Beleidsregel van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juni 2009, houdende wijziging van de op 21 mei 2007 door de genoemde ministers vastgestelde beleidsregel inzake boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) (Stcrt. nr. 95) in verband met de maximering van de boete bij taxivervoer en enige andere wijzigingen

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 10:5 en 10:7 van de Arbeidstijdenwet;

Besluiten:

ARTIKEL I

De op 21 mei 2007 door de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken vastgestelde beleidsregel inzake boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) (Stcrt. nr. 95) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

  • 1. Deze beleidsregel is van toepassing op alle beboetbare feiten die als zodanig bij of krachtens de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.

  • 2. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet wordt voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer’ die als bijlage 1 bij deze beleidsregel is gevoegd.

  • 3. Bij de toepassing van het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. direct beboetbare feiten die worden geconstateerd bij een bedrijfs- of transportinspectie en die zijn genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel; en

    • b. feiten waarvoor tijdens een bedrijfsinspectieeerst een waarschuwing wordt gegeven (preventief handhavingstraject) en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat het betreffende wettelijke voorschrift niet is nageleefd of de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging.

B

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De boete die per boetebeschikking kan worden opgelegd bedraagt minimaal € 50,–.

C

Na artikel 4, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5

  • 1. De boete voor taxivervoer als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet personenvervoer 2000, die maximaal per boetebeschikking kan worden opgelegd, bedraagt:

    • a. voor de werkgeverals natuurlijke persoon: € 11.250,–;

    • b. voor de werkgever als rechtspersoon: € 45.000,–;

    • c. voor de zelfstandige: € 11.250,–;

    • d. voor een werknemer: € 2.500,–;

  • 2. Indien bij een inspectie wordt geconstateerd dat de registraties in de weekstaat niet juist zijn aangetekend, maar er geen arbeids-, rij- en rusttijdovertredingen zouden zijn als de registraties wel juist waren aangetekend, wordt de boete, bedoeld in bijlage 1, gematigd tot € 50,– per overtreding.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

In het onderhavige besluit wordt de sinds 23 mei 2007 van kracht zijnde beleidsregel inzake boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer zoals door de ministers van Verkeer en Waterstaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vastgesteld op 21 mei 2007 vastgesteld (Stcrt. 95), gewijzigd.

Deze wijziging is noodzakelijk omdat er tot op heden geen onderscheid werd gemaakt tussen de taxisector en de overige vervoerssectoren die onder het Arbeidstijdenbesluit vervoer vallen. Dit heeft als gevolg gehad dat de boete bij taxivervoer – vanwege de handmatige registratie van de rij- en rusttijden in de werkmap – tot een onaanvaardbaar hoog niveau kon oplopen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft in het Algemeen Overleg op 19 november 2008 en in een brief van 27 januari 2009 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (kamerstukken 31.521, nr. 7) toegezegd om de beleidsregel boeteoplegging voor taxivervoer aan te passen. Met het oog hierop is in de sinds 2007 van kracht zijnde beleidsregel een nieuw artikel – artikel 5 – toegevoegd. In dit (nieuwe) artikel 5, eerste lid, is de boete voor taxivervoer gemaximeerd per boetebeschikking. In artikel 5, tweede lid, is een onderscheid gemaakt tussen een ‘zachte’ en een ‘harde’ onjuiste aantekening. Met ‘zachte’ onjuiste aantekeningen worden overtredingen bedoeld waarbij geen sprake is van overtreding van rij- en rusttijden. De boete voor deze overtredingen is € 50,– (per overtreding). De boete voor de ‘harde’ onjuiste aantekeningen (overtreding rij- en rusttijden) blijft zoals het was vóór invoering van deze beleidsregel, namelijk € 1320,– per overtreding. Het boetebeleid voor de overige vervoerssectoren is ongewijzigd gebleven.

Artikel I (Onderdeel A)

Om de juridische duidelijkheid en de leesbaarheid te verbeteren is artikel 1 aangepast. Lid 1 is vernummerd tot lid 2. De leden 2 en 3 zijn samengevoegd en vernummerd tot lid 3. Lid 4 is vernummerd tot lid 1. De in dit artikel genoemde bijlagen 1 en 2 zijn niet gewijzigd.

Artikel I (Onderdeel B)

De zinsnede ‘aan een werkgever, een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, een persoon die een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten of een werknemer’ is weggelaten omdat die toevoeging overbodig is. De minimale boete van € 50,– geldt immers voor een ieder die op basis van het Arbeidstijdenbesluit vervoer een boete opgelegd krijgt.

Artikel I (Onderdeel C)

Het beginsel dat in de Arbeidstijdenwet en deze aangepaste beleidsregel is neergelegd dat voor de berekening van de totale boete in de boetebeschikking wordt uitgegaan van het beginsel per persoon, per dag en per beboetbaar feit brengt met zich mee dat de boete voor taxivervoerders behoorlijk kan oplopen, omdat de chauffeurs veel korte ritten maken en te maken hebben met (lange) wachttijden, en dat de administratie van de rij- en rusttijden in het taxivervoer grotendeels handmatig plaatsvindt.

Om ervoor te zorgen dat de hoogte van de boete evenredig is en recht doet aan de afwijkende positie van deze sector ten opzichte van het overige deel van het personenvervoer en goederenvervoer, is in artikel 5 van de beleidsregel een begrenzing aangebracht aan de maximaal in de boetebeschikking op te leggen boete.

Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen werkgevers als natuurlijk persoon, werkgevers als rechtspersoon, de zelfstandige en de werknemer. De maximale boetehoogte in de boetebeschikking is voor de werkgever als rechtspersoon conform de in artikel 10:7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Arbeidstijdenwet, genoemde hoogte van de boete per beboetbaar feit. Voor de werkgever als natuurlijk persoon en de zelfstandige is aansluiting gezocht bij artikel 10:7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Arbeidstijdenwet.

Voor de werknemer is, gelet op het feit dat hij in een andere inkomenscategorie valt en geen ondernemersrisico draagt, de maximale boete per boetebeschikking vastgesteld op een bedrag van € 2.500,–.

Een aanpassing van de bedragen voor de overige sectoren wordt niet opportuun geacht omdat in deze sectoren de arbeids-, rij-, en rusttijden niet handmatig worden geregistreerd in een werkmap, maar middels de door Verordening (EEG) 3821/85 en Verordening (EG) 561/2006 voorgeschreven controlemiddelen.

Omdat de arbeids-, rij-, en rusttijd registratie in het taxivervoer handmatig plaatsvindt en de kans op verschrijvingen daardoor groot is, is in het tweede lid een onderscheid gemaakt tussen:

  • onjuiste registraties van de arbeids-, rij-, en rusttijden waarbij sprake is van rij- en rusttijdenovertredingen als de registratie wel juist waren aangetekend; en

  • onjuiste registraties van de arbeids-, rij-, en rusttijden waarbij geen sprake is van rij-, en rusttijdovertredingen als de registratie wel juist waren aangetekend;

In het laatste geval wordt de boete - gelet op de geringe ernst van de overtreding - gematigd naar de (minimale) boete van € 50,– per overtreding.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven