Besluit van de Minister van Justitie van 6 mei 2009, kenmerk 5592715/Justis/09, strekkende tot aanwijzing van de medewerkers van de gemeente Arnhem tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de gemeente Arnhem en de daarop volgende adviezen van de korpschef van de regiopolitie Gelderland-Midden en de Hoofdofficier van Justitie te Arnhem;

Gelet op:

  • artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

  • artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

  • artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

Onder de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt in dit besluit verstaan:

De ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten en werkzaam bij de gemeente Arnhem, aangesteld in de functie van gemeentelijk opsporingsambtenaar zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 2

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als gemeentelijk opsporingsambtenaar, is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

    • a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Plantenziektewet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; de Veewet; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); de Monumentenwet 1988; de Wet openbare manifestaties; de Zondagswet; de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

    • b. de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, 447e en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht;

    • c. De verordeningen van de gemeente Arnhem waarbinnen de buitengewoon opsporingsambtenaar diens functie van gemeentelijke opsporingsambtenaar uitoefent, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid, voor de gemeentelijk opsporingsambtenaar, geldt voor het grondgebied van de gemeente Arnhem.

Artikel 3

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 4

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3 genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het politiekorps Gelderland-Midden.

Artikel 6

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders of namens hen het hoofd van de Dienst Stadsbeheer, afdeling Handhaving van de gemeente Arnhem brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

    • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Arnhem 2009.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 mei 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

Namens het college van Burgemeester en Wethouders heeft het hoofd van de Dienst Stadsbeheer, afdeling Handhaving van de gemeente Arnhem (hierna Stadsbeheer) mij, bij brief van 5 maart 2009, verzocht om een aanwijzing tot buitengewoon opsporingsambtenaar voor de functie van gemeentelijk opsporingsambtenaar.

In verband met de uitbreiding van de buitengewoon opsporingsambtenaren in het publieke domein (Vogelaarwijken) en de samenwerking met de afdeling Preventie en Toezicht wordt het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren bij Stadsbeheer op korte termijn uitgebreid tot 20 buitengewoon opsporingsambtenaren.

Gezien de specifieke werkzaamheden en kennis van de zeer omvangrijke bosgebieden en parken van de gemeente Arnhem is het niet wenselijk voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden een beroep op de plaatselijke politie te doen, dit mede gezien de prioriteitstelling die de politie aan deze gemeentelijke taken geeft.

Conform de adviezen van de direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Gelderland-Midden, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Arnhem, acht ik de noodzaak tot verlening van het categoriaal besluit aanwezig.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven