Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2010, 10160 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2010, 10160 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf A1/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De organisaties die belast zijn met de uitvoering van de vreemdelingenwet- en regelgeving en aanverwante wet- en regelgeving dragen ieder zorg voor het organiseren en geven van specifieke voorlichting over de door hen uit te voeren taken.
De vreemdelingenwet- en regelgeving wordt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie geformuleerd. Op internet is het Ministerie voor algemene informatie bereikbaar via www.justitie.nl.
De afdeling Publieksvoorlichting van het Ministerie van Justitie is ondergebracht bij de Postbus 51 Informatiedienst, welke op werkdagen te bereiken op het gratis telefoonnummer 0800- 8051 en op internet op de website www.rijksoverheid.nl. Bij Postbus 51 kunnen alle algemene vragen worden gesteld over de rijksoverheid. Voor informatie over verblijfsaanvragen wordt verwezen naar de IND.
Overheidsinstanties die werkzaam zijn binnen de vreemdelingenketen kunnen de website www.vreemdelingenketen.nl bezoeken, welke de onderlinge informatie-uitwisseling tussen deze overheidsinstanties als doel heeft.
Hieronder is een alfabetische lijst opgenomen van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid, de handhaving van de vreemdelingenwet- en regelgeving en aanverwante wet- en regelgeving. Daarnaast worden organisaties genoemd met een directe relatie tot de vreemdelingenketen en/of die rechtsbijstand of andere ondersteuning verlenen aan vreemdelingen. In het overzicht zijn opgenomen:
• een korte beschrijving van de werkzaamheden;
• de taken van de organisaties (voor zover deze zien op vreemdelingen);
• de contactgegevens van de betreffende organisaties ten behoeve van vreemdelingen en externen.
De ACVZ is een onafhankelijk adviescollege dat adviezen uitbrengt inzake het vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid. Zij adviseert daarover gevraagd en ongevraagd aan de Regering en aan het Parlement.
• Telefoon: 070- 370 43 00
• Internet: www.acvz.com
Het COA is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Het COA zorgt voor onderdak gedurende de asielprocedure en bereidt asielzoekers voor op een verblijf in Nederland, terugkeer naar het land van herkomst of doormigratie.
• Telefoon: 0800 - 023 80 23 (gratis)
• Internet: www.coa.nl
De DJI is verantwoordelijk voor de uitvoering van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, waaronder de vreemdelingenbewaring.
• Telefoon Informatielijn: 070 - 370 27 34
• Internet: www.dji.nl
De directie Inburgering en Integratie van het Ministerie van VROM richt zich op de totstandkoming van een samenleving, waarin de in Nederland verblijvende leden van etnische groepen op basis van volwaardig en gedeeld burgerschap kunnen deelnemen. De directie ontwikkelt onder andere het beleid met betrekking tot de inburgering en de Remigratiewet.
De directie Inburgering en Integratie van het Ministerie van VROM is bereikbaar via:
• Telefoon: (algemeen): 070 - 339 0289
• Internet: www.vrom.nl
De Directie Migratiebeleid van het Ministerie van Justitie draagt zorg voor de nationale en internationale beleidsontwikkeling op het asiel- en immigratieterrein, alsmede op het terrein van opvang van asielzoekers. Het aandachtsveld van de directie bestaat aldus uit toelating, verblijf, toezicht, terugkeer, grensbewaking, visumbeleid, opvang en de coördinatie van het beleid tot het tegengaan van illegaal verblijf.
De DT&V is als taakorganisatie belast met de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving terzake vertrek en uitzetting. De DT&V bevordert, organiseert en realiseert het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van vreemdelingen zonder verblijfsrecht. Bij het uitvoeren van deze taak staat het stimuleren van het zelfstandig vertrek voorop. Zo nodig bereidt de DT&V het gedwongen vertrek van de vreemdeling uit Nederland voor. De DT&V voert haar taak uit in samenwerking met andere ketenpartners van de overheid die een taak hebben in het vertrekproces. De DT&V regisseert het vertrekproces op operationeel niveau. Taken die wettelijk zijn voorbehouden aan ambtenaren belast met het toezicht of de grensbewaking, worden niet verricht door de DT&V.
• Telefoon (algemeen): 0800 - 8051
• Internet: www.dienstterugkeerenvertrek.nl
• E-mail: info@dtv.minjus.nl
Het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel is een samenwerkingsverband tussen de Dienst Nationale Recherche en DNRI van het KLPD, de KMar, de IND en de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst van het Ministerie van SZW.
Het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel heeft als doel: het verschaffen van inzicht en overzicht in de criminaliteit in relatie tot mensenhandel & mensensmokkel, ten bate van de opsporing en het tegenhouden van deze en gerelateerde misdrijven.
Daartoe is het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel een centrale plek waar informatie, kennis en ervaring op het gebied van mensenhandel en mensensmokkel wordt verzameld, veredeld en geëxploiteerd.
• Telefoon Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel 038-4963555 (na kantooruren wordt u doorgeschakeld naar de piketfunctionaris)
• Email: Emm@klpd.politie.nl
De IND is onder meer verantwoordelijk voor de beoordeling van alle aanvragen voor toelating en naturalisatie van vreemdelingen.
• Informatielijn IND (beschikbaar voor publiek): 0900- 12 34 561 (0,10 euro pm)
• Informatielijn IND vanuit het buitenland: +31 20 8893045
• Telefoon IND Ketenservice (beschikbaar voor ketenpartners): 070 - 888 00 00
• Piketnummer (buiten kantooruren op werkdagen bereikbaar van 17.00 tot 23.00 uur en in het weekeinde van 7.00 tot 23.00 uur): 070 - 370 60 60
• Internet: www.ind.nl
IOM richt zich op velerlei migratievraagstukken. Zo biedt IOM ondersteuning aan uitgeprocedeerde vreemdelingen die Nederland vrijwillig willen verlaten, organiseren zij het vervoer van personen naar of uit Nederland en richten zij zich op (her)integratie, bestrijding van mensenhandel, arbeidsmigratie, migratie en ontwikkeling en migratie en gezondheid.
• Telefoon: 0900 - 7464466 (0,05 euro pm)
• Internet: www.iom-nederland.nl
De KMar is op de luchthavens en in de zeehavens in Nederland alsmede op zee belast met de grensbewaking. De grensbewaking in het competentiegebied van politieregio Rotterdam-Rijnmond wordt uitgevoerd door de ZHP (zie hierna onder ZHP), met uitzondering van de grensdoorlaatpost Hoek van Holland/ Europoort. In het kader van de grensbewaking verstrekt de KMar in voorkomende gevallen visa aan de buitengrens. Aan de binnengrens met België en Duitsland en op de luchthavens is de KMar belast met de uitvoering van het MTV. Voorts is de KMar verantwoordelijk voor de uitzetting en begeleiding van uitgeprocedeerde vreemdelingen uit Nederland en van aan de grens geweigerde personen.
• Telefoon KMar voorlichting: 070 - 318 83 57
• Internet: www.kmar.nl
Het Ministerie van BuZa is verantwoordelijk voor de behandeling van visumaanvragen voor een verblijf korter dan drie maanden en mvv’s. Indien ambassades en consulaten niet zelfstandig kunnen of mogen beslissen, worden de visumaanvragen voor een verblijf korter dan drie maanden - als het gaat om zakenbezoeken, diplomaten, politieke bezoeken, het verrichten van technische werkzaamheden, deelname aan/bijwonen van een congres, conferentie of sportmanifestatie, bezoeken van wetenschappelijke aard, aanvragen van personen uit de voormalige Sovjetrepublieken, bezoeken van personen die geregistreerd staan in het SIS of op een visumsanctielijst – voorgelegd aan de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van de directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken van het Ministerie van BuZa (zie voor overige visumaanvragen hierna onder Visadienst).
Het Ministerie van BuZa is tevens verantwoordelijk voor algemene en individuele ambtsberichten, welke door de Minister gebruikt worden als informatiebron onder andere bij de beoordeling van asielaanvragen.
Daarnaast is het Ministerie van Buza verantwoordelijk voor het afnemen van het basisexamen inburgering in het buitenland op de Nederlandse posten.
• Telefoon Visuminformatie: 070 - 348 56 22
• Telefoon algemeen: 070 - 348 64 86
• Internet: www.minbuza.nl
De NVVB biedt een platform aan leidinggevenden en medewerkers van organisaties, die zich binnen en buiten de overheid professioneel bezig houden met het brede terrein van burgerzaken. Onder burgerzaken vallen activiteiten op het terrein van de GBA en de loketfunctie voor vreemdelingen die een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning willen indienen.
De NVVB heeft voor haar gemeentelijke leden een adviesfunctie op het gehele terrein van burgerzaken in de vorm van een helpdesk.
• Telefoon helpdesk (voor gemeenten): 020 - 551 90 07 of 020 - 551 90 09
• Internet: www.nvvb.nl
De (vreemdelingen)politie houdt toezicht op personen die in Nederland verblijven, maar niet de Nederlandse nationaliteit hebben en is onder meer verantwoordelijk voor het opsporen, staande houden, inbewaring stellen, het vertrek onder toezicht alsmede het vaststellen van de identiteit van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen.
De Taakorganisatie Vreemdelingen is een landelijk werkend bureau dat de politie adviseert en ondersteunt bij de ontwikkeling van de visie, de strategie en het beleid van de politiële vreemdelingentaak. Daarbij is zij tevens het landelijk aanspreekpunt van waaruit de belangenbehartiging ten behoeve van de vreemdelingenpolitie plaatsvindt en het knooppunt in de communicatie en informatie-uitwisseling tussen de vreemdelingenpolitie onderling en van en naar ketenpartners.
• Telefoon politie algemeen: 0900 - 8844 (lokaal tarief)
• Telefoon Taakorganisatie Vreemdelingen: 030 - 635 33 44
• Internet: www.politie.nl
De RvS is naast onafhankelijk adviseur van de regering over wetgeving en bestuur ook hoogste algemene bestuursrechter van het land. De ABRvS spreekt recht in hoogste instantie in geschillen tussen de burger en de overheid. Sinds de inwerkingtreding van de Vw geldt dit ook voor vreemdelingrechtelijke geschillen.
• Telefoon publieksvoorlichting: 070 - 426 42 51 of 070 - 426 46 43
• Telefoon (algemeen en spoedeisende zaken): 070 - 426 44 26
• Internet: www.raadvanstate.nl
De Raden voor Rechtsbijstand geven uitvoering aan de Wet op de rechtsbijstand, waarin de rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen is geregeld. De raden subsidiëren de Stichting Rechtsbijstand Asiel en zien ook toe op de kwaliteit en voldoende beschikbaarheid van de rechtsbijstandverlening. Voor juridische informatie en advies is er het Juridisch Loket.
• Telefoon Juridisch Loket: 0900 - 8020 (10 cent pm)
• Internet: www.rvr.org
De SRA organiseert, coördineert en verleent rechtsbijstand aan asielzoekers en bewaakt de kwaliteit van de rechtsbijstand.
• Telefoon: 026 - 353 18 50
• Internet: www.rechtsbijstandasiel.nl
De Visadienst is onderdeel van het Ministerie van BuZa. De Minister van BuZa heeft het Hoofd van de IND en het plaatsvervangend Hoofd van de IND mandaat verleend voor het nemen en ondertekenen van besluiten die door hen in hun functie van Hoofd van de Visadienst, respectievelijk plaatsvervangend Hoofd van de Visadienst, namens hem worden genomen. Ondermandaat is verleend aan de ambtenaar belast met de grensbewaking en het toezicht en specifieke functionarissen van de IND voorzover zij besluiten nemen of handelingen verrichten namens het Hoofd van de Visadienst.
De Visadienst behandelt namens de Minister van BuZa alle door de ambassades en consulaten voorgelegde aanvragen voor mvv’s en visumaanvragen voor toerisme, familie- en privé-bezoek, artiesten, studenten, personen die gesignaleerd staan in het OPS of SIS, stagiaires en medische bezoeken, met uitzondering van personen uit de voormalige Sovjet republieken. De laatste categorie personen dient zich te wenden tot het Ministerie van BuZa (zie hiervoor onder Ministerie van Buza). Bovendien behandelt de Visadienst aanvragen voor visumverlenging en verlening van terugkeervisa.
• Contactinformatie: zie IND
De VNG verzorgt de belangenbehartiging van alle gemeenten bij andere overheden. Bij de gemeenten worden aanvragen voor verblijfsvergunningen regulier en naturalisatie ingediend. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor de registratie van persoonsgegevens in de GBA.
• Telefoon: 070 - 373 83 93
• Internet: www.vng.nl
De Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland behartigt de belangen van vluchtelingen en asielzoekers die zich in Nederland bevinden.
• Telefoon (algemeen): 020 - 346 72 00
• Internet: www.vluchtelingenwerk.nl
De vreemdelingenkamers zijn onderdeel van een rechtbank en houden zich uitsluitend bezig met het behandelen van vreemdelingenrechtelijke geschillen. Formeel behandelt de rechtbank ’s-Gravenhage deze geschillen, maar binnen alle negentien rechtbanken in Nederland zijn zogeheten nevenzittingsplaatsen aangewezen.
Het Landelijk Stafbureau Vreemdelingenkamers biedt ondersteuning op het gebied van juridische en organisatorische coördinatie aan de vreemdelingenkamers.
Bij het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken dienen vreemdelingenzaken te worden ingediend, waarop deze door het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken zo evenwichtig mogelijk over de nevenzittingsplaatsen worden verdeeld.
• Pikettelefoon van het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken: 023 - 512 66 20
• Internet: www.rechtspraak.nl
De ZHP is belast met de grensbewaking in het competentiegebied van politieregio Rotterdam-Rijnmond alsmede op zee, het havengerelateerde vreemdelingentoezicht en de bestrijding van (migratie)criminaliteit in de Rotterdamse havens. Daarnaast verzorgt de ZHP in voorkomende gevallen de verlening en verlenging van visa voor in de politieregio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden.
• Telefoon: 010 - 2747471
• Faxnummer: 010 - 2750121
Internet: www.dutch-immigration.nl
B
Paragraaf B1/4.7.2.1. Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Op grond van artikel 3.80a, eerste lid, Vb wordt de verblijfsvergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’ afgewezen als de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 Wet inburgering, niet heeft behaald. Dit is ingevolge artikel 3.80a, tweede tot en met vierde lid, Vb niet van toepassing indien:
a. de vreemdeling jonger is dan 16 jaar dan wel 65 jaar of ouder;
b. de vreemdeling ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;
c. de vreemdeling is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste, omdat hij beschikt over een document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l, van het Besluit inburgering;
d. de vreemdeling is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste omdat hij voldoet aan een van de criteria, genoemd in artikel 2.5, onder a tot en met c, van het Besluit inburgering;
e. de vreemdeling door het college van B&W is ontheven van de inburgeringsplicht omdat de vreemdeling heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen;
f. de vreemdeling door het college van B&W is ontheven van de inburgeringsplicht omdat het college op grond van door de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen;
g. de vreemdeling verblijf heeft in Nederland op basis van een afhankelijke verblijfstitel en de relatie waarop die afhankelijke titel is gebaseerd is verbroken in verband met huiselijk geweld;
h. naar het oordeel van de Staatssecretaris van Justitie blijkens een door de vreemdeling overgelegd medisch advies, van een door het college van B&W aangewezen onafhankelijk arts, vanwege een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen;
i. toepassing daarvan naar het oordeel van de Staatssecretaris van Justitie zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Vreemdelingen van 16 en 17 jaar zijn niet van rechtswege vanwege hun leeftijd vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. Vreemdelingen van 16 en 17 jaar worden echter wel op grond van de hardheidsclausule vrijgesteld van het inburgeringsvereiste (zie B1/4.7.2.3).
Het inburgeringsvereiste is niet van toepassing op de vreemdeling die ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven zijnde de periode van het vijfde tot en met het zestiende jaar. Het verblijf in Nederland tijdens de leerplichtige leeftijd blijkt op grond van artikel 2.6 Besluit inburgering uit inschrijving als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dan wel uit inschrijving in de daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding. Voor toepassing van deze vrijstellingsrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat. Voorts is niet vereist dat het om acht jaar legaal verblijf in Nederland gaat.
Het gaat hier om de vreemdeling die in het bezit is van een diploma, certificaat of ander document genoemd in artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l, Besluit inburgering of omdat hij voldoet aan een van de criteria, genoemd in artikel 2.5, onder a tot en met c, van het Besluit inburgering. Zie paragraaf B1/4.7.1.1 onder het kopje Niet inburgeringsplichtig vanwege diploma’s, certificaten of andere documenten voor de opsomming van de bedoelde diploma’s, certificaten of andere documenten die tot de vrijstelling kunnen leiden.
Om voor vorengenoemde vrijstellingsgrond in aanmerking te komen overlegt de vreemdeling bij de aanvraag om een zelfstandige verblijfsvergunning een gewaarmerkte kopie van het gevraagde diploma, certificaat of document. In het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is gehaald, overlegt de vreemdeling ook een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal.
Bij twijfel of het diploma, getuigschrift of ander document vrijstelling oplevert in het kader van de Wet inburgering kan contact worden opgenomen met de Dienst Uitvoering Onderwijs.
De vreemdelingen die gedeeltelijk zijn vrijgesteld op grond van artikel 2.4 Besluit inburgering vallen hier uitdrukkelijk niet onder. De vreemdelingen die slechts gedeeltelijk van de inburgeringsplicht zijn vrijgesteld en de resterende examens (nog) niet hebben behaald, hebben het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 Wet inburgering dan ook nog niet behaald. Ingevolge artikel 14 Wet inburgering is het inburgeringsexamen behaald, ingeval van gedeeltelijke vrijstelling, indien de overige daartoe behorende examens met goed gevolg zijn afgelegd. Ten bewijze dat het inburgeringsexamen is behaald, wordt een diploma uitgereikt (artikel 14, tweede lid, Wet inburgering).
In artikel 3.80a, tweede lid, onder d, Vb is de doorwerking geregeld van de gemeentelijke ontheffing dat de vreemdeling wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Inburgeringsplichtige vreemdelingen worden op deze grond door het college van B&W van de inburgeringsplicht ontheven (zie artikel 6, eerste lid, Wet inburgering), nadat een onafhankelijke arts terzake een medisch advies heeft uitgebracht (zie artikel 2.8 Besluit inburgering). Deze beslissing van het college heeft dus ook tot gevolg dat het inburgeringsvereiste niet wordt gesteld in het kader van de aanvraag om een zelfstandige verblijfsvergunning. De verleende ontheffing blijkt uit een afschrift van de beschikking van het college van B&W. De beschikking is op de dag van indiening van de aanvraag niet ouder dan drie jaar.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, Wet inburgering kan het college van B&W de vreemdeling ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht, indien het college op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen. Deze ontheffing werkt door in de procedure van een aanvraag om een verblijfsvergunning. De verleende ontheffing blijkt uit een afschrift van de beschikking van het college van B&W.
In artikel 3.80a, tweede lid, aanhef en onder e, Vb wordt verwezen naar vreemdelingen (voornamelijk vrouwen), die verblijf hebben in Nederland op basis van een afhankelijke verblijfstitel en wier relatie waarop die afhankelijke titel is gebaseerd is verbroken in verband met huiselijk geweld. Aan deze groep kan voortgezet verblijf worden verleend wegens klemmende redenen van humanitaire aard (zie B16/4.2). De meeste personen binnen deze categorie zullen het inburgeringsexamen nog niet hebben behaald. Indien aan deze groep de eis van het behalen van het inburgeringsexamen gesteld wordt, zou dit in het overgrote merendeel van de gevallen leiden tot een afwijzing van de aanvraag tot wijziging van de beperking in voortgezet verblijf. Bij deze groep vallen twee subgroepen te onderscheiden. In de eerste plaats betreft het vreemdelingen, die binnen de drie jaar verblijf op basis van een afhankelijke verblijfstitel, de relatie waarop die afhankelijke titel is gebaseerd hebben verbroken en in afwachting zijn van de beoordeling of voortgezet verblijf in verband met huiselijk geweld of een combinatie van humanitaire redenen kan worden verleend. In de tweede plaats betreft het vreemdelingen die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om na drie jaar een zelfstandige verblijfsvergunning aan te vragen en die het inburgeringsexamen nog niet hebben behaald.
De vreemdeling die verblijf heeft in Nederland op basis van een afhankelijke verblijfstitel en de relatie waarop die afhankelijke titel is gebaseerd, is verbroken in verband met huiselijk geweld (art. 3.80a, tweede lid, onder e, Vb), toont dit aan door:
• gegevens van de politie, mits bij de politie voldoende aannemelijk is gemaakt dat het geweld heeft plaatsgevonden, of een proces-verbaal van de aangifte; èn één van de volgende eisen:
• een verklaring van een (vertrouwens)arts of een andere hulpverlener. De vertrouwensarts hoeft niet de eigen huisarts te zijn; of
• gegevens over verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis; of
andere gegevens, voorzover het gaat over objectieve gegevens uit betrouwbare bron.
C
Paragraaf B1/4.7.2.3. Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 3.80a, vierde lid, Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over het inburgeringsdiploma en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet voldoet aan het inburgeringsvereiste, indien de toepassing van het inburgeringsvereiste naar het oordeel van de Staatssecretaris leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het inburgeringsvereiste ten aanzien van hem leidt tot een tot een onbillijkheid van overwegende aard, motiveert dit beroep reeds bij het indienen van de aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier in een verblijfsvergunning om voortgezet verblijf en onderbouwt dit zoveel als mogelijk met bewijsstukken. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij aan het inburgeringsvereiste voldoet. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling ook verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.
Indien geen (afdoende) bewijs wordt overgelegd ter staving van het beroep op de hardheidsclausule, terwijl vast staat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16a Vw in samenhang met artikel 3.80a, eerste lid, Vb afgewezen wegens het niet behalen van het inburgeringsexamen.
Bij de toepassing van de hardheidsclausule kan ondermeer worden gedacht aan de situaties in de volgende paragrafen.
Van minderjarige vreemdelingen wordt niet verwacht dat zij het inburgeringsexamen behalen. Vreemdelingen van 16 en 17 jaar vallen om deze reden onder de hardheidsclausule.
De hardheidsclausule kan ook toegepast worden in de situaties waarin de Staatssecretaris van Justitie op grond van door de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor deze vreemdeling redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.
Het gaat hier om een vreemdeling die:
1. niet gealfabetiseerd is in zijn eigen taal en de Nederlandse taal,
2. van wie, gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, niet kan worden verwacht dat hij (nog) Nederlands leert lezen en schrijven binnen een periode van vijf jaar, en
3. de toets gesproken Nederlands (TGN) op A2 niveau heeft behaald.
Gezien de vorm waarin het inburgeringsexamen wordt afgenomen, kunnen de onderdelen, praktijkdeel examen, kennis Nederlandse samenleving en elektronisch praktijkexamen bij een geslaagd beroep op niet gealfabetiseerd zijn niet op reguliere wijze door de vreemdeling worden afgelegd. Kunnen lezen is nu eenmaal een minimale voorwaarde om deze onderdelen af te kunnen leggen. Bij de toets gesproken Nederlands geldt de voorwaarde van het kunnen lezen echter niet. Bij een geslaagd beroep op ‘niet gealfabetiseerd’ zijn moet de niet gealfabetiseerde vreemdeling derhalve de vaardigheden ‘spreken’ en ‘luisteren’ door middel van de toets gesproken Nederlands afleggen.
Indien de niet gealfabetiseerde vreemdeling de toets gesproken Nederlands met goed gevolg op A2 niveau heeft afgelegd, verstrekt de Dienst Uitvoering Onderwijs een resultatenbrief van het afleggen van de toets gesproken Nederlands, met het resultaat ‘geslaagd’.
Bij de indiening van een verblijfsaanvraag overlegt de vreemdeling de door de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte resultatenbrief van het afleggen van de toets gesproken Nederlands (TGN), met het resultaat “geslaagd”. Separaat hieraan toont betrokkene aan welke inspanning hij heeft verricht om gealfabetiseerd te raken.
Om een geslaagd beroep te doen op deze ontheffingsgrond, overlegt betrokkene een verklaring van het ROC Amsterdam, waarin deze aangeeft dat betrokkene wegens beperkt leervermogen in samenhang met onder meer vooropleiding en leeftijd in redelijkheid niet in staat geacht kan worden het examen te behalen. Het ROC komt tot een dergelijke verklaring na het uitvoeren van het zogenaamde haalbaarheidsonderzoek, zoals hieronder beschreven.
Het bovenstaande leidt ertoe dat bij een beroep op deze ontheffingsgrond een nader onderzoek wordt ingesteld. In dit onderzoek worden de volgende factoren meegenomen: de mate van het niet gealfabetiseerd zijn, de mate van extra inspanning om gealfabetiseerd te raken, alsmede het leervermogen van betrokkene, de vooropleiding en de leeftijd.
Dit zogenaamde ‘haalbaarheidsonderzoek’ vindt uitsluitend plaats bij Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) van Amsterdam. Dit ROC beoordeelt of het haalbaar is voor betrokkene binnen een tijdsbestek van vijf jaar Nederlands te leren lezen en schrijven op het betreffende niveau van het Referentiekader Nederlands als Tweede Taal. Betrokkene betaalt zelf voor het haalbaarheidsonderzoek. De kosten voor het haalbaarheidsonderzoek staan vermeld op www.ind.nl. De datum van ontvangst door het ROC Amsterdam van de aanmelding voor het haalbaarheidsonderzoek is bepalend voor de vaststelling van de vraag welk tarief geldt.
Iemand is ‘niet gealfabetiseerd’ in het kader van het inburgeringsexamen indien hij analfabeet is in zowel zijn eigen taal als het Nederlands. Beheerst iemand wel het schrift van zijn eigen taal (bijvoorbeeld betrokkene kan Arabisch, Chinees of Thais schrijven), maar beheerst hij niet het Latijnse schrift, dan kan hij niet als ‘niet gealfabetiseerd’ worden beschouwd. Betrokkene beheerst immers de kunst van het schrijven. Onderwijsdeskundigen spreken in dat geval van ‘anders’ gealfabetiseerd zijn .
Heeft iemand in zijn eigen land niet de aldaar gebruikelijke basisopleiding (lagere school) afgerond, dan wordt hij in het kader van het inburgeringsexamen als niet gealfabetiseerd beschouwd. Mogelijkerwijs kan betrokkene enigszins in zijn eigen taal en (al dan niet) het Nederlands enige woorden lezen en schrijven, toch is betrokkene te beschouwen als niet gealfabetiseerd. Van een ieder die op het model Aanmeldingsformulier ROC van Amsterdam voor het onderzoek naar analfabetisme aangeeft dat hij in het herkomst land geen enkele opleiding heeft afgerond, wordt aangenomen dat hij de eigen taal niet kan lezen en schrijven. Betrokkene hoeft dienaangaande geen stukken te overleggen. Indien later blijkt dat de vreemdeling in een andere procedure anders heeft verklaard of anderszins blijkt dat de vreemdeling een opleiding heeft afgerond, wordt van het ROC-advies afgeweken. Het model Aanmeldingsformulier ROC van Amsterdam voor het onderzoek naar analfabetisme is te vinden op www.ind.nl.
Betrokkene toont aan de hand van certificaten of verklaringen van (bij voorkeur onderwijs-)instellingen aan dat hij zich heeft ingespannen om gealfabetiseerd te raken. Van een ‘extra inspanning’ is sprake als meer dan gemiddeld is getracht het vereiste niveau op het gebied van Nederlands leren lezen en schrijven te behalen. Voor oud-komers is dit het niveau A1, voor overige vreemdelingen is dit het niveau A2. Hierbij is het niet van belang of betrokkene wel of niet inburgeringsplichtig is of was ingevolge de Wet inburgering. Het moet wel ten minste gaan om een cursus in georganiseerd verband, bij voorkeur bij een onderwijsinstelling, maar het kan ook gaan om een gemeentelijk welzijnswerk, een cursus bij of via het arbeidsbureau of een cursus bij buurt- of clubhuis.
Dit betekent bijvoorbeeld voor een betrokkene die verplicht is geweest de inburgeringscursus uit de Wet Inburgering Nieuwkomers te doen (en daarvoor (wel getoetst) niet het niveau heeft gehaald waarop hij vrijstelling van het inburgeringsexamen zou hebben gekregen), dat hij (onverplicht door enige regelgeving) door middel van het volgen van een cursus zich heeft ingespannen te leren lezen en schrijven in de Nederlandse taal.
Voor een betrokkene die niet verplicht is geweest de inburgeringscursus uit de Wet Inburgering Nieuwkomers te volgen, geldt in het kader van ‘extra inspanning’ een zelfde maatstaf. Ook hier toont betrokkene aan dat hij (onverplicht door enige regelgeving) door middel van een cursus Nederlands zich heeft ingespannen te leren lezen en schrijven. De eis van ‘extra inspanning’ toont betrokkene aan door middel van bescheiden, afkomstig van de instelling waar het onderwijs of de cursus is gevolgd, bij het ROC van Amsterdam.
De vreemdeling toont bij zijn aanmelding bij het ROC van Amsterdam aan dat hij (onverplicht) een cursus Nederlands heeft gedaan. Gezien de kosten voor het onderzoek is het een betrokkene die niet aantoont (onverplicht) een cursus Nederlands te hebben gedaan, bij voorbaat af te raden om zich bij het ROC van Amsterdam te melden voor het onderzoek. Alleen als betrokkene ervan overtuigd is de ‘extra inspanning’ te kunnen aantonen bij het ROC van Amsterdam, heeft het zin dat betrokkene zich tot het ROC wendt voor het onderzoek naar de vraag of betrokkene eventueel nog binnen vijf jaar met kans op succes het inburgeringsexamen zal kunnen afleggen.
Met ‘beperkt leervermogen’ wordt bedoeld ‘beperkte studievaardigheden als gevolg van gebrek aan educatie’. Iemand die nooit geleerd heeft om ‘te leren’ bezit, in deze context, een ‘beperkt leervermogen’. Of hiervan sprake is, wordt onderzocht en beoordeeld door het ROC van Amsterdam. In die beoordeling betrekt het ROC van Amsterdam factoren als de geen tot zeer beperkte vooropleiding van betrokkene, diens leeftijd en het feit dat betrokkene wel heeft getracht Nederlands te leren schrijven en lezen op het betreffende niveau van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.
De hardheidsclausule kan toepassing hebben op de vreemdelingen die in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning onder de beperking gezinshereniging of gezinsvorming, die onvrijwillig in het land van herkomst zijn achtergelaten, en die niet meer kunnen beschikken over hun verblijfspapieren (ten aanzien van achtergelaten vrouwen zie B1/5.1, B1/5.3.2, B1/7.1.3 en B16/4.2). Wanneer deze vreemdelingen na achterlating een verzoek doen tot wedertoelating, is voortgezet verblijf vaak de enige vergunning waarvoor zij in aanmerking kunnen komen.
In het geval deze categorie in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf na drie jaar verblijf in Nederland overeenkomstig artikel 3.51, eerste lid, onder a, Vb, wordt het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste hen niet tegengeworpen.
In het geval de vreemdeling nog geen drie jaar in Nederland verblijft conform artikel 3.51, eerste lid, onder a, Vb, kan slechts voortgezet verblijf op grond van artikel 3.52 Vb worden overwogen. Mocht geconcludeerd worden tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.52 Vb, dan is het inburgeringsvereiste niet van toepassing.
Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene stelt, hoewel inburgeringsplichtig, geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening of geen inburgeringsvoorziening opgelegd te hebben gekregen of geen aanbod tot een taalkennisvoorziening te hebben gekregen van de gemeente of nimmer hebben geweten het inburgeringsexamen behaald te moeten hebben.
Het inburgeringsvereiste zal nimmer buiten toepassing worden gelaten om die reden. De voorwaarden waaronder voortgezet verblijf wordt verleend waren reeds met inwerkingtreding van de Wet inburgering op 1 januari 2007 duidelijk. Van een onverwachte confrontatie met het inburgeringsvereiste is geen sprake. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om ingeburgerd te geraken.
D
Paragraaf B1/7.1.11.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 3.96a, vierde lid, Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over het inburgeringsdiploma en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet voldoet aan het inburgeringsvereiste, indien de toepassing van het inburgeringsvereiste naar het oordeel van de Staatssecretaris zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het inburgeringsvereiste ten aanzien van hem leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, motiveert dit beroep op de zogeheten hardheidsclausule reeds bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en onderbouwt dit zo veel als mogelijk met bewijsstukken.
Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij aan het inburgeringsvereiste voldoet. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.
Indien geen (afdoende) bewijs wordt overgelegd ter staving van het beroep op de hardheidsclausule, terwijl vast staat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 21 Vw in samenhang met artikel 3.96a, eerste lid, Vb afgewezen wegens het niet behalen van het inburgeringsexamen.
Bij de toepassing van de hardheidsclausule kan ondermeer worden gedacht aan de situaties in de volgende paragrafen.
Van minderjarige vreemdelingen wordt niet verwacht dat zij het inburgeringsexamen behalen. Minderjarige vreemdelingen vallen om deze reden onder de hardheidsclausule.
Het gaat om de volgende groepen vreemdelingen:
a. De oud-Nederlander van wie het Nederlanderschap op grond van artikel 15, onder d, Rijkswet op het Nederlanderschap is ingetrokken of de oud-Nederlander die op grond van artikel 15, onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap afstand heeft gedaan van het Nederlanderschap èn die voorafgaand aan het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend vijf jaar aaneengesloten op grond van artikel 8, onder a, b, e of l, Vw in Nederland heeft verbleven;
b. De vreemdeling die binnen een jaar na terugkeer naar het land van herkomst op basis van de Remigratiewet een aanvraag indient om wedertoelating en voorafgaand aan de remigratie als Nederlander in Nederland verbleef, in Nederland verbleef als houder van een verblijfsvergunning asiel of regulier voor onbepaalde tijd of gedurende een ononderbroken periode van tenminste vijf jaar rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, c, e of l, Vw in Nederland had;
c. De meerderjarige vreemdeling die tussen zijn vierde en 19e levensjaar tenminste tien jaar op basis van een verblijfsvergunning in Nederland heeft verbleven en voor zijn 23e levensjaar een aanvraag in het kader van wedertoelating heeft ingediend en de vreemdeling die voor zijn 19e levensjaar tenminste vijf jaar ononderbroken in Nederland heeft verbleven en voor wie Nederland het meest aangewezen land is.
Met betrekking tot deze oud-Nederlanders geldt dat zij, gelet op de duur van hun eerder rechtmatig verblijf en de omstandigheid dat zij op enig moment Nederlander zijn geweest, worden geacht ingeburgerd te zijn in de Nederlandse samenleving.
Ook voor de vreemdelingen die in het kader van de Remigratiewet zijn teruggekeerd geldt dat zij, gelet op de daaraan voorafgaande verblijfsduur en rechtspositie, geacht worden nauwe banden te hebben met de Nederlandse samenleving en te zijn ingeburgerd. Bovendien moeten zij, om voor wedertoelating in aanmerking te komen, binnen een jaar na emigratie naar Nederland terugkeren.
De hardheidsclausule kan ook toegepast worden in de situaties waarin de Staatssecretaris van Justitie op grond van door de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor deze vreemdeling redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.
B1/4.7.2.3, kopje B. Beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het inburgeringsexamen te behalen is van overeenkomstige toepassing.
Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene stelt, hoewel inburgeringsplichtig, geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening of geen inburgeringsvoorziening opgelegd te hebben gekregen of geen aanbod tot een taalkennisvoorziening te hebben gekregen van de gemeente of nimmer hebben geweten het inburgeringsexamen behaald te moeten hebben.
Het inburgeringsvereiste zal nimmer buiten toepassing worden gelaten om die reden. De voorwaarden waaronder een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend waren reeds met inwerkingtreding van de Wet inburgering op 1 januari 2007 duidelijk. Van een onverwachte confrontatie met het inburgeringsvereiste is geen sprake. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om ingeburgerd te geraken.
E
De titel van paragraaf B5/4.13 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
F
Paragraaf B5/4.13.1 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Een vreemdeling komt in aanmerking voor een verblijfsvergunning met als doel ‘arbeid in loondienst’ in het kader van de Pilot Circulaire Migratie als aan de voorwaarden van B5 wordt voldaan. Daarnaast moet de vreemdeling, die verblijf voor arbeid in loondienst beoogt in het kader van deze Pilot verder aan de algemene voorwaarden van art 16 Vw voldoen.
Ten behoeve van vreemdelingen die in het kader van een in opdracht van de Nederlandse overheid uitgevoerde Pilot Circulaire Migratie, >gedurende maximaal twee jaar bij een bedrijf of instelling door het verrichten van vooraf schriftelijk vastgelegde werkzaamheden kennis en ervaring opdoen en die reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd kan worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a en b, van de Wet arbeid vreemdelingen.
De aanvraag voor een verblijfsvergunning wordt ingediend bij de IND door de Stichting Hersteld vertrouwen in de Toekomst (HIT) als gemachtigde namens de vreemdeling en diens werkgever.
G
Paragraaf B5/4.13.2 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
H
Paragraaf B5/4.13.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
I
Paragraaf B5/4.13.4 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Het verblijf als vreemdeling die verblijf wil in het kader van de pilot circulaire migratie is van tijdelijke aard.
De verblijfsvergunning voor de vreemdeling die als circulaire migrant in Nederland wil verblijven wordt niet verleend met een geldigheidsduur van langer dan twee jaar. Na die twee jaar kan de geldigheidsduur niet worden verlengd. Het tijdelijke karakter van het verblijf brengt met zich mee dat de circulaire migrant die een verblijfsvergunning heeft voor arbeid in loondienst, bij tussentijdse beëindiging van het arbeidscontract Nederland moet verlaten tenzij in het kader van de pilot een nieuwe werkgever wordt gevonden.
J
Paragraaf B5/4.13.5 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor (verruimde) gezinshereniging of gezinsvorming met een in het kader van de Pilot Circulaire Migratie verblijvende vreemdeling worden afgewezen. In het kader van de Pilot Circulaire Migratie is gezinshereniging- en vorming niet toegestaan aangezien het verblijfsrecht van een vreemdeling die als circulaire migrant in Nederland verblijft van tijdelijke aard is.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 15 juni 2010
De Minister van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
In paragraaf A1/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is een alfabetische lijst opgenomen van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid, de handhaving van de vreemdelingenwet- en regelgeving en aanverwante wet- en regelgeving. Daarnaast worden organisaties genoemd met een directe relatie tot de vreemdelingenketen en/of die rechtsbijstand of andere ondersteuning verlenen aan vreemdelingen. Van deze uitvoeringsorganisaties worden ook de contactgegevens als het telefoonnummer van de informatielijn en het adres van de website vermeld.
Ten aanzien van de Directie Migratiebeleid (DMB) van het Ministerie van Justitie kan echter worden volstaan met een korte omschrijving van het aandachtsveld van deze directie. Aangezien DMB geen uitvoerende taken in de vreemdelingenketen heeft, is het niet noodzakelijk dat haar contactgegevens in de Vreemdelingencirculaire worden vermeld.
De afzonderlijke vermelding van de Stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen is komen te vervallen, nu deze stafdirectie per 1 januari 2009 is opgegaan in de Directie Migratiebeleid.
Tenslotte is een aantal contactgegevens geactualiseerd.
In het WBV 2009/30 is de uitwerking van de vrijstellingsgrond van het inburgeringvereiste in geval van aantoonbaar huiselijk geweld reeds opgenomen. Met dit WBV wordt aanvullend beschreven hoe het huiselijk geweld aangetoond kan worden. Dit is niet anders dan het beleid dat gevoerd wordt bij het aantonen van huiselijk geweld in geval van voortgezet verblijf (Vc B16/4.2).
De wijziging die middels dit WBV wordt doorgevoerd is geen inhoudelijke wijziging. De wijziging tracht eerder een eventueel misverstand te voorkomen dat alleen in geval van nieuwkomers het vereiste niveau op het gebied van Nederlands leren lezen en schrijven op A2 niveau behaald dient te worden. Dat is niet het geval. Alle vreemdelingen die geen oudkomer zijn dienen het vereiste A2 niveau te behalen.
In het WBV 2009/30 is de toepassing van de hardheidsclausule aangaande de achtergelatenen per abuis opgenomen onder de uitwerking van de hardheidsclausule bij de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Deze omissie wordt met de onderhavige wijziging gerepareerd en dient met terugwerkende kracht per 1 januari 2010 in werking te zijn getreden.
De Pilot Circulaire Migratie wordt uitgevoerd in het kader van het migratie- en ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Deze pilot biedt de mogelijkheid aan een kleine groep middelbaar geschoolde arbeidsmigranten uit ontwikkelingslanden om maximaal voor twee jaar naar Nederland te komen om tijdelijk arbeid te verrichten al dan niet in combinatie met scholing. Met de opgedane werkervaring kunnen de migranten, na hun terugkeer, hun professionele positie verbeteren of eigen bedrijf opstarten, en zo bijdragen aan duurzame ontwikkeling in het land van herkomst. Voor meer informatie: zie kamerbrief van 20 november 2009 inzake voortgang circulaire migratie:nr. 30573-52.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-10160.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.