Besluit van 14 mei 2009, no. 09.001294, tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 24 juni 2008, zoals gewijzigd bij raadsbesluit van 20 januari 2009, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 april 2009, nr. BJZ 2009027117, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelezen de brieven van het college van burgemeester en wethouders van Beuningen van 10 juli 2008, kenmerk U108.03899 en U108.03901, 21 juli 2008, kenmerk U108.04155, 25 november 2008, kenmerk U108.06477, 10 december 2008, kenmerk U108.06777 en 28 januari 2009, kenmerk U109.00530.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 29 april 2009, no. W08.09.0116/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 mei 2009, nr. BJZ 2009035093, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 24 juni 2008, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie G, nos. 12, 18, 43, 47, 268, 269, 299, 683, 684, 685, 686, 302, 303, 304, 305, 306, 307, en 395, onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 18. Zulks met inachtneming van het raadsbesluit van 20 januari 2009, strekkende tot wijziging van het raadsbesluit tot onteigening.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Beuningen op 16 oktober 2007 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 14 maart 2008 goedgekeurde ‘Bestemmingsplan Beuningse Plas/Uitbreiding Waterplas’, verder te noemen: het bestemmingsplan.

Omdat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, heeft de raad aan zijn besluit de gebruikelijke opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden. Het bestemmingsplan is inmiddels na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 juli 2008 inzake het tegen het goedkeuringsbesluit ingestelde beroep, onherroepelijk geworden.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in hoofdzaak in de aanleg van een waterplas ten behoeve van zandwinning en recreatie, alsmede in de herinrichting van het overige plandeel tot een recreatiezone, mede ten behoeve van de functies water en natuurontwikkeling. Het gebied vervult tevens een functie in de bescherming tegen hoogwater. Een aantal percelen wordt bestemd voor woondoeleinden. De gronden zijn thans nog in agrarisch gebruik. De geprojecteerde zandwinplas sluit aan op de reeds in gebruik zijnde plas. De zandwinning zal plaats hebben in het kader van het landelijke en provinciale delfstoffenbeleid, zoals dat is vervat in de provinciale nota ‘Industriezandwinning (2001–2008)’, geactualiseerd met de nota ‘Zand- en kleiwinningplan Gelderland’ van 13 juni 2006. In het kader van het delfstoffenbeleid heeft de gemeente Beuningen een taakstelling gekregen voor het leveren van een quotum industriezand. De ontwikkeling van de recreatieve functies parallel aan de zandwinning is mede voorzien in het regionaal Structuurplan Knooppunt Arnhem Nijmegen.

In de door de gemeente Beuningen voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaart en toelichting, alsmede een inrichtingsschets, tekeningno. 018522-11s01, van oktober 2006.

Op de te onteigenen percelen rusten de bestemmingen ‘Waterplas’, ‘Water en natuurontwikkeling’ en ‘Wonen’.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Met de uitvoering van de werken wenst de gemeente zo spoedig mogelijk een aanvang te maken.

Bedenkingen

Het raadsbesluit van 24 juni 2008 tot onteigening, heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 10 juli 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis van Beuningen. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit heeft op 9 juli 2008 plaatsgevonden in ‘De Gelderlander’, ‘De Koerier’ en in de Staatscourant, no. 130. Belanghebbenden zijn over het ontwerpbesluit ingelicht bij brief van 2 juli 2008. Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

  • 1. ing. H.H.M. Breukers namens K. van Beinum te Nijmegen;

  • 2. ing. H.H.M. Breukers namens H.J.C. Hammen en echtgenote te Nederasselt.

Aangezien de bedenkingen van de reclamanten inhoudelijk gelijk zijn, zullen de reclamanten hierna gezamenlijk als zodanig worden aangeduid en zullen Wij de bedenkingen zoveel mogelijk gezamenlijk beoordelen.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de reclamanten in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Van deze gelegenheid hebben zij gebruik gemaakt. Op 7 november 2008 heeft de gemachtigde de bedenkingen telefonisch nader toegelicht. In de brief van 11 november 2008, kenmerk BJZ 2008110661, van het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de gemachtigde, is van het horen verslag gelegd.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

De reclamant Van Beinum is eigenaar van de mede in de onteigening begrepen percelen, kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie G, nos. 18, 43 en 47 (grondplannummers 2 tot en met 4).

De reclamant Hammen c.s. is eigenaar van het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie G, no. 395 (grondplannummer 18).

De reclamanten voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats aan, dat de uitbreiding van de zandwinplas niet in het belang is van de ruimtelijke ontwikkeling of de volkshuisvesting. Een onteigening als deze dient plaats te vinden op voet van Titel II C van de onteigeningswet. Noodzaak en urgentie ontbreken omdat de gemeente geen overzicht geeft van de behoefte aan zand, de voorraden en de winning elders. Landelijk bestaat er geen tekort aan zand. Van een ontgrondingsvergunning wordt geen melding gemaakt.

Ten aanzien van dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamanten overwegen Wij als volgt.

Op voet van Titel II C van de onteigeningswet kan de Kroon ten name van het Rijk of van de provincie gronden ter onteigening aanwijzen in het belang van de winning van oppervlaktedelfstoffen. Op voet van Titel IV van de onteigeningswet kan een gemeenteraad tot onteigening besluiten, onder meer in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.

Titel II C strekt tot niet méér, dan het mogelijk maken van de winning van delfstoffen. Voor het parallel daaraan ontwikkelen van overige functies die met de winning kunnen samenhangen, zoals natuurontwikkeling, recreatie en waterberging, biedt Titel II C evenwel geen grondslag voor onteigening ingeval men niet slaagt in minnelijke aankoop van gronden voor bedoelde overige functies. Er is wel een grondslag voor onteigening indien deze functies als zodanig zijn bestemd in een bestemmingsplan. Alsdan kan in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling van een gemeente de raad tot onteigening besluiten. Indien de delfstoffenwinning ook in het bestemmingsplan is voorzien, kan ook ten behoeve van die activiteit door de gemeente worden onteigend. Nu het raadsbesluit tot onteigening is gebaseerd op Titel IV van de onteigeningswet en de te verwezenlijken bestemmingen zijn vastgelegd in het bestemmingsplan, is er voor Ons geen aanleiding om de onteigening in beginsel niet gerechtvaardigd te achten. Noodzaak en urgentie voor de onteigening achten Wij eveneens aanwezig. Uit het hierboven genoemde landelijke en provinciale beleid ten aanzien van de winning van oppervlaktedelfstoffen blijkt genoegzaam dat de gemeente Beuningen aan een taakstelling met betrekking tot de zandwinning dient te voldoen. Daarbij staat voorop dat het ontstaan van tekorten moet worden voorkomen. Dit beleid heeft in het bestemmingsplan een planologische regeling gevonden, welke in deze goedkeuringsprocedure hier als zodanig niet ter beoordeling kan staan. Wil de zandwinning kunnen plaatsvinden dan zal een ontgrondingsvergunning moeten zijn verleend. Ons is uit het ingestelde onderzoek niet gebleken dat deze niet binnen afzienbare termijn door het provinciaal bestuur zal kunnen worden verstrekt.

Alles overziende geeft dit onderdeel van de bedenkingen Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

In de tweede plaats voeren de reclamanten aan, dat er wegens onvoldoende minnelijk overleg geen noodzaak bestaat voor de onteigening. Aan de gemeente is herhaaldelijk aangegeven dat de adviseur van reclamanten niet bevoegd was tot onderhandelen met de gemeente in gesprekken waarbij reclamanten niet aanwezig waren. Daarnaast voeren de reclamanten aan, dat ondanks een herhaald daartoe gedaan verzoek geen exploitatieopzet van de gemeente is verkregen waardoor waardevaststelling van de percelen onmogelijk is.

Ten aanzien van dit onderdeel van de bedenkingen van reclamanten, dat ziet op het minnelijk overleg, overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft weliswaar betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure, maar het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is niettemin één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij als volgt. Daargelaten het feit dat tussen reclamanten en de vertegenwoordiger van het gemeentebestuur geen mondelinge onderhandelingen hebben plaatsgevonden op de blijkbaar door de reclamanten gewenste wijze, stellen Wij vast dat er in voldoende mate sprake is geweest van schriftelijk gedane biedingen en reacties daarop van de kant van reclamanten. De reclamant Van Beinum is op 13 november 2006 een schriftelijk bod gedaan. Dit bod heeft Van Beinum niet aanvaard. Op 23 november heeft Van Beinum de te onteigenen percelen vervolgens te koop aangeboden aan de gemeente. De gemeente wilde evenwel niet meer bieden dan zij op 13 november 2006 had gedaan. Nadat het ontwerpraadsbesluit tot onteigening ter inzage is gelegd heeft de gemeente op 29 april 2008 haar aanbod alsnog verhoogd. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat Van Beinum dit bod als te laag heeft afgewezen.

Aan de reclamant Hammen heeft de gemeente op 28 september 2006 een schriftelijk bod gedaan. Ook dit bod is uiteindelijk door de gemeente op 29 april 2008 verhoogd. Ten aanzien van de door de gemeente niet verstrekte gegevens met betrekking tot de exploitatie van de zandwinplas overwegen Wij dat op grond van de onteigeningswet geen verplichting bestaat tot het overleggen van bedoelde gegevens in het kader van het minnelijk overleg tussen partijen. Weliswaar zou het verstrekken van deze informatie de transparantie van de onderhandelingen kunnen vergroten, maar zonder het overleggen door de gemeente van bedoelde gegevens behoeft er in beginsel geen sprake te zijn van onvoldoende zorgvuldigheid.

Gelet op bovengenoemde omstandigheden zijn Wij van oordeel dat de gemeente, ondanks het gedeeltelijk aan haar toe te rekenen moeizame verloop van de contacten met de reclamanten, in voldoende mate heeft voldaan aan haar verplichtingen om de percelen eerst in minnelijk overleg te verwerven. Nu ten tijde van het raadsbesluit tot onteigening vast stond dat het minnelijk overleg vooralsnog niet tot overeenstemming zou leiden, heeft de raad in redelijkheid tot onteigening kunnen besluiten. Wat de hoogte van de geboden schadeloosstelling betreft, merken Wij op dat deze in de onderhavige goedkeuringsprocedure niet ter beoordeling staat. In de gerechtelijk fase van de onteigeningsprocedure is het de burgerlijke rechter die bij uitsluiting de omvang van de te vergoeden schade zal moeten vaststellen.

Dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamanten geeft Ons evenmin aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening de goedkeuring geheel of gedeeltelijk te onthouden.

Overige overwegingen

In zijn brief van 28 januari 2009, kenmerk U109.00530, deelt het college van burgemeester en wethouders de Kroon mee, dat de raad in zijn vergadering van 20 januari 2009 heeft besloten wegens tussentijdse minnelijke verwerving het raadsbesluit tot onteigening van 24 juni 2008 in dier voege te wijzigen, dat bedoeld raadsbesluit gedeeltelijk wordt ingetrokken met vaststelling van een gewijzigde perceelslijst. Het college verzoekt de Kroon het raadsbesluit goed te keuren met inachtneming van het wijzigingsbesluit.

Aan dit verzoek geven Wij gevolg. Wij zullen derhalve het gewijzigde raadsbesluit tot onteigening goedkeuren.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Beuningen worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de in het gewijzigde raadsbesluit van 24 juni 2008 tot onteigening aangewezen gronden. Er bestaan ook voor het overige geen redenen om aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 24 juni 2008, zoals gewijzigd bij raadsbesluit van 20 januari 2009, goed te keuren.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Den Haag, 14 mei 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Beuningen,

gelet op de Onteigeningswet en de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

overwegende:

dat de raad op 24 juni 2008 heeft besloten tot onteigening van een aantal in het bestemmingsplan ‘Beuningse Plas, Uitbreiding Waterplas’ gelegen percelen;

dat daartoe een onteigeningsplan is opgesteld dat de naam ‘Beuningse Plas, Uitbreiding Waterplas’ heeft meegekregen;

dat inmiddels overeenstemming is bereikt met de eigenaren van de percelen die op de bij het onteigeningsbesluit behorende grondplantekening zijn aangegeven met de nummers 5 tot en met 17 (hierna: de percelen van Burgers c.s.);

Besluit:

  • 1. dat de percelen van Burgers c.s. niet langer ter onteigening aangewezen zijn;

  • 2. dat de percelen van Burgers, ter nadere aanduiding hieronder met het kadastraal nummer genoemd, hiermee uit het op 24 juni 2008 genomen onteigeningsbesluit en de daarbij behorende stukken (waaronder percelenlijst en grondplantekening) geschrapt zijn.

Nummer op grondplantekening bij raadsbesluit van 24/06/2008

Kadastraal bekend Gemeente Beuningen, Sectie G, nummer

5

268

6

269

7

299

8

683

9

684

10

685

11

686

12

302

13

303

14

304

15

305

16

306

17

307

Vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Beuningen op

20 januari 2009

De gemeenteraad voornoemd,

De griffier.

De voorzitter.

ONTEIGENINGSPLAN ‘BEUNINGSE PLAS, UITBREIDING WATERPLAS’

Lijst van te onteigenen percelen

Nummer van het grondplan

Te onteigenen grootte

Gemeente Beuningen

omschrijving kadastraal object

ter grootte van

sectie

nummer

ten name van:

ha

a

ca

ha

a

ca

1

1

20

10

Terrein (grasland)

1

20

10

G

12

Voor de helft eigendom belast met vruchtgebruik:

Lam, Maria Wilhelmina, geboren op 7-4-1963, g.m. Jansen, Jacobus Johannes, geboren op 7-4-1960, beiden wonende Boskooperstraat 9, 6679 CE Oosterhout gem Nijmegen

          

Voor de helft eigendom belast met vruchtgebruik:

          

Lam, Wilhelmus Theodorus Petrus, geboren op 23-4-1968, burgerlijke staat onbekend. Wonende Nassaulaan 8, 6571 AD Berg en Dal.

          

Aandeel in Vruchtgebruik:

          

Lam, Wilhelmus Johannes Maria, geboren op 11-5-1931, g.m. Grotens, Theodora Hendrika, geboren op 8-9-1929, beiden wonende Marialaan 64, 6541 RM Nijmegen

          

Aandeel in Vruchtgebruik:

          

Grotens, Theodora Hendrika, geboren op 8-9-1929, g.m. Lam, Wilhelmus Johannes Maria, geboren op 11-5-1931, beiden wonende Marialaan 64, 6541 RM Nijmegen

           

2

2

8

60

Terrein (grasland)

2

8

60

G

18

1/1 eigendom: Van Beinum, Klaas, geboren op 15-8-1946, burgerlijke staat onbekend. Wonende Nederheidseweg 198, 6545 BZ Nijmegen

           

3

4

31

20

Terrein (grasland)

4

31

20

G

43

Zie grondplannummer 2

           

4

2

62

50

Terrein (grasland)

2

62

50

G

47

Zie grondplannummer 2

           

18

1

87

50

Terrein (akkerbouw)

1

87

50

G

395

Hammen, Henricus Johannes Cornelis, geboren op 10-8-1950, burgerlijke staat onbekend. Wonende Broekstraat 12A, 6612 AC Nederasselt

Naar boven