals. Deze worden omschreven op de website http://www.un.org/millenniumgoals.

Onder e: het laatste rangschikkingscriterium is de mate waarin het project positieve maatschappelijke en economische effecten heeft in het doelland waar het project wordt uitgevoerd. Met positieve maatschappelijke effecten wordt gedoeld op de positieve directe en indirecte invloed op verbetering van de leefomstandigheden van de lokale of regionale bevolking en de samenleving in het algemeen. Hierbij worden zowel de effecten van het project beschouwd als die van de verwachte opschaling. Met positieve economische effecten wordt bedoeld de mate van toename van de economische ontwikkeling of efficiëntie voor het doelland als gevolg van het project, als ook de verwachte opschaling.

Bij de beoordeling van een aanvraag wordt ingevolge het tweede lid van dit artikel aan elk criterium een score van 1 tot 5 toegekend, naar gelang de aanvraag voldoet aan het criterium. Die score wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor. Die wegingsfactor is voor de criteria a, b en c 5, voor criterium d 3 en voor criterium e 2. De vermenigvuldiging leidt tot een uitkomst in punten per criterium. De uitkomsten van de vijf criteria worden opgeteld. De optelling bedraagt maximaal 100 punten. De projecten worden gerangschikt op het behaalde aantal punten in de optelling. Projecten die niet ten minste 65 punten scoren, worden niet meegenomen in de rangschikking, maar worden afgewezen (zie artikel 8, onder m).

In bijlage 4 is de wijze van beoordelen in tabelvorm weergegeven.

Artikel 12

Om het bereiken van het doel van de regeling te verwezenlijken moet de subsidieontvanger aan een aantal verplichtingen voldoen. Het project moet daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde periode. In gevallen waarin verzocht wordt om ontheffing voor het vertragen of stopzetten van het project, zal de doelstelling van de regeling dan ook afgewogen worden tegen hetgeen de verzoeker als zijn belangen naar voren brengt. Daarbij zal mede een rol spelen in hoeverre de feiten die de vertraging hebben veroorzaakt, zijn ontstaan door toedoen van betrokkenen zelf. Een ontheffing voor het essentieel wijzigen van een project zal slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden verleend. Immers het doel waarvoor de subsidie wordt verleend zal wel door de subsidie moeten worden bereikt. Aan een eventuele ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 13

Om inzicht te krijgen in de administratie die de subsidieontvanger dient te voeren in het kader van de regeling, alsmede in de financiële situatie van de subsidieontvanger, is in dit artikel de verplichting opgenomen dat een administratie wordt gevoerd waaruit op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen. De administratie dient alle gegevens te bevatten, waaruit op eenvoudige, duidelijke en controleerbare wijze de aard, inhoud en voortgang van de werkzaamheden afgeleid kunnen worden. In de administratie kunnen bijvoorbeeld vergaderstukken, rapportages, tekeningen, correspondentie, foto’s van prototypes, testresultaten, meetverslagen, berekeningen etc. worden opgenomen. In de tweede plaats dienen, indien van toepassing, de uren die worden besteed aan het project te worden geregistreerd. Per werknemer moet worden geregistreerd op welke dagen werkzaamheden ten behoeve van het project zijn verricht en om hoeveel uren per dag het ging. Dit hoeft geen bedrijfsbrede (sluitende) urenregistratie te zijn, mits de voor het project gemaakte uren controleerbaar worden vastgelegd, bijvoorbeeld in agenda’s of labjournaals.

Artikel 14

De in dit artikel genoemde omstandigheden die de aanvrager moet melden kunnen van invloed zijn op de uitvoering van het project. Zij kunnen aanleiding zijn om de subsidieverlening te weigeren als deze wel is aangevraagd maar nog niet is verleend (artikel 4:35 Awb), dan wel, als de subsidie reeds is verleend, om deze in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen (artikel 4:48 Awb).

Artikel 15

Voor enkele van de projectcategorieën is het van belang dat de gegevens openbaar worden gemaakt en dat de resultaten bekend worden gemaakt. Dit zal in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Hierbij zal rekening worden gehouden met eventuele vertrouwelijke bedrijfsgegevens.

Artikel 17

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om één of meer voorschotten te verstrekken voor het moment waarop de subsidie wordt vastgesteld. Deze voorschotten kunnen in totaal niet meer bedragen dan 90 procent van het in de beschikking vermelde subsidiebedrag.

Artikel 18

De vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld in afdeling 4.2.5 van de Awb. Naast de verplichtingen, bedoeld in artikel 4:45 Awb, die vervuld moeten worden voor een tijdige en deugdelijke vaststelling van de subsidie, moet ook worden voldaan aan de in deze regeling opgenomen verplichtingen.

Bij het vaststellingsverzoek dient in alle gevallen een schriftelijk eindverslag over de uitvoering en de bereikte resultaten van het project te worden gevoegd. Bij vaststellingsverzoeken voor een subsidie van € 125.000,– of hoger dient een financieel verslag vergezeld van accountantsverklaring te worden bijgevoegd overeenkomstig het controleprotocol en de model accountantsverklaring van bijlage 5. Het protocol is tevens te downloaden op www.partnersvoorwater.nl, dan wel op te vragen bij de uitvoeringsorganisatie, Agentschap NL, Postbus 20105, 2500 EC te Den Haag.

Voor vaststellingsverzoeken lager dan € 125.000,– behoeft geen aparte financiële verantwoording te worden overgelegd. Overigens kan de minister wel besluiten om steekproefsgewijs te controleren of het project overeenkomstig de subsidieverlening is uitgevoerd of wanneer er aanwijzingen bestaan dat dit niet of onvoldoende het geval is.

De aanvraag tot het vaststellen van de subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, te verkrijgen bij de in het subsidieprogramma aangewezen uitvoeringsorganisatie.

Artikel 19

Na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling heeft de minister een periode van tweeëntwintig weken om tot een vaststellingsbesluit te komen. Het tweede lid geeft de mogelijkheid om die periode te verlengen, indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden genomen. Dat zal doorgaans alleen het geval zijn, als er onduidelijkheid bestaat over de vast te stellen subsidie en de aanvrager nadere informatie dient te verstrekken om deze onduidelijkheden op te lossen. Indien binnen een termijn van 22 weken na de einddatum van het project geen vaststellingsverzoek is ontvangen, zal de minister ambtshalve een vaststellingsbesluit nemen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

Een overheidsinstantie kan zowel de centrale overheid, de provincie, de gemeente of een waterschap betreffen.

XNoot
2

Een onderneming in Europeesrechtelijke zin is een eenheid die een economische activiteit uitoefent. Een economische activiteit is het aanbieden van goederen en diensten op de markt. De rechtsvorm van deze eenheid of de wijze waarop zij wordt gefinancierd is hierbij niet van belang. Daarbij kunnen zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen een onderneming vormen. Dat er geen winstoogmerk is (zoals bij een stichting) is niet relevant. 

XNoot
3

De Europese Commissie heeft hiertoe op 1 april 2009 het Nederlandse nationale kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen goedgekeurd (N 156/2009).

XNoot
4

Voor bedrijven die actief zijn op het gebied van verwerking en afzet van landbouwproducten geldt de tijdelijke kaderregeling alleen als:

  • de steun niet is vastgesteld op basis van de prijs of hoeveelheid van de landbouwproducten die van primaire producenten worden gekocht of die door de betrokken ondernemer op de markt worden gebracht en

  • de steun niet zodanig uitwerkt dat deze in het geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten wordt doorgegeven.

Op ondernemingen die zich toeleggen op de primaire productie van landbouwproducten is een specifieke nationale tijdelijke kaderregeling van toepassing van de minister van LNV. De Europese Commissie heeft daartoe op 22 december de steunmaatregel ‘Beperkte steunbedragen (garanties op leningen voor werkkapitaal) voor ondernemingen werkzaam in de primaire productie van landbouwproducten (N611/2009)’ goedgekeurd.

XNoot
5

Zie ook de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 PbEU L 124 van 20 mei 2003.

XNoot
6

Artikel 2:10, lid 1, BW (rechtspersonen) en artikel 3:15i BW (ondernemingen en vrije beroepsbeoefenaren).

XNoot
7

MKB (Kleine en middelgrote ondernemingen) zijn ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen euro en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen euro niet overschrijdt.

Zie voor meer informatie bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening 800/2008 (PbEU 2008, L 214/3).

XNoot
8

Zie artikel 1, lid 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening 800/2008 (PbEU 2008, L 214/3).

XNoot
9

Zie voor meer informatie punt 2.1 van de reddings- en herstructureringsrichtsnoeren van de Commissie van 1 oktober 2004 (PbEU van 1 oktober 2004, C 244/2).

XNoot
1

Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister bij – commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. ter zake ontvangen bescheiden.

Ook is onze Minister bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.

Naar boven