Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 mei 2009, nr. UB/A/2009/11373, tot Wijziging Regeling SUWI in verband met financiering landelijke cliëntenraad en wijziging van de Regeling Wfsv in verband met de rijksbijdrage UWV

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 8, zesde lid, en artikel 45, vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 121a van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING SUWI

De Regeling SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2 LANDELIJKE CLIËNTENRAAD

B

In hoofdstuk 2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.1 Middelen landelijke cliëntenraad

  • 1. De minister stelt jaarlijks voor 1 december de omvang van de middelen van de landelijke cliëntenraad als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wet SUWI, vast aan de hand van een jaarplan met begroting.

  • 2. Deze middelen zijn bestemd voor:

    • a. de kosten van het secretariaat en ondersteuning van de landelijke cliëntenraad;

    • b. de kosten ten behoeve van leden van de landelijke cliëntenraad en in verband met de taakuitoefening door de raad;

    • c. kosten in verband met in het jaarplan opgenomen onderzoeken naar cliëntenparticipatie in het domein van werk en inkomen en activiteiten ter bevordering van deze cliëntenparticipatie.

  • 3. De minister kan toestaan, dat de middelen worden aangewend voor meer activiteiten dan in het jaarplan met begroting zijn opgenomen.

  • 4. De minister kan besluiten de omvang van de middelen te wijzigen.

  • 5. Ten behoeve van de landelijke cliëntenraad worden geen verplichtingen aangegaan en geen uitgaven gedaan die leiden tot overschrijding van de vastgestelde middelen.

Artikel 2.2 Jaarplan, begroting, voorschotten, jaarverslag, jaarrekening en accountantsverklaring

  • 1. Elk jaar wordt ten behoeve van het beschikbaar stellen van de middelen voor de landelijke cliëntenraad voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar een beknopt concept jaarplan met een globale begroting en voor 1 oktober van dat jaar een jaarplan met begroting en een voorstel voor de hoogte van de twee voorschotten, ingediend.

  • 2. De middelen worden in twee delen bij wijze van voorschot betaald: de eerste termijn op 10 januari van het jaar waarop de middelen betrekking hebben en op 1 juli het restant.

  • 3. Uiterlijk 15 maart van het jaar volgend op het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, wordt aan de minister een jaarverslag van de landelijke cliëntenraad voorzien van jaarrekening met accountantsverklaring gezonden.

  • 4. De accountantsverklaring wordt verzorgd door de accountant die de accountantscontrole, bedoeld in paragraaf 5.1b, voor de RWI uitvoert.

  • 5. De minister stelt de definitieve middelen voor het jaar waarover verantwoording is afgelegd vast.

ARTIKEL II. WIJZIGING REGELING WFSV

Aan hoofdstuk 5 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 4 REGELS VOOR AFDRACHT RIJKSBIJDRAGEN

§ 1. Rijksbijdrage uitvoeringskosten UWV
Artikel 5.40 Rijksbijdrage voor UWV
  • 1. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

  • 2. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepaalt dat bepaalde kosten, die ten laste komen van de rijksbijdrage aan het UWV, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in afwijking van het eerste lid niet als uitgaven ten laste van de fondsen, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van die wet komen.

Artikel 5.41 Kosten BKWI

De kosten van het in artikel 5.21, tweede lid, van het Besluit SUWI bedoelde organisatieonderdeel dat in het bijzonder is belast met het beheer van de elektronische voorzieningen, komen als bedoeld in artikel 5.40, tweede lid, direct ten laste van de rijksbijdrage aan het UWV, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 mei 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Deze regeling bevat een wijziging van de Regeling SUWI om nadere regels te stellen voor de financiering van de landelijke cliëntenraad (LCR).

Daarnaast is een nieuwe afdeling in de Regeling Wfsv opgenomen. Het gaat hier om nadere regels voor de afdracht van een Rijksbijdrage op grond van het met de wijziging van de Wet SUWI in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) opgenomen artikel 121a. Met deze grondslag kunnen regels worden gesteld voor de afdracht van de Rijksbijdrage aan UWV en de SVB met name voor de financiering van subsidieregelingen die gebaseerd zijn op de Kaderwet SZW-subsidies en vergoedingen die gefinancierd worden via de rijksbegroting.

Daarnaast ontvangt het UWV een rijksbijdrage voor de kosten van uitvoering van taken, die voorheen bij de CWI waren belegd. Na de fusie van CWI met UWV ontvangt het UWV deze rijksbijdrage. Voorheen werden de uitvoeringskosten van het UWV ten laste van de verschillende fondsen gebracht. Artikel 45 van de Wet SUWI regelt dat uitvoeringskosten ten laste van de rijksbijdrage en de fondsen komen. Voor de verdeling daarvan kunnen nadere regels worden gesteld. Op grond van ook dit artikel in de Wet SUWI worden nu in de Regeling Wfsv nadere regels gesteld voor de afdracht van de Rijksbijdrage aan UWV. Daarin wordt allereerst geregeld, dat de Rijksbijdrage voor de uitvoeringskosten in eerste instantie via het Algemeen Werkloosheidsfonds lopen. Dit geldt met name voor de rijksbijdrage ten behoeve van de CWI-taken (de taken van het UWV die vooral geregeld zijn in artikel 30a tot en met 30d van de Wet SUWI). Vervolgens is bepaald, dat bijdragen aan het UWV voor bepaalde uitvoeringskosten direct aan het UWV kunnen worden afgedragen en niet via storting in een fonds. Dit is voorts in artikel 5.41 geconcretiseerd voor de bijdragen voor het onderdeel van UWV dat verantwoordelijk is voor de elektronische voorzieningen (ook bekend als suwinet), genaamd het BKWI. Het UWV brengt ook apart verslag uit over de uitgaven ten behoeve van het BKWI.

De nieuwe afdeling in de Regeling Wfsv zal later worden aangevuld, met de bepalingen over de afdracht die nu nog in de verschillende subsidieregelingen zijn opgenomen.

In de nadere regels voor de financiering van de LCR wordt de gegroeide praktijk beschreven. De middelen van de LCR worden aan de hand van een jaarplan met begroting vastgesteld. De middelen worden definitief vastgesteld na beoordeling van jaarverslag met jaarrekening en accountantsverklaring. Verder kan de LCR ook middelen verstrekt worden voor onderzoek naar en bevordering van cliëntenparticipatie in het SUWI-domein.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven