Invordering. Tijdelijke versoepeling van het invorderingsbeleid ten aanzien van ondernemers

25 mei 2009

Nr. CPP2009/966M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Ontwerp, procesketen Inning

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Door middel van dit besluit worden tijdelijk enkele versoepelingen aangebracht in het bestaande invorderingsbeleid voor ondernemers met betalingsproblemen als direct gevolg van de economische crisis.

1. Inleiding

De economische crisis geeft aanleiding om voor de inning van belastingschulden tijdelijk soepeler om te gaan met bedrijven die als direct gevolg daarvan betalingsachterstanden hebben bij de fiscus. Deze tijdelijk soepeler houding komt tot uitdrukking in het gevoerde beleid voor uitstel van betaling. De bedoeling van de in dat kader getroffen maatregelen is om bedrijfseconomisch gezonde bedrijven, die tijdelijk liquiditeitsproblemen hebben, voor een beperkte periode soelaas te bieden voor wat betreft de betaling van hun belastingschulden. In deze periode kan de onderneming zich verder aanpassen aan de door de economische crisis gewijzigde omstandigheden en maatregelen treffen om de ontstane betalingsachterstand weer in te lopen. De beleidsmaatregelen zijn zo vorm gegeven dat daarmee niet in concurrentie wordt getreden met financiële instellingen.

De beleidsmaatregelen zijn tijdelijk en zullen worden ingetrokken zodra de economische omstandigheden dit mogelijk maken. In ieder geval zullen deze maatregelen in het najaar van 2009 worden geëvalueerd. Het beoordelingskader zal zijn: de effectiviteit om gezonde ondernemingen met tijdelijke liquiditeitsproblemen te laten overleven, mogelijke gevolgen voor concurrentieverhoudingen, gevolgen voor uitvoeringspraktijk, nalevingskosten bij bedrijven en Belastingdienst en eventuele gevolgen voor de schatkist.

2. Versoepeling door middel van twee maatregelen

Om de slagkracht en de effectiviteit van de tijdelijke maatregelen te versterken is er voor gekozen om naast uitstel van betaling de beoogde souplesse ook door te vertalen naar het executiebeleid van de Belastingdienst.

2.1. Tijdelijke maatregel I: uitstel van betaling ondernemers (van toepassing naast art. 25.6. Leidraad Invordering 2008)

Uitstel van betaling voor bepaalde tijd kan worden verleend indien de belastingschuldige aan de hand van een door een derde deskundige opgestelde verklaring als bedoeld in onderdeel 3 van dit besluit, het voor de ontvanger aannemelijk maakt dat (i) het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen die (ii) het directe gevolg zijn van de economische crisis, (iii) van tijdelijke aard zijn en (iv) vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost. De bedoelde verklaring van de derde deskundige bevat in ieder geval de elementen die zijn opgenomen in het bij dit besluit gevoegde model (bijlage). Voor de betaling van de belastingschulden wordt voor zoveel als mogelijk is zekerheid gesteld, met dien verstande dat de zekerheid onder omstandigheden ook kan worden belichaamd in een gelegd (bodem)beslag.

Deze tijdelijke maatregel geldt naast het reguliere uitstelbeleid als verwoord in art. 25.6. Leidraad Invordering 2008.

2.2. Tijdelijke maatregel II: opschorten executiedatum bij beslag ten laste van ondernemers (derogeert aan art. 14.1.9. Leidraad Invordering 2008)

De belastingdeurwaarder stelt bij het opmaken van het proces-verbaal van beslag een verkoopdatum vast. Op deze datum vindt de openbare verkoop plaats, tenzij naar het oordeel van de ontvanger de onderneming van belastingschuldige levensvatbaar is en tevens goede vooruitzichten bestaan op betaling van de achterstallige belastingschuld (tot verhaal waarvan het beslag is gelegd) in de toekomst. In het laatste geval kan de ontvanger besluiten de verkoopdatum voor een door hem te bepalen termijn op te schorten onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat alle na het beslag opkomende (lopende) betalingsverplichtingen stipt worden nagekomen.

2.3. Toelichting bij de maatregelen

Maatregel I: uitstelbeleid voor ondernemers

Het uitstelbeleid als opgenomen in art. 25.6. Leidraad Invordering 2008 blijft van kracht. Dat betekent dat aan de ondernemer die in betalingsmoeilijkheden verkeert desgevraagd uitstel van betaling kan worden verleend voor een periode van ten hoogste twaalf maanden gerekend vanaf de vervaldag van de betrokken belastingaanslagen, onder voorwaarde dat de lopende verplichtingen worden nagekomen en zekerheid wordt gesteld voor de volle omvang van de belastingschuld waarvoor het uitstel geldt.

Daarnaast kunnen ondernemers voor wie uitstel gedurende een periode van twaalf maanden niet volstaat, die vanwege de geprognotiseerde liquiditeitsposities voorzien dat zij de lopende verplichtingen gedurende een bepaalde periode niet tijdig zullen kunnen nakomen of die de vereiste zekerheid niet of niet volledig kunnen stellen in aanmerking komen voor de tijdelijke maatregel. Daartoe is van belang dat ten genoegen van de ontvanger aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van tijdelijke betalingsmoeilijkheden die niet via zakelijke kredietverlening kunnen worden opgelost. Aannemelijk moet bovendien worden gemaakt dat de betalingsmoeilijkheden het directe gevolg zijn van de economische crisis; de situatie waarin de onderneming al voor 2009 of mede om andere redenen betalingsmoeilijkheden ondervindt, kwalificeert niet voor toepassing van de maatregel. Tenslotte moet aannemelijk worden gemaakt op welk tijdstip de betalingsachterstand waarvoor uitstel wordt gevraagd uiterlijk zal zijn ingelopen. Daarbij zal inzicht moeten worden geboden in de getroffen en nog te treffen maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van de economische crisis het hoofd te bieden; deze maatregelen moeten adequate onderbouwing bieden voor de liquiditeitsprognose aan de hand waarvan de betalingsmogelijkheid aannemelijk wordt gemaakt.

Het uitstel wordt verleend voor bepaalde tijd; wanneer de toegestane termijn is verstreken of het uitstel tussentijds moet worden ingetrokken, bijvoorbeeld omdat niet voorziene oploop van schulden daartoe aanleiding geeft, zal in beginsel niet opnieuw uitstel worden verleend. Het uitstel kan zowel de door de ondernemer verschuldigde zakelijke belastingen, waaronder ook de (sociale) verzekeringspremies en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet, als de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting betreffen.

Een besluit tot opschorting van de betalingsverplichting met betrekking tot de door een onderneming verschuldigde belastingen kent meerdere facetten en dient daarom zorgvuldig en op goede gronden te worden genomen. Dit laatste is met name van belang vanwege de notie dat de overheid, i.c. de Belastingdienst, een neutrale positie dient in te nemen waar het betreft de binnen het bedrijfsleven bestaande concurrentieverhoudingen. Een belangrijk uitgangspunt (voorwaarde voor toepassing) van de maatregel in dat kader is dan ook de betrokkenheid van een derde deskundige. Met deze betrokkenheid is beoogd bij te dragen aan de kwaliteit van de verzoeken waaronder in het bijzonder de objectiviteit van de verstrekte informatie. Een tweede belang van de betrokkenheid van de derde deskundige is gelegen in de kwaliteit en de voortgang van de inhoudelijke behandeling van het verzoek door de Belastingdienst. Dit laatste is ook de reden dat met betrekking tot de inhoud van de door de derde deskundige op te stellen verklaring een handreiking wordt geboden in de vorm van een voorgeschreven model (bijlage). De betrokkenheid van de derde deskundige laat overigens onverlet dat de ontvanger volledig verantwoordelijk is voor de te nemen beslissing en in dat verband ook eisen kan stellen.

Op grond van de maatregel kan worden afgeweken van de verschillende onderdelen van het vigerend uitstelbeleid waaronder de voorwaarde dat vooraf volwaardige en toereikende zekerheid dient te worden gesteld. Met betrekking tot het laatste wordt opgemerkt dat de ontvanger de belastingvordering zoveel als mogelijk van zekerheden voorziet, teneinde bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen te beperken.

De maatregel heeft uitsluitend betrekking op belastingaanslagen en niet op (uitstel ter zake van) aangifteverplichtingen. Laatstbedoelde verplichtingen spelen in dit verband slechts een rol waar het betreft de gebruikelijke eis tot nakoming van lopende verplichtingen; in het kader van een op grond van de tijdelijke maatregel getroffen maatwerkoplossing kan de ontvanger in voorkomend geval afzien van de (gebruikelijke) eis tot tijdige voldoening aan nieuwe of lopende betalingsverplichtingen.

In het geval van een geschil omtrent de toepassing van maatregel I kan belanghebbende beroep instellen tegen het betreffende besluit van de ontvanger bij de directeur (conform art. 25.7. Leidraad Invordering 2008).

Maatregel II: uitwinning goederen in het kader van gelegde verhaalsbeslagen ten laste van ondernemers

Op grond van het thans geldende beleid (art. 14.1.9. Leidraad Invordering 2008) wordt de belastingschuldige na gelegd beslag nog slechts een korte tijd gelaten om alsnog aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen: één tot hooguit vier maanden na het gelegde beslag. Teneinde te voorkomen dat levensvatbare ondernemingen zich door invorderingsmaatregelen van de Belastingdienst tot bedrijfsbeëindiging zouden zien gedwongen, wordt de voor het executiebeleid kenmerkende maximumtermijn (van vier maanden) tijdelijk opgeheven en wordt (de duur van) de prolongatie van de verkoopdatum overgelaten aan het oordeel van de ontvanger. Van belang is dat naar diens oordeel sprake is van een levensvatbare onderneming, de betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn en dus goede vooruitzichten blijven bestaan op betaling van de achterstallige belastingen in de nabije toekomst. Op de ontvanger rust ter zake geen onderzoeksplicht; het is aan de belastingschuldige feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen op grond waarvan de ontvanger tot zijn oordeel kan komen. Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van de maatregel is dat de nieuw opkomende fiscale verplichtingen (aangifte èn betaling) stipt worden nagekomen. Het vorenbedoeld oordeel van de ontvanger wordt gevormd aan de hand van concrete ontwikkelingen binnen de onderneming van de belastingschuldige. Wanneer die ontwikkelingen naar het oordeel van de ontvanger niet of onvoldoende aanwezig zijn, zal hij de verkoopdatum niet (langer) opschorten.

Ter voorkoming van misverstanden wordt opgemerkt dat maatregel II normaliter niet aan de orde zal zijn voor bedrijven die hetzij op grond van het reguliere beleid (art. 25.6. Leidraad Invordering 2008) hetzij op grond van tijdelijke maatregel I (zie hiervoor) in aanmerking komen voor uitstel van betaling. Meestal zal het dus gaan om bedrijven die niet voor uitstel in aanmerking komen omdat zij niet aan (alle) daartoe gestelde voorwaarden kunnen voldoen.

3. Voorwaarde bij tijdelijke maatregel I: verklaring derde deskundige

Voor de beoordeling van het verzoek om uitstel wordt de praktijk een handreiking geboden zodat de ontvanger de bedrijfseconomische gezondheid van een onderneming en de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand adequaat kan beoordelen. Deze handreiking bestaat uit een door de belanghebbende te overleggen verklaring van een derde deskundige. Deze verklaring bevat een beoordeling van de aard van de betalingsproblemen, gaat in op de aannemelijkheid van de bedrijfseconomische gezondheid van de onderneming, de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand en geeft blijk van de waarneming van de aan dat oordeel ten grondslag liggende feiten en omstandigheden door de deskundige. Aan de derde deskundige worden in dit besluit geen formele eisen gesteld. Het kan dus gaan om een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie maar het zou ook de (huis)accountant kunnen zijn. De ontvanger blijft verantwoordelijk voor de beoordeling van het verzoek om uitstel van betaling en kan in dat verband ook eisen stellen. Een model van de verklaring van de derde deskundige is als bijlage bij het besluit gevoegd.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 mei 2009

De staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

BIJLAGE

Model verklaring derde deskundige (Tijdelijke versoepeling invorderingsbeleid ten aanzien van ondernemers)

Dit model kan worden gebruikt als handreiking door derde deskundigen om ondernemingen met betalingsachterstanden te helpen aannemelijk te maken dat er termen zijn voor uitstel van betaling conform het tijdelijk versoepelde invorderingsbeleid in verband met de economische crisis. Deze verklaring bevat een beoordeling van de aannemelijkheid van de bedrijfseconomische gezondheid van de onderneming en de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand en de waarneming van de aan dat oordeel ten grondslag liggen de feiten en omstandigheden.

  • A. Profiel van de deskundige.

    • 1. Naam of tenaamstelling deskundige:

    • 2. Contactgegevens deskundige:

    • 3. Opleiding en competenties deskundige:

    • 4. Hoofdactiviteiten deskundige:

    • 5. Eventuele instanties die toezicht houden op de deskundige:

    • 6. Relatie van deskundige tot belanghebbende:

  • B. Door deskundige te beantwoorden vragen ten behoeve van de ontvanger. De deskundige kan de beantwoording van de vragen adstrueren door het bijvoegen van nadere documenten.

    • 1. Wat is de aard van de betalingsproblemen en hoe zijn die ontstaan?

      Toelichting:

    • 2. Zijn de betalingsproblemen het directe gevolg zijn van de economische crisis? Zo ja, kunt u inzicht geven in het verband tussen de betalingsproblemen en de economische crisis?

      Toelichting:

    • 3. Waaruit leidt u af dat de betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn?

      Toelichting:

    • 4. Wanneer (datum) zullen de betalingsproblemen weer zijn ingelopen? Op grond van welke feiten en omstandigheden acht u dit aannemelijk (liquiditeitsplanning toevoegen)?

      Toelichting:

  • C. Verklaring

    De deskundige verklaart naar beste weten en naar beste inzichten zijn oordeel te hebben gegeven bij de beantwoording van de onder B genoemde vragen en daarbij inzicht te hebben gegeven in de waargenomen feiten en omstandigheden die aan de beoordeling ten grondslag liggen.

Naar boven