Besluit van de Minister van Justitie van 9 juni 2009, nummer WBN 2009/2, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Minister van Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit optie- en Naturalisatiegelden en de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.4/13-2 Toelichting ad artikel 13, eerste lid, RWN komt te luiden:

2.4 Beoordeling of laag tarief van toepassing is

In geval van financieel min- en onvermogen van de verzoeker(s) is een laag tarief van toepassing. Elk van de drie Koninkrijksdelen heeft in de ingevolge artikel 3, tweede lid, BON 2000 totstandgekomen ministeriële regeling eigen criteria ontwikkeld om de status van min- en onvermogenden vast te stellen. Voor Nederland wordt die status vastgesteld aan de hand van een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand (een verklaring op grond van artikel 7, tweede lid, onder d, Wet op de rechtsbijstand inhoudende de vaststelling van de draagkracht overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de rechtsbijstand).

Deze verklaring is verkrijgbaar bij de raad voor rechtsbijstand. De inkomensverklaring van de raad is niet nodig indien de verzoeker alleen inkomsten heeft uit de Wet werk en bijstand (Wwb). In dat geval volstaat de Verklaring bijstandsgerechtigden en asielzoekers (Wwb, ROA). Deze verklaring is verkrijgbaar bij de gemeente.

Een verzoeker komt in aanmerking voor tarief C als het inkomen van verzoeker niet uitkomt boven de op hem of haar toepasselijke norm uit de Wwb. Het gaat dan om de norm die van toepassing is in het halfjaar dat het naturalisatieverzoek wordt ingediend en de betalingsverplichting wordt vastgesteld. Bij de beoordeling of de verzoeker in aanmerking komt voor laag tarief wordt, gelet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap, in het geval deze gehuwd is, dan wel een (geregistreerde) partner heeft (tenzij deze echtgeno(o)t(e) of partner van de verzoeker duurzaam gescheiden leeft) dan wel een duurzaam huishouden voert met een persoon (tenzij tussen hen een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat), het inkomen van beiden meegerekend.

Gemeenschappelijke verzoekers komen in aanmerking voor tarief D als hun gezamenlijke inkomen niet uitkomt boven de norm uit de Wwb, die op hen van toepassing is op het moment dat het naturalisatieverzoek wordt gedaan en de betalingsverplichting wordt vastgesteld.

In het geval van een zelfstandig verzoek van een minderjarige wordt het toepasselijk tarief (gewoon of verminderd tarief) bepaald aan de hand van het inkomen van de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind.

In het geval een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand wordt overgelegd, vindt beoordeling of de verzoeker in aanmerking komt voor het laag tarief plaats door middel van een omrekening aan de hand van de ‘Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990’ van het in de inkomensverklaring vermelde belastbare jaarinkomen naar de op de verzoeker toepasselijke norm uit de Wwb. De omgerekende jaarbedragen zijn vermeld in onderstaande tabel.

De bijstandsnormen worden halfjaarlijks gewijzigd. De datum van indiening van het verzoek om naturalisatie is bepalend voor de toepasselijke bijstandsnorm. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt de nieuwe bijstandsnorm bekend via persberichten. Nadere informatie over de bijstandsnormen kan worden verkregen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, telefoonnummer (070) 3334444 of 0800 9051. Als de bijstandsnormen gewijzigd worden zullen de nieuwe jaarbedragen in een WBN worden gepubliceerd.

Ter vaststelling of een verzoeker die een inkomensverklaring, afgegeven door de raad voor rechtsbijstand overlegt, in aanmerking komt voor een laag tarief geldt onderstaande omrekentabel. Aan de hand van de bedragen in die tabel wordt bepaald of een verzoeker voor een laag tarief in aanmerking komt. Is het inkomen en vermogen van verzoeker(s) niet hoger dan het op de situatie van de verzoeker(s) van toepassing zijnde bedrag in de tabel, dan komt of komen verzoeker(s) in aanmerking voor een laag tarief.

Verzoeker(s)

Omgerekend jaarinkomen zoals vermeld in de inkomensverklaring, geldend per 1 juli 2009 tot 1 januari 2010

Gehuwden en ongehuwd samenwonenden

 

Beiden 21 jr en ouder, jonger dan 65 jr.

€ 19.196,96

Beiden 65 jr en ouder

€ 20.654,62

Een echtgenoot/partner ouder dan 65, de ander tenminste 21 jr.

€ 20.654,62

  

Alleenstaande ouders (met kinderen jonger dan 18)

 

21 jr en ouder maar jonger dan 65 jr

€ 13.272,53

65 jr en ouder

€ 20.187,46

  

Alleenstaanden

 

Ouder dan 21 jr, maar jonger dan 65 jr

€ 9.598,48

Ouder dan 65 jr

€ 16.535,17

  

Jongeren (18 tot en met 20 jr)

 

Gehuwden, een partner jongere

€ 11.176,78

Idem, met kinderen

€ 15.903,86

Gehuwden, beide jongere

€ 5.740,28

Idem, met kinderen

€ 9.062,98

Alleenstaande ouders

€ 5.228,48

Alleenstaanden

€ 2.870,14

Voorbeeld

Verzoeker, alleenstaande, ouder dan 21 maar jonger dan 65, dient een naturalisatieverzoek in. Verzoeker meent in aanmerking te komen voor laag tarief en legt een inkomensverklaring T-2 van de raad voor rechtsbijstand over. Uit de inkomensverklaring blijkt dat het belastbaar jaarinkomen van betrokkene € 9.608,77 bedraagt. Volgens de omrekentabel komt verzoeker niet in aanmerking voor het laag tarief, omdat hij ten hoogste € 9.598,48 aan inkomsten zou mogen hebben gehad.

Wwb-toeslagen worden niet meegerekend

Op grond van de Wwb bestaat de mogelijkheid toeslagen toe te kennen. De Gemeentelijke Sociale Diensten hebben een beleidsvrijheid met het toekennen van deze toeslagen en er zijn geen standaardnormeringen ontwikkeld. In dat kader dient uitsluitend te worden getoetst aan de bijstandsnormen zonder toeslagen. Dit betekent dat een verzoeker wiens inkomsten bestaan uit een uitkering Wwb, al dan niet aangevuld met een toeslag Wwb (hetzij structureel, hetzij incidenteel) in aanmerking komt voor naturalisatie tegen laag tarief.

Het komt voor dat verzoekers die een combinatie van verschillende uitkeringen ontvangen, door verschillende berekeningssystemen van de uitkeringsinstanties een inkomen genieten dat slechts enkele euro’s boven de voor hen geldende bijstandsnormen ligt. Uitsluitend in die gevallen waarin de verzoeker en zijn/haar eventuele echtgeno(o)t(e) of partner verschillende uitkeringen geniet(en) (dus bijvoorbeeld niet in gevallen waarin inkomsten uit arbeid worden genoten), geldt dat als het belastbaar jaarinkomen in het peiljaar niet meer dan € 100 boven het in het op betrokkene(n) van toepassing zijnde bedrag in bovenstaande omrekentabel ligt, de verzoeker toch in aanmerking komt voor het verminderd tarief. Ook hier geldt dat de verzoeker een en ander door middel van een inkomensverklaring T-2 van de raad voor rechtsbijstand dient aan te tonen. De inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand moet afgegeven zijn in hetzelfde jaar waarin het verzoek om naturalisatie is ingediend.

Voorbeeld

Een verzoeker had in het peiljaar T-2 een WAO-uitkering. Omdat deze uitkering beneden het bijstandsniveau ligt, ontvangt de verzoeker een aanvulling op grond van de Toeslagenwet. Hierdoor is het belastbaar jaarinkomen van de verzoeker € 67 hoger dan de voor hem geldende bijstandsnorm. De aanvulling op grond van de Toeslagenwet is verleend om het inkomen van de verzoeker aan te vullen tot het bijstandsniveau. Door de verschillende berekeningssystemen van de bedrijfsvereniging en de Sociale Dienst ligt het inkomen van verzoeker iets boven de voor hem geldende bijstandsnorm. De achterliggende gedachte van de verleende aanvulling is om de verzoeker een inkomen op bijstandsniveau te verschaffen. In dat kader komt de verzoeker in aanmerking voor het lage tarief. Indien de verzoeker meent voor laag tarief in aanmerking te komen, zal hij een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand moeten tonen.

Te overleggen verklaringen

Als een verzoeker voor het lage tarief in aanmerking wenst te komen, dient hij een inkomensverklaring afgegeven door de raad voor rechtsbijstand, of een verklaring Bijstandsgerechtigden en asielzoekers (Wwb, ROA) en de meest recente uitkeringsspecificaties, te overleggen. De inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand moet afgegeven zijn in hetzelfde jaar waarin het naturalisatieverzoek is ingediend. De Verklaring bijstandsgerechtigden en asielzoekers (Wwb, ROA) mag bij de indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder zijn dan twee maanden. Het verdient aanbeveling om een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand tijdig voor afloop van het kalenderjaar aan te vragen zodat bij het naturalisatieverzoek een inkomensverklaring kan worden overgelegd die in hetzelfde jaar is afgegeven als het verzoek wordt gedaan.

Kan een verzoeker deze stukken niet overleggen, dan moet hem worden geadviseerd te wachten met de indiening van het verzoek totdat hij wel over de benodigde stukken beschikt.

Desalniettemin dient het naturalisatieverzoek in ontvangst te worden genomen indien de verzoeker erop staat zijn verzoek in te dienen in afwachting van het overleggen van genoemde stukken. Het verdient aanbeveling in voorkomende gevallen een woordelijk verslag op te maken en het verslag te laten ondertekenen door betrokkene. De te betalen naturalisatiegelden worden in dat geval op hoog tarief gesteld en de verzoeker(s) ingevolge artikel 4:5 Awb gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te completeren.

De verzoeker wordt bij de indiening van het verzoek om naturalisatie erop gewezen dat na afloop van de termijn van zes weken het verzoek door de burgemeester buiten behandeling zal worden gesteld indien de betaling niet heeft plaatsgevonden. Een buitenbehandelingstelling moet binnen vier weken aan de aanvrager bekend worden gemaakt nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Heeft verzoeker het hoge tarief betaald, maar overlegt hij (indien hij laag tarief wenst) niet binnen de gestelde termijn de gevraagde stukken inzake zijn financiële positie, dan wordt het verzoek om naturalisatie in behandeling genomen (verzoeker heeft immers betaald). De burgemeester stuurt het verzoek om naturalisatie, voorzien van zijn advies, door naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt betrokkene overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, Awb in de gelegenheid om de gevraagde financiële stukken over te leggen, zie de toelichting bij artikel 7 RWN, paragraaf 3.7.3. Worden de gevraagde stukken niet overgelegd, dan wordt het verzoek om naturalisatie inhoudelijk afgedaan tegen het (betaalde) hoge tarief.

Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).

ARTIKEL II

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.

Den Haag, 9 juni 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A

De beoordeling of een verzoeker om naturalisatie in aanmerking komt voor het lage leges tarief vindt plaats door middel van een omrekening aan de hand van de ‘Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990’ van het in de inkomensverklaring vermelde belastbare jaarinkomen naar de op de verzoeker toepasselijke norm uit de Wwb. Met de onderhavige wijziging is, op basis van de bijstandnormen zoals deze zijn vastgesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zoals deze vanaf 1 juli 2009 zullen gelden, de tabel aangepast waaruit blijkt of een verzoeker in aanmerking kan komen voor het lage legestarief. De bedragen zoals opgenomen in de tabel zijn geldig tot 1 januari 2010.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven