Instellingsbesluit programmacommissies pieken in de delta 2009

20 mei 2009

Nr. WJZ/90911001

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

de Programmacommissie Oost-Nederland, de Programmacommissie Noordvleugel Randstad, de Programmacommissie Zuidvleugel Randstad, de Programmacommissie Zuidwest-Nederland, de Programmacommissie Zuidoost-Nederland of de Programmacommissie Noord-Nederland;

b. de minister:

de Minister van Economische Zaken;

c. programmadocument:

een document dat een voorstel aan de minister voor een gebiedsgericht programma en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen bevat;

d. gebiedsgericht programma:

een programma als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling sterktes in de regio.

Artikel 2

  • 1. Er is een Programmacommissie Oost-Nederland, een Programmacommissie Noordvleugel Randstad, een Programmacommissie Zuidvleugel Randstad, een Programmacommissie Zuidwest-Nederland, een Programmacommissie Zuidoost-Nederland en een Programmacommissie Noord-Nederland.

  • 2. Een commissie heeft voor het gebied waarvoor zij is ingesteld tot taak:

    • a. een programmadocument op te stellen;

    • b. zorg te dragen voor voldoende bekendheid van het gebiedsgericht programma;

    • c. aan de minister een zienswijze bekend te maken aangaande de beoordeling of rangschikking van de ingediende aanvragen op grond van:

      • 1°. artikel 23, onderdelen b, d, e, f en h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

      • 2°. artikel 2.10, eerste lid, onderdelen f, g, h, i, j en p, van de Subsidieregeling sterktes in de regio;

      • 3°. artikel 2.11 van de Subsidieregeling sterktes in de regio, voor zover relevant voor de desbetreffende programmacommissie.

Artikel 3

  • 1. Een commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste tien andere leden, waarvan:

    • a. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van onderzoekorganisaties van het desbetreffende gebied;

    • b. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van ondernemers van het desbetreffende gebied;

    • c. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van publieke cofinanciers van het desbetreffende gebied;

    • d. één lid ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken is.

  • 2. De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste vijf jaar benoemd.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 4

Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Oost-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd:

  • a. mevrouw M.H.H. van Haaren, te Ede, tevens voorzitter;

  • b. mevrouw drs. C. Abbenhues, te Zwartsluis;

  • c. de heer H.A.J. Aalderink, te Doesburg;

  • d. de heer dr.ir. A.A. Dijkhuizen, te Wijk bij Duurstede;

  • e. de heer dr. A.H. Flierman, te Markelo;

  • f. de heer H.J. Hazewinkel RA, te Almelo;

  • g. de heer ir. W. Jouwsma, te Lochem;

  • h. de heer M.L. Offerhaus, te Den Haag;

  • i. de heer P.E.J. den Oudsten, te Enschede;

  • j. de heer mr.drs. A.A.H. Teunissen, te Pijnacker;

  • k. de heer drs. F.J.M. Werner, te Arnhem.

Artikel 5

Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Noordvleugel Randstad voor een periode van vijf jaar benoemd:

  • a. de heer mr.dr. L.F. Asscher, te Amsterdam, tevens voorzitter;

  • b. de heer prof.dr. T.W.A. Camps, te Nijmegen;

  • c. de heer mr. J.H. Ekkers, te Vianen;

  • d. mevrouw prof.dr. L.J. Gunning-Schepers, te Maarssen;

  • e. mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, te Almere;

  • f. mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy, te Den Haag;

  • g. de heer ir. R.F.C. Stroink, te Wassenaar;

  • h. de heer drs. J.K. Wesseling, te Den Haag;

  • i. de heer H. Zwarts, te Bilthoven.

Artikel 6

Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Zuidvleugel Randstad voor een periode van vijf jaar benoemd:

  • a. de heer ir.drs. H.N.J. Smits, te Den Haag, tevens voorzitter;

  • b. de heer drs. D.J. van den Berg, te Den Haag;

  • c. de heer drs. W.J. Breebaart, te Leiden;

  • d. de heer dr. J.W.A. van Dijk, te Sassenheim;

  • e. de heer drs. T.H. Huges, te Blaricum;

  • f. de heer H.P.M. Kool, te Den Haag;

  • g. de heer ir. J.H.J. Mengelers, te Eindhoven;

  • h. de heer ing. M.C.J. van Pernis, te Moordrecht;

  • i. de heer dr. R.E. Santing, te Voorhout;

  • j. de heer drs J.K. Wesseling, te Den Haag.

Artikel 7

  • 1. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Zuidwest-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd:

    • a. de heer P.A.C.M. van der Velden, te Breda, tevens voorzitter;

    • b. de heer ir. A.P. de Buck, te Middelburg;

    • c. de heer K.J. Coppoolse, te Oostkapelle;

    • d. de heer drs. M.C. van der Harst, te Leiderdorp;

    • e. de heer ir. G.L.E.M. Koopman, te Breda;

    • f. de heer drs. C. Kortleve, te Oud-Alblas;

    • g. de heer J.G. Uijterwijk, te Den Haag;

    • h. de heer M.J. Wiersma, te ’s-Heer-Hendrikskinderen.

  • 2. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidwest-Nederland benoemd: mevrouw drs. J.M.P. Moons, te Schijndel.

  • 3. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 tot en met 30 april 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidwest-Nederland benoemd: de heer P. Holicki, te Kapellen (België).

  • 4. Te rekenen vanaf 1 mei 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidwest-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd: de heer ir. G.A.F. van Harten, te Sluiskil.

Artikel 8

  • 1. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Zuidoost-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd:

    • a. de heer R. van Gijzel, te Eindhoven;

    • b. de heer drs. H.J.G. Hendriks, te Eindhoven;

    • c. de heer ing. A.H. Lundqvist, te Eindhoven;

    • d. de heer ir. J. Naaijkens, te ’s Hertogenbosch;

    • e. de heer dr.ir. J.J.M. Ritzen, te Maastricht;

    • f. de heer ir. J.L.J.M. Schneiders, te Landgraaf;

    • g. de heer drs. J.K. Wesseling, te Den Haag.

  • 2. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 tot en met 28 februari 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidoost-Nederland benoemd: de heer ir. H.T.J. Vrehen, te Nieuwstadt, tevens voorzitter.

  • 3. Te rekenen vanaf 1 maart 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidoost-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd: de heer J.W.M.J. Hessels, te Montfort, tevens voorzitter tot en met 31 december 2009.

  • 4. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Zuidoost-Nederland benoemd: mevrouw drs. J.M.P. Moons, te Schijndel.

Artikel 9

  • 1. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 worden als leden van de Programmacommissie Noord-Nederland voor een periode van vijf jaar benoemd:

    • a. de heer J.J. Dijkstra, te Groningen;

    • b. de heer prof.dr. K. Duppen, te Kropswolde;

    • c. de heer S.H. Galema, te Hartwerd;

    • d. de heer drs. C. Kortleve, te Oud-Alblas;

    • e. de heer R. Rabbinge, te Balkbrug;

    • f. de heer H. Roeten, te Drachten;

    • f. de heer A. Terpstra, te Grou;

    • g. de heer J.P. Vaessen, te Maarn;

    • h. de heer R. Veenstra MBA, te Burgum.

  • 2. Te rekenen vanaf 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009 wordt als lid van de Programmacommissie Noord-Nederland benoemd: de heer J. Jorritsma, te Tytsjerk, tevens voorzitter.

  • 3. Met ingang van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011 wordt als lid van de Programmacommissie Noord-Nederland benoemd: de heer M.J. van den Berg, te Groningen, tevens voorzitter.

Artikel 10

  • 1. Een commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissies geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van een commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 11

Een commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 12

Het Instellingsbesluit programmacommissies pieken in de delta wordt ingetrokken.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmacommissies pieken in de delta 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

Den Haag, 20 mei 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

Dit besluit strekt tot instelling van de programmacommissies pieken in de delta 2009. Deze programmacommissies komen in de plaats van de programmacommissies pieken in de delta die in het kader van de Subsidieregeling Pieken in de Delta 2007 en Subsidieregeling Pieken in de Delta 2007 gebiedsgerichte programma’s zijn ingesteld. Deze subsidieregelingen zijn per 1 januari 2009 ingetrokken en daarvoor in de plaats is de Subsidieregeling sterktes in de regio vastgesteld (Stcrt. 2008, 244). Hierdoor is het noodzakelijk geworden de werkzaamheden van de programmacommissies in een nieuw instellingsbesluit vast te leggen.

De programmacommissies die met dit besluit zijn ingesteld spelen een rol bij de uitvoering van het beleid dat is neergelegd in de nota ‘Pieken in de Delta’1. In deze nota heeft de nationale overheid de focus in het regionaal economisch beleid verschoven van het wegwerken van economische achterstanden naar het gericht stimuleren van regionaal economische kansen: de zogenoemde ‘pieken in de delta’. De Minister van Economische Zaken (hierna: de minister) heeft regionale partijen opgeroepen om aan dit beleid samen invulling te geven, door middel van op maat gesneden, meerjarige, gebiedsgerichte economische programma’s. Elke programmacommissie stelt daartoe een programmadocument vast. Dit document bevat naast het voorstel voor een gebiedsgericht programma van de desbetreffende programmacommissie aan de minister ook de overwegingen op grond waarvan de commissie tot de gekozen focus in haar voorstel is gekomen. Het programmadocument is daarmee ook een weergave van de door de betrokken programmacommissie voorgestane middellange termijn agenda voor het gebiedsgerichte economische beleid voor haar gebied.

Elke programmacommissie zal verder een zienswijze uitbrengen met betrekking tot de beoordeling of rangschikking van in het kader van de Subsidieregeling sterktes in de regio ingediende subsidieaanvragen. Door de benoeming van de leden is verzekerd dat het programmadocument voldoende draagvlak in de regio heeft en dat elke commissie op een deskundige wijze een zienswijze ten aanzien van de beoordeling of rangschikking van aanvragen zal kunnen uitbrengen. In dit verband is naast de persoonlijke kennis en ervaring van de leden ook de inbreng vanuit de diverse betrokken sectoren van belang. Om die reden bestaat elke commissie uit leden afkomstig van het bedrijfsleven, onderzoekorganisaties en de lokale en regionale overheden in de diverse gebieden. Een programmacommissie is nadrukkelijk geen vertegenwoordigend orgaan van het betrokken gebied. Aangezien maximaal drie leden van de commissie uit de kring van lokale en regionale besturen afkomstig zijn, zou daarmee ook slechts een deel van het gebied ‘bestuurlijk vertegenwoordigd’ zijn. De leden hebben daarom op persoonlijke titel zitting in elke programmacommissie, hetgeen onverlet laat dat hen gevraagd wordt te handelen in het belang van de economische ontwikkeling van het gebied als geheel. Omdat zij op persoonlijke titel lid zijn kunnen de benoemde leden niet worden vervangen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.


XNoot
1

Kamerstukken II 2003/04, 29 697, nr. 1, bijlage.

Naar boven