Regeling tot wijziging Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid luchtvaart en Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML

14 januari 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/14 sector LUV

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 2.8 van de Wet luchtvaart, artikel 13, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255);

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 7 van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid luchtvaart wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet luchtvaart dat onder het toepassingsbereik valt van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) en is afgegeven door een lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of door Zwitserland, wordt door de Minister erkend.

  • 2. Een wijziging van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) gaat voor de toepassing van onderhavige regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL II

De Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De registratie van een opleidingsinstelling kan worden gehandhaafd zolang er opleidingen voor het examen conform de eisen van Part-66 inzake basiskennis worden verzorgd, doch uiterlijk totdat de laatste deelnemer van het cohort dat gestart is met de opleiding vóór 28 september 2005, deze heeft beëindigd.

B

In de artikelen 3, 10 en 17 wordt ‘Part-66-AML’ telkens vervangen door: Part-66 AML

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling wijzigt twee regelingen, namelijk de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid luchtvaart en de Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML.

Aan de wijziging zijn geen administratieve lasten verbonden. Ook brengt de wijziging geen bedrijfseffecten met zich mee.

Artikelsgewijs

Artikel I – Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid luchtvaart

Richtlijn nr. 2005/36/EG heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een EU-lidstaat, de EER-staten of Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit beroep kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van die andere lidstaat. Gereglementeerde beroepen binnen de luchtvaart zijn de beroepen waarvoor een bewijs van bevoegdheid vereist is. De richtlijn maakt grensoverschrijdende toegang mogelijk door een systeem van automatische erkenning in het leven te roepen. De richtlijn is geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalifictaties en voor wat luchtvaart betreft in artikel 2.1, tweede lid, onder c, van de Wet luchtvaart en in de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid luchtvaart. De implementatie in de Wet luchtvaart dekt echter niet alle gereglementeerde beroepen binnen de luchtvaart. Bewijzen van bevoegdheid die op basis van artikel 3.30 van de Wet luchtvaart worden verleend vallen nog niet onder de implementatie. Dit houdt in dat het bewijs van bevoegdheid voor de onderhoudstechnicus voor zweefvliegtuigen nog niet via het systeem van de richtlijn erkend kan worden. Momenteel wordt gewerkt aan de wetswijziging die ertoe strekt alle beroepen onder de werking van artikel 2.1, tweede lid, onder c, van de Wet luchtvaart te brengen. Aangezien de implementatietermijn van de richtlijn is verlopen, is het noodzakelijk op een andere manier de erkenning van de bewijzen van bevoegdheid van artikel 3.30 van de Wet luchtvaart te borgen. Tot de wetswijziging in werking treedt kan de erkenning van die bewijzen van bevoegdheid verlopen via de algemene erkenningsregels van artikel 2.8 van de Wet luchtvaart. Hiervoor is noodzakelijk dat specifiek wordt aangewezen welke staten bewijzen van bevoegdheid kunnen afgeven die in Nederland erkend worden. De onderhavige regeling wijst voor de bewijzen van bevoegdheid die op basis van artikel 3.30 worden verleend en die onder richtlijn vallen de lidstaten van de EU, de EER en Zwitserland aan als staten die bewijzen van bevoegdheid verlenen die erkend worden.

Artikel II – Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML

De aanpassingen in de Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML zijn van redactionele aard. Zo is in de artikelen 3, 10 en 17 met deze wijzigingsregeling de correcte aanduiding Part-66 AML aangebracht. In artikel 2, tweede lid, is abusievelijk de datum 28 september 2006 in de regeling opgenomen. Ingevolge EG-verordening 2042/20031 dient dit 28 september 2005 te zijn. Deze omissie wordt met onderhavige wijzigingsregeling hersteld.

In het tweede lid van artikel 2 is verder de verwijzing naar de bijlagen 1 tot en met 8 geschrapt omdat deze sinds 28 september 2008 uitsluitend relevant zijn voor de bijzondere bevoegdverklaringen voor zweefvliegtechnici, A, B en C. Er zijn geen geregistreerde opleidingen meer die in deze opleidingen voorzien. Ook deze omissie is hierbij hersteld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

Verordeningvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L315); laatstelijk gewijzigd bij EG-verordening 1056/2008 (PbEU L 283).

Naar boven