De Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
Gelet op het Organisatiebesluit VROM
2008;
Gelet op het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging VROM 2007;
Gelet op het Besluit
Rijksgebouwendienst 1999;
Besluit:
Artikel 1 – Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a. minister:
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer of de minister voor Wonen, Wijken en Integratie;
- b. functionaris:
natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst
tewerkgesteld;
- c. directeur-generaal:
de directeur-generaal Rijksgebouwendienst als diensthoofd
belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de Rijksgebouwendienst en de
aan hem in de Bestuursraad toegewezen onderwerpen;
- d. directie:
directie van de Rijksgebouwendienst zoals genoemd in bijlage
3 van dit besluit;
- e. stafafdeling:
stafafdeling of stafbureau van de Rijksgebouwendienst zoals
genoemd in bijlage 3 van dit besluit;
- f. afdeling:
afdeling van een directie of stafafdeling van de
Rijksgebouwendienst;
- g. directeur:
functionaris belast met de leiding van een directie van de
Rijksgebouwendienst, dan wel belast met de leiding van een daartoe opgedragen
deel van de werkzaamheden van de Rijksgebouwendienst, de rijksbouwmeester;
- h. stafafdelingshoofd:
functionaris belast met de leiding van een stafafdeling en
het hoofd bedrijfsvoering van het Atelier Rijksbouwmeester;
- i. afdelingshoofd:
functionaris belast met de leiding van een afdeling;
- j. projectbevoegde:
functionaris die bij een besluit overeenkomstig bijlage
bijlage 4 t/m 9 van dit besluit door de directeur-generaal, een directeur of
een stafafdelingshoofd is benoemd als verantwoordelijke voor de uitvoering van
een project bij de Rijksgebouwendienst;
- k. clusterhoofd:
functionaris bij de directie Beheer belast met de leiding van
een cluster.
Artikel 2 – Bevoegdheden door mandaat, volmacht en machtiging aan
plaatsvervangend directeur-generaal
De plaatsvervangend directeur-generaal is – met inachtneming van
artikel 7 lid 2 – gemandateerd, gevolmachtigd en gemachtigd om ter vervanging
van de directeur-generaal de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 verleende bevoegdheden uit te
oefenen.
Artikel 3 – Beslissing op bezwaar
Een beslissing op een bezwaarschrift wordt genomen door een
functionaris die hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de beslissing
heeft genomen waartegen het bezwaarschrift is gericht.
Artikel 4 – Bevoegdheden door mandaat aan directeuren en
stafafdelingshoofden en plaatsvervangend directeuren en
stafafdelingshoofden
De directeuren, stafafdelingshoofden en hun plaatsvervangers zijn –
met inachtneming van de artikelen 6 en 7 – gemandateerd om de aan de
directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2007 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 5 – Bevoegdheden door volmacht en machtiging aan directeuren,
stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van deze
functionarissen, clusterhoofden en projectbevoegden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, hun
plaatsvervangers, clusterhoofden en projectbevoegden zijn – met inachtneming
van de artikelen 6 en 7 – gevolmachtigd en gemachtigd om de aan de
directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2007 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
2. Bij afwezigheid van een projectbevoegde worden de aan hem
toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de functionaris onder wie de
projectbevoegde rechtstreeks ressorteert.
Artikel 6 – Bevoegdheden voorbehouden aan directeur-generaal en
plaatsvervangend directeur-generaal
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
blijft voorbehouden het uitoefenen van:
a. de bevoegdheden op het terrein van Personeel & Organisatie,
genoemd in bijlage 1;
b. de bevoegdheid tot het benoemen van een projectbevoegde die
wordt voorzien van bijzondere bevoegdheden;
c. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent de vertegenwoordiging
van de Staat der Nederlanden, de minister of de Rijksgebouwendienst in
rechte;
d. de bevoegdheid tot het vaststellen van
vaststellingsovereenkomsten;
e. de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels;
f. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent het verlenen van
subsidie;
g. de bevoegdheid tot het inhuren van externen op het terrein van
interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en
beleidsadvies.
Artikel 7 – Begrenzing van gebruik van bevoegdheden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, hun
plaatsvervangers, clusterhoofden en projectbevoegden maken van de aan hen
verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden
betreft die behoren tot hun werkterrein. Met dit werkterrein wordt bedoeld het
werkterrein van het desbetreffende organisatieonderdeel zoals genoemd in
bijlage 3 en het werkterrein zoals schriftelijk is vastgelegd in
functieomschrijvingen en projectopdrachten.
2. De plaatsvervangend directeur-generaal, de plaatsvervangend
directeur, het plaatsvervangend stafafdelingshoofd en het plaatsvervangend
afdelingshoofd maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik
bij afwezigheid van de functionaris onder wie zij rechtstreeks
ressorteren.
3. Op de volmacht en machtiging van de stafafdelingshoofden,
afdelingshoofden, hun plaatsvervangers, clusterhoofden en projectbevoegden is
een per functie vastgestelde begrenzing in financieel belang als genoemd in
bijlage 2 van toepassing.
4. Een gemandateerde of ge(vol)machtigde is niet bevoegd een besluit
te nemen of een (rechts)handeling te verrichten met betrekking tot zichzelf.
Tot het uitoefenen van de in de vorige volzin bedoelde bevoegdheden is
uitsluitend een in hiërarchie hoger geplaatste functionaris bevoegd.
5. Afdelingshoofden, clusterhoofden en projectbevoegden hebben niet
de bevoegdheid tot het inhuren van externen.
6. Stafafdelingshoofden hebben niet de bevoegdheid tot het benoemen
van een externe tot projectbevoegde.
Artikel 8 – Verwerking van persoonsgegevens
De directeuren en stafafdelingshoofden zijn bevoegd tot het
uitvoeren van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden ten aanzien van
verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de Regeling Wet bescherming
persoonsgegevens Ministerie VROM.
Artikel 9 – Ondertekening
1. Een document waarmee een besluit inzake de rijkshuisvesting of
tot benoeming van een projectbevoegde door een daartoe op grond van dit besluit
bevoegde functionaris wordt vastgelegd vermeldt aan het slot:
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken
functionaris)
2. Een document waarmee een besluit, anders dan bedoeld in het
eerste lid, wordt vastgelegd door een daartoe op grond van dit besluit bevoegde
functionaris vermeldt aan het slot:
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken
functionaris)
3. De ondertekening van een document waarmee een privaatrechtelijke
rechtshandeling inzake de rijkshuisvesting wordt vastgelegd wordt voorafgegaan
door:
Namens de Staat der Nederlanden,
de minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken
functionaris)
4. De ondertekening van een document waarmee een privaatrechtelijke
rechtshandeling, anders dan bedoeld in het derde lid, wordt vastgelegd wordt
voorafgegaan door:
Namens de Staat der Nederlanden,
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken
functionaris)
5. Een document waarin geen besluit of privaatrechtelijke
rechtshandeling wordt vastgelegd, vermeldt aan het slot functieaanduiding,
handtekening en naam van de betrokken functionaris.
Artikel 10 – Overgangsbepaling
Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst
2009 is tevens van toepassing op functionarissen die projectbevoegd zijn
krachtens een benoeming waartoe vóór de inwerkingtreding van dit besluit is
besloten.
Artikel 11 – Inzage
1. Dit besluit inclusief de toelichting ligt ter inzage bij de
centrale bibliotheek van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, ’s-Gravenhage.
2. De directeur-generaal, directeuren en stafafdelingshoofden dragen
er zorg voor dat de besluiten tot benoeming tot projectbevoegde van de onder
hun gezagsbereik werkzame projectbevoegden alsmede de aanwijzingen van
functionarissen als plaatsvervanger, ter inzage liggen in het centrale
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
3. Het centrale competentieregister van de Rijksgebouwendienst ligt
ter inzage bij de stafafdeling Concerncontrol.
4. Op verzoek wordt door de controller onder wiens controlebereik de
functionaris valt, aan derden een schriftelijke verklaring omtrent de
bevoegdheid van de functionaris verstrekt.
Artikel 12 – Inwerkingtreding
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
2. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst
2007 wordt ingetrokken.
Artikel 13 – Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als Besluit mandaat, volmacht en
machtiging Rijksgebouwendienst 2009.
De minister van
VROM
en de
minister voor Wonen, Wijken en
Integratie,
voor deze:
de
directeur-generaal van de
Rijksgebouwendienst,
P.F.M. Jägers.
BIJLAGE 1 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Aangelegenheden op het terrein van Personeel & Organisatie die op
grond van artikel 6, onderdeel a, voorbehouden zijn aan de directeur-generaal
en de plaatsvervangend directeur-generaal
1. Rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is voorbehouden de besluitvorming op basis van de volgende artikelen van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement:
– 6a | : | inzake aanstelling met – op aanvraag – individuele
arbeidsvoorwaarden;
|
– 9 leden 7 en 8 | : | inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek; |
– 9a | : | inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek; |
– 14 | : | inzake inhouding van bezoldiging in verband met
opzettelijke nalatigheid om dienst te verrichten;
|
– 34 | : | inzake buitengewoon verlof van lange duur; |
– 34e | : | inzake ontslag bij niet hervatten van de werkzaamheden na
afloop van buitengewoon verlof van lange duur;
|
– 49a t/m 49 q | : | inzake rechten en plichten bij reorganisaties; |
– 57 lid 2 sub b | : | inzake de verplichting een andere betrekking te
aanvaarden;
|
– 62 | : | inzake deelname aan aannemingen en leveringen ten behoeve
van openbare diensten;
|
– 66 | : | inzake vergoeding van door de dienst geleden schade; |
– 77 | : | inzake maatregelen van orde; |
– 80 t/m 84 | : | inzake disciplinaire straffen; |
– 91 en 92 | : | inzake schorsing; |
– 94a | : | inzake ontslag wegens flexibel vervroegd uittreden; |
– 96 | : | inzake ontslag wegens opheffing zijner betrekking of
verandering in de inrichting van het dienstvak;
|
– 96a | : | inzake ontslag wegens verplaatsing van zijn functie; |
– 96b | : | inzake ontslag van ambtenaren die lid van een
publiekrechtelijk college zijn geweest;
|
– 98 lid 1 sub g | : | inzake het verlenen van ontslag wegens onbekwaamheid of
ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
|
– 98a | : | inzake ontslag wegens niet passende arbeid; |
– 99 | : | inzake ontslag op andere gronden dan die van artikel
98.
|
– besluiten tot toepasing van mogelijke
hardheidclausules.
|
Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat toepassing van de artikelen
113, 114, 116 en 117 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, alle inzake het
departementaal overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren, aan de
algemene leiding is voorbehouden.
2. Financiële verplichtingen jegens functionarissen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is voorbehouden het beslissen over het aangaan van (juridische) verplichtingen
ten aanzien van functionarissen die erop gericht zijn de medewerker aanspraak
te verlenen op enige financiële tegemoetkoming, schadeloosstelling,
schadevergoeding of overigens enige geldelijke bijdrage te verlenen anders dan
waar personeelsleden volgens vast gebruik aanspraak op kunnen maken.
3. Buitenlandse dienstreizen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is voorbehouden het beslissen omtrent deelname aan buitenlandse dienstreizen
door functionarissen van de Rijksgebouwendienst. De directeur-generaal is aan
te merken als bevoegd gezag in de zin van de aanvraagprocedure voor
buitenlandse dienstreizen
4. Formatie
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is voorbehouden het vaststellen van de formatie tot het schaalniveau zoals
bepaald in artikel 3 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007
met dien verstande dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de
functionarissen rechtstreeks vallend onder de directeur-generaal en die van
functies die niet zijn opgenomen in de formatie zijn voorbehouden aan de
algemene leiding.
5. Reorganisatie
1. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend
directeur-generaal is voorbehouden het beslissen over de vaststelling van de
structuur van de dienst en van de structuur van de organisatieonderdelen van de
Rijksgebouwendienst. Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat voor inzetten van
organisatie- en formatieveranderingen vooraf toestemming van de algemene
leiding noodzakelijk is.
2. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend
directeur-generaal is tevens voorbehouden het beslissen over de vaststelling
van de overige fasen van het veranderingsproces bij een directie- of
stafafdelingoverstijgende organisatieverandering, dan wel bij een
organisatieverandering die gevolgen kan hebben voor overige
organisatieonderdelen.
BIJLAGE 2 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Begrenzing volmacht en machtiging aan de hand van het
financieel belang
Tot de in artikel 7 genoemde begrenzingen van de bevoegdheden
behoort een begrenzing aan de hand van het financieel belang dat met de
desbetreffende (rechts)handeling gemoeid is. Als grens aan de bevoegdheid van
een op grond van artikel 5 bevoegde functionaris om bedoelde (rechts-)handelingen
te verrichten is een absoluut bedrag opgenomen, exclusief btw. Deze grens is
afhankelijk van de functie, van de vraag of de (rechts)handeling verricht wordt
op het terrein van werken of van leveringen en diensten en in enkele gevallen
van de directie of de stafafdeling waar men te werk is gesteld. De directeuren,
stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, hun plaatsvervangers, clusterhoofden en
projectbevoegden maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend
gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun
werkterrein.
Bij beantwoording van de vraag of een bepaalde (rechts)handeling
betrekking heeft op het terrein van werken, leveringen dan wel diensten dient
in het algemeen aangesloten te worden bij de definities die in de vigerende
regelgeving worden gehanteerd. Voor de toepassing van dit besluit geldt een
ruimere definitie van het begrip ‘werk’ en gaat het ook om koop en ontwikkeling
van vastgoed, zoals bijvoorbeeld huur, huurkoop en lease. In deze laatste
gevallen moet als financieel belang van de rechtshandeling worden gezien de
financiële verplichtingen over de hele duur van de overeenkomst. Het financiële
belang van het aangaan van een huurovereenkomst is op deze wijze op te vatten
als de totale huur (jaarhuur maal het aantal jaren) over de hele periode
waarvoor de overeenkomst wordt aangegaan. Ook de rechtshandeling die leidt tot
het ontstaan van een optie tot koop of huur moet op deze wijze worden
opgevat.
Afdelingshoofd/Stafafdelingshoofd/Clusterhoofd
Een hoofd van een afdeling, een stafafdeling of een cluster is
ge(vol)machtigd om (rechts-) handelingen te verrichten op het terrein van
werken, die strekken tot een financieel belang van € 5.000.000. Voor diensten
en leveringen is de hier bedoelde functionaris ge(vol)machtigd tot een
financieel belang van € 130.000.
Projectbevoegde A (directie Projecten)
Een projectbevoegde A is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen
te verrichten op het terrein van werken, die strekken tot een financieel belang
van € 600.000. Voor diensten en leveringen is de hier bedoelde projectbevoegde
ge(vol)machtigd tot een financieel belang van € 75.000.
Projectbevoegde B
Een projectbevoegde B is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen
te verrichten op het terrein van werken, die strekken tot een financieel belang
van € 50.000. Voor diensten en leveringen is de hier bedoelde projectbevoegde
ge(vol)machtigd tot een financieel belang van € 25.000.
Projectbevoegde C
Een projectbevoegde C is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen
te verrichten op het terrein van werken, diensten en leveringen, die strekken
tot een financieel belang van € 5.000.
Projectbevoegde D (uitsluitend bij de stafafdeling
Concerncontrol)
Een projectbevoegde D is ge(vol)machtigd voor het verstrekken van
betaalopdrachten. Aan deze volmacht is geen financiële begrenzing gesteld.
BIJLAGE 3 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Omschrijving van de werkterreinen van de organisatieonderdelen van de
Rijksgebouwendienst, bedoeld in artikel 7 lid 1.
Directie Frontoffice
De directie Frontoffice denkt proactief mee met de klant en zorgt
ervoor dat vroegtijdig inzicht bestaat in de behoeften en wensen van de klant,
zodat maatwerk kan worden geleverd en de overige directies daarop kunnen
inspelen. Het Frontoffice is het ‘gezicht’ van de Rijksgebouwendienst. Het
onderhoudt contacten met de klant, draagt uit wat de Rijksgebouwendienst te
bieden heeft, verwerft opdrachten van de klant en ziet erop toe dat de
opdrachten conform de gemaakte afspraken worden uitgevoerd.
Taken van de directie Frontoffice:
• het organiseren van een netwerk van contacten bij de klanten,
op alle relevante niveaus, teneinde geïnformeerd te zijn en mee te denken over
relevante ontwikkelingen bij de klant en de klant te kunnen informeren over
producten en diensten van de Rijksgebouwendienst;
• het opstellen van strategische plannen per klantgroep
(account);
• het aanbieden (op grond van samen met de klant
gespecificeerde vraag) van adequate, marktconforme huisvestingsoplossingen
gericht op de lange termijn;
• het opstellen en uitbrengen van offertes conform de wensen
van de klant, daarbij zorgdragen voor afstemming met de andere directies;
• het na akkoord van de klant overdragen van de werkzaamheden
aan de overige directies;
• het verrichten van onderzoek naar klanttevredenheid;
• het verzorgen van de communicatie voor en de infolijn van de
Rijksgebouwendienst.
Directie Vastgoed
De directie Vastgoed fungeert als economisch eigenaar en
projectontwikkelaar. Zij voert een proactief portefeuillemanagement vanuit een
lange termijn visie op de vastgoedportefeuille. Een diepgaand inzicht in
(potentiële) ontwikkelingen bij klanten, lokale overheden en markten is
daarvoor de basis. Kansen in gebieden die voor de huisvesting van de
rijksdienst interessant zijn, worden tijdig onderkend en benut. Via innovatieve
huisvestingsoplossingen speelt de directie Vastgoed in op de behoeften van
klanten, verhoogt zij de gebruikswaarde van het vastgoed voor de klanten en
verlengt daarmee de economische levensduur van het vastgoed. Hierbij speelt zij
in op de beleids- en bedrijfsstrategie van individuele klanten en de
rijksoverheid als totaal.
Taken van de directie Vastgoed:
• het ontwikkelen van een op de klant en de voorraad gerichte
landelijke en lokale portefeuillestrategie;
• het ontwikkelen van huisvestingsalternatieven en nieuwe
huisvestingsconcepten;
• het ontwikkelen van nieuwe contract- en financieringsvormen
op het terrein van (her)ontwikkeling en inhuur;
• het inhuren van huisvesting, het initiëren van
projectontwikkeling, het deelnemen aan gebiedgericht ontwikkelen, het aankopen
van vastgoed en besluitvorming over verkoop van vastgoed;
• het voorbereiden van investeringsvoorstellen;
• het beheren en exploiteren van de voorraad en het fungeren
als opdrachtgever voor de directie Beheer.
Directie Projecten
De directie Projecten zorgt voor een vlekkeloos verloop van het
bouwproces bij nieuw- of verbouwprojecten, al dan niet aanbesteed in de vorm
van een geïntegreerd contract. Zij zorgt ervoor dat deze projecten worden
afgerond binnen de afspraken die met de klant zijn gemaakt over geld,
projectorganisatie, tijd, informatie-uitwisseling en kwaliteit. Tevens draagt
directie Projecten zorg voor het verder professionaliseren van het vak van
opdrachtgever binnen de dienst.
De taak van de directie Projecten is het leveren van
(management)capaciteit voor de voorbereiding en uitvoering van:
• huisvestingsprojecten;
• opstelling van programma's van eisen bij
huisvestingsvragen;
• planning en voortgangsbewaking;
• juridische bewaking en begeleiding van
geschilprocedures;
• financiële bewaking.
Het Expertisecentrum Aanbesteden, dat zorgt voor het verder
professionaliseren van het vak van opdrachtgever binnen de Rijksgebouwendienst,
maakt deel uit van directie Projecten. Het heeft als taken:
• begeleiding van en advisering over het contracteren en
aanbesteden bij huisvestingsprojecten;
• het geven van een (bindend) advies over de te kiezen
contract- en aanbestedingsvorm bij huisvestingsprojecten en het uitvoeren van
de daarbij behorende afwegingen;
• ontwikkeling van nieuwe contract- en aanbestedingsvormen en
verbetering van bestaande werkwijzen;
• kwaliteitsmanagement, kennismanagement & opleidingen en
het formuleren van beleid op het werkgebied van het Expertisecentrum.
Directie Beheer
De directie Beheer biedt haar klanten een zoveel mogelijk
ongestoord gebruiksgenot en functioneel hoogwaardige huisvesting aan.
Veiligheid en duurzaamheid zijn hierbij sleutelbegrippen. Storingen en
ongemakken worden snel en adequaat opgelost. Beheer zorgt voor volledige en
betrouwbare informatie over de vastgoedvoorraad op pandniveau voor de externe
en interne klant. Het draagt tevens bij aan een, vanuit beheersoogpunt,
exploitabel gebouw door inzet van haar kennis en expertise in het ontwerpproces
van bouw- en verbouwprojecten. De directie Beheer koopt de uitvoering van
onderhoudswerkzaamheden en andere activiteiten op een professionele manier
in.
Producten, diensten en taken van de directie Beheer:
• het technisch beheren, gericht op het instandhouden en
garanderen van het gebruik van de huisvesting, mede op basis van
onderhoudsinspecties;
• het administratief beheren, gericht op het beheer van
onderhoudscontracten en het leveren van vastgoedinformatie over de
voorraad;
• het sluiten van onderhoudscontracten met marktpartijen en het
begeleiden van onderhoudswerkzaamheden;
• het sluiten van contracten op het gebied van services met de
gebruiker;
• het in de ontwerpfase anticiperen op consequenties van het
ontwerp in de beheerfase en het terugkoppelen van beheerervaringen naar de
overige directies.
Directie Advies & Architecten
De directie Advies & Architecten geeft advies over en vorm
aan wensen van externe en interne klanten. Zij doet dat op een richtinggevende
en integrale wijze. Vanuit een eigentijdse visie en gebaseerd op het
regeringsbeleid op het gebied van stedenbouw, monumenten, architectuur en kunst
(SMAAK) ligt daarbij vanaf de initiatieffase van nieuw- of verbouwprojecten de
nadruk op integrale vormgeving van openbare ruimte én gebouwde omgeving.
Multidisciplinaire engineering op het gebied van bouwtechniek, constructie,
installatietechniek en bouwfysica wordt in dit proces ingezet in de vorm van
integrale en gedegen adviezen. Toparchitecten en topadviseurs overstijgen
daarbij de grenzen van hun eigen vakgebied, op zoek naar het voor de klant best
denkbare resultaat.
Taken van de directie Advies en Architecten:
• het analyseren en adviseren op het gebied van huisvesting
(haalbaarheidsstudies, stedenbouwkundige verkenningen, e.d.);
• het adviseren in de meest brede zin ten aanzien van
klantvragen (huisvestingsadvisering en hoogwaardige, specialistische advisering
op terreinen als monumenten, kunst, telematica, beveiliging, klimaat en
energie);
• het verrichten van onderzoek, gericht op innovatie1.
Stafafdeling Concerncontrol
De stafafdeling Concerncontrol ondersteunt het management van de
Rijksgebouwendienst bij het sturen en beheersen van de organisatie, gericht op
het realiseren van de strategische doelstellingen, ontwikkelt de inrichting en
werking van het managementcontrolsysteem en adviseert het management
daarover.
Taken van de stafafdeling Concerncontrol:
• het organiseren van de planning- en controlcyclus;
• het opstellen van managementrapportages en de
jaarverantwoording;
• het doorlichten van de bedrijfsvoering;
• het adviseren en informeren van het management over
financiële en control-aspecten op het gebied van beleid en uitvoering;
• het onderhouden van een passende administratieve
organisatie;
• het opstellen en uitvoeren van het
internecontroleprogramma;
• het consolideren van de begrotings- en
verantwoordingsinformatie van de onderdelen van de Rijksgebouwendienst;
• het verwerken van de te consolideren gegevens en op basis
hiervan de begroting van de Rijksgebouwendienst samenstellen;
• het inrichten van de administratie op basis van de
(financiële) informatiebehoefte van het management en de geldende kaders;
• het geven van boekingsaanwijzingen met behulp van het
Financieel ABC;
• het verzorgen van de facturering namens de onderdelen van de
Rijksgebouwendienst;
• het beheren van de stamgegevens in IRIS en de debiteuren-,
crediteuren- en kasadministratie van de Rijksgebouwendienst;
• het voeren van de administratie van de leenfaciliteit;
• het bij wijze van shared service verzorgen van
administratieve en verificatietaken voor de onderdelen van de
Rijksgebouwendienst;
• het verzorgen van de maandelijkse BTW-aangifte.
Stafafdeling Beleid en Strategie
De stafafdeling Beleid en Strategie stimuleert dat de
Rijksgebouwendienst langs heldere, logische lijnen opereert in het politieke,
bestuurlijke en beleidsmatige krachtenveld. De afdeling levert zowel
vraaggestuurd als (impliciet in opdracht van de dienstleiding) ongevraagd en
proactief beleidsadviezen op terreinen van bedrijfsstrategie en
rijkshuisvestingsbeleid. Ze fungeert als intermediair tussen de
Rijksgebouwendienst en de beleidsmakers op terreinen die aan de
rijkshuisvesting gerelateerd zijn. Daarnaast verleent de afdeling ondersteuning
bij politiek-bestuurlijke onderwerpen. Ook biedt Beleid en Strategie diensten
aan aan de directies op verzoek van desbetreffende directeuren. Die diensten
kunnen zowel het karakter hebben van beleidsprojectmanagement als van het
aanbieden van kennis binnen projecten.
Stafafdeling Personeel en Organisatie
De stafafdeling Personeel en Organisatie heeft de taak om het
management te adviseren, te stimuleren en te ondersteunen bij het uitoefenen
van haar verantwoordelijkheden op het terrein van personeel en organisatie.
Personeel en Organisatie wil de doelen bereiken via de volgende
activiteiten:
• advisering;
• administratie en managementinformatie;
• beleids- en organisatieontwikkeling;
• ambtelijke ondersteuning Ondernemingsraad
Rijksgebouwendienst.
De stafafdeling Personeel en Organisatie is voorts
verantwoordelijk voor de Arbo-coördinatie.
Stafafdeling Informatievoorziening
De stafafdeling Informatievoorziening heeft als missie het op een
betrouwbare wijze binnen de door haar klanten gestelde normen en
randvoorwaarden en met behulp van ICT, ontwikkelen, faciliteren en innoveren
van de voor de besturing, beheersing en verantwoording van de strategische en
operationele bedrijfsprocessen van de Rijksgebouwendienst noodzakelijke geachte
informatievoorziening alsmede de advisering daaromtrent. De
Informatievoorziening richt zich op de functionele aspecten
(toepassingsprogrammatuur) en op de technische aspecten (hardware,
systeemprogrammatuur en infrastructuur) van de informatievoorziening.
Onderscheiden worden de volgende producten en diensten:
• advies en projectmanagement;
• contractondersteuning;
• beheer (systeem- en netwerkbeheer, inclusief hardware-,
applicatie- en netwerkbeheer);
• systeeminnovatie;
• gebruikersondersteuning;
• opleidingen.
Stafafdeling Juridische Advisering
De stafafdeling Juridische Advisering helpt de dienst op efficiënte
wijze te voldoen aan het vereiste van juridisch verantwoord opereren door ten
minste te zorgen voor een duidelijke juridische positie van producten en
activiteiten. De stafafdelingJuridische Advisering levert, primair
vraaggestuurd, maar waar nodig ongevraagd en proactief, juridische
ad-hocadviezen op tal van uiteenlopende terreinen: zowel aan alle (onderdelen
van de) directies, als rechtstreeks aan de dienstleiding. De stafafdeling
Juridische Advisering is bovendien proactief ontwikkelaar van juridische
modellen en standaards voor onderwerpen die herhaaldelijk aan de orde komen.
Een en ander betreft niet de juridische aspecten van
P&O-aangelegenheden.
Stafafdeling Facilitaire Zaken
De stafafdeling Facilitaire Zaken schept voor de eigen huisvesting,
de services en de middelen de condities waaronder de directies en de
stafafdelingen zich op hun primaire werkzaamheden kunnen richten. Documentaire
Informatievoorziening ondersteunt de bedrijfsvoering van de dienst door zorg te
dragen voor juiste en volledige documentaire informatie tijdens het werkproces
en voor de reconstrueerbaarheid van uitgevoerde werkzaamheden (waaronder
verantwoordingsbelang). Daarnaast dient Documentaire Informatievoorziening het
cultuurhistorisch belang door documentaire informatie beschikbaar te kunnen
stellen voor studie en geschiedschrijving. De stafafdeling Facilitaire Zaken
werkt met servicelevels waarin inzicht wordt gegeven in een basispakket (veelal
de gebouwgerelateerde functies) en de producten die vraaggestuurd (optioneel)
kunnen worden aangeboden. Het basispakket zal in de regel vrijwel het gehele
terrein van bedrijfsvoering omvatten en de in te zetten capaciteit is daarop
gebaseerd.
Stafbureau Coördinatie Integriteit en Veiligheid
Het stafbureau Coördinatie Integriteit en Veiligheid is voor de
klant de toegang tot de Rijksgebouwendienst in diens rol als kenniscentrum voor
veiligheidsvraagstukken rondom huisvesting voor rijksklanten en borgt de
kernwaarde integriteit.
Het stafbureau is voor deze thema's het gezicht van de
Rijksgebouwendienst en onderhoudt contacten met de klant, de
beleidsverantwoordelijke departementen, inclusief de daaronder ressorterende
diensten, koepelorganisaties in de bouwnijverheid, de wetenschappelijke wereld
en andere kenniscentra en draagt uit wat de Rijksgebouwendienst te bieden
heeft.
Taken van het stafbureau Coördinatie Integriteit en
Veiligheid:
• het ontwikkelen van het integrale beleid voor integriteit en
veiligheid;
• het coördineren van de integrale (niet sectorale) advisering
over integriteit en veiligheid;
• het centraal regisseren van de communicatie binnen en buiten
de Rijksgebouwendienst over integriteit en veiligheid;
• het bewaken en stimuleren dat het integrale beleid inzake
integriteit en veiligheid wordt nageleefd;
• het optreden als intermediair tussen de
beleidsverantwoordelijke departementen inclusief de daaronder vallende diensten
en de uitvoeringspraktijk en begeleiden van de beleidsimplementatie binnen de
Rijksgebouwendienst;
• het vervullen van de rol van ambassadeur en boegbeeld op de
terreinen van integriteit (voor de gehele Rijksgebouwendienst) en veiligheid
(op het niveau van de voorraad);
• het zorgdragen voor onderzoek naar integriteitschendingen en
risicoanalyses mede in opdracht van de dienstleiding of leden van de
directieraad van de Rijksgebouwendienst;
• het optreden als compliance-officer, conform de
ambtenarenwet, voor privé-beleggingtransacties in bijvoorbeeld
vastgoedfondsen;
• het vorm en inhoud geven aan het kenniscentrum voor
veiligheidsvraagstukken binnen de Rijksgebouwendienst en het daartoe voor het
op gang houden van de kenniscyclus van ontwikkelen, toepassen, delen en
evalueren van kennis over veiligheid door het aanbieden/organiseren/
faciliteren van netwerkbijeenkomsten, themabijeenkomsten aan de deskundigen,
up-to-date en toegankelijk brengen en houden van informatie over veiligheid op
o.m. het intra- en internet;
• het oprichten en instandhouden van een breed samengesteld
crisisbeheersingsteam dat in geval van crisis direct inzetbaar is.
Stafbureau Atelier Rijksbouwmeester
De doelstelling van het atelier is professionele, flexibele en
slagvaardige ondersteuning van de rijksbouwmeester en het College van
Rijksadviseurs bij de hierna omschreven kerntaken.
Gericht op de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst:
• advisering over rijkshuisvestingsvraagstukken;
• advisering over het beleid ten aanzien van beeldende kunst en
de uitvoering van de zogenoemde ‘percentageregeling’;
• advisering over cultureel erfgoed/monumentenbeleid;
• advisering over de uitvoering van de functie en aanstelling
van architecten;
• advisering over de ontwikkeling van het interne
architectuurbeleid van de Rijksgebouwendienst.
Gericht op de minister van VROM en de minister voor WWI:
• advisering over de architectonische en/of stedenbouwkundige
aspecten van beleidsvraagstukken (bijvoorbeeld het welstandsbeleid);
• advisering over architectonische en/of stedenbouwkundige
aspecten van plannen;
• coördinatie van de ontwikkeling en uitvoering van het
rijksarchitectuurbeleid;
• advisering met betrekking tot de voorbeeldfunctie van het
rijk;
• uitvoering van de Wet op de architectentitel.
Gericht op het kabinet:
• bijdrage aan en de coördinatie van advisering over
ruimtelijke inrichtingsvraagstukken;
• het voeren van het inhoudelijke secretariaat voor het College
van Rijksadviseurs;
• stimulering van integraal en interdepartementaal
architectuurbeleid;
• advisering over ruimtelijke inrichtingsprojecten waarvoor het
rijk een belangrijke verantwoordelijkheid draagt;
• advisering over ruimtelijke inrichtingsprojecten aan het
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (uitvoeringsfase).
Algemeen
Naast bovenstaande specifieke werkterreinen heeft elke directie en
stafafdeling een eigen taak op het gebied van apparaatszorg, waarvoor
afzonderlijke budgetten beschikbaar zijn. Dit betreft:
Enkele specifieke onderdelen hiervan zijn exclusief toebedeeld aan
één directie of stafafdeling:
– voorlichting | directie Frontoffice |
– juridisch advies | stafafdeling Juridische Advisering |
– ARBO | stafafdeling Personeel en Organisatie |
– automatisering | stafafdeling Informatievoorziening |
– huisvesting | stafafdeling Facilitaire Zaken |
– materiële kosten als kantoorbenodigdheden, druk- en
verzendkosten, concernkosten, gemeenschappelijke diensten, overig materieel,
doorbelaste kosten en telefonie
| stafafdeling Facilitaire Zaken |
BIJLAGE 4 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming interne tot projectbevoegde (A of B)
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ....., met ingang van de datum als vermeld op de meest
recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten
Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de
projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag
vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van
de heer/mevrouw ..... voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde
projecten zijn aan de heer/mevrouw ..... voornoemd, verder te noemen
projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond van het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009. Met inachtneming van de
beperkingen en begrenzingen als opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en
machtiging Rijksgebouwendienst 2009 is de projectbevoegde bevoegd om in het
kader van de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde projecten de
staat der Nederlanden te binden. Op deze benoeming zijn de begrenzingen als
opgenomen in bijlage 2, onderdeel ‘Projectbevoegde A’/‘Projectbevoegde B’ van
toepassing.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur/het hoofd van de stafafdeling ..... Als aanvullende
instructies gelden de instructies als omschreven op de meest recente door het
bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
de directeur/het hoofd van de stafdeling .....,
| |
| (handtekening van directeur of hoofd stafafdeling) |
| |
..... | (naam van directeur of hoofd stafafdeling) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na datum van verzending
hiervan, op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift
indienen bij de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, ter attentie van de
ondertekenaar van dit besluit, Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag. Het
bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam zijn voorzien. U moet
duidelijk aangeven waarom u tegen dit besluit bezwaar maakt en zo mogelijk een
kopie van dit besluit meezenden.
BIJLAGE 5 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming externe tot projectbevoegde (A of B)
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ..... met ingang van de datum als vermeld op de meest
recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten
Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de
projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag
vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van
de heer/mevrouw ..... voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde
projecten zijn aan de heer/mevrouw ..... voornoemd, verder te noemen
projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond van het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009. De projectbevoegde moet in dit
verband worden aangemerkt als ‘functionaris’ in de zin van het zojuist genoemde
besluit. Met inachtneming van de beperkingen en begrenzingen als opgenomen in
het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009 is de
projectbevoegde bevoegd om in het kader van de uitvoering van bovenbedoeld
project/bovenbedoelde projecten de staat der Nederlanden te binden. Op deze
benoeming zijn de begrenzingen als opgenomen in bijlage 2, onderdeel
‘Projectbevoegde A’/‘Projectbevoegde B’ van toepassing.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur ..... Als aanvullende instructies gelden de instructies als
omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst
aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
de directeur .....
| |
| (handtekening van directeur) |
| |
..... | (naam van directeur) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
BIJLAGE 6 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming interne tot projectbevoegde (C of D)
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ....., met ingang van de datum waarop dit besluit is
ondertekend te benoemen tot projectbevoegde.
Voor de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden zijn aan de
heer/mevrouw ..... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden
toegekend op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2009. Met inachtneming van de beperkingen en begrenzingen
als opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2009 is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de
uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde projecten de staat der
Nederlanden te binden. Op deze benoeming zijn de begrenzingen als opgenomen in
bijlage 2, onderdeel ‘Projectbevoegde C’/‘Projectbevoegde D’ van
toepassing.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur/het hoofd van de stafafdeling .....
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
de directeur/het hoofd van de stafdeling .....
| |
| (handtekening van directeur of hoofd stafafdeling) |
| |
..... | (naam van directeur of hoofd stafafdeling) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na datum van verzending
hiervan, op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift
indienen bij de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, ter attentie van de
ondertekenaar van dit besluit, Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag. Het
bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam zijn voorzien. U moet
duidelijk aangeven waarom u tegen dit besluit bezwaar maakt en zo mogelijk een
kopie van dit besluit meezenden.
BIJLAGE 7 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming externe tot projectbevoegde (C of D)
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ....., met ingang van de datum waarop dit besluit is
ondertekend te benoemen tot projectbevoegde.
Voor de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden zijn aan de
heer/mevrouw ..... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden
toegekend op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2009. De projectbevoegde moet in dit verband worden
aangemerkt als ‘functionaris’ in de zin van het zojust genoemde besluit. Met
inachtneming van de beperkingen en begrenzingen als opgenomen in het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009 is de projectbevoegde
bevoegd om in het kader van de uitvoering van bovenbedoeld
project/bovenbedoelde projecten de staat der Nederlanden te binden. Op deze
benoeming zijn de begrenzingen als opgenomen in bijlage 2, onderdeel
‘Projectbevoegde C’/‘Projectbevoegde D’ van toepassing.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur .....
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
de directeur .....,
| |
| (handtekening van directeur) |
| |
..... | (naam van directeur) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
BIJLAGE 8 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming interne tot projectbevoegde
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Overwegende dat:
– ..... .
– ..... .
– ..... .
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ....., met ingang van de datum waarop dit besluit is
ondertekend te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de projecten
genoemd in de bijlage bij dit besluit.
Voor de uitvoering van het project zijn aan de heer/mevrouw .....
voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond
van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009 en de
bijzondere bevoegdheden zoals vermeld in de bijlage. Met inachtneming daarvan
is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de uitvoering van
bovenbedoeld project de staat der Nederlanden te binden.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur-generaal/directeur/het hoofd van de stafafdeling ..... Als
aanvullende instructies gelden de instructies als omschreven in de
bijlage.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
| |
| (handtekening van directeur-generaal) |
| |
..... | (naam van de directeur-generaal) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na datum van verzending
hiervan, op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift
indienen bij de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, ter attentie van de
ondertekenaar van dit besluit, Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag. Het
bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam zijn voorzien. U moet
duidelijk aangeven waarom u tegen dit besluit bezwaar maakt en zo mogelijk een
kopie van dit besluit meezenden.
BIJLAGE 9 BIJ BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSGEBOUWENDIENST
2009
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming externe tot projectbevoegde
De Directeur-Generaal van de
Rijksgebouwendienst
Overwegende dat:
– ..... .
– ..... .
– ..... .
Besluit:
De heer/mevrouw ....., werkzaam in de functie van ..... bij de
directie/stafafdeling ....., met ingang van de datum waarop dit besluit is
ondertekend te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de projecten
genoemd in de bijlage bij dit besluit.
Voor de uitvoering van het project zijn aan de heer/mevrouw .....
voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond
van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2009 en de
bijzondere bevoegdheden zoals vermeld in de bijlage. Met inachtneming daarvan
is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de uitvoering van
bovenbedoeld project de staat der Nederlanden te binden. De projectbevoegde
moet in dit verband worden aangemerkt als ‘functionaris’ in de zin van het
zojuist genoemde besluit.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording
af aan de directeur-generaal/directeur ..... Als aanvullende instructies gelden
de instructies als omschreven in de bijlage.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van
handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het
competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .....
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
| |
| (handtekening van directeur-generaal) |
| |
..... | (naam van de directeur-generaal) |
| |
De projectbevoegde: |
| |
..... | handtekening |
| |
..... | paraaf |
| |
..... | naam |
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
TOELICHTING
Inleiding
In dit besluit wordt uitgegaan van de volgende definities:
a. mandaat: bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te
nemen;
b. volmacht: bevoegdheid om in naam van de minister
privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
c. machtiging: bevoegdheid om in naam van de minister handelingen
te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling
zijn.
ad a. De rechtsfiguur van mandaat is geregeld in hoofdstuk 10 van de
Algemene wet bestuursrecht. Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in
naam van een bestuursorgaan (hier de minister) besluiten te nemen. Het gaat bij
mandaat dus om een bevoegdheidsuitoefening waarvoor het mandaterende
bestuursorgaan verantwoordelijk blijft en waarover het dan ook de zeggenschap
blijft behouden. Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit
van de mandaatgever; de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de
mandaatgever zelf het besluit tot stand zou hebben gebracht.
ad b. De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet
bestuursrecht is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel
10:12 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een
bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid,
volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.
De rechtsfiguur van volmacht is tevens geregeld in het Burgerlijk Wetboek.
Onder volmacht wordt verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent
aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te
verrichten. Rechtshandelingen zijn het beste te omschrijven als handelingen die
gericht zijn op rechtsgevolg. Rechtsgevolg in die zin dat een bepaalde
juridische relatie door de handeling ontstaat, wijzigt, of tenietgaat. Voorts
is van belang de Comptabiliteitswet 2001. In deze wet is in artikel 27 bepaald
dat de minister namens de staat privaatrechtelijke rechtshandelingen kan
verrichten. Daarnaast stelt de Comptabiliteitswet 2001 uitdrukkelijk dat
privaatrechtelijke rechtshandelingen namens een minister slechts verricht
kunnen worden indien deze daartoe een algemene of bijzondere volmacht heeft
verleend. Uit de Comptabiliteitswet 2001 volgt ook dat de geldigheid van
privaatrechtelijke rechtshandelingen kan worden aangetast als de namens de
minister handelende personen niet beschikken over een geldige volmacht. Het
Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen schrijft voor dat de ministers,
ieder voor zover het hem aangaat, een of meer openbare registers houden waaruit
blijkt aan welke personen – in naam of in functie – een volmacht is
verleend.
ad c. De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet
bestuursrecht is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel
10:12 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een
bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid,
machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit,
noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Algemeen
De minister heeft het grootste deel van zijn bevoegdheden door
middel van mandaat, volmacht en machtiging doorgegeven aan de algemene leiding
en de diensthoofden. Dit is geregeld in het Besluit mandaat, volmacht en
machtiging VROM 2007. Artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2007 stelt de diensthoofden in staat om bevoegdheden binnen hun
dienstonderdeel door middel van mandaat, volmacht en machtiging door te geven
aan personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De Algemene wet
bestuursrecht schrijft in artikel 10:9 voor dat de mogelijkheid voor het
toestaan van ondermandaat uitdrukkelijk moet zijn verleend. In dit licht bezien
staat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 niet toe dat andere
functionarissen dan het desbetreffende diensthoofd bevoegdheden doormandateren.
Met andere woorden: een directeur, stafafdelingshoofd, afdelingshoofd,
clusterhoofd of projectbevoegde mag de bevoegdheden die hij van de
directeur-generaal heeft gekregen niet doorgeven aan – onder zijn gezag
werkzame – functionarissen. Ingevolge artikel 10:12 van de Algemene wet
bestuursrecht is de regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet
bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een
ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht of machtiging
verleent.
Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2009 is aangesloten bij de systematiek van het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007. De directeur-generaal van de
Rijksgebouwendienst geeft de aan hem toegekende bevoegdheden door middel van
mandaat, volmacht en machtiging door aan de onder zijn gezag werkzame
functionarissen, waarbij ten aanzien van een aantal met name genoemde
bevoegdheden een voorbehoud wordt gemaakt. Het op deze wijze doorgeven van
bevoegdheden aan de genoemde functionarissen laat onverlet de algemene
bevoegdheid van de mandaatgever – de directeur-generaal – om, op grond van
artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de gemandateerde per geval of
in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de
gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast blijft de mandaatgever op grond van
artikel 10:7 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd om de gemandateerde
bevoegdheden zelf uit te oefenen en heeft hij de bevoegdheid om op grond van
artikel 10:8 van de Algemene wet bestuursrecht het mandaat te allen tijde te
beëindigen.
Benadrukt wordt dat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2009 slechts voorschriften met betrekking tot de toedeling
van bevoegdheden kent. De toedeling van taken binnen de Rijksgebouwendienst
volgt uit de vastgestelde werkterreinen en functieomschrijvingen vanuit het
organisatie- en formatierapport, aangevuld met de taken die volgen uit de jaar-
en werkplannen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
onderdeel b
Door als definitie van ‘functionaris’ op te nemen ‘een
natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst tewerkgesteld’ wordt
bewerkstelligd dat in beginsel ook aan externen bevoegdheden kunnen worden
toegekend.
onderdeel g
Door ‘directeur’ op deze wijze te definiëren wordt beoogd de
directeuren van de directies, de accountdirecteuren van de directie Frontoffice
en de rijksbouwmeester, alsmede functionarissen die (tijdelijk) zijn belast met
de leiding van een daartoe door de directeur-generaal opgedragen deel van de
werkzaamheden van de dienst, de bijbehorende bevoegdheden te verlenen. Wel
dient bedacht te worden dat de accountdirecteuren door de begrenzing van
artikel 7 lid 1 – dat zij van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend
gebruik maken voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun
werkterrein – slechts bevoegd zijn voor zover dat voor de uitoefening van hun
taken noodzakelijk is. Zo zijn zij gelet op de vigerende functieomschrijvingen
niet bevoegd om rechtshandelingen aan te gaan op een werkterrein buiten het
desbetreffende account en zijn zij ook niet bevoegd om bijvoorbeeld personele
besluiten te nemen. Verder zijn door deze definitie te hanteren de project- en
programmadirecteuren uitgesloten van de bevoegdheden van een directeur. De
project- en programmadirecteuren zijn feitelijk te beschouwen als
projectbevoegden op directeursniveau. Project- en programmadirecteuren dienen
dan ook door middel van een benoeming tot in- of externe projectbevoegde
bevoegdheden ten aanzien van het project te worden toegekend.
onderdeel h
Anders dan wat gebruikelijk is bij afdelingen en stafafdelingen
heeft het stafbureau Atelier Rijksbouwmeester een directeur aan het hoofd in de
persoon van de rijksbouwmeester. De dagelijkse leiding van het Atelier
Rijksbouwmeester berust bij het hoofd bedrijfsvoering die daartoe gelijkgesteld
is aan een stafafdelingshoofd.
onderdeel j
Door het gebruik van de term ‘projectbevoegde’ wordt duidelijk
onderscheid gemaakt tussen een functionaris aan wie bevoegdheden toegekend zijn
vanuit het onderhavige besluit en een functionaris die vanuit de Methode
Projectmanagement als ‘projectverantwoordelijke’ betiteld wordt. Interne
projectbevoegden waarvan de bevoegdheden in dit besluit zijn beschreven kunnen
worden benoemd door de directeur-generaal, een directeur (m.u.v.
accountdirecteur) of een stafafdelingshoofd (ook hoofd bedrijfsvoering van het
Atelier Rijksbouwmeester) op basis van bijlage 4 of 6. Externe projectbevoegden
waarvan de bevoegdheden in dit besluit zijn beschreven kunnen worden benoemd
door de directeur-generaal of een directeur (m.u.v. accountdirecteur) op basis
van bijlage 5 of 7. De bevoegdheid tot het benoemen van projectbevoegden die
worden voorzien van bijzondere bevoegdheden is voorbehouden aan de
directeur-generaal. Daarbij gaat het veelal om functionarissen die voor het
welslagen van de aan hen opgedragen werkzaamheden voorzien moeten worden van
bevoegdheden die afwijken van de in dit besluit in algemene zin aan
projectbevoegden toegekende bevoegdheden. De benoeming van de hier bedoelde
categorie projectbevoegden geschiedt op basis van bijlage 8 (intern) of 9
(extern) en voor de beschrijving van de bevoegdheden wordt aangesloten bij de
systematiek van dit besluit.
onderdeel k
De organisatie van de directie Beheer kent naast
afdelingshoofden, clusterhoofden die met een specifieke taak zijn belast.
Artikel 3
In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de beslissing op
een bezwaarschrift niet genomen kan worden door degene die het besluit,
waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. In de jurisprudentie is
inmiddels uitgemaakt dat een beslissing op bezwaar dient te worden genomen door
een functionaris die hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de
beslissing heeft genomen waartegen een bezwaarschrift is gericht.
Artikel 4
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel
van mandaat een deel van de hem toegekende bevoegdheden toegekend aan
directeuren, stafafdelingshoofden en de plaatsvervangers van deze
functionarissen. Dit deel bestaat uit de aan de directeur-generaal op grond van
het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 toegekende bevoegdheden,
met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 6 aan de
directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal zijn voorbehouden.
Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat, volmacht en
machtiging VROM 2007 aan de algemene leiding voorbehouden bevoegdheden ook
uitgezonderd. In dit artikel worden dus uitsluitend bevoegdheden door middel
van mandaat doorgegeven aan directeuren, stafafdelingshoofden en
plaatsvervangend directeuren en stafafdelingshoofden. Afdelingshoofden,
clusterhoofden en projectbevoegden worden geen bevoegdheden door middel van
mandaat doorgegeven. Deze laatste functionarissen zijn dus niet bevoegd om
(publiekrechtelijke) besluiten te nemen. In de praktijk van de
Rijksgebouwendienst gaat het bij besluiten voornamelijk om personele besluiten.
De bevoegdheid om personele besluiten te nemen binnen de Rijksgebouwendienst is
daarmee voorbehouden aan de directeur-generaal, de directeuren en de
stafafdelingshoofden en bij afwezigheid van deze functionarissen aan de
plaatsvervangers. Met plaatsvervangers worden bedoeld functionarissen die, uit
hoofde van hun functieomschrijving of uit hoofde van een persoonlijke
taakopdracht, als plaatsvervanger zijn aangewezen van de functionaris onder wie
zij rechtstreeks ressorteren. In de gevallen waarin geen plaatsvervanger is
aangewezen of ook de plaatsvervanger afwezig is, dient de bevoegde functionaris
gezocht te worden in de functionaris onder wie de afwezige functionaris
rechtstreeks ressorteert.
Artikel 5
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel
van volmacht en machtiging een deel van de hem toegekende bevoegdheden
toegekend aan directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden,
clusterhoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen en
projectbevoegden. Dit deel bestaat uit de aan de directeur-generaal op grond
van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 toegekende
bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 6
aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal zijn
voorbehouden.
Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging VROM 2007 aan de centrale organisatieonderdelen
voorbehouden bevoegdheden ook uitgezonderd. In dit artikel worden dus
uitsluitend bevoegdheden door middel van volmacht en machtiging doorgegeven aan
directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, clusterhoofden,
plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen en projectbevoegden.
Waar directeuren en stafafdelingshoofden – op grond van artikel 4 – door middel
van mandaatverlening ook de bevoegdheid hebben gekregen om besluiten te nemen,
wordt aan afdelingshoofden, clusterhoofden en projectbevoegden alleen de
bevoegdheid verleend om bij volmacht en machtiging (rechts)handelingen te
verrichten.
Ook externen kunnen tot projectbevoegde worden benoemd. In dat
geval dient een benoeming tot externe projectbevoegde te worden opgemaakt
(bijlage 5, 7 en 9 van dit besluit). Door de invoering van dit besluit is het
benoemen van externen tot projectbevoegde niet langer voorbehouden aan de
directeur-generaal, maar zijn ook de directeuren daartoe bevoegd. Voor een
externe die als projectbevoegde is benoemd geldt eveneens dat bevoegdheden
worden doorgegeven met inachtneming van de begrenzingen als genoemd in artikel
7. Bij de specifieke per functie vastgestelde begrenzing dient te worden
aangesloten bij de begrenzing die geldt voor de projectbevoegden van de
directie waarvoor de externe projectbevoegde te werk is gesteld.
Naast de directeur-generaal zijn ook directeuren bevoegd om in-
en externen tot projectbevoegde te benoemen en stafafdelingshoofden om internen
tot projectbevoegde te benoemen. Directeuren en stafafdelingshoofden kunnen de
projectbevoegde instructies meegeven. Deze instructies kunnen evenwel géén
betrekking hebben op de inhoud en/of de omvang van de bevoegdheden. Alleen de
directeur-generaal kan immers bevoegdheden verlenen op het werkterrein van de
Rijksgebouwendienst. Directeuren en stafafdelingshoofden kunnen wel instructies
opnemen met betrekking tot de wijze waarop met de verleende bevoegdheden dient
te worden omgegaan. Te denken valt aan instructies met betrekking tot de
informatievoorziening over de voortgang van het project, over afstemming en
over verantwoording.
Essentieel is dat het project goed wordt omschreven. Dit in
verband met een goede afbakening van de bevoegdheden van de projectbevoegde. Er
mag geen misverstand bestaan over de reikwijdte van de bevoegdheden van de
projectbevoegde.
Artikel 6
In deze bepaling wordt een aantal met name genoemde bevoegdheden
aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
voorbehouden. De directeur-generaal kan zich uiteraard alleen bevoegdheden
voorbehouden die hem door het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007
zijn toegekend. Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat de op grond van
het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 aan de algemene leiding
voorbehouden bevoegdheden in bijlage 1 slechts voor een deel zijn opgenomen,
maar wel integraal van toepassing zijn.
onderdeel b
Aan de directeur-generaal is voorbehouden de bevoegdheid tot
het benoemen van projectbevoegden die door hem worden voorzien van bijzondere
bevoegdheden. Daarbij gaat het veelal om functionarissen die voor het welslagen
van de aan hen opgedragen werkzaamheden voorzien moeten worden van bevoegdheden
die afwijken van de in dit besluit in algemene zin aan projectbevoegden
toegekende bevoegdheden. De benoeming van de hier bedoelde categorie
projectbevoegden geschiedt overeenkomstig bijlage 8 (intern) of bijlage 9
(extern) en voor de beschrijving van de bevoegdheden wordt aangesloten bij de
systematiek van dit besluit.
onderdeel c
Vertegenwoordiging in rechte omvat alle (rechts)handelingen die
in het kader van een gerechtelijke procedure verricht worden. Het betreft zowel
de inbreng van stukken als de inbreng bij gelegenheid van de mondelinge
behandeling van een procedure. Onder gerechtelijke procedure dienen in dit
verband begrepen te worden alle bestuurs-, straf-, civiel- en
fiscaalrechtelijke procedures alsook bezwarenprocedures op grond van de
Algemene wet bestuursrecht, arbitrage en andere vormen van alternatieve
geschillenbeslechting en/of conflictbemiddeling.
onderdeel e
In beleidsregels wordt door het bevoegd gezag van een
administratief orgaan aangegeven op welke wijze van discretionaire
beslissingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, indien de vigerende
(wettelijke) regelingen hiervoor de ruimte geven. Hiermee ontstaat een in de
praktijk hanteerbaar samenstel van regels en is tevens de rechtszekerheid en
gelijkheid gediend. Het desbetreffende orgaan is met het uitvaardigen en
bekendmaken van deze beleidsregels hieraan in beginsel gebonden.
Artikel 7
lid 1
Met functieomschrijving wordt bedoeld het
functie-informatie-formulier, tenzij er sprake is van een feitelijk opgedragen
functie. Indien er sprake is van een feitelijk opgedragen functie die afwijkt
van het functie-informatie-formulier, ligt het in de rede om hier een
beschrijving van te maken. Vanzelfsprekend moet bij de uitoefening van
verleende bevoegdheden altijd gehandeld worden binnen de externe en interne
vigerende regelgeving en de binnen de Rijksgebouwendienst gemaakte afspraken.
Wanneer een beslissing wordt genomen die consequenties heeft voor andere
directies, vindt vooraf overleg plaats.
lid 3
In bijlage 2 van het besluit is de specifieke begrenzing van
bevoegdheden van de functionarissen als genoemd in artikel 7 lid 3 aangegeven,
afgemeten aan het financiële belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling
is gemoeid. Dit besluit kent een viertal gedefinieerde projectbevoegdheden (A,
B, C en D). Daardoor wordt bereikt dat een functionaris kan worden voorzien van
bevoegdheden die passend zijn bij de aan hem of haar opgedragen werkzaamheden.
De projectbevoegdheid als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, is in dit besluit
niet nader gedefinieerd omdat de invulling daarvan in het benoemingsbesluit
wordt geformuleerd.
Als grens aan de bevoegdheden van stafafdelingshoofden,
afdelingshoofden, clusterhoofden en projectbevoegden om (rechts)handelingen te
verrichten is een absoluut bedrag gekozen in euro’s, exclusief btw.
Bij beantwoording van de vraag of een bepaalde
(rechts)handeling betrekking heeft op het terrein van werken, leveringen dan
wel diensten dient in het algemeen aangesloten te worden bij de definities die
in de vigerende regelgeving worden gehanteerd. Voor de toepassing van dit
besluit geldt een ruimere definitie van het begrip ‘werk’ en gaat het ook om
koop en ontwikkeling van vastgoed, zoals bijvoorbeeld huur, huurkoop en lease.
In deze laatste gevallen moet als financieel belang van de rechtshandeling
worden gezien de financiële verplichtingen over de hele duur van de
overeenkomst. Het financiële belang van het aangaan van een huurovereenkomst is
op deze wijze op te vatten als de totale huur (jaarhuur maal het aantal jaren)
over de hele periode waarvoor de overeenkomst wordt aangegaan. Ook de
rechtshandeling die leidt tot het ontstaan van een optie tot koop of huur moet
op deze wijze worden opgevat.
Bij beantwoording van de vraag tot welk maximaal financieel
belang een op grond van dit besluit in beginsel bevoegde functionaris bevoegd
is (rechts)handelingen te verrichten, is naast de functie van de functionaris
in enkele gevallen ook van belang de directie of de stafafdeling waar de
functionaris te werk is gesteld. Ingeval bijvoorbeeld ten aanzien van een
project binnen de Rijksgebouwendienst een rechtshandeling dient te worden
verricht met een groter financieel belang dan waartoe de projectbevoegde
ingevolge artikel 5 en bijlage 2 bevoegd is dan dient hij de bevoegde
functionaris voor die rechtshandeling te zoeken – afhankelijk van het
financiële belang dat met de rechtshandeling gemoeid is – bij zijn
clusterhoofd, afdelingshoofd of zijn directeur.
Overigens kan een daartoe op grond van artikel 5 bevoegde
functionaris in alle gevallen (rechts)handelingen verrichten waarmee geen
financieel belang is gemoeid. Uiteraard dienen daarbij de voorbehouden
bevoegdheden aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend
directeur-generaal en de overige beperkingen uit artikel 7 in acht te worden
genomen. Rechtshandelingen waarmee geen financieel belang is gemoeid zullen
niet of nagenoeg niet voorkomen. In naam van de minister te verrichten
handelingen waarmee geen financieel belang is gemoeid zullen vaker
voorkomen.
Ten aanzien van de bevoegdheid tot het uitbrengen van
offertes aan klanten van de Rijksgebouwendienst binnen de rijksoverheid en de
bevoegdheid tot het vaststelling van de interne verhuurovereenkomsten is iets
anders aan de hand. Hiervoor geldt dat deze noch als besluiten noch als
privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn te kwalificeren. Dit laatste omdat
tussen organen van één rechtspersoon (de staat der Nederlanden) niet
rechtsgeldig gecontracteerd kan worden. Dit brengt met zich mee dat de genoemde
functionarissen de bevoegdheid tot het vaststellen van offertes en interne
verhuurovereenkomsten niet ontlenen aan de juridische figuur van volmacht, maar
aan de juridische figuur van machtiging.
lid 5
Door deze begrenzing aan de bevoegdheid van afdelingshoofden,
clusterhoofden en projectbevoegden hebben alleen de directeuren, de
stafafdelingshoofden en hun plaatsvervangers de bevoegdheid tot het verrichten
van rechtshandelingen waarmee externen worden ingehuurd, met uitzondering van
de categorieën externen waarvan in artikel 6, sub g, inhuur is voorbehouden aan
de directeur-generaal. Uiteraard is hiertoe ook altijd de directeur-generaal
als volmachtgever bevoegd. Het betreft hier externen die ingehuurd worden op
reguliere functies binnen de Rijksgebouwendienst. Het betreft hier niet de in
het kader van het primaire proces van de Rijksgebouwendienst binnen een project
ingehuurde externen, zoals architecten, constructeurs, technisch adviseurs en
dergelijke.
Artikel 9
leden 1 en 2
Een krachtens mandaat genomen besluit dient op grond van
artikel 10:10 Algemene wet bestuursrecht altijd te vermelden namens welk
bestuursorgaan het besluit is genomen. Dit betekent dat in ieder geval de
minister vermeld dient te worden. Daarnaast dient voor een belanghebbende
duidelijk te zijn dat het een besluit betreft dat binnen de Rijksgebouwendienst
genomen is. Ten slotte dient degene die het besluit uiteindelijk (in mandaat)
neemt te worden aangegeven. De in de eerste twee leden aangegeven ondertekening
voldoet aan de bovenstaande eisen en sluit tevens aan bij de ondertekening,
zoals deze binnen het ministerie wordt gehanteerd. Het onderscheid tussen lid 1
en lid 2 zit in 'inzake de rijkshuisvesting', waarvoor de minister voor Wonen,
Wijken en Integratie verantwoordelijk is.
leden 3 en 4
Op grond van artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht
zijn de bij de eerste twee leden genoemde eisen qua ondertekening in geval van
mandaat ook van toepassing in geval van het verrichten van privaatrechtelijke
rechtshandelingen. Daarnaast is in artikel 27 van de Comptabiliteitswet 2001
onder meer geregeld dat de ministers namens de staat der Nederlanden
privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen verrichten en is in het vierde lid
van dit artikel tevens de mogelijkheid opgenomen om deze bevoegdheden via
volmachtverlening door anderen te laten uitoefenen. Op grond van het
bovenbepaalde is in geval van een privaatrechtelijke rechtshandeling de staat
der Nederlanden aan te merken als rechtspersoon die vertegenwoordigd wordt en
dient dit tot uitdrukking te komen in de ondertekening. Het onderscheid tussen
lid 3 en lid 4 zit in 'inzake de rijkshuisvesting', waarvoor de minister voor
Wonen, Wijken en Integratie verantwoordelijk is.
lid 5
Met deze bepaling wordt geregeld dat de eisen qua
ondertekening van de eerste vier leden niet gelden ten aanzien van een document
waarmee geen besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt
vastgelegd. In deze gevallen dient slechts aan het slot van het document de
functie en de naam van de betrokken functionaris te worden vermeld. Bij een
document waarmee geen besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt
vastgelegd, kan gedacht worden aan een beheershandeling van ondergeschikte
betekenis of aan het uitbrengen van offertes aan de reguliere klanten van de
Rijksgebouwendienst of het vaststellen van interne verhuurovereenkomsten. Een
beheershandeling van ondergeschikte betekenis is een handeling waaruit geen
rechtsgevolgen voortvloeien. Hieruit kunnen dan ook geen aanspraken van derden
ten opzichte van de staat der Nederlanden dan wel ten opzichte van de minister
uit voortvloeien. Gedacht kan worden aan handelingen met een louter informatief
karakter. Voor de offertes en interne verhuurovereenkomsten geldt dat deze noch
als besluiten noch als privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn te
kwalificeren. Dit laatste omdat tussen organen van één rechtspersoon (de staat
der Nederlanden) nu eenmaal niet rechtsgeldig gecontracteerd kan worden.
Offertes aan klanten binnen de rijksoverheid en interne verhuurovereenkomsten
kunnen dan ook ondertekend worden zoals in het vijfde lid aangegeven.
Aan de rijksbouwmeester is mandaat verleend om krachtens de
Wet op de architectentitel besluiten te nemen. De wijze van ondertekening van
die besluiten is geregeld in het Besluit mandaat Rijksbouwmeester.
Artikel 11
De competentieregisters vormen het equivalent van de registers
die met betrekking tot het bedrijfsleven worden bijgehouden bij de Kamers van
Koophandel en Fabrieken. Gelet op de bepaling in artikel 31 van de
Comptabiliteitswet 2001 is het zowel voor de Rijksgebouwendienst als voor
derden die met de staat/de Rijksgebouwendienst een privaatrechtelijke
rechtshandeling willen aangaan, van belang dat in concrete gevallen zekerheid
kan worden verkregen over de bevoegdheid van de personen die namens de staat/de
Rijksgebouwendienst de rechtshandeling zullen verrichten.
Vanwege de huidige structuur van de Rijksgebouwendienst is
gekozen voor één centraal competentieregister voor de Rijksgebouwendienst met
daarin alle besluiten tot benoeming tot projectbevoegde. Het etHet
competentieregister wordt bijgehouden door de stafafdeling Concerncontrol. Het
competentieregister zal ter inzage liggen voor eenieder met een redelijk belang
en bevat een verwijzing naar dit besluit en de namen, handtekeningen en parafen
van de door het bevoegd gezag benoemde – zowel interne als externe –
projectbevoegden. Op verzoek van bedoelde belanghebbende wordt door de
controller onder wiens controlebereik de projectbevoegde valt een schriftelijke
verklaring omtrent de bevoegdheid van de projectbevoegde verstrekt. Daarnaast
ligt dit besluit, inclusief de bijlagen ter inzage bij de centrale bibliotheek
van het ministerie van VROM aan de Rijnstraat 8 te Den Haag.