Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 juni 2009, nr. S/2935450, houdende vaststelling van de voorwaarden op grond waarvan een sportorganisatie vrijgesteld wordt van belasting over schenkingen en legaten (Regeling landelijke sportorganisaties Successiewet 1956)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 32, 32a en 33 van de Successiewet 1956;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Als landelijke sportorganisatie als bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, onder 8°, 32a, tweede lid, en 33, eerste lid, onder 13°, van de Successiewet 1956 is aangewezen elke landelijke sportorganisatie die:

    • a. volledige rechtsbevoegdheid heeft;

    • b. niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen of daarvan is vrijgesteld;

    • c. de bevordering en organisatie van de beoefening van een of meer takken van sport ten doel heeft;

    • d. nationaal representatief is voor een of meer takken van sport;

    • e. als nationale vertegenwoordiger van een bepaalde tak van sport erkend is door de internationale organisatie die geacht wordt op wereldniveau deze sport te representeren;

    • f. als leden hoofdzakelijk verenigingen of stichtingen heeft die sportbeoefening bij hen ten doel hebben; en

    • g. regels heeft gesteld voor de bij hen aangesloten verenigingen of stichtingen met betrekking tot de te verlenen of te erkennen vaardigheidsonderscheidingen en voor de bevoegdheid van leiders en begeleiders, alsmede voor de kwaliteit van de daartoe in te stellen proeven en examens.

  • 2. Als landelijke sportorganisatie als bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, onder 8°, 32a, tweede lid, en 33, eerste lid, onder 13°, van de Successiewet 1956 is voorts aangewezen elke landelijke sportorganisatie die voldoet aan de in het eerste lid, onderdelen a, b, c en f gestelde voorwaarden en die dienstverlening ten behoeve van haar leden ten doel heeft.

Artikel 2

De belastinginspecteur vraagt bij verschil van inzicht over de vraag of een sportorganisatie is aangewezen in de zin van artikel 1, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een oordeel bij beschikking.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landelijke sportorganisaties Successiewet 1956.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

TOELICHTING

Algemeen

Bij het Belastingplan 2009 is in de Successiewet 1956 een vrijstelling opgenomen voor het recht van successie, het recht van overgang en het recht van schenking voor (erfrechtelijke) verkrijgingen door een landelijke sportorganisatie of een daarbij aangesloten amateursport-vereniging of stichting. Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is daarbij de bevoegdheid gedelegeerd om, in overeenstemming met de Minister van Financiën, bij ministeriële regeling de landelijke sportorganisaties aan te wijzen en daaraan voorwaarden te stellen. Met deze regeling wordt daaraan uitvoering gegeven.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In het eerste lid van artikel 1 worden de landelijke organisaties aangewezen die de bedoelde vrijstellingen genieten. In de eerste plaats is bepaald dat de organisatie volledig rechtsbevoegd moet zijn. Een organisatie die niet volledig rechtsbevoegd is, kan immers geen schenkingen ontvangen. Ten tweede is voorgeschreven dat de organisatie niet mag zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld. Daarmee wordt het karakter van amateur-organisatie bepaald. Indien een organisatie gedeeltelijk is onderworpen aan vennootschaps-belasting zal in voorkomend geval maatwerk worden geleverd in die zin dat de vrijstelling alleen van toepassing is op het gedeelte van de verkrijging dat aan het vrijgestelde deel van de sportorganisatie toekomt. De voorwaarde dat de organisatie de bevordering en organisatie van de beoefening van een of meer takken van sport ten doel moet hebben, geeft aan dat de vrijstelling landelijke sportorganisaties betreft. Ten slotte is bepaald dat de aanwijzing sportorganisaties betreft die representatief zijn voor de door hen behartigde sport, dat zij tevens als nationale vertegenwoordiger daarvan gelden en dat zij regels hebben gesteld met betrekking tot opleidingen en de bevoegdheid van leiders en begeleiders. Het betreft zowel landelijke sportorganisaties die zijn aangesloten bij het NOC*NSF, de nationale sportkoepel in Nederland, als andere landelijke sportorganisaties van de lidstaten van Europese Unie, de Nederlandse Antillen of Aruba.

Het tweede lid wijst landelijke sportorganisaties aan die dienstverlenend optreden voor de sport en aan een aantal voorwaarden uit het eerste lid voldoen. Ook deze kunnen aanspraak maken op een vrijstelling. Als voorbeeld kunnen de zogenoemde buitengewone leden van het NOC*NSF genoemd worden.

Artikel 2

Het is niet uit te sluiten dat in het kader van de toepassing van artikel 32, 32a of 33 van de Successiewet 1956 een verschil van inzicht ontstaat tussen de belastinginspecteur en een landelijke sportorganisatie over de vraag of die organisatie is aangewezen in de zin van artikel 1 van deze regeling. In dat geval verzoekt de belastinginspecteur de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gelet op de ervaring en expertise met dat beleidsterrein, om een oordeel. Dit oordeel betreft een rechtsvaststellende beschikking. Tegen deze beschikking kan bezwaar bij de Minister van VWS en beroep op de gewone bestuursrechter worden ingesteld op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De inhoud van deze beschikking zal bij verkregen formele rechtskracht worden opgevolgd door de desbetreffende belastinginspecteur.

Artikel 3

De betreffende wijzigingen in de Successiewet 1956 zijn in werking getreden met ingang van 1 januari 2009. Om deze vrijstellingen mogelijk te maken vanaf die dag, heeft deze regeling terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

Naar boven