Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 juni 2009, nr. IVV/I/2009/14359, tot wijziging van het Besluit nadere regeling eindiging recht op uitkering Werkloosheidswet

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 20, vijfde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BESLUIT NADERE REGELING EINDIGING RECHT OP UITKERING WERKLOOSHEIDSWET

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘een vorstuitkeringsreglement heeft ontvangen.’ vervangen door: artikel 18 van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. uren, waarin de werknemer niet heeft gewerkt in verband met werktijdverkorting waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.

B

In artikel 2, eerste lid, aanhef, vervalt: zonodig in afwijking van de voorgaande artikelen.

C

In artikel 4a, derde lid, vervalt: en/.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Indien tijdens een recht op uitkering na toepassing van artikel 20, zesde lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet een nieuw recht op uitkering ontstaat op grond van artikel 18 van die wet, dan wel in verband met werktijdverkorting waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend, eindigt het eerstgenoemde recht in afwijking van het bepaalde in artikel 1 niet geheel of gedeeltelijk in verband met dat nieuwe recht.

E

Onder vernummering van de artikelen 7 en 8 tot artikelen 6 en 7, vervalt artikel 6 (oud).

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 juni 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet (WW) eindigt het recht op een WW-uitkering (gedeeltelijk) indien later een nieuw uitkeringsrecht ontstaat en het aantal arbeidsuren van beide rechten, eventueel vermeerderd met het resterend aantal arbeidsuren, hoger is dan het aantal uren dat de betrokken werknemer werkte vóór hij werkloos werd. Deze bepaling voorkomt dat bij samenloop van twee of meer WW-rechten, de omvang van beide rechten in arbeidsuren groter is dan de omvang van de dienstbetrekking waarop de eerste uitkering is gebaseerd.

Met de wet van 25 juni 2009 tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (Stb. 2009, 269) zijn de gevolgen van werkhervatting voor het recht op WW gewijzigd voor personen die langer dan 52 weken onafgebroken werkloos zijn. Hervatting in arbeid als werknemer leidt voor betrokkenen niet tot een beëindiging van hun WW-recht naar rato van het aantal arbeidsuren. In plaats daarvan wordt 70% van de inkomsten uit die arbeid met de WW-uitkering verrekend. Indien de betrokken werknemer vervolgens werkloos wordt als gevolg van werktijdverkorting of als gevolg van vorst of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden, ontstaat een tweede uitkeringsrecht. Zonder deze wijzigingsregeling zou het aantal uren van het tweede WW-recht in mindering moeten worden gebracht op het eerste recht. Dat is onwenselijk voor de betrokken werknemers en werkgevers en voor de uitvoeringspraktijk van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. In de praktijk wordt de WW-uitkering bij werktijdverkorting en bij werkloosheid wegens buitengewone natuurlijke omstandigheden in nagenoeg alle gevallen via de werkgever verstrekt. De werkgever vult de uitkering veelal aan tot het gederfde loon. Na afloop van de werktijdverkorting of van de buitengewone natuurlijke omstandigheden hervat de werknemer het werk tegen het oorspronkelijke aantal uren.

Deze wijzigingsregeling beoogt de toepassing van de WW in deze situatie aan te laten sluiten op de meest voorkomende praktijk. Een tweede WW-recht dat het gevolg is van werktijdverkorting of buitengewone natuurlijke omstandigheden, heeft als gevolg van de regeling geen consequenties voor het eerdere WW-recht. De omvang van dat recht wijzigt niet.

Daar staat tegenover dat bij de verrekening van de inkomsten uit arbeid op dat eerdere recht ervan uit wordt gegaan dat die inkomsten gelijk zijn aan de inkomsten voorafgaand aan de werktijdverkorting, dan wel de toepassing van artikel 18 WW. De verrekening van de inkomsten uit arbeid in de hier bedoelde situatie is geregeld in het Inkomstenbesluit WW.

Het overgangsrecht in artikel 6 (oud) kan komen te vervallen aangezien dit geen toepassing meer vindt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven