Besluit van 3 november 2008, no. 08.003148 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Venray van 6 mei 2008, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 september 2008, no. BJZ2008091419, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Venray van 16 mei 2008.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 15 oktober 2008, no. 08.08.0417/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 oktober 2008, no. BJZ2008103388, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Venray van 6 mei 2008, tot onteigening krachtens artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen en perceelsgedeelten, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 3487, 3488, 5328, 9253, en 9670 en 9671, onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 4, 10 en 11. Blijkens de grondplantekening, behorende bij het raadsbesluit, zijn tevens de percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 5326 (ged.), 5330, 3431 (ged.), 10247 (ged.) en 5679, grondplannummers 5 tot en met 9, ter onteigening aangwezen.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Ingevolge artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen en perceelsgedeelten zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Venray op 28 maart 2000 vastgestelde bestemmingsplan ‘Brabander’. Het bestemmingsplan is op 7 november 2000 door gedeputeerde staten van Limburg gedeeltelijk goedgekeurd. De gedeeltelijke goedkeuring heeft geen betrekking op de bij de onteigening betrokken percelen. Het bestemmingsplan is na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 september 2001 onherroepelijk geworden.

Voor het gebied waarin de percelen zijn gelegen is op 23 mei 2006 het uitwerkingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ‘Brabander aan den Heuvel, clusters II tot en met IV’, (hierna te noemen: het uitwerkingsplan) door het college van burgemeester en wethouders van Venray vastgesteld en door gedeputeerde staten van Limburg op 22 augustus 2006 goedgekeurd. Dit plan is op 2 mei 2007 na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden.

Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de raad van de gemeente Venray de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het bestemmingsplan.

Noodzaak en urgentie

De in de onteigening begrepen percelen zijn bestemd voor ‘Woondoeleinden- W I en W II-, Woongebied uit te werken (UW)’, ‘Groenvoorzieningen’, ‘Verblijfsdoeleinden’, ‘Verkeersdoeleinden’ en ‘Beschermingszone leiding’.

Het uitwerkingsplan heeft betrekking op het te ontwikkelen woongebied ‘Brabander Aan den Heuvel’. De gemeente Venray heeft naast het eigen woningbouwprogramma tevens een regionale taakstelling. Het woningbeleid is zowel gericht op de eigen woningzoekenden als op woningzoekenden uit de regio. In het plangebied zullen gefaseerd een woonwijk met bijbehorende ontsluitingswegen en andere voorzieningen worden gerealiseerd. Het te ontwikkelen woongebied is verdeeld in vier clusters, genummerd I tot en met IV. Cluster I is al gerealiseerd. Het uitwerkingsplan voor de clusters II tot en met IV voorziet in de bouw van 463 woningen. De te onteigenen gronden zijn bestemd voor ‘Woondoeleinden’ en ‘Verblijfsdoeleinden’.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan wordt onteigend, wordt binnen vijf jaar gestart. De gemeente wil het plan tussen 2009 en 2011 realiseren.

In de wijze van planuitvoering wordt onder meer inzicht verschaft door middel van het bestemmingsplan met toelichting en het uitwerkingsplan met het daarbij behorend ‘Beeldkwaliteitplan’.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 16 mei 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen in de gemeente Venray. Per brief van 9 mei 2008 heeft de gemeente Venray een afzonderlijke kennisgeving als bedoeld in artikel 3:13 Awb aan de grondeigenaren gedaan. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit is gedaan in het weekblad Peel en Maas van 15 mei 2008 en in het dagblad De Limburger van 15 mei 2008. Tegen het raadsbesluit zijn bij Ons op 20 juni 2008 tijdig schriftelijke bedenkingen naar voren gebracht door mevrouw I.L. van Geel namens:

  • 1. de heer W.L.T. van Dijck en mevrouw J.P.A.G. Peeters, eigenaren van de in de onteigening betrokken percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 3487, 3488, 9253 (ged.), en 9671, grondplannummers 1, 2, 4 en 11.

  • 2. de heer J.H. van Dijck en mevrouw J.M.C. Strijbos, eigenaren van de in de onteigening betrokken percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 5328, 9253 (ged.) en 9670, grondplannummers 3, 4 en 10.

  • 3. de heer M. Zanders en mevrouw A.A.P.J. van Dijck, bewoners van het onroerend goed, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, no. 9670, grondplannummer 10, eigendom van de heer J.H. van Dijck en mevrouw J.M.C. Strijbos.

De ingediende bedenkingen zijn eensluidend. Daarom worden de genoemde personen verder gezamenlijk aangeduid als: reclamanten.

Aan artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 van de wet bedenkingen naar voren hebben gebracht, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen, is voldaan. Reclamanten hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

De reclamanten voeren in hun bedenkingen allereerst aan dat de gemeente niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 17 van de onteigeningswet. Er is volgens hen geen sprake geweest van langdurig minnelijk overleg. Reclamanten voeren aan dat zij geen inzage hebben gekregen in het logboek van de gemeente. Hierdoor zijn reclamanten niet in staat om gemotiveerd te reageren op het standpunt van de raad. De raad had volgens reclamanten inzicht moeten geven in de aard, inhoud, omvang en intensiteit van de met hen onderhouden contacten. Het door de raad ingenomen standpunt is hierdoor voor reclamanten niet toetsbaar en ook niet controleerbaar. Daarom zijn reclamanten van oordeel dat het door de raad genomen besluit niet met de nodige zorgvuldigheid tot stand is gekomen.

Reclamanten voeren ten tweede aan dat de gemeente de grondtekeningen en de lijst van te onteigenen rechten niet ter inzage heeft gelegd. De gemeente heeft door het ontbreken van deze stukken niet voldaan aan de bepalingen van artikel 80 van de onteigeningswet. Reclamanten zijn niet in kennis gebracht van de door ambtenaren van de gemeente opgestelde verklaringen inhoudende dat de stukken daadwerkelijk ter inzage zijn gelegd.

Ten derde voeren reclamanten aan dat het besluit niet voldoet aan de criteria van volkshuisvestings- en ruimtelijk ontwikkelingsbelang. De reclamanten zijn voorts van mening dat de behoefte aan woningen in Venray en omgeving sterk terugloopt. Omdat er in de gemeente al een overschot is aan woningen verleent de gemeente ook geen medewerking meer aan bouwplannen voor woningen van enige omvang. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt volgens reclamanten ingegaan op de volkshuisvestingstaakstelling tot 2008, terwijl de gemeente in de toelichting op het uitwerkingsplan in zijn geheel niet ingaat op eerdergenoemde taakstelling.

Reclamanten voeren ten vierde aan dat de noodzaak en urgentie tot onteigening ontbreken om het bestemmingsplan te realiseren. Volgens hen is er geen dringende behoefte om het bestemmingsplan op korte termijn te realiseren. Er is door de raad niet nader onderbouwd, waarom er met de uitvoering van het plan in 2009 wordt gestart. De raad gaat volgens reclamanten er bovendien aan voorbij dat in het plangebied de woningbouw niet volgens planning verloopt, maar sterk is vertraagd. Onteigening is volgens hen geen doel op zich, maar een middel om door grondverwerving de uitvoering van het bestemmingsplan binnen afzienbare tijd te waarborgen. Er dient volgens reclamanten er op te worden toegezien dat de onteigening van gronden uitsluitend plaatsvindt om de planuitvoering in de toekomst te verzekeren. Van urgentie is volgens hen dus geen sprake.

Met betrekking tot de bedenkingen over de minnelijke verwerving van de in de onteigening begrepen percelen en perceelsgedeelten overwegen Wij in het algemeen het volgende. Artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat moet worden onteigend eerst bij minnelijke overeenkomst in (vrije) eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Toch is het verloop van het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure één van de criteria waaraan door Ons wordt getoetst om te beoordelen of de voorgenomen onteigening noodzakelijk is. Omdat onteigening een uiterste middel is om de eigendom te doen overgaan, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel gebruik mag worden gemaakt, als voor het begin van de onteigeningsprocedure door minnelijk overleg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan dit vereiste is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen krachtens Titel IV van de onteigeningswet, in beginsel voldaan indien voor de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit en de toezending daarvan aan belanghebbenden is begonnen met onderhandelingen over de minnelijke verwerving en deze onderhandelingen door de gemeente zijn voortgezet. Daarbij zijn Wij van oordeel dat het wenselijk, maar niet strikt noodzakelijk is dat vóór het nemen van het raadsbesluit tot onteigening een formeel bod is uitgebracht. Wanneer het op het moment van het nemen van het raadsbesluit echter voldoende aannemelijk is dat het minnelijk overleg desondanks voorlopig niet tot de verwerving door de gemeente van de (vrije) eigendom van de te onteigenen zaak zal leiden, kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te bevorderen.

Ten aanzien van de bedenkingen inzake het minnelijk overleg overwegen Wij in het bijzonder als volgt. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de gemeente sedert 2005 met reclamanten onderhandelt. De gemeente heeft meerdere keren zowel mondeling als schriftelijk biedingen voor schadeloosstelling gedaan. Kort voor het starten van de onteigeningsprocedure heeft de gemeente bij brief van 18 september 2007 een bod uitgebracht, evenwel zonder resultaat. Het logboek van de gemeente is niet meer dan de brieven die een weergave vormen van het minnelijk overleg. Over deze stukken beschikken reclamanten ook. Bovendien valt het logboek niet onder de in artikel 80 van de onteigeningswet genoemde stukken die bij het onteigeningsbesluit ter inzage moeten worden gelegd. Het geheel overziende oordelen Wij dat het besluit met de vereiste zorgvuldigheid is genomen. Dat de door de gemeente gedane biedingen voor reclamanten om hen moverende redenen niet acceptabel waren, doet naar Ons oordeel niet af aan het feit dat de gemeente serieuze pogingen heeft ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen. Nu de gemeente voor de terinzagelegging van het ontwerp raadsbesluit met de onderhandelingen een aanvang heeft gemaakt en het ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was dat minnelijke verwerving vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort, heeft de raad, teneinde op een redelijk tijdstip tot de uitvoering van het bestemmingsplan te kunnen overgaan, in beginsel tot onteigening van de desbetreffende percelen kunnen besluiten. Bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming zal de schadeloosstelling op grond van artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan in het kader van de administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure.

Gelet op het vorenstaande kunnen deze bedenkingen van de reclamanten er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden.

Ten aanzien van de bedenkingen van reclamanten inzake het ontbreken van de grondtekening en de lijst met te onteigenen gronden tijdens de tervisielegging en dat dit handelen van de gemeente in strijd is met artikel 80 van de onteigeningswet, overwegen Wij als volgt. De totstandkoming van de door Ons – op grond van het bepaalde in artikel 79 van de onteigeningswet – te nemen beslissing omtrent goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening is omgeven met wettelijke waarborgen voor een zorgvuldige belangenafweging. Zo is in artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet, bepaald dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van toepassing is. In artikel 3:12 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging van de stukken openbare kennisgeving doet, in nieuwsbladen naar keuze, over het bestaan van het raadsbesluit en over het tijdstip waarop de terinzagelegging van het besluit met bijbehorende stukken zal plaatsvinden. De gemeente heeft op 15 mei 2008 zowel in een weekblad als in een dagblad kennisgeving gedaan van het besluit tot onteigening en de stukken die ter inzage zouden worden gelegd. In artikel 80, tweede lid, van de onteigeningswet is bepaald, dat er bij de terinzagelegging van stukken in ieder geval een uitgewerkt plan met uitvoerige kaarten met grondtekeningen en de lijst van de te onteigenen onroerende zaken ter inzage worden gelegd. De gemeente heeft aan deze vereisten voldaan. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de raad de stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegd. Deze stukken zijn gewaarmerkt en de tervisielegging daarvan is daarna nog door twee ambtenaren bevestigd. De publicatie van de tervisielegging van onder meer de grondtekening is correct geschied en niet is gebleken dat reclamanten naar aanleiding van die publicatie en de aan hen gedane persoonlijke kennisgeving met de gemeente contact hebben opgenomen over het ontbreken van deze stukken op de plaats van de terinzagelegging. Onder deze omstandigheden kan als vaststaand worden aangenomen dat de bedoelde stukken ter inzage zijn gelegd.

Gelet op het vorenstaande kunnen deze bedenkingen van de reclamanten er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden.

Ten aanzien van de bedenkingen van reclamanten inzake het ontbreken van het volkshuisvestings- en ruimtelijk ontwikkelingsbelang en de bedenkingen tegen het feit dat het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan onvoldoende zijn toegelicht overwegen Wij dat deze bedenkingen van planologische aard zijn en uitsluitend kunnen worden ingebracht tijdens de bestemmingsplanprocedure op voet van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Gelet op het vorenstaande kunnen deze bedenkingen van de reclamanten er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden.

Ten aanzien van de bedenkingen van reclamanten inzake het ontbreken van de noodzaak en urgentie van het onteigeningsbesluit, verwijzen Wij naar hetgeen wij hierover reeds onder ‘noodzaak en urgentie’ hebben overwogen. De bedenking van reclamanten dat de onteigening van de gronden niet urgent is delen Wij niet. Aan de urgentievereiste is naar Ons oordeel in het algemeen voldaan indien de gemeente binnen vijf jaar na de datum van het Koninklijk besluit een begin maakt met de uitvoering van het werk waarvoor onteigend is. Het doel van de gemeente is om in 2009 te starten met de uitvoering van de werkzaamheden op en rond de gronden van reclamanten. Door de reclamanten zijn geen argumenten aangevoerd die Ons hieraan doen twijfelen. Nu is gebleken dat de gemeente binnen vijf jaar na de datum van dit besluit met de uitvoering van de werkzaamheden een begin zal maken, oordelen Wij dat de raad een besluit tot onteigening van de gronden heeft kunnen nemen.

Gelet op het vorenstaande kunnen deze bedenkingen van de reclamanten er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden.

Overige overwegingen

De gemeenteraad van Venray heeft blijkens de bij het raadsbesluit behorende grondplantekening tevens de percelen kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 5326 (ged.), 5330, 3431 (ged.), 10247 (ged.) en 5679, grondplannummers 5 tot en met 9, ter onteigening aangewezen, maar uit het raadsvoorstel en de brief van 16 mei 2008 van het college van burgemeester en wethouders moet worden opgemaakt dat die aanwijzing, die niet correspondeert met de bij het raadsbesluit behorende lijst, abusievelijk is gedaan. Nu de gemeente blijkens genoemde brief wegens het bereiken van minnelijke overeenstemming met de grondeigenaren de onteigeningsprocedure jegens hen niet wil voortzetten, zijn er termen om in zoverre goedkeuring aan het raadsbesluit te onthouden.

De gemeente Venray heeft in de voortgezette onderhandelingen overeenstemming kunnen bereiken met de eigenaren van de percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 3487, 3488, 5328, 9253, 9670 en 9671, grondplannummers 1 tot en met 4 en 10 tot en met 11. In de aankoop- en ruilovereenkomsten zijn ontbindende voorwaarden opgenomen, waardoor een onvoorwaardelijke eigendomsverkrijging door de gemeente niet is verzekerd. Het college van burgemeester en wethouders heeft per brief van 16 mei 2008, aangegeven dat de onteigeningsprocedure met betrekking tot deze percelen dient te worden voortgezet. In verband hiermee bestaan er voor Ons geen termen om aan het raadsbesluit tot onteigening de goedkeuring te onthouden.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Venray worden geacht, dat de gemeente de eigendom van de in het raadsbesluit begrepen percelen verkrijgt. Er bestaan ook voor het overige geen gronden om ten aanzien van genoemde percelen aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Venray van 6 mei 2008, no. 270, goed te keuren, behalve voor zover het strekt tot onteigening van de percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nos. 5326 (ged.), 5330 (ged.) en 3431 (ged.), 10247 (ged.) en 5679, grondplannummers 5 tot en met 9.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Den Haag, 3 november 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Raadsbesluit

De raad van Venray,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 25 maart 2008 (gemeenteblad 2008, nr. );

Gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en de Onteigeningswet;

Besluit:

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Brabander Aan den Heuvel, uitwerkingsplan ex. artikel 11 WRO clusters II t/m IV de percelen en perceelsgedeelten, opgenomen op dit besluit gehechte en bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekening en lijst van de te onteigenen onroerende zaken, aan te wijzen ter onteigening ten name van de gemeente Venray;

  • 2. De ingediende zienswijzen met inachtneming van het in bijgevoegd voorstel gestelde ongegrond te verklaren.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 mei 2008.

De voorzitter.

De raadsgriffier.

Onteigeningslijst bestemmingsplan Brabander: uitwerkingsplan ex. artikel 11 WRO cluster II t/m IV in de gemeente Venray per peildatum 2 mei 2008

Grondplannummer

Gemeente

Sectie/Kadastraal nummer

Kadastrale oppervlakte m2

Te onteigenen oppervlakte m2

Omschrijving

Gerechtigde eigendom

Eigenaar

Zakelijk gerechtigde

1

Venray

C/3487

4680

4680

Terrein

(akkerbouw)

1/1

De heer Wilhelmus Lambertus Theodora van Dijck

Buitenweg 8a

5804 BK Venray

Gehuwd met mevrouw Johanna Patronella Anna Gerarda Peeters

 

2

Venray

C/3488

3800

3800

Terrein

(akkerbouw)

1/1

De heer Wilhelmus Lambertus Theodora van Dijck

Buitenweg 8a

5804 BK Venray

Gehuwd met mevrouw Johanna Patronella Anna Gerarda Peeters

 

3

Venray

C/5328

7775

7775

Terrein

(grasland)

1/1

De heer Johannes Hubertus van Dijck

Castenrayseweg 35

5811 AM Castenray

Gehuwd met mevrouw Johanna Maria Catharina Strijbos

 

4

Venray

C/9253

8665

8665

Berging-stalling-erf-tuin

1/2

De heer Wilhelmus Lambertus Theodora van Dijck

Buitenweg 8a

5804 BK Venray

Gehuwd met mevrouw Johanna Petronella Anna Gerarda Peeters

 
      

1/2

De heer Johannes Hubertus van Dijck

Castenrayseweg 35

5811 AM Castenray

Gehuwd met mevrouw Johanna Maria Catharina Strijbos

 

10

Venray

C/9670

145

145

Woonhuis

1/1

belast met recht van gebruik en bewoning

De heer Johannes Hubertus van Dijck

Castenrayseweg 35

5811 AM Castenray

Gehuwd met mevrouw Johanna Maria Catharina Strijbos

Recht van gebruik en bewoning ten gunste van:

de heer Jacobus Martinus van Dijck (overleden)

Buitenweg 8a, 5804 BK Venray

Gehuwd met: Mevrouw Johanna Maria Catharina Sikes (overleden)

11

Venray

C/9671

120

120

Woonhuis

1/1

De heer Wilhelmus Lambertus Theodora van Dijck

Buitenweg 8a

5804 BK Venray

Gehuwd met mevrouw Johanna Petronella Anna Gerarda Peeters

 
Naar boven