Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 mei 2009, nr. WJZ/9094025, tot vaststelling van de subsidieregeling 2getthere (Subsidieregeling 2getthere)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening:

verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214);

doelland:

land waarop de internationaliseringsstrategie gericht is;

groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • a. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • 3°. overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • b. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

internationaliseringsstrategie:

een strategie ten behoeve van een samenwerkingsverband die is gericht op positionering in een buitenlandse markt, waarin de kansen en risico’s die zich voordoen op de buitenlandse markt worden beschreven en er wordt aangegeven welke activiteiten zullen worden uitgevoerd en welke niet-financiële ondersteuning van de overheid nodig is, om de doelstellingen van de strategie te realiseren;

kleine onderneming:

kleine onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

middelgrote onderneming:

een middelgrote onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

MKB-ondernemer:

een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

minister:

de Minister van Economische Zaken;

ondernemer:

een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

onderzoeksorganisatie:

een onderzoeksorganisatie als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

penvoerder:

de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie;

samenwerkingsverband:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste 8 niet in een groep verbonden in Nederland gevestigde ondernemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun:

Mededeling van de Commissie – Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU 22 januari 2009, C 16/1).

Artikel 2

Een internationaliseringsstrategie bevat in ieder geval:

  • a. een visie op de positionering van het samenwerkingsverband in een specifieke markt, waarin benoemd worden de doelstelling, het gewenste resultaat, de knelpunten, de kansen en de uit te voeren activiteiten;

  • b. een beschrijving van de rol van de overheid die noodzakelijk is om de uitvoering van de internationaliseringsstrategie te doen slagen.

§ 2. Hoogte subsidie

Artikel 3
  • 1. Indien reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat krachtens deze regeling kan worden verstrekt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de verstrekte subsidie geldmiddelen betreft die één van Onze Ministers onder door hem gestelde voorschriften ter beschikking stelt als bijdrage in de algemene exploitatie- en investeringskosten die een onderzoeksorganisatie maakt.

§ 3. Subsidiabele kosten

Artikel 4
  • 1. Voor subsidie komen de kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit.

  • 2. Vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. De eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur maakt geen deel uit van de subsidiabele kosten.

  • 4. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

  • 5. Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden alleen in aanmerking genomen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen.

Artikel 5
  • 1. De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidie-ontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidie-ontvanger stelselmatig toepast.

  • 2. De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

  • 3. Indien het aantal direct productieve uren niet blijkt uit de methode, bedoeld in het tweede lid, wordt het aantal direct productieve uren voor een fulltime dienstverband gesteld op 1650 uur.

Artikel 6

De subsidiabele kosten worden berekend door het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 87,50, waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen, vermeerderd met:

  • a. de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn;

  • b. de aan derden betaalde kosten.

§ 4. Subsidieplafond

Artikel 7

Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op in een bepaalde periode ontvangen aanvragen op grond van deze regeling.

Artikel 8
  • 1. De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 2. Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

§ 5. Subsidieaanvraag

Artikel 9

Een aanvraag om subsidie gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 10

Een vooraanmelding, een aanvraag om subsidie en een aanvraag tot subsidievaststelling worden ingediend via de penvoerder.

§ 6. Afwijzingsgronden

Artikel 11

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor zover:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

  • b. subsidieverstrekking niet is toegestaan onder toepassing van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun of de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de activiteiten kunnen financieren;

  • d. onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen 36 maanden na de subsidieverlening kunnen worden voltooid;

  • e. aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd;

  • f. onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van de activiteiten;

  • g. onvoldoende vertrouwen bestaat in de politieke haalbaarheid van de activiteiten in het doelland;

  • h. de activiteiten onvoldoende bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie leveren;

  • i. onvoldoende vertrouwen bestaat dat betrokkenen de capaciteiten hebben om de activiteiten naar behoren uit te voeren;

  • j. er onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • k. indien de activiteiten in strijd zijn met de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling vastgestelde richtlijnen ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de door de Internationale Arbeidsorganisatie vastgestelde Verklaring Fundamentele Beginselen en Rechten op het Werk.

§ 7. Beslissing op de aanvraag

Artikel 12
  • 1. De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien een beschikking niet binnen de in het eerste lid aangegeven termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dertien weken worden verlengd.

Artikel 13

De beschikking tot subsidieverlening wordt verzonden naar de penvoerder.

§ 8. Voorwaarden voor de subsidie-ontvanger

Artikel 14

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 15
  • 1. De subsidie-ontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig de aanvraag en voltooit deze binnen een bij de beschikking tot subsidieverlening gestelde termijn.

  • 2. De subsidie-ontvanger meldt aan de minister indien de subsidiabele kosten in het desbetreffende kalenderjaar meer dan 25% afwijken van de begroting.

  • 3. De minister kan voor het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van activiteiten op voorafgaand verzoek van de subsidie-ontvanger ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 16
  • 1. De subsidie-ontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

    • a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde kosten.

  • 2. De administratie wordt tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.

Artikel 17

De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen.

§ 9. Voorschotten

Artikel 18
  • 1. De minister verstrekt ambtshalve voorschotten voor een subsidie die nog niet is vastgesteld.

  • 2. De voorschotten worden betaald via de penvoerder. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidie-ontvanger.

  • 3. Het eerste voorschot wordt ambtshalve verstrekt binnen twee weken na aanvang van de activiteiten.

  • 4. De volgende voorschotten worden ambtshalve verstrekt binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken kosten.

  • 5. Als datum van aanvang van de activiteiten geldt de dag na de verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het plan is opgenomen voor de start van de activiteiten.

  • 6. Het voorschot bedraagt 90% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt.

  • 7. De minister berekent de hoogte van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag door de in de periode tussen twee mijlpalen te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het subsidiepercentage en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode.

  • 8. Het geheel van voorschotten bedraagt niet meer dan het voorschotpercentage maal de maximale hoogte van de subsidie.

§ 10. Subsidievaststelling

Artikel 19
  • 1. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 2. De aanvraag gaat, overeenkomst in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden, waaronder in elk geval:

    • a. een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten en

    • b. indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, een accountantsverklaring.

Artikel 20
  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend via de penvoerder.

  • 2. De minister betaalt het subsidiebedrag via de penvoerder aan de subsidie-ontvanger. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidie-ontvanger.

Artikel 21
  • 1. De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe, dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidievaststelling niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dertien weken worden verlengd.

HOOFDSTUK 2. BASISMODULE 2GETTHERE

§ 1. Subsidieverlening

Artikel 22
  • 1. De minister verleent op aanvraag subsidie aan een deelnemer van een samenwerkingsverband die voor eigen rekening en risico één of meer activiteiten ten behoeve van de internationaliseringsstrategie uitvoert.

  • 2. Voor subsidie komen uitsluitend de volgende activiteiten in aanmerking:

    • a. informatiestudies: verrichten van diensten door adviseurs die ervaren zijn op het gebied van commerciële, juridische, politieke of technische haalbaarheid van projecten, die specifieke kennis hebben over de wijze waarop opdrachten voor grote projecten gericht op het doelland worden verkregen of het vertalen van voor de doelen van de internationaliseringsstrategie relevante documenten;

    • b. bezoeken en bijeenkomsten: bezoeken van het doelland en het ontvangen van delegaties vanuit het doelland en het bezoeken en organiseren van seminars en bijeenkomsten;

    • c. beurzen en tentoonstellingen: deelname aan en het bezoeken van beurzen en tentoonstellingen;

    • d. economische missies: deelname aan Nederlandse economische missies;

    • e. plaatsing van studenten: het inschakelen van één of meer studenten van een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of universitair onderwijs, die een voor de uitvoering van de internationaliseringsstrategie relevante studieopdracht uitvoeren in het doelland en studenten vanuit het doelland die een relevante studieopdracht uitvoeren in Nederland;

    • f. inhuren van adviseurs: tijdelijke inhuur van één of meer adviseurs of begeleiders met voor de uitvoering van de internationaliseringsstrategie relevante ervaring ter ondersteuning van de uitvoering van de internationaliseringsstrategie;

    • g. investeringsprojecten: investeringen in duurzame kapitaalgoederen en gerelateerde diensten in een onderneming in het doelland;

    • h. coördinatie: coördinatie van de uitvoering van de internationaliseringsstrategie door het samenwerkingsverband.

§ 2. Hoogte subsidie

Artikel 23
  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a. 100 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op de organisatie van economische missies;

    • b. 60 procent in het eerste jaar, 40 procent in het tweede jaar en 20 procent in het derde jaar van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op coördinatie of het inhuren van adviseurs waarbij de subsidie voor beide categorieën afzonderlijk niet meer dan € 150.000 bedraagt;

    • c. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op de overige activiteiten.

  • 2. Het bedrag van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste € 450.000 en wordt verlaagd voor zover dit nodig is op basis van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun.

  • 3. De subsidie bedraagt voorts:

    • a. 50 procent van de kosten voor het huren, opzetten en gebruiken van een standplaats voor de eerste keer dat een MKB-ondernemer aan een bepaalde vakbeurs of tentoonstelling deelneemt;

    • b. 50 procent van de kosten van door externe adviseurs verrichte diensten ten gunste van een MKB-ondernemer voor zover de betrokken diensten niet van permanente of periodieke aard zijn en niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren.

  • 4. Het bedrag van de subsidie, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt naar rato verlaagd indien het totale subsidiebedrag voor de internationaliseringsstrategie meer zou zijn dan € 1.500.000.

§ 3. Adviescommissie

Artikel 24
  • 1. Er is een Adviescommissie 2getthere die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijsgronden, bedoeld in artikel 11, onderdelen c tot en met k en artikel 27, onderdelen b en c.

  • 2. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 3. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste acht andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de adviescommissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken of andere ministeries die voor de subsidie verantwoordelijk zijn of mede verantwoordelijk zijn.

  • 4. De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste vijf jaar benoemd. Zij zijn telkens opnieuw benoembaar voor dezelfde termijn.

  • 5. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 6. Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

  • 7. De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 8. In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

  • 9. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 10. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

§ 4. Indienen van de aanvraag

Artikel 25
  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt niet ingediend dan nadat daarover door de Adviescommissie 2getthere aan de aanvrager advies is uitgebracht op basis van een vooraanmelding, dan wel nadat er zes weken verstreken zijn na indiening van de vooraanmelding.

  • 2. In de vooraanmelding wordt aangegeven:

    • a. de gewenste te subsidiëren activiteiten;

    • b. de wijze waarop naar verwachting aan de voorwaarden en verplichtingen op grond van deze regeling zal kunnen worden voldaan;

    • c. de kern van de internationaliseringsstrategie, waaronder in ieder geval de elementen genoemd in artikel 2.

  • 3. Het advies van de adviescommissie richt zich op de afwijsgronden, bedoeld in artikel 11, onderdelen c tot en met k en artikel 27, onderdelen b en c.

  • 4. Een vooraanmelding wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 1.

Artikel 26

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 2.

§ 5. Afwijzingsgronden

Artikel 27

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor zover:

  • a. er bij de posten in het doelland, in de betreffende sector in het doelland of door een of meer deelnemers in het samenwerkingsverband te veel internationaliseringsstrategieën worden uitgevoerd, waardoor er onvoldoende capaciteit is om de activiteiten uit te voeren;

  • b. de internationaliseringsstrategie niet ziet op de verwezenlijking van ten minste twee van de volgende doelen:

    • 1°. starten van commerciële activiteiten op een voor het samenwerkingsverband nieuwe markt;

    • 2°. substantieel vergroten van het bestaande marktaandeel op een markt;

    • 3°. aantrekken van kenniswerkers en hoogwaardige investeringen vanuit die markt ten behoeve van het samenwerkingsverband;

    • 4°. starten of intensiveren van een samenwerking tussen deelnemers in het samenwerkingsverband en lokale partijen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en productie;

  • c. het samenwerkingsverband onvoldoende onderscheidend is in de betreffende sector of nichemarkt.

§ 6. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 28

Een afschrift van de overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld wordt binnen twee maanden na subsidieverlening verstrekt.

Artikel 29

De subsidie-ontvanger maakt bij de uitvoering van de internationaliseringsstrategie gebruik van promotiematerialen beschikbaar gesteld door de EVD.

Artikel 30
  • 1. De subsidie-ontvanger dient jaarlijks via de penvoerder een rapportage in over de voortgang van de uitvoering van de internationaliseringsstrategie.

  • 2. Een rapportage bevat in ieder geval een verantwoording over de in het afgelopen jaar uitgevoerde activiteiten gerelateerd aan de doelstellingen van de internationaliseringsstrategie en een vooruitblik op de in het komende jaar uit te voeren activiteiten gerelateerd aan de doelstellingen van de internationaliseringsstrategie.

§ 7. Subsidievaststelling

Artikel 31

De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 3.

HOOFDSTUK 3. DEMONSTRATIEPROJECTEN

§ 1. Subsidieverlening

Artikel 32
  • 1. De minister verleent op aanvraag subsidie aan een deelnemer van een samenwerkingsverband die voor eigen rekening en risico een demonstratieproject uitvoert dat noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de internationaliseringsstrategie.

  • 2. Voor subsidie komen uitsluitend de volgende activiteiten in aanmerking:

    • a. het demonstreren van een in het doelland onbekende technologie;

    • b. een demonstratie van wat het samenwerkingsverband een bepaalde sector in het doelland te bieden heeft.

§ 2. Hoogte subsidie

Artikel 33
  • 1. De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 450.000.

  • 2. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover dit nodig is op basis van tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun.

  • 3. Het bedrag van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt naar rato verlaagd indien het totale subsidiebedrag voor de internationaliseringsstrategie, op grond van het eerste lid en artikel 23, meer zou zijn dan € 2.000.000.

§ 3. Aanvraag en beslissing

Artikel 34

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 4.

Artikel 35

De minister beslist geheel of gedeeltelijk afwijzend op een aanvraag indien het demonstratieproject onvoldoende bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen van de in uitvoering zijnde internationaliseringsstrategie.

§ 4. Voorwaarden voor subsidie-ontvanger

Artikel 36

De subsidie-ontvanger maakt bij de uitvoering van de internationaliseringsstrategie gebruik van promotiematerialen beschikbaar gesteld door de EVD.

§ 5. Subsidievaststelling

Artikel 37

De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 5.

HOOFDSTUK 4. 2XPLORE

Artikel 38

  • 1. In afwijking van artikel 22 kan in de jaren 2009 en 2010 een aanvraag om subsidie worden ingediend voor uitsluitend een informatiestudie als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, die betrekking heeft op de haalbaarheid van een project, waarbij significante export van kapitaalgoederen of diensten beoogd wordt buiten de EU, de EFTA, de VS, Canada, Japan of Australië.

  • 2. In afwijking van artikel 1 bestaat een samenwerkingsverband waarvan de deelnemers een aanvraag om subsidie, bedoeld in het eerste lid, kunnen indienen, uit ten minste twee in Nederland gevestigde exporterende of investerende MKB-ondernemers en een partij uit het land waar de informatiestudie wordt verricht.

Artikel 39

  • 1. De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 125.000 per informatiestudie.

  • 2. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover dit nodig is op basis van tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun.

Artikel 40

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 6.

Artikel 41

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor zover:

  • a. voor de activiteiten subsidie kan worden verkregen op grond van een in uitvoering zijnde internationaliseringsstrategie;

  • b. er in het desbetreffende land geen reële mogelijkheden zijn voor de realisatie van het project na de informatiestudie, met betrokkenheid van in Nederland gevestigde bedrijven;

  • c. de activiteiten vrijwel identiek zijn aan een eerdere deels door de Nederlandse overheid gefinancierde haalbaarheidsstudie en er geen toegevoegde waarde is voor de Nederlandse naamsbekendheid;

  • d. de activiteiten de bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven onvoldoende vergroot;

  • e. er onvoldoende kans is op orderverwerving van substantiële omvang door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project;

  • f. er vóór aanvang van de activiteiten niet bekend is wie de buitenlandse partij is die bij de desbetreffende activiteit als projectpartner betrokken zal zijn en op welke locatie de activiteit zal worden uitgevoerd.

Artikel 42

De subsidie-ontvanger dient halverwege de uitvoering van de studie, bedoeld in artikel 40, eerste lid, via de penvoerder een rapportage in over de voortgang, waarbij wordt ingegaan op de tot dan toe uitgevoerde activiteiten en de voorlopige resultaten van de haalbaarheidsstudie.

Artikel 43

De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage 7.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 44

  • 1. Voor reeds in uitvoering zijnde strategieën die voldoen aan de eisen van de hoofdstukken 1 en 2 kan subsidie worden aangevraagd voor de resterende activiteiten.

  • 2. De hoofdstukken 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 24 en 25.

Artikel 45

In de tabel in artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt na punt 15 ingevoegd:

16.1

Subsidieregeling 2getthere (2getthere)

22

Periode vooraanmelding

08-06 t/m 30-10

 

16.2

Subsidieregeling 2getthere (2getthere)

22, 32

 

08-06 t/m 30-12

6.000.000

16.3

Subsidieregeling 2getthere (2xplore)

38

 

08-06 t/m 30-12

3.000.000

16.4

Subsidieregeling 2getthere (bestaande 2getthere programma’s)

44

 

08-06 t/m 31-08

10.000.000

Artikel 46

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 47

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling 2getthere.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de EVD, Juliana van Stolberglaan 148, ’s-Gravenhage.

Den Haag, 27 mei 2009

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. 2getthere

Met deze subsidieregeling worden samenwerkingsverbanden van bedrijven en instellingen meerjarig ondersteund om op een strategische en planmatige wijze te internationaliseren. Onder internationaliseren kan worden verstaan:

  • het starten van commerciële activiteiten op een nieuwe buitenlandse markt;

  • het substantieel vergroten van het bestaande marktaandeel op een buitenlandse markt;

  • het aantrekken van kenniswerkers en investeringen vanuit een buitenlandse markt ten behoeve van het samenwerkingsverband;

  • het starten of vergroten van de samenwerking van de partijen in het samenwerkingsverband met lokale partijen op de terreinen van onderzoek, ontwikkeling en productie.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een internationaliseringsstrategie, naast positionering van de betreffende sector in het doelland, te zijn gericht op ten minste twee van de bovengenoemde doelen.

De titel 2getthere benadrukt dat private partijen onderling moeten samenwerken en dat publieke en private partijen zullen samenwerken om op een markt gericht en gestructureerd het doel te bereiken.

Een belangrijk doel van deze subsidieregeling is partijen te ondersteunen die zonder publieke ondersteuning, zowel financieel als niet financieel, niet verder komen op een bepaalde buitenlandse markt. Daarnaast is het belangrijk dat het samenwerkingsverband actief is in een sector of niche waarin Nederlandse partijen onderscheidend zijn. In zeer onderscheidende sectoren, waarin een samenwerkingsverband internationaal kan ‘doorbreken’, kan de buitenlandse markt zich ook uitstrekken over meerdere doellanden.

Deze subsidieregeling is onderdeel van het financiële bedrijfsgerichte instrumentarium van de Minister van Economische Zaken en past binnen de beleidsagenda Internationaal Ondernemen die bij brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 maart 2008 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gepresenteerd.

Internationalisering versterkt de concurrentiepositie en continuïteit van Nederlandse bedrijven. Het vernieuwde beleid is toegespitst op ‘ondernemen over grenzen’ om de internationalisatiegraad van de Nederlandse economie te verhogen. Het belang van het voorbereiden wordt benadrukt en de uitgangspunten ‘focus’ en ‘massa’ om internationaal uit te blinken staan centraal. Opdrachten voor het bedrijfsleven en instellingen worden verkregen door doelgericht en gezamenlijk te werk gaan.

Knelpunten die internationaal excelleren in de weg staan, betreffen:

  • versnipperd optreden van de Nederlandse partijen;

  • versnipperd aanbod van producten en diensten;

  • gebrek aan specifieke kennis over de (deel)markt, het land of het systeem;

  • gebrek aan de juiste contacten en netwerken;

  • niet transparante lokale wet- en regelgeving;

  • taal- en cultuurverschillen;

  • gebrek aan kapitaal, financiële middelen, tijd of capaciteit.

Met deze subsidieregeling en de ondersteuning door de betrokken overheidsorganisaties, via de EVD, gedurende het gehele traject van de subsidie wordt getracht voor ieder samenwerkingsverbond een oplossing op maat te vinden om de knelpunten op een bepaalde markt aan te pakken. De meeste elementen zullen in elke oplossing in een bepaalde vorm een rol spelen. De juiste timing van de activiteiten, de precieze invulling van de activiteiten, de mogelijkheden voor combinaties van activiteiten en de manier waarop private partijen onderling en publieke en private partijen elkaar ondersteunen, zijn voor een groot deel maatwerk.

Essentieel is een weloverwogen inzet van mensen en middelen en het kiezen van de juiste momenten. Hiertoe dient in gezamenlijkheid bij de subsidieaanvraag en gedurende de uitvoering van de internationaliseringsstrategie steeds goed overleg gevoerd te worden.

Voor de totstandkoming van deze regeling zijn er in 2007 en 2008 op grond van andere subsidie-instrumenten een aantal 2getthere-programma’s gestart. De meerjarige, publiekprivate aanpak wordt over het geheel genomen als positief wordt beoordeeld.

De essentie van deze subsidieregeling is hetzelfde als van de programma’s in 2007 en 2008, er wordt echter nog meer nadruk gelegd op publiekprivate samenwerking op basis van een strategie. Daarnaast maakt een eigen rechtsbasis de uitvoering eenvoudiger, overzichtelijker en goedkoper.

2. Internationaliseringsstrategie en samenwerkingsverband

Een strategie gaat uit van een startsituatie en een gewenst eindresultaat en beschrijft de middelen die nodig zijn om vanuit die startsituatie dat eindresultaat te behalen. Activiteiten, personen, kennis, informatie en timing zijn in ieder geval middelen die benoemd kunnen worden. In beschrijving van de middelen die nodig zijn om het doel te bereiken moet onderscheid gemaakt worden tussen commerciële of private middelen en publieke middelen. De benodigde publieke middelen moeten bestaan uit minstens twee van de volgende drie vormen:

  • financiële ondersteuning;

  • publieke kennis;

  • economische diplomatie, waaronder strategische lobby: op welk moment moet welke boodschap aan wie door wie overgebracht worden.

Een samenwerkingsverband kan bestaan uit bedrijven en instellingen, waaronder in ieder geval kleine, middelgrote en grote bedrijven, kennisinstellingen, opleidingsinstituten en brancheorganisaties.

Samenwerkingsverbanden worden vertegenwoordigd door een penvoerder. De communicatie tussen het samenwerkingsverband en de Minister van Economische Zaken verloopt via de penvoerder. Tevens zal de penvoerder vaak een coördinerende rol hebben. Het is echter ook mogelijk dat een andere deelnemer uit het samenwerkingsverband coördinerende taken uitvoert.

3. 2xplore

Internationale handel is de motor van het Nederlandse bedrijfsleven. Om bedrijven ook in tijden waarin het economisch minder voor de wind gaat te stimuleren om internationale activiteiten te ontplooien, is er voorzien in een tijdelijke ondersteuning van ondernemers voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies in opkomende markten.

De subsidie 2xplore (hierna: 2xplore) beoogt export door het in Nederland gevestigde bedrijfsleven (hierna: Nederlandse bedrijfsleven) naar andere dan hoog geïndustrialiseerde westerse landen te bevorderen. Hiertoe worden haalbaarheidsstudies gesubsidieerd die resulteren in een vroegtijdige bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven en die de kans op orderverwerving in het buitenland door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project vergroten. De 2xplore is niet bedoeld voor marktonderzoek en heeft niet tot doel om de bedrijfsactiviteiten van de Nederlandse bedrijven grotendeels of volledig naar het buitenland te verplaatsen. Als uitgangspunt geldt dat het exportpotentieel in het buitenland minimaal tien maal het te ontvangen subsidie zal moeten bedragen. Alleen een Nederlands exporterend- of investerend bedrijf of een Nederlandse instelling dat samenwerkt met ten minste nog één ander Nederlands exporterend- of investerend bedrijf deelneemt, kan een aanvraag onder de 2xplore indienen.

Het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP) heeft als voorbeeld gediend voor de 2xplore. Er zijn geen nieuwe voorwaarden gesteld, ook geen nieuwe elementen. De mogelijkheid om ondersteuning te krijgen bij projectidentificatiestudies die bestond bij PESP is niet opgenomen in 2xplore, omdat hier nauwelijks gebruik van werd gemaakt.

De administratieve zaken zijn wel anders, omdat deze in lijn zijn gebracht met de gebruikelijke administratieve afhandeling van subsidies welke middels het Kaderbesluit EZ-subsidies is ingezet.

4. Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Aan goed ondernemerschap is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) verbonden, juist op buitenlandse markten, waar de overheden een belangrijke rol spelen. Maatschappelijke thema’s zoals arbeidsnormen, milieu en mensenrechten en dergelijke zijn niet meer weg te denken bij het verantwoordelijk zakendoen op buitenlandse markten.

Omdat in de nieuwe regeling vrijwel alle vormen van internationaal ondernemen onderwerp van verkenning kunnen zijn en daarmee de internationaliseringsstrategie in zijn totaliteit kan worden beschouwd is MVO als een expliciet aandachtspunt opgenomen in het formulier voor de opstelling van het internationaliseringsstrategie van het cluster.

5.a Administratieve lasten 2getthere

Zoals in de laatste alinea van paragraaf 1 van deze toelichting is geschetst is er met deze subsidieregeling voorzien in één aanspreekpunt voor het samenwerkingsverband en één rechtsbasis voor de aanvraag, begeleiding en uitvoering van meerjarige ondersteuning van een samenwerkingsverband bij internationalisering. In de 2getthere-programma’s van 2007 en 2008 diende de penvoerder voor verschillende ondersteuningsinstrumenten van de EVD verschillende formulieren in te vullen en waren verschillende voorwaarden van toepassing, om in aanmerking te komen voor de ondersteuning die het samenwerkingsverband nodig had om de gestelde doelen te halen. Naast grote administratieve lasten veroorzaakten deze procedures ook vertraging en onduidelijkheid. Door de subsidiabele activiteiten onder te brengen in één regeling is het mogelijk om met indiening van één formulier de ondersteuning aan te vragen. Hiermee worden de administratieve lasten aanzienlijk beperkt en worden de onzekerheid en vertraging weggenomen.

De regeling is conform het Kaderbesluit EZ-subsidies, hiermee is ook wat betreft kostensystematiek, bevoorschotting en accountantsverklaring een methode van verantwoording geïntroduceerd die conform de bedrijfsvoering is, gestandaardiseerd is en minder administratieve lasten oplevert.

Het budget voor 2009 is € 6 miljoen. De verwachting is dat daarvoor 6 tot 8 programma's gedaan kunnen worden. De administratieve lasten bedragen € 114.000, dat is 1,9% van het budget. Deze berekening is gebaseerd op ervaringscijfers. In de oude systematiek waren de administratieve lasten 2,44%.

5.b Administratieve lasten 2xplore

De 2xplore is een subsidie die in 2009 en 2010 van kracht zal zijn.

De berekening van de verkrijgingkosten voor bedrijven voor deze subsidie is gebaseerd op de berekening van de kosten die voor een voorstel voor het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP) moesten worden gemaakt. Echter, de verplichtingen voor bedrijven bij de aanvraag van de subsidie zijn ten opzichte van de vroegere situatie op een aantal punten verminderd. De belangrijkste bijdrage hiervoor wordt geleverd door de verdere uitwerking van een 'intake procedure', waarmee in 2008 reeds goede ervaring is opgedaan. In deze procedure worden bedrijven vroegtijdig door de EVD geïnformeerd over de vraag of de subsidie voor hen van toepassing is. Om aan deze procedure deel te nemen moet een eenvoudig formulier worden ingevuld en besproken met de EVD. De verwachting is – gebaseerd op de ervaring in 2008, toen 49 van de 53 ingediende projecten werden gehonoreerd – dat ongeveer een even hoog percentage van het aantal daadwerkelijk ontvangen voorstellen wordt goedgekeurd als in 2008. Deze verwachting is ook gebaseerd op ervaringen met deze systematiek bij enkele andere regelingen die door de EVD worden uitgevoerd. Een andere bijdrage in de vermindering van de verplichtingen voor bedrijven wordt gerealiseerd door het vervallen van de verplichte deelname aan een inventarisatie van de financiële resultaten die de subsidieverlening heeft opgeleverd. Deze deelname is nu facultatief.

De regeling is conform het Kaderbesluit EZ-subsidies, hiermee is ook wat betreft kostensystematiek, bevoorschotting en accountantsverklaring een methode van verantwoording geïntroduceerd die conform de bedrijfsvoering is, gestandaardiseerd is en minder administratieve lasten oplevert.

De administratieve lasten bedragen € 92.733. Bij een budget van € 3 miljoen voor 2009 zijn de relatieve administratieve lasten 3,09%. Bij PESP bedroegen de lasten 4,64%.

6. Staatssteun

De regeling is gebaseerd op de tijdelijke communautaire kaderregeling staatssteun. Op grond van dit kader mag staatssteun verleend worden aan een ondernemer tot € 500.000. Eerder genoten steun op grond van de tijdelijke communautaire kaderregeling staatssteun en steun op grond van een de minimis verordening tussen 1 januari 2008 en 31 december 2010 dient in mindering te worden gebracht op de € 500.000. Voorts is vereist dat de onderneming niet voor 1 juli 2008 in de problemen verkeerde, de onderneming niet actief is in de visserijsector en er geen sprake is van directe exportsteun.

De uitvoering van een internationaliseringsstrategie is maatwerk. De activiteiten en inzet van middelen dienen zo goed mogelijk de strategie ter realisatie van gestelde doelen te ondersteunen, daarom kan in iedere afzonderlijke subsidiebeschikking aangegeven worden welke elementen staatssteun zijn en welke niet. Voorts is voorzien in enkele mogelijkheden om subsidie te verstrekken op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Zie hiervoor de toelichting op artikel 23.

7. Rechtsgrondslag

Deze subsidieregeling zal naar verwachting per 1 januari 2010 onder de werking van het Kaderbesluit EZ-subsidies worden gebracht en sorteert daarop reeds voor. Dit houdt in dat deze regeling inhoudelijk reeds in overeenstemming is gebracht met het besluit.

De subsidieregeling 2getthere is, tot zij onder de werking van genoemd Kaderbesluit wordt gebracht, gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door de EVD te ’s-Gravenhage.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

In de definitie van een internationaliseringsstrategie is vastgelegd dat de strategie gericht dient te zijn op een buitenlandse markt. In voorkomende gevallen kan het zijn dat een buitenlandse markt zich uitstrekt over meerdere landen.

Artikel 4

Uitgangspunt van de voor subsidie in aanmerking komende kosten is dat het kosten zijn die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend en die de gewone bedrijfsvoering betreffen. In het tweede tot en met het vijfde lid wordt dit uitgangspunt verder uitgewerkt.

In het tweede lid wordt bepaald dat alleen ná de indiening van de aanvraag gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit betekent dus dat kosten die in de periode tussen de aanvraag en de beschikking tot subsidieverlening worden gemaakt, wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Het derde, vierde en vijfde lid formuleren specifieke regels die betrekking hebben op de vraag welke kosten wel en niet in aanmerking komen. Het gaat dan om restwaarde van aangeschafte apparatuur, omzetbelasting en winstopslagen bij transacties binnen een groep.

Artikelen 5 en 6

De artikelen 5 en 6 gaan over de wijze van berekenen van de subsidiabele kosten.

Artikel 5 geeft enkele algemene regels over de berekening van de subsidiabele kosten. Het eerste lid gaat over de wijze van berekenen van de subsidiabele kosten. Hiervoor geldt een algemene regel dat deze berekening gebaseerd is op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaarbaar worden beschouwd. Met deze laatste formulering is aangesloten bij artikel 362 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Concreet houdt deze norm bijvoorbeeld in dat subsidiabele kosten terug te voeren moet zijn op een gebruikelijke en controleerbare systematiek van urenregistratie. Dit komt ook terug in artikel 16, waarin eisen worden gesteld aan de administratie van de subsidie-ontvanger.

Artikel 15

Bij de aanvraag om subsidie wordt gevraagd naar een plan in de vorm van een internationaliseringsstrategie. De subsidie-ontvanger is verplicht een activiteit overeenkomstig de internationaliseringsstrategie uit te voeren. Dit is de kern van de verplichtingen: de activiteiten moeten ook daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde periode. Ook zal de subsidiebeschikking, en met name de hierin opgenomen financiële gegevens, van belang zijn voor het betalen van voorschotten.

Vanwege de koppeling met de voorschotten, is het van belang om te weten of de in de internationaliseringsstrategie opgenomen mijlpalenplanning ook strookt met de werkelijkheid. Immers, anders kunnen aanzienlijke voorschotten worden betaald zonder dat dit door uitgaven wordt gerechtvaardigd of kan sprake zijn ongewenste financieringstekorten bij de subsidieontvanger. De in het tweede lid opgenomen verplichting strekt er toe dit te voorkomen.

Ingevolge het derde lid kan Onze Minister ontheffing verlenen voor afwijkingen van de internationaliseringsstrategie. Het is de bedoeling de beschikbare subsidiemiddelen te gebruiken voor die activiteiten, die binnen een redelijke periode bijdragen aan de doelstellingen van deze regeling. In gevallen waarin verzocht wordt om ontheffing voor het vertragen of stopzetten van het project zal deze doelstelling dan ook afgewogen worden tegen hetgeen de verzoeker als zijn belangen naar voren brengt. Daarbij zal mede een rol spelen in hoeverre de feiten die de vertraging hebben veroorzaakt zijn ontstaan door toedoen van de betrokkene zelf. Aan een eventuele ontheffing kunnen voorschriften verbonden worden. Eén van de mogelijke voorschriften is het alsnog opleggen van een aanvullende tussentijdse rapportageplicht om de uitvoering van deze internationaliseringsstrategie meer nauwgezet te kunnen volgen dan gebruikelijk.

Artikel 22

Uit dit artikel volgt dat de juridische subsidierelatie er een is tussen elke deelnemer aan het samenwerkingsverband en de Minister van Economische Zaken. Dit doet niets af aan de rol van de penvoerder. De communicatie en het betalingsverkeer lopen via de penvoerder.

Het tweede lid, onderdeel a, voorziet in de mogelijkheid om studies te verrichten of te laten verrichten. De adviseur die de studie verricht kan zowel een interne als een externe adviseur zijn.

Artikel 23

Voor enkele activiteiten zijn afwijkende subsidiepercentages of plafonds opgenomen. Het uitgangspunt is dat de subsidie 50 procent van de kosten bedraagt. De reden hiervoor is dat het wenselijk is dat deelnemers voldoende gecommitteerd zijn aan de uitvoering van een internationaliseringsstrategie. Een eigen inbreng door de deelnemers van 50 procent versterkt het commitment.

Er is voor gekozen om bij organisatie van economische missies af te wijken van het uitgangspunt van 50 procent. De bereidheid van deelnemers om zelf bij te dragen aan activiteiten is vaak afhankelijk van het directe resultaat van de activiteit voor de deelnemers. Bij economische missies is het directe resultaat vaak niet tastbaar. Toch is deelname aan economische missies vaak erg belangrijk voor de uitvoering van een internationaliseringsstrategie. Daarnaast is inbreng van deelnemers die reeds actief zijn in de regio ook erg wenselijk voor de economische missies. Dit maakt dat de kosten voor organisatie van economische missies volledig voor subsidie in aanmerking komen.

Voorts is er ook voor de coördinatie van het samenwerkingsverband een afwijkend en aflopend percentage vastgesteld. Reden hiervoor is dat aanvankelijk het resultaat van de coördinatie voor de deelnemers niet erg groot zal zijn, echter in de loop van de uitvoering van de internationaliseringsstrategie zal het resultaat steeds duidelijker worden en daarmee ook de bereidheid van deelnemers om de kosten voor coördinatie zelf te dragen.

Ingevolge het tweede lid kan een individuele subsidie-ontvanger ten hoogste € 450.000 subsidie krijgen. Het bedrag wordt verminderd indien dit volgt uit de tijdelijke communautaire kaderregeling.

De uitzonderingen in het derde lid zijn gebaseerd op de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor deze activiteiten kan op basis van die verordening steun verleend worden, zonder dat dit telt als steun op grond van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun. Het verdient de voorkeur dat, indien activiteiten zowel onder het eerste als het derde lid vallen, het derde lid wordt toegepast. Dit laat meer ruimte aan de subsidie-ontvanger om voor andere activiteiten of andere subsidies gebruik te maken van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun. Cumulatie van het eerste en derde lid is uitgesloten, omdat de tijdelijke communautaire kaderregeling deze cumulatie met de algemene groepsvrijstellingsverordening uitdrukkelijk uitsluit.

Het plafond in het vierde lid zorgt ervoor dat de deelnemers in een samenwerkingsverband gezamenlijk niet meer dan € 1.500.000 kunnen krijgen voor de uitvoering van één internationaliseringsstrategie.

Artikel 25

Een vooraanmelding is verplicht gesteld met het oog op twee doelen. Ten eerste is de vooraanmelding een gelegenheid om aanvragen waar nodig bij te sturen, zodat aanvragen die nagenoeg aan de regeling voldoen omgebogen kunnen worden naar aanvragen die gehonoreerd kunnen worden. Daarnaast verlaagt een vooraanmelding de administratieve lasten, doordat aanvragers niet onnodig een geheel uitgewerkte aanvraag hoeven in te dienen als blijkt dat hun aanvraag niet aan de regeling zal voldoen.

Om te voorkomen dat aanvragen niet ingediend kunnen worden bij het uitblijven van advies, is een termijn opgenomen van zes weken na welke een aanvraag alsnog ingediend kan worden zonder advies op de vooraanmelding.

Artikel 29

Bij veel Nederlandse initiatieven in het buitenland wordt gebruik gemaakt van promotiemateriaal wat is ontwikkeld door de EVD. Belangrijk effect is dat Nederlandse initiatieven hierdoor herkenbaarder worden. Om deze praktijk verder te ondersteunen is ervoor gekozen het gebruik van het promotiemateriaal van de EVD verplicht te stellen. Het promotiemateriaal zal in overleg met het samenwerkingsverband worden ontwikkeld door de EVD. Promotiemateriaal kan bestaan uit: brochures, advertenties en artikelen in (vak)bladen, banners, posters en ander audio en video materiaal, waarbij gebruik wordt gemaakt van het logo van ‘pioneers in international business’ en in overleg met het samenwerkingsverband een goede weergave van de producten en diensten wordt gegeven.

Artikel 32

Het uitvoeren van demonstratieprojecten kan een wezenlijk onderdeel van de uitvoering van een internationaliseringsstrategie vormen. De ervaring met de 2getthere-programma’s van voor de totstandkoming van deze regeling is echter dat de noodzakelijkheid en invulling van een demonstratieproject ten tijde van de aanvraag vaak onvoldoende duidelijk zijn. Daarom is ervoor gekozen dit als aanvullende module toe te voegen aan deze regeling. Een aanvraag om subsidie voor een demonstratieproject kan hierdoor op een later moment worden ingediend, wanneer de noodzakelijkheid en invulling wel duidelijk zijn.

Artikel 33

In het derde lid wordt de hoogte van de subsidie voor een demonstratieproject gekoppeld aan de hoogte van de eerder verkregen subsidie voor de uitvoering van de internationaliseringsstrategie. Hierdoor is er een maximale flexibiliteit bij de verdeling van de financiële middelen. Het is in ieder geval mogelijk om € 500.000 subsidie voor de deelnemers gezamenlijk aan te vragen. Indien voor de internationaliseringsstrategie minder dan € 1.500.000 aan subsidie is verkregen kan de subsidie voor een demonstratieproject verder oplopen.

Artikel 41

Bij de beoordeling van onderdeel b wordt met name beoordeeld of het aannemelijk is dat het project ná de studie gefinancierd kan worden.

Voor onderdeel e is het uitgangspunt dat de exportwaarde van minimaal tien keer de gevraagde subsidie dient te zijn.

Op grond van onderdeel f dient de subsidieaanvraag zodanig te zijn geconcretiseerd, dat helder is wat door wie, op welke plaats activiteiten verricht zullen worden. De begroting van de activiteit dient hier op aan te sluiten.

Artikel 44

Zoals beschreven in de laatste alinea van de eerste paragraaf van de algemene toelichting zijn er bestaande 2getthere-programma’s die worden uitgevoerd. Om de uitvoering te stroomlijnen en deze programma’s een eenduidige rechtsbasis te geven is er voorzien in de mogelijkheid om voor de resterende activiteiten subsidie aan te vragen op grond van deze regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.

Naar boven