Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 juni 2009, nr. BJZ2009038757, houdende regels met betrekking tot de basisregistraties adressen en gebouwen (Regeling basisregistraties adressen en gebouwen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, 14, tweede lid, en 17, tweede lid, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2. INRICHTING VAN DE REGISTERS EN DE REGISTRATIES

Artikel 2

Bij de administratieve inrichting van het adressenregister en het gebouwenregister respectievelijk de adressenregistratie en de gebouwenregistratie dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat de processen ter uitvoering van de verplichtingen die bij of krachtens de wet op hen rusten op een zorgvuldige, transparante en consistente wijze worden vormgegeven.

Artikel 3

Bij de technische inrichting van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat:

  • a. voor het houden van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie een uitwijkconfiguratie beschikbaar is, en

  • b. van de in de adressenregistratie en de gebouwenregistratie opgenomen gegevens iedere werkdag een back-up wordt gemaakt.

HOOFDSTUK 3. SYSTEEMBESCHRIJVING

Artikel 4

De systeembeschrijving, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, is vervat in de bijlagen I en II bij deze regeling.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5

Voor zover in de bijlagen I en II bij deze regeling ten aanzien van producten technische voorschriften zijn gesteld als bedoeld in de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217), worden met die producten gelijkgesteld producten die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met die technische voorschriften wordt nagestreefd.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling basisregistraties adressen en gebouwen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen I en II, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en op internet worden geplaatst op www.vrom.nl.

Den Haag, 8 juni 2009

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Op 24 januari 2008 is de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de wet) tot stand gekomen. Deze wet, die nadien is gewijzigd bij de wet van 14 februari 2009 tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de Kadasterwet, voorziet in het instellen van een basisregistratie adressen, bestaande uit een adressenregister en een geautomatiseerde adressenregistratie, en een basisregistratie gebouwen, bestaande uit een gebouwenregister en een geautomatiseerde gebouwenregistratie. Burgemeester en wethouders zijn op grond van de wet verplicht bepaalde brondocumenten in te schrijven in het adressenregister respectievelijk het gebouwenregister en bepaalde gegevens uit die documenten op te nemen in de adressenregistratie respectievelijk de gebouwenregistratie.

De wet bevat de verplichting voor een bestuursorgaan om de in de adressenregistratie en gebouwenregistratie opgenomen authentieke gegevens bij het vervullen van zijn publiekrechtelijke taak te gebruiken. Hiermee samenhangend is in de wet het principe van eenmalige gegevensverstrekking neergelegd, op grond waarvan degene die door een bestuursorgaan wordt verzocht om een gegeven te verstrekken dat in de adressenregistratie of gebouwenregistratie als authentiek gegeven beschikbaar is, aan dat verzoek geen gehoor hoeft te geven. De wet voorziet verder in een centrale ontsluiting van de gegevens die zijn opgenomen in alle afzonderlijke gemeentelijke adressenregistraties en gebouwenregistraties in den lande via een landelijke voorziening, die wordt gehouden en beheerd door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster (hierna: de Dienst).

De basisregistraties adressen en gebouwen maken deel uit van het bredere stelsel van basisregistraties, dat ertoe strekt de informatiehuishouding van de overheid te verbeteren ter verhoging van de kwaliteit van de besluitvorming en de vermindering van bestuurlijke en administratieve lasten.

2. Inhoud en reikwijdte Regeling basisregistraties adressen en gebouwen

De inwerkingtreding van de wet verloopt in fasen. Van de inwerkingtreding in de eerste fase zijn uitgezonderd, op hoofdlijnen weergegeven, de bepalingen van de wet die betrekking hebben op het (verplicht) gebruik van de authentieke gegevens uit de adressenregistratie en de gebouwenregistratie en op de periodieke controle van de uitvoering van de wet.

Om die reden wordt in deze regeling thans nog geen uitwerking gegeven aan de bepalingen van de wet die de grondslag bieden om met betrekking tot deze onderwerpen bij ministeriële regeling regels te geven. Dit betreft de artikelen 42, vijfde lid, en 43, derde lid, van de wet.

De regeling richt zich in deze eerste fase met name op het nader uitwerken van de meer technische aspecten van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie. Met deze regeling worden deze aangelegenheden, waarvan de inhoud reeds ten behoeve van het implementatieproces bij de gemeenten via diverse documenten werd bekendgemaakt, geformaliseerd.

3. Voorbereidingsprocedure

Ten aanzien van de regeling heeft geen zelfstandige toetsing van de gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers, bedrijven en overheden, noch van overige effecten plaatsgehad.

Alle relevante aspecten zijn getoetst bij de voorbereiding van de wet zelf. Er is geen sprake van wijzigingen in de opzet van het stelsel die aanleiding vormen voor een hernieuwde toetsing.

Het ontwerp van de regeling is geaccordeerd door de stuurgroep Basisregistraties adressen en gebouwen, waarin onder andere zijn vertegenwoordigd de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Dienst.

4. Notificatie van technische voorschriften aan de Europese Commissie

De ontwerpregeling is op 27 februari 2009 gemeld aan de Europese Commissie (notificatienummer 2009/108/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Artikel 4 van deze regeling, in samenhang met de bij de regeling behorende bijlagen I en II, bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van de hiervoor bedoelde richtlijn. Met het oog hierop is in artikel 5 van de regeling een bepaling van wederzijdse erkenning opgenomen, waarmee wordt voorkomen dat er een handelsbelemmering ontstaat.

Naar aanleiding van de melding aan de Europese Commissie zijn geen reacties binnengekomen.

II. Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3

In deze artikelen wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 9, tweede lid, en 14, tweede lid, van de wet. Het betreft hier regels omtrent de administratieve inrichting van het adressenregister en het gebouwenregister respectievelijk de adressenregistratie en de gebouwenregistratie (artikel 2) en omtrent de technische inrichting van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie (artikel 3). Beide artikelen hebben betrekking op elementen die in het kader van de periodieke controle, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de wet, uitdrukkelijk aan de orde zullen komen. Deze elementen zijn nader omschreven in artikel 13 van het Besluit basisregistraties adressen en gebouwen. Artikel 2 heeft betrekking op de organisatie van de processen binnen een gemeente ter uitvoering van de wet en artikel 3 op de continuïteit van het binnen een gemeente voor de adressenregistratie en de gebouwenregistratie gebruikte informatiesysteem.

Artikel 2 schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de administratieve inrichting van het adressenregister en het gebouwenregister respectievelijk de adressenregistratie en de gebouwenregistratie ervoor zorg moeten dragen dat de processen ter uitvoering van de verplichtingen die bij of krachtens de wet op hen rusten op een zorgvuldige, transparante en consistente wijze worden vormgegeven. De kwaliteit van de processen kan als maatstaf worden gezien voor de kwaliteit van de gegevenshuishouding van de desbetreffende gemeente in de toekomst. Indien de processen goed zijn georganiseerd, dan leidt dat tot een geringere kans op fouten en krijgen de gegevens op termijn een hogere kwaliteit.

Artikel 3 schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de technische inrichting van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie ervoor zorg moeten dragen dat voor het houden van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie een uitwijkconfiguratie beschikbaar is en dat van de in de adressenregistratie en de gebouwenregistratie opgenomen gegevens iedere werkdag een back-up wordt gemaakt. Deze voorzieningen strekken ertoe om ook ingeval van een calamiteit de continuïteit van de adressenregistratie en de gebouwenregistratie te verzekeren. Aan de eis inzake de uitwijkconfiguratie kan uitvoering worden gegeven door als gemeente hetzij zelf te beschikken over een locatie waar een uitwijkconfiguratie beschikbaar wordt gehouden, hetzij een overeenkomst te hebben met een derde voor het beschikbaar houden, en op het moment dat het nodig is ter beschikking stellen, van een uitwijkconfiguratie. Aan de eis inzake de back-up kan uitvoering worden gegeven door de gegevens in de adressenregistratie en de gebouwenregistratie te kopiëren naar een tape, een verwijderbare harde schijf of een ander medium, dan wel via een directe verbinding te dupliceren naar een zogeheten ‘mirror’ (kopieserver). De voorgeschreven frequentie voor het maken van de back-up – iedere werkdag – betekent feitelijk dat de gegevens zoals die één werkdag geleden luidden de volgende werkdag moeten kunnen worden gereconstrueerd.

Artikel 4

Artikel 4 van de regeling, in samenhang met de bijlagen I en II bij de regeling, bevat de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet. De systeembeschrijving valt als het ware in deze twee onderdelen (de bijlagen) uiteen.

Bijlage I, de zogeheten Catalogus BAG, definieert per object dat in de adressenregistratie respectievelijk de gebouwenregistratie moet worden opgenomen de in paragraaf 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de wet genoemde gegevens, alsmede de domeinen die van deze gegevens deel uitmaken. Met deze definities wordt de eenduidigheid van de gemeentelijke registraties bewerkstelligd.

Bijlage II, de zogeheten Koppelvlakbeschrijving BAG, beschrijft het koppelvlak tussen de gemeentelijke adressenregistratie en gebouwenregistratie met de landelijke voorziening.

In de Koppelvlakbeschrijving is beschreven hoe de geautomatiseerde communicatie tussen gemeenten en de landelijke voorziening plaatsvindt en hoe de aan de landelijke voorziening te zenden berichten zijn vormgegeven. Ingevolge artikel 31, tweede lid, van de wet dienen burgemeester en wethouders de koppelvlakbeschrijving bij het verstrekken van gegevens aan de landelijke voorziening in acht te nemen.

Het koppelvlak met de landelijke voorziening is opgesteld in 2006. Leveranciers van gemeentelijke BAG-applicaties hebben op basis hiervan software ontwikkeld. Deze software is nu bij veel gemeenten in het land geïmplementeerd. Het koppelvlak maakt gebruik van de bij gemeenten gebruikelijke standaard voor gegevensuitwisseling, het Standaard UitwisselingsFormaat (StUF). Voor het gemeentelijk domein is StUF eind 2008 door het College voor Standaardisatie als standaard aangewezen. Daarnaast is in 2008 besloten dat binnen de overheid gebruik wordt gemaakt van afspraken die zijn vastgelegd in het kader van de Overheids Service Bus (OSB). Om hieraan in het gemeentelijk domein te voldoen is een nieuwe versie van StUF (3.x) nodig, die in de eerste helft van 2009 wordt vastgesteld. Het koppelvlak van de BAG zal binnen enkele jaren worden aangepast aan de nieuwe versie van StUF en voldoet daarmee dan aan de OSB-standaard. Om het implementatieproces bij de gemeenten niet te verstoren, gaat de Koppelvlakbeschrijving thans nog uit van het hanteren van StUf vanaf versie 2.05. Over het moment waarop zal worden overgestapt naar de nieuwe versie van StUF, zullen in het kader van het beheeroverleg over de landelijke voorziening tussen de Dienst en de gemeenten nadere afspraken worden gemaakt. De Koppelvlakbeschrijving zal in verband daarmee zo nodig worden aangepast.

Artikel 5

Artikel 5 van de regeling bevat een zogeheten bepaling van wederzijdse erkenning. Op de achtergrond hiervan is reeds in paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting ingegaan.

Artikel 6

De datum van inwerkingtreding van deze regeling – 1 juli 2009 – komt overeen met de datum van inwerkingtreding van de eerste fase van de wet. Deze fasering is in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting reeds nader toegelicht.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Naar boven