Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2009, nr. VO/FBI-2009/107875, tot wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2, vierde lid en artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC en artikel 18, vijfde lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordtgewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. BAPO:

de regeling ‘Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen’ zoals opgenomen in de geldende CAO’s voor PO en VO.

B

In artikel 3, onderdeel a, wordt na ‘660’ ingevoegd: behoudens het bepaalde in artikel 3a ten aanzien van het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschappen in het primair en het voortgezet onderwijs.

C

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel 3a ingevoegd luidende:

  • 3a. In afwijking van hoofdstuk 271 van de richtlijnen worden voor de verslagjaren 2008 en 2009 voor toekomstige verplichtingen op basis van de BAPO door het bevoegd gezag de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a. een voorziening in verband met de BAPO wordt uitsluitend in de balans of in de staat van baten en lasten opgenomen als dat ook in voorgaand verslagjaar is gebeurd; de berekening en de verwerking van die voorziening zijn niet anders dan in voorgaand verslagjaar,

    • b. het bevoegd gezag neemt in een afzonderlijke toelichting bij de jaarrekening, aan de hand van het berekeningsmodel in de bijlage 1 bij deze regeling, een berekening op met de volgende gegevens:

      • 1. de waardering van de toekomstige lasten die voortvloeien uit de BAPO;

      • 2. de waardering van de toekomstige baten in verband met de BAPO zoals opgenomen in de lumpsumbekostiging;

      • 3. de hoogte van de BAPO-verplichtingen, gevormd door de lasten bedoeld onder b.1 te salderen met de baten bedoeld onder b.2.;

      • 4. de wijze waarop het bevoegd gezag de toekomstige BAPO-lasten denkt te kunnen opvangen;

      • 5. het bevoegd gezag neemt de uitkomsten van de berekeningen op de in bijlage 2 voorgeschreven wijze en stuurt deze samen met de jaarrekening in.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

ARTIKEL III VERVALLEN REGELING

Deze regeling vervalt op 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE 1

Berekening BAPO verplichtingen 2008 en 2009

  • 1. Maak een overzicht van de personeelsopbouw in 2008 respectievelijk 2009 in de leeftijd van 47 t/m 64 jaar, gesplitst in directie, onderwijsondersteunend personeel en onderwijsgevend personeel.

  • 2. Bepaal de verwachte BAPO-deelname in een percentage: Welk percentage van het aantal FTE zal gebruik maken van de BAPO-regeling?

  • 3. Bepaal het gemiddelde aantal BAPO-uren per leeftijdscategorie: Hoeveel uren BAPO neemt elk personeelslid dat gebruik maakt van de BAPO-regeling? Maximaal is dit 170, respectievelijk 340 uur, tenzij gebruik wordt gemaakt van flexibele BAPO, waarbij de totale aanspraak wel op hetzelfde maximum uitkomt.

  • 4. Bepaal de blijfkans, het verwachte moment van uittreden en de daarbij behorende totale BAPO-aanspraken.

  • 5. Bepaal per leeftijdscategorie de deelname, uitgedrukt in FTE’s, die met het BAPO-gebruik is gemoeid. Voor de leeftijdscategorieën van 52 jaar en ouder moeten alleen de nog resterende aanspraken worden opgenomen.

  • 6. Bepaal de omvang van de BAPO-aanspraken. Voor de verslagjaren 2008 en 2009 is dat als volgt:

    Voor 47 jaar: 10% van het berekende bij 5.

    Voor 48 jaar: 30% van het berekende bij 5.

    Voor 49 jaar: 50% van het berekende bij 5.

    Voor 50 jaar: 70% van het berekende bij 5.

    Voor 51 jaar: 90% van het berekende bij 5.

    Voor 52 t/m 64 jaar: 100% van het berekende bij 5.

  • 7. Vermenigvuldig de uitkomsten van 6 met de gemiddelde jaarlijkse salariskosten, die voor rekening zijn van de werkgever.

  • 8. Bereken de (contante) waarde van de BAPO-aanspraken van de uitkomsten van 7.

  • 9. Bereken de (contante) waarde van de BAPO-inkomsten (2% van het personele deel van de lumpsumbekostiging).

  • 10. Bereken de hoogte van de BAPO-verplichtingen door de berekende (contante) waarde van de lasten (8) te salderen met de baten (9).

BIJLAGE 2

Het bevoegd gezag neemt de overeenkomstig bijlage 1 uitgevoerde berekeningen met behulp van een Excel spreadsheet op in een overzicht waarbij de volgende indeling wordt gehanteerd:

Bevoegd gezagnummer:

 

Naam bevoegd gezag:

 

Plaats bevoegd gezag:

 

Kalenderjaar:

 

Onderwijssector:

(in te vullen door CFI)

BAPO aanspraken

PO (a)

BAPO aanspraken

VO (b)

Totaal BAPO aanspraken

(a+b)=C

BAPO inkomsten

PO (d)

BAPO inkomsten

VO (e)

Totaal BAPO inkomsten

(d+e)=F

Saldo BAPO verplichtingen

(C–F)=G

       
       
       

Berekening BAPO conform berekening 2007?

Ja/Nee

Zo nee, reden?

 

Op welke wijze denkt het bevoegd gezag de toekomstige BAPO-verplichtingen te kunnen opvangen?

 

TOELICHTING

Bij de invoering van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 660) voor het onderwijs door middel van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs zijn de gevolgen daarvan in relatie tot het inrichten van een voorziening voor toekomstige BAPO-verplichtingen uitvoerig aan de orde gesteld. Het vormen van een volwaardige BAPO-voorziening in de sectoren PO en VO kan ongewenste effecten hebben op het eigen vermogen als daarbij geen rekening kan worden gehouden met toekomstige baten, zoals opgenomen in de jaarlijkse lumpsumbekostiging. In eerdere berichten over deze BAPO-problematiek, o.a. de brief van mijn departement aan de schoolbesturen van 26 februari 2009, nr. AD/104458, is onder andere aangegeven dat binnen de opbouw van de personele lumpsumbekostiging bij de sector PO, een bedrag ter grootte van 2% kon worden gerelateerd aan de BAPO. Voor de sector VO is bij de bepaling van de personele lumpsumbekostiging met ongeveer eenzelfde percentage voor de BAPO rekening gehouden. Daarbij is het voorlopige standpunt ingenomen dat bij het bepalen van de omvang van de BAPO-voorziening rekening zou moeten worden gehouden met de toekomstige baten, zoals begrepen in de totale opbouw van de lumpsum ofwel ongeveer 2% van het personele deel van de lumpsumbekostiging.

Deze oplossing vond geen steun bij de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) omdat naar zijn oordeel het causale verband tussen genoemde baten en betrokken lasten onvoldoende stringent kan worden aangeduid. Zoals vermeld ben ik echter een andere mening toegedaan. Binnen de opbouw van de lumpsumbekostiging is wel degelijk sprake van een aanduidbare component BAPO. Vanuit een oogpunt van zorgvuldig financieel beheer bij de allocatie en besteding van rijksmiddelen acht ik het daarom niet alleen toegestaan maar ook wenselijk dat daarmee rekening kan worden gehouden bij het inrichten van een voorziening BAPO. In deze opvatting word ik gesteund door zowel de VO-raad als de PO-Raad.

De voorliggende regeling beoogt aanzienlijke en ongewenste vermogensmutaties te voorkomen en daarmee een optimale inzet van de beschikbare onderwijsmiddelen te waarborgen. Daarvoor is voor het onderdeel BAPO een afwijking nodig van hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het nieuwe artikel 3a in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs voorziet hierin. Deze wijziging is in lijn met en formaliseert de bestendige gedragslijn zoals die voor het kalenderjaar 2008 al was afgesproken en ook zal gelden voor 2009.

Met deze wijziging van de regeling wil ik verder bereiken dat schoolbesturen zich meer bewust worden van de te verwachten toekomstige BAPO-lasten, en dat zij duidelijk maken hoe zij daarvoor de noodzakelijke middelen kunnen vinden (dat is in lijn met de verplichting op basis van de RJ-richtlijnen).

Deze wijziging is met de RJ besproken. De Raad stelt zich in beginsel op het standpunt dat de RJ-inrichtingsvereisten, zeker op termijn, onverkort moeten worden toegepast, maar heeft geen bezwaar tegen deze wijziging van de regeling waarmee de onverkorte toepassing van hoofdstuk 271, voor wat betreft de BAPO-voorziening, voor twee jaren wordt opgeschort. Dat betekent dat uiterlijk vanaf het verslagjaar 2010 een definitieve oplossing moet zijn gevonden.

Voor de verslagjaren 2008 en 2009 worden de BAPO-verplichtingen op dezelfde wijze in de staat van baten en lasten en in de balans verantwoord als in het voorgaande verslagjaar 2007 (bestendige gedragslijn). Daarnaast wordt in een afzonderlijke toelichting bij de jaarrekening, met behulp van het berekeningsmodel in de bijlage 1 bij deze regeling, een uniforme calculatie opgenomen van de BAPO-lasten en baten. De uitkomsten worden overgenomen in het in bijlage 2 vermelde overzicht en samen met de jaarrekening ingezonden. Aan de hand van de berekeningsresultaten zoals die zullen blijken uit de jaarrekeningen over 2008 zal een nadere evaluatie plaatsvinden van de in beeld gebrachte financiële effecten. Dat zal mede input zijn voor het zoeken naar en het vinden van een permanente oplossing voor de waardering van de BAPO vanaf het verslagjaar 2010.

Administratieve lasten

Bij deze regeling wordt de voor 2008 afgesproken gedragslijn geformaliseerd. Deze gedragslijn ligt in lijn met hetgeen schoolbesturen voordien al deden en zal dan ook niet leiden tot een ingrijpende wijziging van de verplichtingen op het gebied van de jaarverslaggeving. Deze regeling veroorzaakt dan ook geen extra administratieve lasten.

1.1 Vaste verandermomenten

Deze regeling voorziet in het aanpassen van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Deze aanpassing betreft de kalenderjaren 2008 en 2009 en werkt terug tot 1 januari 2008. Bij het toepassen van een vaste inwerkingtredingdatum en invoeringstermijn van ten minste 3 maanden, volgens het uitgangspunt van het kabinetsbeleid Vaste Verander Momenten (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 181) zou inwerkingtreding pas op 1 augustus 2009 mogelijk zijn.

Eerdere publicatie was niet mogelijk omdat de discussie tussen enerzijds mijn departement, de PO-raad en VO-raad en anderzijds de Raad voor de Jaarverslaglegging medio februari 2009 pas was afgerond. Aansluitend is besloten om in lijn met de in 2008 afgesproken gedragslijn een voorziening te treffen voor de kalenderjaren 2008 en 2009. In verband hiermee treedt deze regeling zo spoedig mogelijk na publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven