Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 mei 2009, nr. 2009-0000189154 houdende regels voor de verstrekking van subsidie aan politieke partijen voor vorming en scholing van raadsleden (Subsidieregeling vorming en scholing raadsleden)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 12 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Landelijke politieke partij:

vereniging waarvan de aanduiding overeenkomstig artikel G1 van de Kieswet is geregistreerd door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

b. Provinciale politieke partij:

vereniging, niet zijnde een politieke partij als bedoeld onder a, waarvan de aanduiding overeenkomstig artikel G2 van de Kieswet is geregistreerd door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten;

c. Lokale politieke partij:

vereniging, niet zijnde een politieke partij als bedoeld onder a of b, waarvan de aanduiding overeenkomstig artikel G3 van de Kieswet is geregistreerd door het centraal stembureau voor de verkiezing van leden van een gemeenteraad;

d. Politieke partij:

politieke partij als bedoeld onder a, b of c, waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de desbetreffende gemeenteraden ten minste een raadszetel is toegewezen;

e. Raadszetel:

zetel in een gemeenteraad, toegewezen aan een kandidatenlijst van een politieke partij.

Artikel 2

  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt na een daartoe strekkende aanvraag van een politieke partij subsidie aan die politieke partij voor de kosten van vorming en scholing van raadsleden en kandidaat-raadsleden.

  • 2. De subsidie kan worden aangewend voor vorming en scholing verricht door de politieke partij, of verricht door een derde, ten behoeve van raadsleden en kandidaat-raadsleden van de politieke partij.

  • 3. De subsidie kan mede worden aangewend voor activiteiten als bedoeld in het tweede lid ten behoeve van leden en kandidaat-leden van een deelraad als bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet.

Artikel 3

  • 1. Een lokale afdeling van een landelijke of provinciale politieke partij kan niet als lokale politieke partij subsidie aanvragen. Onder lokale afdeling wordt verstaan een lokale organisatorische eenheid binnen een landelijke of provinciale politieke partij.

  • 2. Een provinciale afdeling van een landelijke politieke partij kan niet als provinciale politieke partij subsidie aanvragen. Onder provinciale afdeling wordt verstaan een provinciale of lokale organisatorische eenheid binnen een landelijke politieke partij.

Artikel 4

  • 1. De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt.

  • 2. De aanvraag voor subsidie voor een kalenderjaar dient voor 1 februari van dat jaar te worden ingediend.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan, een begroting en een vermelding van het aantal raadszetels van de politieke partij op 1 januari van het kalenderjaar.

  • 4. Voor zover politieke partijen bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van een gemeenteraad een samenvoeging van hun geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan boven de kandidatenlijst hebben geplaatst, wordt bij de opgave en voor de vaststelling van het aantal raadszetels dat bij die verkiezing aan de desbetreffende politieke partijen is toegekend, uitgegaan van een daartoe strekkende verklaring van de burgemeester van de desbetreffende gemeente.

  • 5. Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten in het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarvoor benodigde middelen.

  • 6. De begroting behelst een overzicht van de uitgaven die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 5

  • 1. De subsidie bestaat uit een bedrag per raadszetel van de politieke partij.

  • 2. Het bedrag per raadszetel wordt berekend door € 400.000 te delen door het totale aantal raadszetels van de politieke partijen die voor 1 februari subsidie hebben aangevraagd.

Artikel 6

De beschikking tot subsidievaststelling bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 7

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien voor de politieke partij de subsidie € 25.000 of meer bedraagt.

  • 2. In afwijking van artikel 6 wordt een beschikking tot verlening van de subsidie gegeven. Bij de beschikking wordt een voorschot op de subsidie verleend.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarover de subsidie is verleend.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een financieel verslag en een verklaring omtrent de getrouwheid van het verslag, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8

In afwijking van artikel 4 dient de aanvraag voor een subsidie betreffende het jaar 2009 te worden aangevraagd voor 1 augustus 2009. Het bedrag per raadszetel, bedoeld in artikel 5, wordt voor dat jaar berekend door € 400.000 te delen door het totale aantal raadszetels van de politieke partijen die voor 1 augustus een subsidie hebben aangevraagd.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling vorming en scholing raadsleden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

Deze subsidieregeling voorziet in subsidies aan politieke partijen voor de vorming en scholing van (kandidaat-)raadsleden. Met de regeling wordt uitvoering gegeven aan het amendement Bilder c.s. dat is aangenomen bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het amendement beoogt middelen voor de toerusting van (kandidaat-)gemeenteraadsleden in te zetten via politieke partijen en hun scholingsinstituten.1 Het amendement betreft een bedrag van € 400.000.

Het amendement en deze subsidieregeling hebben betrekking op gemeenteraadsleden van landelijke politieke partijen alsmede van lokale politieke partijen. Om dit mogelijk te maken wordt het bedrag niet via de Wet subsidiëring politieke partijen (Wspp) aan de politieke partijen toegekend, maar is deze specifieke subsidieregeling in het leven geroepen op grond waarvan politieke partijen subsidies kunnen aanvragen. Op die manier komen ook lokale politieke partijen voor de subsidie in aanmerking. Ook provinciale partijen met raadsleden in gemeenten, komen voor de subsidie in aanmerking. De subsidie wordt op aanvraag per kalenderjaar toegekend. De subsidieregeling is zo vormgegeven dat het budget van € 400.000 wordt verdeeld naar rato van de raadszetels van alle politieke partijen die (tijdig) een aanvraag hebben ingediend. De hoogte van het subsidiebedrag per partij is dus afhankelijk van het aantal politieke partijen dat een beroep op de subsidieregeling doet.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De regeling maakt onderscheid tussen landelijke, provinciale en lokale politieke partijen. Voor de definities is aangesloten bij de Kieswet. Een landelijke politieke partij is een vereniging waarvan de aanduiding op grond van de Kieswet is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer (artikel G1 Kieswet). Slechts partijen die een vereniging zijn met volledige rechtsbevoegdheid komen voor registratie in aanmerking. Dit betekent dat de statuten in een notariële akte moeten zijn vastgelegd. Ook is een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel vereist. Voor het begrip landelijke politieke partij is niet vereist dat de partij ook aan de kamerverkiezingen heeft deelgenomen.

Op overeenkomstige wijze wordt voor de definitie van provinciale politieke partij en lokale politieke partij aangesloten bij de Kieswet en de registratie van de aanduiding voor verkiezingen. Een provinciale politieke partij is een partij waarvan de aanduiding is geregistreerd voor de statenverkiezingen (artikel G2 Kieswet). Een lokale politieke partij is een partij waarvan de aanduiding is geregistreerd voor de raadsverkiezingen (artikel G3 Kieswet). Evenals bij de Wet subsidiëring politieke partijen komen uitsluitend groeperingen voor subsidie in aanmerking die zich op deze wijze als politieke partij hebben georganiseerd. De regeling ziet op een vorm van partijfinanciering en beoogt politieke partijen te ondersteunen. De subsidieregeling geldt niet voor groepen raadsleden die anderszins aan verkiezingen hebben deelgenomen. Ook individuele raadsleden kunnen geen subsidie aanvragen. Voor de ondersteuning van raadsfracties gelden er gemeentelijke verordeningen voor fractieondersteuning.

Voor de aanspraak op subsidie als politieke partij is vereist dat aan de politieke partij na raadsverkiezingen een of meer raadszetels zijn toegewezen (artikel 1, onder d). De formulering van het artikel houdt er rekening mee dat een deel van de raadszetels kan zijn toegewezen bij tussentijdse (herindelings-)verkiezingen. De hoogte van de subsidie wordt op grond van artikel 5 bepaald door het aantal raadsleden van de politieke partij. Dit zijn de zetels die bij de raadsverkiezingen zijn toegewezen aan de lijst van de partij (artikel 1, onder e).

Artikel 2

De subsidie is bestemd voor de scholing en vorming van raadsleden en kandidaat-raadsleden van de politieke partij. De subsidie kan ook worden gebruikt voor deze activiteiten ten behoeve van (kandidaat-)deelraadsleden. De subsidie kan worden aangewend voor uitgaven van eigen activiteiten van de partij of van de bestuurdersvereniging dan wel het scholingsinstituut van de partij. Het is ook mogelijk dat de partij de cursuskosten betaalt van opleidingen die door derden worden aangeboden. De subsidie kan door de politieke partij dus ook worden gebruikt om bijvoorbeeld cursuskosten te betalen voor (kandidaat-)raadsleden die gebruik maken van vormings- en scholingsactiviteiten die worden aangeboden door bijvoorbeeld opleidingsinstituten of koepelorganisaties van partijen.

Artikel 3

De subsidieregeling maakt onderscheid tussen landelijke, provinciale en lokale partijen (artikel 1, onder a, b en c). Een landelijke partij kan alleen op landelijk niveau subsidie aanvragen. De lokale partijafdelingen van een landelijke partij komen niet eigenstandig voor subsidie in aanmerking. Datzelfde geldt ook voor lokale afdelingen van een provinciale partij.

Artikel 4

De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt op aanvraag van de politieke partij. Deze aanvraag moet voor 1 februari worden ingediend. Bij de aanvraag dienen een activiteitenplan en een begroting te worden meegezonden. Het activiteitenplan en de begroting geven inzicht in voorgenomen vormings- en scholingsactiviteiten en welke uitgaven de politieke partij daarvoor heeft geraamd. De subsidie wordt alleen toegekend voor activiteiten die in het kalenderjaar plaatsvinden.

Bij de aanvraag moet ook het aantal raadszetels van de politieke partij worden vermeld. Voor het aantal raadszetels geldt 1 januari als peildatum. Op die manier wordt ook rekening gehouden met de gevolgen van tussentijdse verkiezingen als gevolg van herindelingen. Voor de raadszetels wordt uitgegaan van de zetels die bij verkiezingen zijn toegewezen (artikel 1, onder d). Voor de subsidieregeling hebben eventuele splitsingen dan wel samenvoegingen van raadsfracties dus geen invloed op het aantal raadszetels van een politieke partij.

Wel van invloed is het deelnemen aan de verkiezingen met een kandidatenlijst die gezamenlijk met een of meer andere partijen is ingediend. In dat geval zal duidelijk moeten zijn hoeveel van de aan die kandidatenlijst toegewezen zetels voor elk van die partijen bestemd waren. Daartoe zal een verklaring moeten worden meegezonden van de burgemeester van de desbetreffende gemeente.

Artikel 5

De subsidie gaat uit van een vast beschikbaar budget van € 400.000. Dit budget wordt naar rato verdeeld over alle politieke partijen die tijdig een aanvraag hebben ingediend. Deze verdeling geschiedt op basis van het aantal raadszetels (raadsleden) van de partij. Daartoe wordt een bedrag per raadszetel berekend. Het budget van € 400.000 wordt gedeeld door het totale aantal raadszetels van alle politieke partijen die voor 1 februari een subsidie hebben aangevraagd.

Artikel 6

In beginsel wordt geen beschikking tot verlening afgegeven, maar wordt de subsidie direct op basis van de aanvraag (definitief) vastgesteld. Dit geschiedt met toepassing van artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking tot subsidievaststelling bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt. Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt geldt echter de procedure van artikel 7 van de subsidieregeling.

Artikel 7

Dit artikel ziet op de situatie dat de subsidie aan een politieke partij € 25.000 of meer bedraagt. In dat geval wordt – in afwijking van artikel 6 – niet direct besloten tot vaststelling van de subsidie. Belangrijk element is dat bij een subsidie van € 25.000 of meer een accountantsverklaring is vereist over de besteding van de subsidie. Op de subsidieaanvraag volgt derhalve een beschikking tot verlening van de subsidie. Dit geschiedt met toepassing van artikel 4:29 en verder van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij wordt de subsidie bevoorschot. De definitieve vaststelling geschiedt na afloop van het kalenderjaar. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet voor 1 juli van het volgende jaar worden ingediend. Daarbij moet een financieel verslag worden ingezonden voorzien van een accountantsverklaring over de getrouwheid van het verslag.

Artikel 8

Voor het jaar van invoering van de subsidieregeling (2009) geldt een specifieke regeling. De regeling wordt immers gedurende het kalenderjaar ingevoerd. Daarom gelden er afwijkende data voor de aanvraag van de subsidie. Voor het jaar 2009 dient een subsidie te worden aangevraagd voor 1 augustus in plaats van 1 februari. Het bedrag per raadszetel wordt ook berekend door het budget van € 400.000 te delen door het totale aantal raadsleden van de politieke partijen die voor 1 augustus een subsidie hebben aangevraagd. Als peildatum voor het aantal raadszetels geldt 1 januari 2009 (artikel 4, derde lid).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.


XNoot
1

Kamerstukken II, 31 700 VII, 2008/2009, nr. 19 – amendement van het lid Bilder c.s.

Naar boven