De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 2, vierde lid en
artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC en artikel 18, vijfde
lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling jaarverslaggeving onderwijs
wordtgewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
- g. BAPO:
de regeling ‘Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen’
zoals opgenomen in de geldende CAO’s voor PO en VO.
B
In artikel 3, onderdeel a, wordt na ‘660’ ingevoegd: behoudens
het bepaalde in artikel 3a ten aanzien van het bevoegd gezag van een school of
scholengemeenschappen in het primair en het voortgezet onderwijs.
C
Na artikel 3 wordt een nieuw artikel 3a ingevoegd
luidende:
ARTIKEL II INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt
terug tot en met 1 januari 2008.
ARTIKEL III VERVALLEN REGELING
Deze regeling vervalt op 1 januari 2011.
1. Maak een overzicht van de personeelsopbouw in 2008
respectievelijk 2009 in de leeftijd van 47 t/m 64 jaar, gesplitst in directie,
onderwijsondersteunend personeel en onderwijsgevend personeel.
2. Bepaal de verwachte BAPO-deelname in een percentage: Welk
percentage van het aantal FTE zal gebruik maken van de BAPO-regeling?
3. Bepaal het gemiddelde aantal BAPO-uren per leeftijdscategorie:
Hoeveel uren BAPO neemt elk personeelslid dat gebruik maakt van de
BAPO-regeling? Maximaal is dit 170, respectievelijk 340 uur, tenzij gebruik
wordt gemaakt van flexibele BAPO, waarbij de totale aanspraak wel op hetzelfde
maximum uitkomt.
4. Bepaal de blijfkans, het verwachte moment van uittreden en de
daarbij behorende totale BAPO-aanspraken.
5. Bepaal per leeftijdscategorie de deelname, uitgedrukt in FTE’s,
die met het BAPO-gebruik is gemoeid. Voor de leeftijdscategorieën van 52 jaar
en ouder moeten alleen de nog resterende aanspraken worden opgenomen.
6. Bepaal de omvang van de BAPO-aanspraken. Voor de verslagjaren
2008 en 2009 is dat als volgt:
Voor 47 jaar: 10% van het berekende bij 5.
Voor 48 jaar: 30% van het berekende bij 5.
Voor 49 jaar: 50% van het berekende bij 5.
Voor 50 jaar: 70% van het berekende bij 5.
Voor 51 jaar: 90% van het berekende bij 5.
Voor 52 t/m 64 jaar: 100% van het berekende bij 5.
7. Vermenigvuldig de uitkomsten van 6 met de gemiddelde jaarlijkse
salariskosten, die voor rekening zijn van de werkgever.
8. Bereken de (contante) waarde van de BAPO-aanspraken van de
uitkomsten van 7.
9. Bereken de (contante) waarde van de BAPO-inkomsten (2% van het
personele deel van de lumpsumbekostiging).
10. Bereken de hoogte van de BAPO-verplichtingen door de berekende
(contante) waarde van de lasten (8) te salderen met de baten (9).
Het bevoegd gezag neemt de overeenkomstig bijlage 1 uitgevoerde
berekeningen met behulp van een Excel spreadsheet op in een overzicht waarbij
de volgende indeling wordt gehanteerd:
TOELICHTING
Bij de invoering van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving (RJ 660) voor het onderwijs door middel van de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs zijn de gevolgen daarvan in relatie tot het
inrichten van een voorziening voor toekomstige BAPO-verplichtingen uitvoerig
aan de orde gesteld. Het vormen van een volwaardige BAPO-voorziening in de
sectoren PO en VO kan ongewenste effecten hebben op het eigen vermogen als
daarbij geen rekening kan worden gehouden met toekomstige baten, zoals
opgenomen in de jaarlijkse lumpsumbekostiging. In eerdere berichten over deze
BAPO-problematiek, o.a. de brief van mijn departement aan de schoolbesturen van
26 februari 2009, nr. AD/104458, is onder andere aangegeven dat binnen de
opbouw van de personele lumpsumbekostiging bij de sector PO, een bedrag ter
grootte van 2% kon worden gerelateerd aan de BAPO. Voor de sector VO is bij de
bepaling van de personele lumpsumbekostiging met ongeveer eenzelfde percentage
voor de BAPO rekening gehouden. Daarbij is het voorlopige standpunt ingenomen
dat bij het bepalen van de omvang van de BAPO-voorziening rekening zou moeten
worden gehouden met de toekomstige baten, zoals begrepen in de totale opbouw
van de lumpsum ofwel ongeveer 2% van het personele deel van de
lumpsumbekostiging.
Deze oplossing vond geen steun bij de Raad voor de Jaarverslaggeving
(RJ) omdat naar zijn oordeel het causale verband tussen genoemde baten en
betrokken lasten onvoldoende stringent kan worden aangeduid. Zoals vermeld ben
ik echter een andere mening toegedaan. Binnen de opbouw van de
lumpsumbekostiging is wel degelijk sprake van een aanduidbare component BAPO.
Vanuit een oogpunt van zorgvuldig financieel beheer bij de allocatie en
besteding van rijksmiddelen acht ik het daarom niet alleen toegestaan maar ook
wenselijk dat daarmee rekening kan worden gehouden bij het inrichten van een
voorziening BAPO. In deze opvatting word ik gesteund door zowel de VO-raad als
de PO-Raad.
De voorliggende regeling beoogt aanzienlijke en ongewenste
vermogensmutaties te voorkomen en daarmee een optimale inzet van de beschikbare
onderwijsmiddelen te waarborgen. Daarvoor is voor het onderdeel BAPO een
afwijking nodig van hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de Richtlijnen voor
de jaarverslaggeving. Het nieuwe artikel 3a in de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs voorziet hierin. Deze wijziging is in lijn met en formaliseert de
bestendige gedragslijn zoals die voor het kalenderjaar 2008 al was afgesproken
en ook zal gelden voor 2009.
Met deze wijziging van de regeling wil ik verder bereiken dat
schoolbesturen zich meer bewust worden van de te verwachten toekomstige
BAPO-lasten, en dat zij duidelijk maken hoe zij daarvoor de noodzakelijke
middelen kunnen vinden (dat is in lijn met de verplichting op basis van de
RJ-richtlijnen).
Deze wijziging is met de RJ besproken. De Raad stelt zich in beginsel
op het standpunt dat de RJ-inrichtingsvereisten, zeker op termijn, onverkort
moeten worden toegepast, maar heeft geen bezwaar tegen deze wijziging van de
regeling waarmee de onverkorte toepassing van hoofdstuk 271, voor wat betreft
de BAPO-voorziening, voor twee jaren wordt opgeschort. Dat betekent dat
uiterlijk vanaf het verslagjaar 2010 een definitieve oplossing moet zijn
gevonden.
Voor de verslagjaren 2008 en 2009 worden de BAPO-verplichtingen op
dezelfde wijze in de staat van baten en lasten en in de balans verantwoord als
in het voorgaande verslagjaar 2007 (bestendige gedragslijn). Daarnaast wordt in
een afzonderlijke toelichting bij de jaarrekening, met behulp van het
berekeningsmodel in de bijlage 1 bij deze regeling, een uniforme calculatie
opgenomen van de BAPO-lasten en baten. De uitkomsten worden overgenomen in het
in bijlage 2 vermelde overzicht en samen met de jaarrekening ingezonden. Aan de
hand van de berekeningsresultaten zoals die zullen blijken uit de
jaarrekeningen over 2008 zal een nadere evaluatie plaatsvinden van de in beeld
gebrachte financiële effecten. Dat zal mede input zijn voor het zoeken naar en
het vinden van een permanente oplossing voor de waardering van de BAPO vanaf
het verslagjaar 2010.
Administratieve lasten
Bij deze regeling wordt de voor 2008 afgesproken gedragslijn
geformaliseerd. Deze gedragslijn ligt in lijn met hetgeen schoolbesturen
voordien al deden en zal dan ook niet leiden tot een ingrijpende wijziging van
de verplichtingen op het gebied van de jaarverslaggeving. Deze regeling
veroorzaakt dan ook geen extra administratieve lasten.
1.1 Vaste verandermomenten
Deze regeling voorziet in het aanpassen van de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs. Deze aanpassing betreft de kalenderjaren 2008 en
2009 en werkt terug tot 1 januari 2008. Bij het toepassen van een vaste
inwerkingtredingdatum en invoeringstermijn van ten minste 3 maanden, volgens
het uitgangspunt van het kabinetsbeleid Vaste Verander Momenten (Kamerstukken
II 2006/07, 29 515, nr.
181) zou inwerkingtreding pas op 1 augustus 2009 mogelijk zijn.
Eerdere publicatie was niet mogelijk omdat de discussie tussen
enerzijds mijn departement, de PO-raad en VO-raad en anderzijds de Raad voor de
Jaarverslaglegging medio februari 2009 pas was afgerond. Aansluitend is
besloten om in lijn met de in 2008 afgesproken gedragslijn een voorziening te
treffen voor de kalenderjaren 2008 en 2009. In verband hiermee treedt deze
regeling zo spoedig mogelijk na publicatie in werking en werkt terug tot en met
1 januari 2008.
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.