De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 70 van de Wet
op het primair onderwijs, 71 van de Wet op de expertisecentra, 74 van de Wet op
het voortgezet onderwijs, 2, eerste lid, jo 4, eerste lid, van de Wet overige
OCW-subsidies, en 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. Minister:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en voor zover
het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving,
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- b. instelling:
1°. een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het
primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en
artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
2°. een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in
artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
waaraan een lerarenopleiding wordt verzorgd;
3°. een instelling als bedoeld in art. 1.1.1, onderdeel b, 4
van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor wat betreft de afdeling
vbo-groen;
- c. Europees Platform:
de Stichting Europees Platform – internationaliseren in
onderwijs;
- d. internationalisering:
het ontwikkelen van een open houding, kennis en vaardigheden
van lerenden om te kunnen werken en leven in een internationale context;
- e. internationaliseringprogramma’s:
nationale en bilaterale programma’s die internationalisering
in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs bevorderen en passen binnen de
beleidskaders van het Europees Platform;
- f. buitenlandse partnerinstelling:
een school of nascholingsinstituut in het buitenland waarmee
de Nederlandse school of het Nederlandse scholingsinstituut samenwerkt.
Artikel 2. Doelomschrijving
Artikel 3. Subsidieaanvraag
1. De subsidie wordt op aanvraag verleend. De instelling dient de
aanvraag in bij het Europees Platform die deze subsidieregeling uitvoert.
2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van een
aanvraagformulier dat verkrijgbaar is op de website van het Europees Platform
(www.europeesplatform.nl). Het aanvraagformulier bevat onder meer de volgende
gegevens:
a. naam, vestigingsadres en brinnummer van de instelling,
b. doel, en
c. naam buitenlandse partnerinstelling.
Artikel 4. Vereisten subsidieaanvraag
1. De aanvraag is gericht op het verwezenlijken van de doelen,
bedoeld in artikel 2, tweede lid.
2. Het Europees Platform beoordeelt de aanvraag op grond van één van
de volgende criteria:
a. samenwerking met een buitenlandse partnerinstelling, of
b. de activiteit is gericht op tweetalig onderwijs, vroeg
vreemde talenonderwijs of versterkt talenonderwijs.
Artikel 5. Termijn indiening en subsidieverlening
1. De subsidieaanvragen worden vóór 1 mei 2010 ingediend bij het
Europees Platform. Beslissingen op de aanvragen worden binnen zes weken door
het Europees Platform aan de instellingen bekend gemaakt.
2. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op vóór
15 mei 2009 ingediende aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten, op
basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de
doelstellingen van de subsidie.
3. Aanvragen die na 15 mei 2009 worden ingediend, worden in volgorde
van de datum van ontvangst behandeld, tot het moment waarop het bedrag, bedoeld
in artikel 7, geheel is besteed. In het geval de aanvrager krachtens
artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag dient aan te vullen,
geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst.
Artikel 6. Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet op het bestuursrecht
wordt subsidieverlening in ieder geval geweigerd, indien:
a. de activiteit niet in overeenstemming is met één of meerdere
van de doelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid;
b. uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat internationalisering
bijdraagt aan het realiseren van leerdoelen van de instelling;
c. voor de activiteit tevens gebruik wordt gemaakt van middelen
uit EU-fondsen.
Artikel 7. Subsidieplafond
1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling, is voor het
schooljaar 2009–2010 een bedrag van € 2.900.000,– beschikbaar vanuit het
Ministerie van OCW, welk bedrag als volgt wordt verdeeld:
a. voor primair onderwijs is een bedrag beschikbaar van
€ 750.000,
b. voor voortgezet onderwijs is een bedrag beschikbaar van
€ 1.950.000, en
c. voor de lerarenopleidingen is een bedrag beschikbaar van
€ 200.000.
2. Vanuit het Ministerie van LNV is voor het schooljaar 2009–2010
een bedrag van € 78.000,– beschikbaar, waarvan voor vbo-groen € 74.000,– en
voor lerarenopleidingen € 4.000,–.
Artikel 8. Subsidiebedrag en voorschot
1. De subsidie bedraagt per schooljaar voor de kosten die verbonden
zijn aan uitwisseling:
a. van leerlingen in het primair onderwijs: maximaal € 150 per
deelnemende leerling, plus maximaal € 1.000 opslag voor voorbereiding en
begeleiding door leraren (plus een opslag van maximaal 100% voor deelname van
leerlingen met een handicap) met een maximum van € 5.000 per instelling,
b. van leerlingen in het voortgezet onderwijs: maximaal € 150
per deelnemende leerling, plus maximaal € 2.000 opslag voor voorbereiding en
begeleiding door leraren (plus een opslag van maximaal 100% voor deelname van
leerlingen met een handicap) met een maximum van € 10.000 per instelling,
c. van studenten aan de lerarenopleidingen: maximaal € 750 per
deelnemende student per stage.
2. De subsidie bedraagt per schooljaar voor de kosten die verbonden
zijn aan:
a. nascholingsactiviteiten van leraren, schoolleiders en
lerarenopleiders: maximaal € 3.000 per instelling,
b. internationalisering via ICT in het primair onderwijs:
maximaal € 2.500 per instelling,
c. tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs: maximaal
€ 7.500 per instelling,
d. versterkt talenonderwijs in het voortgezet onderwijs:
maximaal € 4.000 per instelling,
e. vroeg vreemde talen onderwijs in het primair onderwijs:
maximaal € 5.500 per instelling.
3. Het Europees Platform kan tot 100% van het subsidiebedrag
bevoorschotten.
4. Het beschikbaar gestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk zes weken
na het positieve besluit van het Europees Platform door het Europees Platform
verstrekt aan de instelling.
Artikel 9. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde
In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in
artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond
van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de
subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking
staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie
subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.
Artikel 10. Subsidieverplichtingen
1. De instelling werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde
onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen
ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.
2. De instelling informeert het Europees Platform onverwijld
schriftelijk indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart,
aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd.
Artikel 11. Subsidievaststelling
1. Binnen 6 weken legt de instelling aan het Europees Platform
inhoudelijk verantwoording af over de programma’s en activiteiten door middel
van een kort inhoudelijk verslag.
2. Voor het afleggen van de inhoudelijke verantwoording, dienen de
instellingen gebruik te maken van een eenvoudig formulier dat het Europees
Platform verstrekt aan de instellingen.
3. Niet bestede middelen of overschotten kunnen na afloop van de
activiteiten worden teruggevorderd.
Artikel 12. Mandaat Europees Platform
De directeur van het Europees Platform is bevoegd om namens de
Minister besluiten te nemen voor zover die strekken tot uitvoering van deze
subsidieregeling.
Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum
Artikel 14. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling bevordering
internationalisering PO en VO 2009.
TOELICHTING
Er is een groeiende sense of urgency dat Nederlandse kinderen beter
voorbereid moeten worden op de steeds internationaler wordende arbeidsmarkt en
samenleving van morgen. Het Nederlandse bedrijfsleven in Nederland en in het
buitenland heeft een continue behoefte aan gekwalificeerde en ook
internationaal georiënteerde arbeidskrachten op alle functieniveau’s. Uit
onderzoek van MKB Nederland blijkt het met name te gaan om kennis van vreemde
taal en cultuur en omgangsvormen (TNS Nipo, 2004). Volgens de Onderwijsraad is
het vanuit sociaal-cultureel en economisch oogpunt belangrijk dat het onderwijs
mee internationaliseert (‘Internationaliseringsagenda voor het onderwijs
2006–2011’, Onderwijsraad, 2005).
Het hoger onderwijs is al in sterkere mate geïnternationaliseerd en
het BVE veld is met een inhaalslag bezig. In het primair en voortgezet
onderwijs is internationalisering veelal nog niet geïntegreerd. Het gaat er
allereerst om dat leerlingen een open en positieve houding hebben ten opzichte
van de wereld om zich heen. Verder gaat het om kennis en vaardigheden waardoor
leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen in het vervolgonderwijs en als
Europees (en wereld-) burger.
Globaal zijn er twee vormen van internationalisering:
1. Internationalisering in het curriculum
Bij de internationalisering in het curriculum gaat het om onder
andere wereldoriëntatie en wereldburgerschap. Het Department of Public
Instruction in Wisconsin, VS, definieert het als volgt:
‘International Education is not a separate discipline; it is
rather an approach to all subject areas taught in schools, an approach, which
creates awareness of political, economic, and cultural interdependence that
exists across borders.’
Een specifiek onderdeel van de internationalisering in het
curriculum is vreemde taalonderwijs (vto). Vreemde taalonderwijs is ook
mogelijk in intensieve vormen als vroeg vreemde taalonderwijs (vvto) en
tweetalig onderwijs (tto).
2. Internationale uitwisseling t.b.v. de (nationale) onderwijs- en
kennisdoelen.
Bij internationale uitwisseling gaat het om contacten,
internationale/interculturele oriëntatie en kennisuitwisseling door middel van
ICT en om fysieke mobiliteit van leerlingen, leraren, studenten en
lerarenopleiders. Een essentieel hulpmiddel hierbij is samenwerking met een
buitenlandse partnerinstelling. Het doel van de samenwerking is een bijdrage te
leveren aan de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs door te leren van elkaar
of te leren van de buitenlandse partner. Bij leerlingen door de onderlinge
communicatie over een thema in een vreemde taal, bij docenten die nascholing in
het buitenland volgen bovendien door verdieping in een thema of aanpak.
In feite wordt met deze subsidieregeling de regeling van 2008 met een
jaar verlengd. Op basis van deze regeling krijgen scholen en lerarenopleidingen
die iets willen doen aan internationalisering een financieel steuntje in de
rug. Scholen hebben ruimte en mogelijkheden voor ondersteuning van een vorm van
internationalisering vanuit hun eigen behoefte en ideeën. Omdat de introductie
van internationalisering binnen de instelling vooral in de startfase kosten met
zich meebrengt en het van belang is om zo veel mogelijk scholen te willen
ondersteunen, geldt een toekenning van subsidie aan een instelling voor de
introductie van internationalisering in het curriculum. Ook kunnen er aanvragen
ingediend worden voor de (blijvende) kosten bij uitwisseling van (nieuwe
groepen) leerlingen en docenten.
Dit geldt ook voor de 35.000 leerlingen in groen vbo en 850 studenten
groene lerarenopleiding. Het Ministerie van LNV stelt apart middelen hiervoor
beschikbaar.
De administratieve lasten voor de scholen (en het Europees Platform)
zijn tot een minimum beperkt. De aanvragen kunnen ook per mail aan het Europees
Platform gestuurd worden. Met het oog op het rijksbrede subsidiekader (Kader
financieel beheer rijkssubsidies) en de daarin genoemde grensbedragen, wordt
geen financiële verantwoording gevraagd. De inhoudelijke verantwoording blijft
nodig en zinvol. Ten eerste om te leren van de ervaringen van de scholen om zo
weer beter de scholen te kunnen ondersteunen en relevante ‘know how’ te kunnen
verspreiden. Ten tweede kunnen op basis van het verslag niet bestede middelen
worden teruggevorderd.
Het Europees Platform heeft aangegeven deze regeling uitvoerbaar te
achten.
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.