Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 mei 2009, nr. IB/114682, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor het bevorderen van internationalisering in het PO en VO (Subsidieregeling bevordering internationalisering PO en VO 2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 70 van de Wet op het primair onderwijs, 71 van de Wet op de expertisecentra, 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs, 2, eerste lid, jo 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies, en 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. instelling:
  • 1°. een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • 2°. een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaraan een lerarenopleiding wordt verzorgd;

  • 3°. een instelling als bedoeld in art. 1.1.1, onderdeel b, 4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor wat betreft de afdeling vbo-groen;

c. Europees Platform:

de Stichting Europees Platform – internationaliseren in onderwijs;

d. internationalisering:

het ontwikkelen van een open houding, kennis en vaardigheden van lerenden om te kunnen werken en leven in een internationale context;

e. internationaliseringprogramma’s:

nationale en bilaterale programma’s die internationalisering in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs bevorderen en passen binnen de beleidskaders van het Europees Platform;

f. buitenlandse partnerinstelling:

een school of nascholingsinstituut in het buitenland waarmee de Nederlandse school of het Nederlandse scholingsinstituut samenwerkt.

Artikel 2. Doelomschrijving

  • 1. De Minister kan aan het bevoegd gezag van een instelling voor het schooljaar 2009–2010 subsidie verstrekken voor internationaliseringprogramma’s.

  • 2. Het doel van de subsidieverlening is:

    • a. het bevorderen van internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs, waarbij het gaat om activiteiten als internationalisering in het curriculum en internationale samenwerking en uitwisseling, en

    • b. het bijdragen in de kosten die instellingen maken bij de introductie van internationalisering in het curriculum, met inbegrip van vaardigheden in vreemde talen, en bij internationale uitwisseling van leerlingen en docenten.

Artikel 3. Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidie wordt op aanvraag verleend. De instelling dient de aanvraag in bij het Europees Platform die deze subsidieregeling uitvoert.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is op de website van het Europees Platform (www.europeesplatform.nl). Het aanvraagformulier bevat onder meer de volgende gegevens:

    • a. naam, vestigingsadres en brinnummer van de instelling,

    • b. doel, en

    • c. naam buitenlandse partnerinstelling.

Artikel 4. Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag is gericht op het verwezenlijken van de doelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Het Europees Platform beoordeelt de aanvraag op grond van één van de volgende criteria:

    • a. samenwerking met een buitenlandse partnerinstelling, of

    • b. de activiteit is gericht op tweetalig onderwijs, vroeg vreemde talenonderwijs of versterkt talenonderwijs.

Artikel 5. Termijn indiening en subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvragen worden vóór 1 mei 2010 ingediend bij het Europees Platform. Beslissingen op de aanvragen worden binnen zes weken door het Europees Platform aan de instellingen bekend gemaakt.

  • 2. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op vóór 15 mei 2009 ingediende aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten, op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

  • 3. Aanvragen die na 15 mei 2009 worden ingediend, worden in volgorde van de datum van ontvangst behandeld, tot het moment waarop het bedrag, bedoeld in artikel 7, geheel is besteed. In het geval de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag dient aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet op het bestuursrecht wordt subsidieverlening in ieder geval geweigerd, indien:

  • a. de activiteit niet in overeenstemming is met één of meerdere van de doelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • b. uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat internationalisering bijdraagt aan het realiseren van leerdoelen van de instelling;

  • c. voor de activiteit tevens gebruik wordt gemaakt van middelen uit EU-fondsen.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling, is voor het schooljaar 2009–2010 een bedrag van € 2.900.000,– beschikbaar vanuit het Ministerie van OCW, welk bedrag als volgt wordt verdeeld:

    • a. voor primair onderwijs is een bedrag beschikbaar van € 750.000,

    • b. voor voortgezet onderwijs is een bedrag beschikbaar van € 1.950.000, en

    • c. voor de lerarenopleidingen is een bedrag beschikbaar van € 200.000.

  • 2. Vanuit het Ministerie van LNV is voor het schooljaar 2009–2010 een bedrag van € 78.000,– beschikbaar, waarvan voor vbo-groen € 74.000,– en voor lerarenopleidingen € 4.000,–.

Artikel 8. Subsidiebedrag en voorschot

  • 1. De subsidie bedraagt per schooljaar voor de kosten die verbonden zijn aan uitwisseling:

    • a. van leerlingen in het primair onderwijs: maximaal € 150 per deelnemende leerling, plus maximaal € 1.000 opslag voor voorbereiding en begeleiding door leraren (plus een opslag van maximaal 100% voor deelname van leerlingen met een handicap) met een maximum van € 5.000 per instelling,

    • b. van leerlingen in het voortgezet onderwijs: maximaal € 150 per deelnemende leerling, plus maximaal € 2.000 opslag voor voorbereiding en begeleiding door leraren (plus een opslag van maximaal 100% voor deelname van leerlingen met een handicap) met een maximum van € 10.000 per instelling,

    • c. van studenten aan de lerarenopleidingen: maximaal € 750 per deelnemende student per stage.

  • 2. De subsidie bedraagt per schooljaar voor de kosten die verbonden zijn aan:

    • a. nascholingsactiviteiten van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders: maximaal € 3.000 per instelling,

    • b. internationalisering via ICT in het primair onderwijs: maximaal € 2.500 per instelling,

    • c. tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs: maximaal € 7.500 per instelling,

    • d. versterkt talenonderwijs in het voortgezet onderwijs: maximaal € 4.000 per instelling,

    • e. vroeg vreemde talen onderwijs in het primair onderwijs: maximaal € 5.500 per instelling.

  • 3. Het Europees Platform kan tot 100% van het subsidiebedrag bevoorschotten.

  • 4. Het beschikbaar gestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk zes weken na het positieve besluit van het Europees Platform door het Europees Platform verstrekt aan de instelling.

Artikel 9. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 10. Subsidieverplichtingen

  • 1. De instelling werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

  • 2. De instelling informeert het Europees Platform onverwijld schriftelijk indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd.

Artikel 11. Subsidievaststelling

  • 1. Binnen 6 weken legt de instelling aan het Europees Platform inhoudelijk verantwoording af over de programma’s en activiteiten door middel van een kort inhoudelijk verslag.

  • 2. Voor het afleggen van de inhoudelijke verantwoording, dienen de instellingen gebruik te maken van een eenvoudig formulier dat het Europees Platform verstrekt aan de instellingen.

  • 3. Niet bestede middelen of overschotten kunnen na afloop van de activiteiten worden teruggevorderd.

Artikel 12. Mandaat Europees Platform

De directeur van het Europees Platform is bevoegd om namens de Minister besluiten te nemen voor zover die strekken tot uitvoering van deze subsidieregeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De regeling vervalt met ingang van 31 december 2010.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling bevordering internationalisering PO en VO 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Er is een groeiende sense of urgency dat Nederlandse kinderen beter voorbereid moeten worden op de steeds internationaler wordende arbeidsmarkt en samenleving van morgen. Het Nederlandse bedrijfsleven in Nederland en in het buitenland heeft een continue behoefte aan gekwalificeerde en ook internationaal georiënteerde arbeidskrachten op alle functieniveau’s. Uit onderzoek van MKB Nederland blijkt het met name te gaan om kennis van vreemde taal en cultuur en omgangsvormen (TNS Nipo, 2004). Volgens de Onderwijsraad is het vanuit sociaal-cultureel en economisch oogpunt belangrijk dat het onderwijs mee internationaliseert (‘Internationaliseringsagenda voor het onderwijs 2006–2011’, Onderwijsraad, 2005).

Het hoger onderwijs is al in sterkere mate geïnternationaliseerd en het BVE veld is met een inhaalslag bezig. In het primair en voortgezet onderwijs is internationalisering veelal nog niet geïntegreerd. Het gaat er allereerst om dat leerlingen een open en positieve houding hebben ten opzichte van de wereld om zich heen. Verder gaat het om kennis en vaardigheden waardoor leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen in het vervolgonderwijs en als Europees (en wereld-) burger.

Globaal zijn er twee vormen van internationalisering:

  • 1. Internationalisering in het curriculum

    Bij de internationalisering in het curriculum gaat het om onder andere wereldoriëntatie en wereldburgerschap. Het Department of Public Instruction in Wisconsin, VS, definieert het als volgt:

    ‘International Education is not a separate discipline; it is rather an approach to all subject areas taught in schools, an approach, which creates awareness of political, economic, and cultural interdependence that exists across borders.’

    Een specifiek onderdeel van de internationalisering in het curriculum is vreemde taalonderwijs (vto). Vreemde taalonderwijs is ook mogelijk in intensieve vormen als vroeg vreemde taalonderwijs (vvto) en tweetalig onderwijs (tto).

  • 2. Internationale uitwisseling t.b.v. de (nationale) onderwijs- en kennisdoelen.

    Bij internationale uitwisseling gaat het om contacten, internationale/interculturele oriëntatie en kennisuitwisseling door middel van ICT en om fysieke mobiliteit van leerlingen, leraren, studenten en lerarenopleiders. Een essentieel hulpmiddel hierbij is samenwerking met een buitenlandse partnerinstelling. Het doel van de samenwerking is een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs door te leren van elkaar of te leren van de buitenlandse partner. Bij leerlingen door de onderlinge communicatie over een thema in een vreemde taal, bij docenten die nascholing in het buitenland volgen bovendien door verdieping in een thema of aanpak.

In feite wordt met deze subsidieregeling de regeling van 2008 met een jaar verlengd. Op basis van deze regeling krijgen scholen en lerarenopleidingen die iets willen doen aan internationalisering een financieel steuntje in de rug. Scholen hebben ruimte en mogelijkheden voor ondersteuning van een vorm van internationalisering vanuit hun eigen behoefte en ideeën. Omdat de introductie van internationalisering binnen de instelling vooral in de startfase kosten met zich meebrengt en het van belang is om zo veel mogelijk scholen te willen ondersteunen, geldt een toekenning van subsidie aan een instelling voor de introductie van internationalisering in het curriculum. Ook kunnen er aanvragen ingediend worden voor de (blijvende) kosten bij uitwisseling van (nieuwe groepen) leerlingen en docenten.

Dit geldt ook voor de 35.000 leerlingen in groen vbo en 850 studenten groene lerarenopleiding. Het Ministerie van LNV stelt apart middelen hiervoor beschikbaar.

De administratieve lasten voor de scholen (en het Europees Platform) zijn tot een minimum beperkt. De aanvragen kunnen ook per mail aan het Europees Platform gestuurd worden. Met het oog op het rijksbrede subsidiekader (Kader financieel beheer rijkssubsidies) en de daarin genoemde grensbedragen, wordt geen financiële verantwoording gevraagd. De inhoudelijke verantwoording blijft nodig en zinvol. Ten eerste om te leren van de ervaringen van de scholen om zo weer beter de scholen te kunnen ondersteunen en relevante ‘know how’ te kunnen verspreiden. Ten tweede kunnen op basis van het verslag niet bestede middelen worden teruggevorderd.

Het Europees Platform heeft aangegeven deze regeling uitvoerbaar te achten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven