Besluit instelling Commissie evaluatie antiterrorismebeleid

22 oktober 2008

Nr. 5567338/08/NCTb

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gezien de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Pechtold met het verzoek te bezien op welke wijze een onderzoek naar het Nederlandse antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven en de Kamer hierover te informeren1;

Overwegende:

  • dat vrijwel alle maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding reeds gekoppeld zijn aan een evaluatiemechanisme.

  • dat wij het van belang achten om naast de uitkomsten van de reeds lopende en voorziene onderzoeken een beeld te krijgen van mogelijke dwarsverbanden tussen de uitkomsten van de verschillende onderzoeken.

Besluiten:

Artikel 1

In te stellen een onafhankelijke Commissie evaluatie antiterrorismebeleid.

De Commissie heeft tot taak te onderzoeken:

  • Op welke wijze de genomen maatregelen meer in onderlinge samenhang beoordeeld kunnen worden.

  • Op welke wijze deze onderlinge samenhang kan bijdragen aan de voorbereiding van nieuw beleid.

  • Wat de aandachtspunten zijn bij de standpuntbepaling van het kabinet over de uitkomsten van de geplande evaluaties van de terrorisme gerelateerde wet- en regelgeving.

Artikel 2

De Commissie richt het onderzoek in overeenkomstig de door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde onderzoeksopdracht. De Commissie kan adviezen van derden inwinnen.

Artikel 3

In de Commissie hebben zitting:

als lid, tevens voorzitter: mr J.J.H. Suyver;

als leden: prof. mr. M.J. Borgers, prof. mr. C.P.M. Cleiren, de heer P.J. van Zunderd.

Artikel 4

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stellen de Commissie alle benodigde middelen en ondersteuning ter beschikking. Een ieder die werkzaam is voor de Commissie is voor de uitoefening van zijn taak terzake uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de Commissie.

Artikel 5

  • 1. De Commissie brengt zo spoedig mogelijk, uiterlijk april 2009, haar rapport uit aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Commissie zal aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties advies uitbrengen met betrekking tot de in artikel 1 vermelde onderwerpen, en indien haar onderzoek daartoe aanleiding geeft, andere onderwerpen die geregeld moeten worden in verband met de evaluatie van antiterrorismebeleid.

  • 2. Na het uitbrengen van haar advies is de Commissie opgeheven.

Artikel 6

De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie.

Artikel 7

De leden van de Commissie ontvangen vacatiegelden op basis van het Vacatiegeldenbesluit

1988 en de daarop voor het Ministerie van Justitie geldende bepalingen, waarbij de Commissie als ‘zwaar’ in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. Daarnaast hebben de leden van de Commissie recht op vergoeding wegens reiskosten en verblijfskosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 oktober 2008.

Dit besluit vervalt een jaar na plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit instelling Commissie evaluatie antiterrorismebeleid.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 22 oktober 2008

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

De afgelopen jaren is in hoog tempo gewerkt aan tal van wetswijzigingen die het Nederlandse recht, en vooral het straf- en strafprocesrecht, meer hebben toegesneden op de dreiging van terroristische aanslagen. Voor de evaluatie van deze wettelijke maatregelen gelden verschillende mechanismen, hetgeen mede te verklaren is uit de oorsprong van de betreffende wetgeving. Ook overigens genomen maatregelen worden volgens verschillende mechanismen geëvalueerd. De vraag die mede naar aanleiding van bovenstaande is gerezen is op welke wijze de genomen maatregelen meer in onderlinge samenhang beoordeeld kunnen worden.

Bovendien rijst de vraag op welke wijze de onderlinge samenhang kan bijdragen aan de voorbereiding van nieuw beleid.

Van belang is daarom om naast de uitkomsten van de reeds lopende en voorziene evaluatieonderzoeken een beeld te krijgen van mogelijke dwarsverbanden tussen de uitkomsten van deze verschillende onderzoeken.

Naar aanleiding van de in het besluit aangehaalde motie, ingediend door het Tweede Kamerlid Pechtold, is besloten onder voorzitterschap van mr. J.J.H. Suyver een Commissie in te stellen. Vanuit hun specifieke kennis en ervaring zijn als lid benoemd, respectievelijk, prof. mr. M.J. Borgers, prof. mr. C.P.M. Cleiren, en de heer P.J. van Zunderd.

Doel van het onderzoek is om antwoord te krijgen op de volgende vragen:

  • Op welke wijze kunnen de genomen maatregelen meer in onderlinge samenhang beoordeeld worden.

  • Op welke wijze kan deze onderlinge samenhang bijdragen aan de voorbereiding van nieuw beleid.

  • Wat de aandachtspunten zijn bij de standpuntbepaling van het kabinet over de uitkomsten van de geplande evaluaties van de terrorisme gerelateerde wet- en regelgeving.

Het streven is erop gericht dat de Commissie uiterlijk april 2009 haar rapport met betrekking tot de in artikel 1 opgedragen taken aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal aanbieden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.


XNoot
1

Kamerstukken II 2007–2008 31 200 VI, stuknummer 79.

Naar boven