Besluit van 24 april 2009, no. 09.001124 tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 29 mei 2008, kenmerk 2008-81, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nasseau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 april 2009, no. BJZ2009025328, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelezen de brief van 30 juni 2008, kenmerk SO 08.058665, van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van15 april 2009, no. 08.09.0115/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 april 2009, no. BJZ2009031301, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 29 mei 2008, kenmerk 2008-81, tot onteigening krachtens artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen gedeelten van de percelen, kadastraal bekend gemeente Utrecht, sectie T, nos. 841, 840, 844, 843, 859, 827, 847, 846, 850, 849, 872, 871 en 865, onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 13.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Utrecht op 28 oktober 1999 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 6 juni 2000 gedeeltelijk goedgekeurde bestemmingsplan ‘Leidse Rijn Utrecht 1999’ verder te noemen: het bestemmingsplan. Tegen dit plan is beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het besluit van gedeputeerde staten gedeeltelijk vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming ‘Gemengde doeleinden, uit te werken (GD)’. Deze onthouding van goedkeuring heeft echter geen gevolgen voor de grondslag van de onderhavige onteigening. Het bestemmingsplan is op 27 februari 2002 onherroepelijk geworden.

Het betreft een nader uit te werken globaal bestemmingsplan. De te onteigenen gronden zijn gelegen in het op 17 juli 2007 door burgemeester en wethouders van Utrecht vastgestelde uitwerkingsplan ‘Sportpark Rijnvliet’, verder te noemen: het uitwerkingsplan. Het uitwerkingsplan is op 11 september 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Tegen de goedkeuring is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Omdat ten tijde van het raadsbesluit tot onteigening het uitwerkingsplan nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, heeft de raad aan het onteigeningsbesluit de voorwaarden verbonden dat:

  • a. dat niet tot dagvaarding wordt overgegaan voordat het uitwerkingsplan onherroepelijk is geworden;

  • b. dat het onteigeningsplan vervalt, voor zover in hoogste instantie goedkeuring aan het uitwerkingsplan wordt onthouden.

Zoals uit het raadsbesluit tot onteigening blijkt, wenst de raad van de gemeente Utrecht de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het bestemmingsplan.

Noodzaak en urgentie

De te onteigenen gronden zijn in het uitwerkingsplan bestemd voor ‘Sportdoeleinden (S)’, ‘Verkeer- en Verblijfsdoeleinden (VV)’ en ‘Water (WA)’. Tevens rusten daarop gedeeltelijk twee dubbelbestemmingen, te weten ‘Verkeer- en verblijfsdoeleinden, water’ en ‘Hoogspanningsleiding, sportdoeleinden, water’. Het te realiseren gemeentelijke Sportpark Rijnvliet maakt deel uit van de VINEX-locatie Leidsche Rijn. Het uitwerkingsplan voorziet in de aanleg van sportvelden en daarbij behorende voorzieningen voor het kunnen uitoefenen van de rugby-, tennis- en voetbalsport. Elders in het plangebied Leidsche Rijn omwille van de ontwikkeling van de VINEX-locatie te verdrijven sportverenigingen zullen hier hun activiteiten kunnen voortzetten. De aanleg van de velden en de daarbij behorende voorzieningen is voorzien binnen een periode van vijf jaar.

In de wijze van planuitvoering is onder meer inzicht verschaft door middel van de bij het uitwerkingsplan behorende voorschriften en kaarten met de daarbij behorende toelichting en inrichtingsschets.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 19 juni 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen in de gemeente Utrecht. Op 19 juni 2008 is aan belanghebbenden een persoonlijke kennisgeving gezonden. Publicatie van het raadsbesluit heeft plaatsgevonden op 18 juni 2008. Tegen het raadsbesluit zijn bij Ons tijdig schriftelijke bedenkingen naar voren gebracht door mr. J.A.M.A. Sluysmans namens Eneco Energie Infra Utrecht N.V. en Eneco Netbeheer B.V. (thans Stedin B.V.) te Utrecht, verder te noemen: reclamanten.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, zijn reclamanten door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Reclamanten hebben laten weten hiervan geen gebruik te zullen maken.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

Reclamanten zijn houdster van een opstalrecht voor nutsvoorzieningen op de mede in de onteigening begrepen gedeelten van de percelen T 841 en T 840, grondplannummers 1 en 2. Reclamanten zijn uit dien hoofde eigenares van de op het perceel T 841 staande hoogspanningsmast met de daaraan opgehangen 150 KV hoogspanningslijnen.

Reclamanten verwijzen in hun bedenkingen naar de door hen tegen het ontwerp onteigeningsbesluit bij de raad naar voren gebrachte zienswijzen. Samenvattend voeren reclamanten daarin aan, dat ten gunste van hen op bovenbedoelde percelen een opstalrecht nutsvoorzieningen rust. Ter plaatse loopt een hoogspanningsleiding voor de regionale elektriciteitsvoorziening. De gemeente heeft aangeboden het voort te zetten gebruik en de juridische status van de hoogspanningsleiding na onteigening te zullen continueren door het opnieuw vestigen van een opstalrecht onder gelijke voorwaarden als het huidige recht. Volgens reclamanten biedt dit echter geen oplossing omdat het doel van de onteigening – de aanleg van een sportpark – uiteindelijk niet gerealiseerd kan worden vanwege de mogelijke risico's die de hoogspanningsleiding met zich brengt voor de toekomstige gebruikers van het sportcomplex. Naar de exacte risico’s van een hoogspanningsleiding op de omgeving en de daarin aanwezige personen is (nog) geen onderzoek verricht. Daarnaast wordt gewezen op het risico van schade aan de hoogspanningsmast en stroomvoerende lijnen als gevolg van menselijke (sport)activiteiten. Verder voeren reclamanten aan, dat in de bekendmaking van de terinzagelegging van het ontwerpraadsbesluit de dubbelbestemming hoogspanningsleiding niet is genoemd. In de bedenkingen voeren de reclamanten aanvullend aan, dat de gemeente het aanbod tot hervestiging niet gestand heeft gedaan. De verwijzing naar de procedures van de totstandkoming van het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan ter weerlegging van de ingediende zienswijzen is formalistisch en houdt bovendien geen rekening met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 september 2007 (gemeente Zutphen). Op grond hiervan moet de gemeenteraad een afweging maken van de risico’s die een verblijf op onderscheiden plaatsen binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding met zich kan brengen. De uitspraak is mede gebaseerd op de brief van de staatssecretaris van VROM van 3 oktober 2005, waarin het advies is opgenomen om bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van hoogspanningsleidingen zoveel mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. De gemeente had dit naar de mening van reclamanten ambtshalve moeten onderzoeken en moeten meenemen in de besluitvorming. Zolang dat niet is gebeurd, is de uitvoering van het uitwerkingsplan onzeker en ontbreekt daarmee nut en noodzaak van de voorgenomen onteigening.

Ten aanzien van de door reclamanten aangevoerde bedenkingen die zien op de continuering van het opstalrecht, overwegen Wij dat in gevallen als deze, waarbij het gebruik van de hoogspanningsleiding ongewijzigd zal worden voortgezet, de houder van het opstalrecht in de gerechtelijke procedure kan vorderen dat dit recht na onteigening opnieuw zal worden gevestigd, dan wel de gemeente kan verzoeken bij de dagvaarding dit recht buiten de onteigening te laten. Anders dan reclamanten in hun aanvulling op de zienswijze terzake hebben aangevoerd, is Ons uit het ingestelde onderzoek gebleken dat de gemeente hoe dan ook zal meewerken aan de continuering van het opstalrecht.

Dit onderdeel van de bedenkingen van reclamanten geeft Ons dan ook geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Reclamanten voeren vervolgens aan, dat noodzaak en urgentie aan de onteigening ontbreken vanwege de door hen aangevoerde risicofactoren bij het gebruik van gronden onder en naast de hoogspanningsleidingen.

Ten aanzien van deze bedenkingen van reclamanten zijn Wij van oordeel dat het overheidsbeleid met betrekking tot bedoelde risico’s voor de volksgezondheid doorwerking dient te krijgen in onder meer bestemmings- en uitwerkingsplannen. De bedenkingen terzake zijn naar Ons oordeel dan ook van planologische aard en hadden naar voren kunnen worden gebracht in de planologische procedures op voet van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud). Reclamanten blijken van die mogelijkheid echter geen gebruik te hebben gemaakt. In deze goedkeuringsprocedure kan het planologisch aspect niet meer ter beoordeling staan.

Voor zover de bedenkingen van reclamanten evenwel zien op het belang dat de exploitant van de hoogspanningsleiding heeft bij een veilige en ongestoorde werking van die leiding, merken Wij evenwel nog het volgende op. In het uitwerkingsplan is door middel van het aangeven van een veiligheidszone waarbinnen in beginsel geen bouwwerken mogen worden opgericht, door de gemeente rekening gehouden met het belang van de leidingexploitant en dat van een ongestoorde energielevering. Voor zover het uitwerkingsplan met betrekking tot de dubbelbestemming voorziet in de mogelijkheid van een vrijstellingsprocedure, is bepaald dat daarover eerst het advies van de leidingexploitant moet worden ingewonnen. In de bij het raadsvoorstel tot onteigening behorende nota weerlegging zienswijzen heeft de gemeente met betrekking tot de veiligheidsrisico’s ook overigens nog opgemerkt, dat in het algemeen in goed overleg met Eneco zal worden gekeken naar eventuele extra maatregelen bij de verwezenlijking van het bestemmingsplan.

Alles overziende geeft dit onderdeel van de bedenkingen van reclamanten Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Wat de bedenkingen betreft, die zien op het niet vermelden van de dubbelbestemming ‘Hoogspanningsleiding, sportdoeleinden, water’ overwegen Wij tot slot als volgt.

Met de algemene kennisgeving van een ontwerpraadsbesluit tot onteigening wordt beoogd een ieder inzicht te verschaffen in de inhoud van dat ontwerpbesluit. De algemene kennisgeving moet derhalve voldoende inzicht bieden in de aard van de werken en/of werkzaamheden ten behoeve waarvoor wordt onteigend. In de algemene kennisgeving die door de gemeente Utrecht op 5 december 2007 is gedaan, is kennelijk per abuis de hiervoor genoemde dubbelbestemming niet vermeld. De mede op de te onteigenen perceelsgedeelten rustende bestemmingen ‘Sportdoeleinden’ en ‘Water’ zijn wél in de publicatie vermeld als te realiseren bestemmingen. Wij zullen aan dit gebrek, gelet op de omstandigheden van het geval, evenwel geen gevolgen verbinden. De dubbelbestemming beoogt geen uitvoering, maar beschermt de bestaande situatie ten gunste van de leidingexploitant. Reclamanten hebben in de op 4 december 2007 aan hen gezonden persoonlijke kennisgeving wel kunnen lezen dat op de onderhavige perceelsgedeelten ook de dubbelbestemming ‘Hoogspanningsleiding, sportdoeleinden, water’ was gelegen. In het kader van de onteigeningsprocedure is het aannemelijk dat zij als enig belanghebbende kunnen worden aangemerkt, zodat zij naar Ons oordeel door het gebrek ook niet in hun belangen zijn geschaad.

Derhalve geeft een en ander Ons evenmin aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Het moet het in belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Utrecht worden geacht, dat de gemeente de eigendom van de in de onteigening begrepen gronden verkrijgt. Er bestaan ook voor het overige geen redenen om aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 29 mei 2008, kenmerk 2008-81, goed te keuren.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente Utrecht wordt bekendgemaakt en dat wordt meegedeeld aan de Raad van State, Provinciale Staten van Utrecht en aan degenen die bij Ons bedenkingen naar voren hebben gebracht. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit tot onteigening worden geplaatst in de Staatscourant.

Den Haag, 24 april 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Raadsbesluit

Datum: 29 mei 2008

Kenmerk: SO 08.020286

Het college van burgemeester en wethouders stelt de gemeenteraad voor het volgende besluit te nemen

  • 1. ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingspan Leidsche Rijn Utrecht 1999, met name ten behoeve van het uitwerkingsplan Sportpark Rijnvliet te besluiten tot onteigening ten name van de gemeente Utrecht van de percelen grond, kadastraal bekend gemeente Utrecht, sectie T, nrs. 841 (gedeeltelijk), 840 (gedeeltelijk), 844 (gedeeltelijk), 843 (gedeeltelijk), 859 (gedeeltelijk), 827 (gedeeltelijk), 847 (gedeeltelijk), 846 (gedeeltelijk), 850 (gedeeltelijk), 849 (gedeeltelijk), 872 (gedeeltelijk), 871 (gedeeltelijk) en 865 (gedeeltelijk), ter grootte van respectievelijk 13147 m2, 12623 m2, 4519 m2, 8590 m2, 6992 m2, 5932 m2, 5251 m2, 7990 m2, 11272 m2, 2291 m2, 22 m2, 9971 m2 en 10577 m2, plaatselijk bekend Strijkviertel.

  • 2. het onteigeningsplan vervalt, voorzover in hoogste instantie goedkeuring aan het uitwerkingsplan wordt onthouden

  • 3. niet tot dagvaarding wordt overgegaan voordat het uitwerkingsplan onherroepelijk is geworden

Geen van de beslispunten is referendabel.

Burgemeester en wethouders van Utrecht,

de secretaris.

De burgemeester.

Blad VI

  

Van het perceel, kadastraal bekend

Nummer van het grondplan

Te onteigenen grootte

Als

Ter grootte van

Sectie en nummer

VG: voorkeursrecht gemeenten

BP: belemmeringenwet privaatrecht

Ten name van

ha

a

ca

 

ha

a

ca

    

Gemeente UTRECHT

1

1

31

47

terrein (grasland)

1

54

60

T 841 VG

1/1 eigendom: Antonie Johannes Hubertus van Oostrom, gehuwd met Johanna Cornelia de Bruijn Utrecht

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Eneco Energie Infra Utrecht

NV Utrecht

          

2

1

26

23

terrein (grasland)

3

65

50

T 840 VG

1/1 eigendom: Antonie Johannes Hubertus van Oostrom, gehuwd met Johanna Cornelia de Bruijn Utrecht

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Eneco Energie Infra Utrecht

NV Utrecht

          

3

 

45

19

terrein (grasland)

 

95

92

T 844 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

4

 

85

90

terrein (grasland)

1

36

40

T 843 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

5

 

69

92

terrein (grasland)

3

59

90

T 859 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

6

 

59

32

terrein (grasland)

3

59

90

T 827 VG

1/1 eigendom: Antonie Johannes Hubertus van Oostrom, gehuwd met Johanna Cornelia de Bruijn Utrecht

          

7

 

52

51

terrein (grasland)

 

93

30

T 847 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

8

 

79

90

terrein (grasland)

1

38

30

T 846 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

9

1

12

72

terrein (grasland)

1

53

10

T 850 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

10

 

22

91

terrein (grasland)

 

82

10

T 849 VG

1/1 eigendom: Petrus Johannes Maria van Blokland, burgerlijke staat onbekend Biddinghuizen

          

11

  

22

terrein (grasland)

1

65

00

T 872 VG

1/1 eigendom: Stichting Fundatie Hillegonda Schoormond Driebergen-Rijsenburg

          

12

 

99

71

terrein (grasland)

1

8

10

T 871 VG, BP

1/1 eigendom: Stichting Fundatie Hillegonda Schoormond Driebergen-Rijsenburg

         

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel: De Staat (financien, domeinen)

          

13

1

05

77

terrein (grasland)

1

90

10

T 865 VG, BP

1/1 eigendom: Stichting Fundatie Hillegonda Schoormond Driebergen-Rijsenburg

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel: De Staat (financien, domeinen)

Naar boven