Regeling van de Minister van Justitie van 25 juni 2010, nr. 5657797/10, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zevenennegentigste wijziging)

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 3.109, eerste en zevende lid, 3.110, derde lid, 3.111, tweede lid, 3.112, tweede lid, 3.113, vijfde lid, 3.115, zevende lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan artikel 3.3, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder m, van de Wet: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De aantekening bedoeld in het eerste lid, onder g, luidt: ‘verblijf als bedoeld in artikel 8, onder m, van de Wet. Arbeid niet toegestaan. Geldig tot (datum).’

B

In artikel 3.9, eerste lid wordt ‘alsmede i en l van de Wet blijkt’ vervangen door: alsmede i, l en m van de Wet blijkt.

C

Artikel 3.17 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

Indien de verblijfsvergunning onder de beperking als bedoeld artikel 3.4, eerste lid, onder r, van het Besluit met toepassing van artikel 3.46, derde lid, van het Besluit is verleend, zal een beroep op de publieke middelen geen gevolgen hebben als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid van het Besluit.

D

In artikel 3.35, derde lid, onder b, wordt ‘als bedoeld in artikel 3.114, eerste lid, van het Besluit’ vervangen door: als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van het Besluit.

E

Artikel 3.42 komt te luiden:

Artikel 3.42

  • 1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet, wordt ingediend in het Aanmeldcentrum te Den Bosch, Ter Apel of Zevenaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt de eerste aanvraag ingediend in het Aanmeldcentrum Den Bosch, indien de vreemdeling stelt minderjarig te zijn en niet begeleid wordt door een ouder of wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt de aanvraag ingediend op het Aanmeldcentrum op de Luchthaven Schiphol, indien de vreemdeling de toegang is geweigerd.

F

Na artikel 3.42 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.42a

  • 1. De vreemdeling die niet de toegang is geweigerd geeft in persoon bij de Aanmeldunit van de Vreemdelingenpolitie te kennen dat hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de Wet wil indienen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geeft de vreemdeling die stelt minderjarig te zijn en niet begeleid wordt door een ouder of wettelijk vertegenwoordiger in persoon in het Aanmeldcentrum op de Luchthaven Schiphol te kennen de aanvraag te willen indienen.

G

In artikel 3.43a, onder e, wordt ‘als bedoeld in artikel 3.114, eerste lid, van het Besluit.’ vervangen door: als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van het Besluit.

H

In artikel 3.44, eerste lid wordt ‘De in artikel 3.110, tweede lid van het Besluit’ vervangen door: De in artikel 3.112, tweede lid, van het Besluit.

I

In artikel 3.45 wordt ‘bedoeld in artikel 3.114, eerste lid, van het Besluit’ vervangen door: bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van het Besluit.

J

Na artikel 3.48 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.49

  • 1. De in artikel 3.109, eerste lid, van het Besluit bedoelde termijn is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend in het Aanmeldcentrum op de Luchthaven Schiphol.

  • 2. In afwijking van het tweede lid van artikel 3.113 van het Besluit kan een nader gehoor in het Aanmeldcentrum op de Luchthaven Schiphol achterwege blijven indien in verband met relevante individuele aspecten moet worden aangenomen dat niet op zorgvuldige wijze in het Aanmeldcentrum tot een zorgvuldige beslissing kan worden gekomen.

K

Artikel 4.16 komt te luiden:

Artikel 4.16

  • 1. De korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft, alsmede de daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn bevoegd om

    • a. de plaats aan te wijzen waar de vreemdeling met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f, van de Wet, zich in verband met het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag om een verblijfsvergunning dient op te houden; en

    • b. aanwijzingen als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet, te geven.

  • 2. De korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft, is bevoegd om de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 4.38 van het Besluit, te vorderen.

  • 3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid wordt niet bij algemene bekendmaking gedaan dan na goedkeuring van, en volgens voorschrift te geven door, de Minister.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 juni 2010

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Op 24 juni 2008 is de brief ‘Naar een effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid’ naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2007/08, 29 344, nr. 67). De brief is verder besproken tijdens het Algemeen Overleg op 11 december en 16 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 30 846, nrs. 14 en 15) en het debat op 17 december 2008 (Handelingen II 2008/09, blz. 3439–3442). De Tweede Kamer heeft met de voorstellen ingestemd.

Onderhavige aanpassing van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 maakt onderdeel uit van de implementatie van de maatregelen in de brief van 24 juni 2008. De implementatie vindt verder plaats door aanpassingen van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Daarnaast worden de maatregelen die zien op verstrekkingen aan asielzoekers geïmplementeerd door aanpassing van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

Artikelsgewijs

A

Artikel 3.3, eerste lid, onder g, wijst het document aan waaruit het rechtmatig verblijf in de rust- en voorbereidingstermijn blijkt. Aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in de rust- en voorbereidingstermijn wordt een W2 document verstrekt met daarin een sticker met de tekst zoals weergegeven in het hier toegevoegde vijfde lid.

B

Met deze wijziging wordt de Immigratie- en Naturalisatiedienst aangewezen voor de verstrekking van het document waaruit de rechtmatigheid van het verblijf tijdens de rust- en voorbereidingstermijn blijkt.

C

Ingevolge artikel 3.4, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan een beroep op de publieke middelen in ieder geval gevolgen hebben voor het verblijfsrecht, indien de verblijfsvergunning is verleend onder één van de in artikel 3.4, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 genoemde beperkingen. Artikel 3.46, derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 bepaalt dat de aanvraag om een verblijfsvergunning voor het ondergaan van een medische behandeling niet wordt afgewezen op grond van (onder meer) het middelenvereiste en op grond van het feit dat de financiering van de medische behandeling niet deugdelijk is geregeld, indien ten minste een jaar voorafgaande aan de aanvraag sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet 2000. Onderhavige aanpassing strekt ertoe te regelen dat de vreemdeling aan wie met toepassing van de vrijstellingen als bedoeld in artikel 3.46, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 een verblijfsvergunning is verleend voor het ondergaan van medische behandeling, niet alsnog tijdens zijn verblijf nadelige gevolgen voor zijn verblijfsrecht zal ondervinden als gevolg van het feit dat hij een beroep doet op de publieke middelen.

D

Deze wijziging is het gevolg van de vernummering van het artikel in het Vreemdelingenbesluit 2000 waarnaar in onderhavig artikel wordt verwezen.

E

Lid 1

In artikel 3.42 wordt de plaats aangewezen waar de asielaanvraag ingediend dient te worden. Het eerste lid behelst de hoofdregel dat de asielaanvraag in één van de zogenaamde Land-Aanmeldcentra wordt ingediend. Naast de reeds in gebruik zijnde Aanmeldcentra in Ter Apel en in Zevenaar wordt vanaf 1 juli 2010 een derde Aanmeldcentrum in gebruik genomen, het Aanmeldcentrum in Den Bosch.

Lid 2

Het tweede lid betreft de uitzondering op de hoofdregel van het eerste lid, in het geval het een asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling betreft die de toegang tot het Schengengrondgebied niet is geweigerd. In dat geval zal de aanvraag in beginsel in het Aanmeldcentrum in Den Bosch worden ingediend en behandeld.

Lid 3

Het derde lid betreft een uitzondering op de uitgangspunten van zowel het eerste als het tweede lid. Indien het een asielaanvraag van een vreemdeling betreft, die de toegang tot het Nederlandse grondgebied is geweigerd, wordt de aanvraag ingediend op het Aanmeldcentrum Schiphol. Dit brengt met zich mee dat ook de asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling die de toegang is geweigerd, op het Aanmeldcentrum Schiphol wordt ingediend.

F

Algemeen

Als hoofdregel geldt dat asielzoekers die te kennen hebben gegeven een asielaanvraag te willen indienen, een rust- en voorbereidingstermijn van tenminste zes dagen zal worden gegund voordat de asielaanvraag daadwerkelijk wordt ingediend. Het toegevoegde artikel 3.42a strekt ertoe te regelen waar en op welke wijze de vreemdeling kenbaar dient te maken dat hij een asielaanvraag wil indienen. Slechts indien de vreemdeling dit kenbaar heeft gemaakt op de hier bepaalde plaats en wijze kan hij rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder m, van de Vreemdelingenwet 2000, gedurende zijn rust- en voorbereidingstermijn als bedoeld in artikel 3.109, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Lid 1

Als hoofdregel geldt dat de vreemdeling zich dient te melden bij de Aanmeldunit van de vreemdelingenpolitie om kenbaar te maken dat hij voornemens is een asielaanvraag in te dienen. Deze Aanmeldunit bevindt zich in Ter Apel. De vreemdeling zal zich in persoon moeten melden, de enkele telefonische of schriftelijke mededeling is onvoldoende om rechtmatig verblijf in de rust- en voorbereidingstermijn te doen ontstaan.

Lid 2

Dit betreft een uitzondering op de hoofdregel dat het kenbaar maken van het voornemen een asielaanvraag in te dienen plaats dient te vinden bij de Aanmeldunit van de vreemdelingenpolitie te Ter Apel. De alleenstaande minderjarige vreemdeling dient zijn voornemen om een asielaanvraag in te dienen kenbaar te maken in het Aanmeldcentrum Schiphol. De aanmelding dient in persoon te worden gedaan, de enkele schriftelijke of telefonische mededeling is onvoldoende voor het onstaan van rechtmatig verblijf gedurende de rust- en voorbereidingstermijn.

G H, I

Deze wijzigingen zijn niet inhoudelijk, maar zijn slechts het gevolg van de nieuwe nummering van de betreffende artikelen in het Vreemdelingenbesluit 2000.

J

In het Aanmeldcentrum op de Luchthaven Schiphol zal vooralsnog geen rust- en voorbereidingstermijn van zes dagen, als bedoeld in artikel 3.109, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000, gelden. Totdat ook in het Aanmeldcentrum Schiphol een rust- en voorbereidingstermijn gaat gelden zal het niet in alle gevallen mogelijk zijn het nader gehoor en de correcties en aanvullingen af te ronden in de algemene asielprocedure in het Aanmeldcentrum Schiphol. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien pas tijdens de asielprocedure blijkt dat sprake is van relevante persoonlijke aspecten, bijvoorbeeld medische omstandigheden, die aanleiding geven tot nader onderzoek. Het uitgangspunt is dat alleen die zaken worden afgedaan in de algemene asielprocedure waarin zorgvuldig tot een beslissing kan worden gekomen. Als er nader onderzoek nodig is zal de zaak voor verdere behandeling worden doorgestuurd naar de verlengde asielprocedure.

K

In dit artikel wordt geregeld dat de bevoegdheden zoals deze volgen uit artikel 55 van de Vreemdelingenwet 2000 kunnen worden uitgeoefend door de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft, en de daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Anders dan in de huidige situatie zal op sommige locaties waar de vreemdeling gedurende de behandeling van zijn asielprocedure verblijft geen ambtenaar van politie aanwezig zijn. Het wordt als onpraktisch beschouwd om uitsluitend voor de aanwijzing een ambtenaar van politie naar het centrum te laten komen. Er is voor gekozen in dit artikel de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst expliciet bevoegd te maken tot het geven van de aanwijzing als bedoeld in artikel 55 Vreemdelingenwet 2000. De ambtenaar die bevoegd is tot het nemen van de beslissing op een aanvraag namens de Minister van Justitie, is eveneens bevoegd tot het geven van de in dit artikel bedoelde aanwijzing.

Het tweede lid komt overeen met onderdeel c van het eerste lid van het voormalige artikel 4.16 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Aangezien het karakter van de vordering bedoeld in artikel 4.38 van het Vreemdelingenbesluit 2000 sterk raakt aan het vreemdelingentoezicht, ligt het in de rede het vorderen van de informatie bedoeld in artikel 4.38 van het besluit expliciet voor te behouden aan de korpschef.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven