Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2009, nr. PLW/2009/13297, tot verstrekken van subsidie voor de omscholing van werknemers (Tijdelijke subsidieregeling omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, 5 en 8 van de Kaderwet SZW-subsidies, artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 121a van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

arbeidsovereenkomst:

een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

een met ontslag bedreigde werknemer:

een werknemer als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

uitzendovereenkomst:

een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

UWV:

Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

0-uren-overeenkomst:

een oproepcontract met uitgestelde prestatieplicht.

Artikel 2 Subsidie omscholing werknemer

De Minister verstrekt, overeenkomstig de regels van deze regeling, op aanvraag aan een werkgever subsidie voor de omscholing van een werknemer, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn huidige dienstbetrekking bij een andere werkgever een dienstbetrekking had en aldaar:

  • a. een met ontslag bedreigde werknemer was;

  • b. werkzaam was op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarvan de overeengekomen duur zou eindigen op het tijdstip waarop zijn huidige dienstbetrekking is ingegaan, dan wel in de periode van vier maanden onmiddellijk na aanvang van zijn huidige dienstbetrekking;

  • c. werkzaam was op grond van een uitzendovereenkomst, dan wel,

  • d. werkzaam was op grond van een 0-uren-overeenkomst.

Artikel 3 Aanvraagtijdvak

  • 1. De mogelijkheid tot het indienen van subsidieaanvragen bestaat slechts gedurende een door de Minister vastgesteld aanvraagtijdvak.

  • 2. Het aanvraagtijdvak voor het kalenderjaar 2009 loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2009.

Artikel 4 Subsidieaanvrager

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 2, wordt aangevraagd door de werkgever tot wie de om te scholen werknemer in dienstbetrekking staat.

  • 2. De subsidie wordt verleend aan de subsidieaanvrager.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag wordt bij het UWV ingediend met gebruikmaking van een door het UWV beschikbaar gesteld aanvraagformulier, dat door de subsidieaanvrager volledig wordt ingevuld en ondertekend.

Artikel 6 Volgorde behandeling subsidieaanvragen

  • 1. Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond worden de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen. Van een volledige subsidieaanvraag is sprake, indien wordt voldaan aan artikel 5.

  • 2. Wanneer de subsidieaanvrager op grond artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3. Indien subsidieverlening op grond van de subsidieaanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het van toepassing zijnde subsidieplafond, wordt, indien de volgorde van binnenkomst van die aanvragen niet kan worden vastgesteld, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde door loting vastgesteld.

Artikel 7 Subsidieverlening

  • 1. Het UWV beslist op de subsidieaanvraag binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. Artikel 8 van de Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2009 bedraagt € 19 miljoen.

  • 2. Subsidieaanvragen die in het kalenderjaar 2009 worden ingediend komen ten laste van het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2009.

Artikel 9 Voorwaarden

  • 1. Subsidie wordt slechts verleend, indien:

    • a. de omscholing wordt gegeven aan een werknemer als bedoeld in artikel 2;

    • b. de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking met de te scholen werknemer na 1 januari 2009 is aangegaan;

    • c. de omscholing opleidt tot een diploma of een certificaat dat in de sector waarin de subsidieaanvrager zijn bedrijf of beroep heeft, algemeen is aanvaard; en

    • d. de omscholing door een externe scholingsaanbieder wordt gegeven.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend voor zover de voor subsidie in aanmerking te brengen kosten van omscholing zijn gemaakt voor de datum van indiening van de subsidieaanvraag bij het UWV.

Artikel 10 Omvang subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten van de omscholing van de werknemer, tot een maximum van € 2500,– per werknemer, indien in de sector waarin de subsidieontvanger zijn bedrijf of beroep heeft een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds werkzaam is en dat Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 50% of meer van de kosten van de omscholing van de werknemer voor zijn rekening neemt.

  • 2. De subsidie bedraagt 35% van de kosten van de omscholing van de werknemer, tot een maximum van € 1750,– per werknemer, indien in de sector waarin de subsidieontvanger zijn bedrijf of beroep heeft een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds werkzaam is en dat Opleidings- en Ontwikkelingsfonds minder dan 50% van de kosten van de omscholing van de werknemer voor zijn rekening neemt.

  • 3. Indien in de sector waarin de subsidieontvanger zijn bedrijf of beroep heeft een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds ontbreekt, bedraagt de subsidie 50% van de kosten van de omscholing van de werknemer, tot een maximum van € 2500,– per werknemer.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover de subsidie de werkelijk ten laste van de werkgever gebleven kosten, te boven gaat.

Artikel 11 Declaratie

  • 1. De subsidieaanvrager dient uiterlijk zes maanden na afloop van de omscholing van de werknemer bij het UWV een declaratie in met gebruikmaking van een door het UWV beschikbaar gesteld declaratieformulier, dat door de subsidieaanvrager volledig wordt ingevuld en ondertekend.

  • 2. Artikel 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 12 Subsidievaststelling

Het UWV stelt de subsidie vast uiterlijk dertien weken na ontvangst van de volledige declaratie.

Artikel 13 Verplichtingen subsidieaanvrager

  • 1. De subsidieaanvrager is verplicht:

    • a. desgevraagd aan het UWV aan te tonen dat de omscholing waarop de declaratie betrekking heeft, heeft plaatsgevonden en dat is voldaan aan de subsidievoorwaarden en de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b. onverwijld een melding te doen aan het UWV zodra aannemelijk is dat de omscholing niet of niet geheel zal plaatsvinden, of dat niet aan de subsidievoorwaarden of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; en

    • c. alle medewerking te verlenen aan een steekproef met betrekking tot het voldoen aan de subsidievoorwaarden en de aan de subsidie verbonden verplichtingen, alsmede de juistheid van de gedeclareerde kosten, door daartoe door het UWV aangewezen personen.

Artikel 14 Mandaat, volmacht en machtiging UWV

  • 1. De Minister verleent aan het UWV het volgende mandaat:

    • a. het UWV is bevoegd om in het kader van de uitvoering van deze regeling namens de Minister besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die een privaatrechtelijke rechtshandeling noch een besluit zijn;

    • b. het UWV is bevoegd om in het kader van de uitvoering van deze regeling namens de Minister te beslissen op bezwaarschriften, met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg;

    • c. het UWV is bevoegd om in het kader van de uitvoering van deze regeling namens de Minister in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken hoger beroep of cassatie in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep of cassatie.

  • 2. Het UWV is bevoegd in het kader van de uitvoering van deze regeling tot het verlenen van ondermandaat of het doorverlenen van zijn andere vertegenwoordigingsbevoegdheden aan bij het UWV werkzame functionarissen. Het UWV doet daarvan mededeling aan de Minister.

  • 3. De artikelen 14 tot en met 25 van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 zijn van toepassing op de uitoefening van bevoegdheden op grond van deze regeling en tevens op de uitoefening van bevoegdheden die krachtens ondermandaat respectievelijk doorverlening van volmacht en machtiging worden uitgeoefend.

Artikel 15 Verslag UWV

Het UWV brengt aan de Minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van de regeling overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 16 Financiering en administratie

  • 1. De subsidiebedragen en uitvoeringskosten van deze regeling worden gefinancierd uit een rijksbijdrage ten laste van de begroting van de Minister.

  • 2. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

  • 3. De artikelen 5.32, 5.33, 5,34 en 5.35, van de Regeling Wfsv zijn van overeenkomstige toepassing op de subsidies en uitvoeringskosten, met dien verstande, dat de afdracht van de uitvoeringskosten niet maandelijks plaats vindt.

  • 4. Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen en uitgaven voor de subsidies en de uitvoeringskosten op grond van deze regeling.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2013

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling, zoals die luidde op 31 december 2012, van toepassing op de afwikkeling van de subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Kabinet en sociale partners hebben een gezamenlijke inzet geformuleerd voor het op korte termijn aanpakken van de economische crisis (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/09, 31 700 XV, nr. 56). Deze inzet bestaat naast het zorgen voor een verantwoorde kostenontwikkeling uit het tegengaan van (langdurige) werkloosheid.

Scholing is een belangrijk middel om (langdurige) werkloosheid te voorkomen. Het vergroot de inzetbaarheid van mensen en vereenvoudigt de overgang van de ene baan naar de andere baan. De primaire verantwoordelijkheid voor en de baten van scholing van werkenden ligt bij werknemers en werkgevers zelf. De overheid stimuleert scholing via verschillende faciliteiten, zowel fiscaal als via subsidies. Voor de niet-werkenden (uitkeringsgerechtigden) geldt dat scholing door UWV/gemeenten selectief en vraaggericht op basis van maatwerk kan worden ingezet. Het belang van scholing neemt in deze periode van economische crisis toe. Mensen die hun baan verliezen zullen meer moeite hebben om nieuw werk te vinden dat aansluit bij hun kennis en vaardigheden. Het beleid van het kabinet is er op gericht om werknemers die hun baan verliezen zo snel mogelijk naar ander werk te begeleiden. Het liefst al voor ze werkloos worden. Naast de al bestaande faciliteiten ter bevordering van scholing door werkgevers en werknemers, heeft het kabinet daarom extra middelen beschikbaar gesteld voor omscholing.

Met de omscholingssubsidie wil het kabinet bevorderen dat werknemers die hun baan dreigen te verliezen door middel van omscholing snel weer aan de slag kunnen bij een andere werkgever. Mogelijk zijn werkgevers vanwege de economische onzekerheid nu terughoudend in het investeren in scholing. Werkgevers worden daarom financieel gestimuleerd om deze werknemers die nog niet over de juiste kennis en vaardigheden voor de functie beschikken, in dienst te nemen en om te scholen. Door de omscholingssubsidie te richten op een nieuwe werkgever, is de scholing gegarandeerd gekoppeld aan werk. Er bestaat ook nog steeds perspectief op ander werk. Immers in sommige sectoren en bij sommige bedrijven vallen veel ontslagen, terwijl bij andere sectoren en bedrijven nog steeds veel (moeilijk vervulbare) vacatures bestaan en zullen blijven ontstaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vacatures bij de overheid, in het onderwijs of in de zorg. Met deze subsidieregeling wil het kabinet gelet op de economische crisis de (intersectorale) mobiliteit bevorderen en mensen die hun baan verliezen stimuleren om een andere functie uit te gaan oefenen. Daarbij is de inzet van het kabinet erop gericht om werkloosheid te voorkomen. Deze regeling stimuleert dus ook juist het overgaan van werk naar werk. Voor werklozen geldt dat de reguliere instrumenten en middelen waaronder scholing door UWV/gemeente kunnen worden ingezet om mensen naar een nieuwe baan te begeleiden.

Om werkgevers te stimuleren werknemers die elders hun baan dreigen te verliezen aan te nemen ontvangt de werkgever op basis van deze regeling onder bepaalde voorwaarden een vergoeding van ten hoogste 50% van de omscholingskosten met een maximum van € 2.500,– voor de kosten van omscholing. Belangrijke voorwaarde voor deze vergoeding is dat de werkgever voor de overige omscholingskosten een aanvraag indient bij, en een financiële bijdrage van ten minste 50% van de scholingskosten ontvangt van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds in de eigen sector. Het gaat daarbij om fondsen die onder andere het verbeteren van inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt tot doel hebben. Het kabinet acht het van belang dat Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen optimaal worden ingezet voor de scholing van werknemers. Juist in deze tijd van crisis kunnen de Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen worden ingezet voor omscholing in die sectoren waar nog (voldoende) werk is, terwijl het vinden van gekwalificeerd personeel moeilijk is. Dit geldt zeker voor sectoren waarin sprake is van relatief veel lang openstaande vacatures. Een werkgever met een 50% meebetalend Opleidings- en Ontwikkelingsfonds hoeft dus per saldo zelf geen (directe) kosten te maken. Dit kan worden gerechtvaardigd door het feit dat hij ook premie heeft betaald voor de middelen in het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds.

Is er in de eigen sector wel een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds aanwezig, maar neemt dit Opleidings- en Ontwikkelingsfonds niet tenminste 50% van de omscholingskosten voor haar rekening, dan krijgt de werkgever een vergoeding van 35% van de omscholingskosten tot een maximum van € 1.750,–.

Als een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds in de eigen sector van de werkgever ontbreekt, dan ontvangt de werkgever een vergoeding van ten hoogste 50% van de omscholingskosten met een maximum van € 2.500.

De regeling richt zich op werknemers die hun baan dreigen te verliezen. Daarbij gaat het naast werknemers met een vast arbeidscontract die een ontslagaanzegging hebben ontvangen, dan wel waarvan UWV vaststelt dat het om een met werkloosheid bedreigde werknemer gaat, om mensen met een tijdelijk contract waarvan de duur zou eindigen op het tijdstip waarop de huidige dienstbetrekking is ingegaan of in de periode vier maanden na aanvang van de huidige dienstbetrekking, om mensen met een uitzendovereenkomst of een 0-uren-overeenkomst. Daarmee komt de subsidieregeling tegemoet aan de motie Halsema c.s. van 26 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 070, nr. 33) over het bevorderen van de toegang van flexwerkers tot bestaande of nieuwe scholingsfaciliteiten. De regeling heeft dus ook nadrukkelijk mede tot doel om werknemers die, hoewel niet direct met ontslag bedreigd, de mogelijkheid te bieden om gelet op hun kwetsbare positie met omscholing bij een nieuwe werkgever de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.

De omscholing moet worden verzorgd door een externe scholingsaanbieder. Welke externe scholingsaanbieder dat is, en of het bijvoorbeeld om een publiek bekostigde of private aanbieder gaat, staat de werkgever vrij. Leren op de werkplek kan uiteraard deel uitmaken van het traject. Leren op de werkplek heeft immers als voordeel dat het geleerde ook direct in de praktijk wordt gebracht. Voorwaarde is wel dat het eindresultaat van de omscholing een diploma is behorende bij een beroepsopleiding, opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen, of een opleiding, opgenomen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs dan wel een ander certificaat of deelcertificaat dat door de brancheorganisatie of door een sectorfonds in een branche als kwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt gezien. Dit betekent dat trainingen die niet leiden tot een voor de arbeidsmarkt relevant diploma of certificaat niet voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen.

Als kosten voor deze tijdelijke stimuleringsregeling komen de omscholingskosten (exclusief BTW) in aanmerking zoals opgenomen in de (door de werkgever betaalde) factuur van de externe scholingsaanbieder.

Voor omscholing is in het kader van deze regeling voor het kalenderjaar 2009 € 19 miljoen beschikbaar.

De omscholingsregeling wordt uitgevoerd door het UWV waaronder de mobiliteitscentra ressorteren. Dat maakt het mogelijk om de werkgever een integrale dienstverlening te bieden en op maat omscholingsmaatregelen in te zetten.

De administratieve organisatie van de stimuleringsregeling is voor de werkgever qua aanvraag- en toekenningsprocedure regelluw opgesteld. Om de administratieve lasten voor de werkgever zo beperkt mogelijk te houden is het ook mogelijk voor de werkgever om voorafgaande aan de omscholing op hetzelfde moment een subsidieaanvraag en declaratie bij het UWV in te dienen. Dit kan op het moment dat de scholing nog niet is gestart maar de werkgever al wel een factuur heeft van de externe scholingsaanbieder. Voor de subsidieaanvraag en declaratie dient gebruik gemaakt te worden van de aanvraag- en declaratieformulieren die te vinden zijn op de website van het UWV.

Met deze tijdelijke stimuleringsregeling biedt het kabinet voor werkgevers een extra instrument om omscholing in te zetten bij de transitie van de ene naar de andere baan. Het kabinet zal een gerichte campagne opzetten om het belang van deze inzet onder de aandacht van werkgevers te brengen.

Artikelsgewijs

Alvorens in te gaan op de onderscheidene artikelen zij er volledigheidshalve op gewezen dat op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling tevens de Algemene regeling SZW-subsidies van toepassing is, tenzij in deze regeling uitdrukkelijk van (onderdelen van) artikelen van de Algemene regeling SZW-subsidies is afgeweken.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is aangegeven wat wordt verstaan onder bepaalde in deze regeling gebruikte begrippen. Met betrekking tot het begrip ‘een met ontslag bedreigde werknemer’ is aangesloten bij artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Een met ontslag bedreigde werknemer is in deze derhalve een werknemer die kan aantonen dat zijn dienstbetrekking binnen vier maanden zal eindigen en van wie naar het oordeel van het UWV redelijkerwijs valt aan te nemen dat hij recht zal hebben op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet. Voor wat de begrippen ‘arbeidsovereenkomst‘ en ‘uitzendovereenkomst’ betreft, is, zoals gebruikelijk, aangesloten bij de desbetreffende bepalingen in boek 7 van het Burgerlijk wetboek. Naast deze overeenkomsten is de 0-uren-overeenkomst afzonderlijke gedefinieerd, vanwege het bijzondere kenmerk dat de prestatieplicht is uitgesteld. Het begrip ‘0-uren-overeenkomst’ is als zodanig niet in het Burgerlijk Wetboek vervat; voor de definiëring van dit begrip is aansluiting gezocht bij de omschrijving die de Centrale Raad van Beroep hanteert.

Artikel 2 Subsidie omscholing werknemer; Artikel 3 Aanvraagtijdvak; Artikel 4 Subsidieaanvrager

De Minister – in de uitvoeringspraktijk: het UWV aan wie de Minister de uitvoering van deze regeling heeft gemandateerd – verstrekt desgevraagd aan een werkgever subsidie voor de omscholing van een werknemer, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn huidige dienstbetrekking bij een andere werkgever een dienstbetrekking had en voorts voldoet aan één van de volgende kenmerken: de om te scholen werknemer dient onmiddellijk voorafgaande aan zijn huidige dienstbetrekking:

  • òf een met ontslag bedreigde werknemer te zijn geweest,

  • òf werkzaam te zijn geweest op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarvan de overeengekomen duur zou eindigen op het tijdstip waarop zijn huidige dienstbetrekking is ingegaan, dan wel in de periode van vier maanden onmiddellijk na aanvang van zijn huidige dienstbetrekking,

  • òf werkzaam te zijn geweest op grond van een uitzendovereenkomst,

  • òf werkzaam te zijn geweest op grond van een 0-uren-overeenkomst.

Aanvragen voor subsidie kunnen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling gedurende het gehele jaar 2009 worden ingediend. De subsidie voor de omscholing van de werknemer moet worden aangevraagd door de werkgever tot wie die werknemer in dienstbetrekking staat. Indien de werkgever voor subsidieverlening in aanmerking komt, wordt de subsidie aan de werkgever/subsidieaanvrager verleend. Het is op grond van deze regeling derhalve niet mogelijk om subsidie voor een ander aan te vragen.

Artikel 5 Subsidieaanvraag; Artikel 6 Volgorde behandeling subsidieaanvragen; Artikel 7 Subsidieverlening

Voor het indienen van een subsidieaanvraag op grond van deze regeling dient gebruik gemaakt te worden van een door het UWV beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Dit formulier dient door de subsidieaanvrager na volledige invulling te worden ondertekend. De subsidieaanvragen worden behandeld volgens het systeem: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, waarbij alleen de aanvragen in behandeling worden genomen die volledig voldoen aan het bepaalde in artikel 5 van de regeling. Wanneer een subsidieaanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn onvolledige subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum waarop de volledig aangevulde subsidieaanvraag is ontvangen. Indien subsidieverlening op grond van de subsidieaanvragen die op dezelfde dag zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt wanneer de volgorde van de op die dag ontvangen aanvragen niet kan worden vastgesteld, de volgorde van de op die dag ontvangen subsidieaanvragen door het UWV met behulp van loting vastgesteld.

Op een in behandeling genomen subsidieaanvraag wordt door het UVW binnen acht weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag beslist. Artikel 8 van de Algemene Regeling SZW-subsidies dat voorziet in de mogelijkheid dat gedurende de looptijd van de activiteiten tot 80% van de verleende subsidie kan worden bevoorschot, is niet van toepassing. Hiertoe is gekozen, omdat de kosten van de uitvoering van een voorschotsysteem in de regel niet op zullen wegen tegen de uiteindelijk te verlenen subsidie aan een werkgever, die immers ten hoogste € 2500,– per te scholen werknemer bedraagt.

Artikel 8 Subsidieplafond; Artikel 9 Voorwaarden

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor het kalenderjaar 2009 maximaal € 19 miljoen beschikbaar. Subsidieaanvragen die in 2009 worden ingediend komen ten laste van het subsidieplafond dat voor het kalenderjaar 2009 is vastgesteld.

In artikel 9 wordt de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie nader omkaderd. Subsidie wordt slechts verleend indien de omscholing een werknemer betreft die onmiddellijk voorafgaande aan zijn huidige dienstbetrekking bij een andere werkgever een dienstbetrekking had en aldaar een met ontslag bedreigde werknemer was, òf werkzaam was op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarvan de overeengekomen duur zou eindigen op het tijdstip waarop zijn huidige dienstbetrekking is ingegaan, dan wel in de periode van vier maanden onmiddellijk na aanvang van zijn huidige dienstbetrekking, òf werkzaam was op grond van een uitzendovereenkomst, òf werkzaam was op grond van een 0-uren-overeenkomst. Gelet op het feit dat deze subsidie een van de maatregelen is die tegen de achtergrond van de economische crisis wordt getroffen, is voorts uitdrukkelijk bepaald dat de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking met de om te scholen werknemer na 1 januari 2009 is aangegaan.

Tot slot is nog met betrekking tot de omscholing vereist dat die omscholing in ieder geval opleidt tot een diploma of een certificaat dat in de sector waar de subsidieaanvrager werkzaam is, algemeen is aanvaard en dat die omscholing door een externe scholingsaanbieder wordt gegeven.

In het tweede lid van het onderhavige artikel is – zoals gebruikelijk op het gebied van subsidies – voorts nog bepaald dat geen subsidie wordt verleend voor zover de voor subsidie in aanmerking te brengen kosten zijn gemaakt voor de datum van de subsidieaanvraag.

Artikel 10 Omvang subsidie

Om een subsidieaanvrager te stimuleren om voor de omscholingskosten mede een financieel beroep te doen op het Opleidings- en Ontwikkingsfonds dat werkzaam is in de sector waarin hij zijn bedrijf en beroep heeft, is het subsidiebedrag mede afhankelijk van de financiële bijdrage van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds.

De subsidie bedraagt 35% van de omscholingskosten, tot een maximum van € 1750,– per werknemer indien in de sector waarin de subsidieontvanger zijn bedrijf of beroep heeft een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds werkzaam is en dat Opleidings- en Ontwikkelingsfonds minder dan 50% van de kosten van de omscholing van de werknemer voor zijn rekening neemt.

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de omscholingskosten, met een maximum van € 2500,– per werknemer, indien de subsidieaanvrager van dat Opleidings- en Ontwikkelingsfonds een financiële bijdrage van tenminste 50% van de omscholingkosten ontvangt. Dit subsidiepercentage en het maximum subsidiebedrag geldt ook indien de subsidieaanvrager wegens het ontbreken van een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds in de sector waarin hij zijn bedrijf of beroep, geen beroep op een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds heeft kunnen doen. In aanmerking nemende dat een subsidie een al dan niet volledige vergoeding van de werkelijk ten laste van de subsidieaanvrager gebleven kosten is, wordt geen subsidie verleend voor zover de subsidie de werkelijk ten laste van de subsidieaanvrager gebleven kosten te boven gaat. Dit betekent dat ingeval de werkgever zijn werknemer laat scholen à raison van € 5000,– terwijl hij van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds een bijdrage van € 4000,- heeft ontvangen, hij maximaal € 1000,- aan subsidie krijgt toegekend. Een hoger bedrag zou immers de werkelijk te zijne laste gebleven kosten te boven gaan en alszodanig geen subsidie meer zijn, maar een schenking aan de desbetreffende werkgever.

Artikel 11 Declaratie; Artikel 12 Subsidievaststelling

Uiterlijk zes maanden na afloop van de omscholing van zijn werknemer dient de subsidieaanvrager, met gebruikmaking van een door het UWV beschikbaar gesteld declaratieformulier, bij het UWV een declaratie in. In aanmerking nemende dat het niet in de rede ligt dat een werkgever op grond van deze regeling € 50.000,– of meer zal declareren is artikel 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies met betrekking tot de verklaring van een accountant niet van toepassing verklaard.

Het UVW stelt de subsidie vast na ontvangst van de volledige declaratie, dat wil zeggen het volledig ingevulde en ondertekende declaratieformulier. In verband met het feit dat de regeling voorziet in een steekproef is de termijn voor het vaststellen van de subsidie op uiterlijk dertien gesteld. Nadat de subsidie is vastgesteld wordt het desbetreffende bedrag zo spoedig mogelijk aan de subsidieaanvrager betaald.

Artikel 13 Verplichtingen subsidieaanvrager

Subsidieaanvragers zullen steekproefsgewijs gecontroleerd worden of de door hen gedeclareerde kosten en opbrengsten correct zijn en of (al dan niet in het verlengde daarvan) de subsidie terecht is verleend. Tegen de achtergrond van deze steekproeven is in het onderhavige artikel voorzien in een medewerkingsverplichting van de subsidieaanvrager. Naast de medewerkingsplicht is de subsidieaanvrager verplicht om desgevraagd aan te tonen dat de omscholing waarvan de kosten worden gedeclareerd daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidievoorwaarden en de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. In het licht van deze verplichting en de te houden steekproeven is het van belang dat de subsidieaanvrager een inzichtelijke en controleerbare administratie bijhoudt met betrekking tot zowel de kosten die op grond van deze regeling voor subsidie in aanmerking worden gebracht, als de voor de desbetreffende omscholing ontvangen financiële bijdragen van derden. Voorts is de subsidieaanvrager verplicht om zodra aannemelijk is dat de omscholing niet (geheel) zal plaatsvinden, of zodra aannemelijk is dat niet aan de subsidievoorwaarden of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, dat onverwijld aan het UWV te melden.

Artikel 14 Mandaat, volmacht en machtiging UWV

Deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies. Die wet heeft betrekking op subsidieverstrekking door de Minister. Het onderhavige artikel voorziet erin dat de Minister het UWV mandateert om deze regeling namens hem uit te voeren. Hierbij is tevens mandaat geregeld voor de behandeling van bezwaar en beroep door het UWV. Omdat het hier het opdragen van een taak aan het UWV betreft, al is het dan uitvoering in mandaat, is deze regeling ook gebaseerd op artikel 32d, tweede lid, van de Wet SUWI.

Artikel 15 Verslag UWV; Artikel 16 Financiering en administratie

Adressaat van de artikelen 15 en 16 is niet de subsidieontvanger, maar het UWV. In artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is onder meer bepaald dat het UWV een jaarverslag, jaarrekening en kwartaalverslagen maakt en deze aan de Minister aanbiedt. Aangezien het van belang is om de resultaten tijdig te monitoren is deze bepaling opgenomen.

Het UWV ontvangt een rijksbijdrage voor de subsidies en uitvoeringskosten. Uitgangspunt is, dat voor de financiering en afdracht en verantwoording van de rijksbijdrage regels gelden die aansluiten bij die van andere rijksgefinancierde regelingen. In artikel 121a van de Wet financiering sociale verzekeringen is bepaald dat regels kunnen worden gesteld voor de afdracht en vaststelling van een rijksbijdrage aan UWV met name voor de financiering van subsidieregelingen die gebaseerd zijn op de Kaderwet SZW-subsidies. Dit artikel vormt daarmee ook de grondslag voor het bepaalde in artikel 15. Bepaald is dat de afdracht van de rijksbijdrage via de rekening- courant van het Algemeen Werkloosheidsfonds loopt.

Voorts wordt verwezen naar een aantal artikelen van de Regeling Wfsv. In hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 3, van die regeling zijn regels gegeven over de afdracht aan (het Toeslagenfonds en) het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten. De regels over het bepalen van de uitvoeringskosten en de afrekening en vaststelling zijn ‘van overeenkomstige toepassing’ verklaard. Daarbij is bepaald, dat de betaling van de uitvoeringskosten niet maandelijks plaatsvindt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven